Een woord vooraf door Dr. P.J.H. Cuypers, Architect Rijks-Museum-Gebouwen

Vorige tekst Volgende tekst Online zoeken

Een woord vooraf door Dr. P.J.H. Cuypers, Architect Rijks-Museum-Gebouwen.

"Onbekend maakt onbemind".

Het doel door den A.N.W.B. bij deze uitgave beoogd, juich ik, wat onze meest zuidelijke provincie betreft, juist daarom bijzonder toe, omdat zij en op het gebied van natuurschoon en op dat van Kunst, bepaaldelijk van Architectuur, zooveel merkwaardigs biedt en toch door betrekkelijk weinigen gekend is.

Door de groote verscheidenheid zijner grondsoorten en voortbrengselen, door de rijke afwisseling van bosschen, heiden, akkers en boomgaarden, zijne schilderachtige bergen en dalen, wijkt Limburg in zoo menig opzicht af, van de overige deelen des lands, dat wie het niet bezocht, of in beeld aanschouwde, slechts een zeer onvolmaakte voorstelling van ons vaderland kan hebben.

Niet minder dan door de natuur, heeft deze provincie een heel eigen karakter, door de ten deele voortreffelijk bewaarde gedenkteekenen eener beschaving, welke op die der meeste anderen een voorsprong had van niet minder dan drie eeuwen. Driehonderd jaar immers voordat de H. Willibrordus den Friezen het Evangelie bracht, had St. Servaas, de eerste bisschop van Maastricht, wiens vruchtbaar leven nagenoeg de heele vierde eeuw beslaat, de overblijfsels der Romeinsche beschaving in de zuidelijke streken van ons land gechristend, en ontstonden op dien vruchtbaren bodem heerlijke monumenten van Christelijke en nationale Kunst, getuige de St. Servaas-basiliek door Monulphus en Gondulphus boven het graf van den grooten Geloofsverkondiger opgericht, weldra gevolgd door tal van andere, voor een groot deel nog bestaande merkwaardige bouwwerken tijdens de Carolingische en volgende perioden.

Hoewel het "onbekend maakt onbemind" misschien niet in gelijke mate geldt van het aangrenzende Noord-Brabant, bevat ook deze provincie menig plek vol bekoorlijk natuurschoon en menig heerlijk monument van den kunstzin onzer vaderen, vooral uit latere perioden; ik noem slechts de St. Janskerk te 's Hertogenbosch en de Groote Kerk te Breda, die ten zeerste verdienen meer gekend en bewonderd te worden.

Rijke afwisseling biedt dit IVe deel, doordien het tevens de Zeeuwsche stroomen en de groote rivieren behandelt, die majestueuze waterwegen welke aan ons land een geheel eenige en eigenaardige schoonheid verleenen.

Het schoonste van dat alles in beeld te bezitten zal een aangename herinnering zijn voor wie het bezocht, voor wie het nog niet bezocht een aansporing tot nadere kennismaking of een schadeloosstelling voor het gemis van eigen aanschouwing.

Dr. P.J.H. Cuypers,

Architect Rijks-Museum-Gebouwen.