"Ons Zeeland"

Op uitnodiging van de directeur van de N.V. Uitgevers Maatschappij "De Oogst" te Blaricum kwamen op 9 januari 1926 in het hotel de Lion d'Or in Haarlem de voorzitters van de Zeeuwse Verenigingen in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Haarlem en Utrecht samen om het voornemen, tot het uitgeven van een weekblad voor Zeeuwen buiten Zeeland woonachtig, te bespreken.

Besloten werd om de uitgave op 23 januari 1926 te starten. De naam van de uitgave werd bepaald op "Ons Zeeland" en de verenigingen verklaarden zich akkoord met de subtitel "Officieel Orgaan voor de Zeeuwsche Vereenigingen in Nederland". De verenigingen namen de inning van de abonnementsgelden voor hun rekening en zegden tevens toe het blad gedeeltelijk te zullen vullen met verenigingsnieuws.

Nummer 1 verscheen inderdaad op 23 januari en daarmee was de uitgave van "Ons Zeeland, Weekblad tot Bevordering van Zeeland's Handel en Industrie, Tevens Officieel Orgaan voor de Zeeuwsche Vereenigingen in Nederland" een feit.

De Zeeuwsche verenigingen waren, zo blijkt uit mededelingen in nummer 1 van "Ons Zeeland" in de eerste helft van de twintiger jaren opgericht: "Zeelandia" Amsterdam werd opgericht op 6 maart 1922, "Zeelandia" Den Haag werd in hetzelfde jaar opgericht, in 1923 werd in Haarlem "Zeeland" opgericht, Utrecht kreeg in 1925 een Zeeuwse vereniging en in 1926 waren ook in Arnhem en Nijmegen Zeeuwse verenigingen actief.

De verenigingen waren voornamelijk gezelligheidsverenigingen, "Zeelandia" Amsterdam hield bijeenkomsten op elke laatste donderdag van de maand, organiseerde "wetenschappelijke excursies, fietstochten", "een kinderoperette en Silvesteravond, benevens een tuinfeest", ook werden opgevoerd "één-acters en revue's in Zeeuwsche klederdracht"; "Zeelandia" Den Haag verzorgde toneelavonden in "Zeeuwsche taal en kleederdracht" en hield een collecte voor "de visschersramp te Arnemuiden en Vlissingen", "Zeeland" Haarlem organiseerde gezellige bijeenkomsten "bedoeld als gelegenheid om de leden meer met elkaar in kennis te brengen". De verenigingen leverden ongetwijfeld een bijdrage aan het vergemakkelijken van de overgang van de kleinschalig en overzichtelijke Zeeuwse dorps- en (kleine-)stads-samenlevingen naar de grootschaliger en anoniemer grote stads-samenlevingen.

De verenigingen hadden al eerder een poging gedaan een periodiek op te richten, maar die uitgave -ook "Ons Zeeland" geheten -was ter ziele gegaan.

De verwachtingen zijn dit maal echter hoog gespannen, de uitgave zal zeker aan een behoefte voldoen meent men, want "De Mensch toch hangt immers aan de plaats waar hij geboren is en veelal groot gebracht", het blad gaat vast en zeker een "onmisbare plaats in het gezin innemen".

Hier en daar klinkt echter ook twijfel, de heer Vogel, voorzitter van "Zeelandia" Den Haag verwacht dat het abonnementsgeld voor sommigen een bezwaar kan zijn en alhoewel de uitgever zegt de toekomst niet te vrezen, wijst hij er toch ook op dat het een tijd is van "moordende concurrentie en naijver".

Dat die twijfel terecht was bleek al spoedig, het blad kreeg niet voldoende abonnees om te kunnen blijven bestaan, maar gelukkig verscheen de uitgever en drukker G.W. Den Boer als reddende engel op het toneel op het moment dat de financiële toestand zeer nijpend was. Met ingang van nummer 13, eerste jaargang, op 24 april, nam Den Boer "Ons Zeeland" over van de eerste uitgever. De subtitel was nu: "Weekblad tot Bevordering van Zeeland's Belangen, Tevens Officieel Orgaan voor de Zeeuwse Vereenigingen in Nederland".

In de toelichting op de overname wordt het doel van de uitgave geschetst: "de belangrijkste gebeurtenissen in een voor een weekblad geschikten vorm mede te deelen" en "van onze zijde zal niets ongedaan worden gelaten om door foto's het geschrevene zooveel doenlijk aan te vullen".

Na een aanvankelijke "sukkelperiode" brak er met de aanstelling van Antoine van den Berg als hoofdredacteur een bloeiperiode aan. "Ons Zeeland" werd "een blad dat er wezen mocht, en dat zich van vele weekbladen gunstig onderscheidde, zowel door zijn inhoud als door zijn keurige verzorging", schrijft Leo Van Breen eind 1929 als "Ons Zeeland" als zelfstandige uitgave ten slotte toch de geest geeft.

Een te klein afzetgebied, een relatief dure uitgave, de concurrentie van de "Zeeuwsche Editie" van het weekblad "Groot Rotterdam" en wellicht het overlijden van de uitgever (in oktober 1929), voor wie "Ons Zeeland" zijn stokpaardje was, waarbij zakelijke overwegingen op het tweede plan kwamen, leidden er toe dat in december 1929 "Ons Zeeland" werd opgenomen in de "Zeeuwsche Editie" van "Groot Rotterdam".

In oktober 1931 wordt de naam "Ons Zeeland" weer van stal gehaald en verdwijnt de "Zeeuwsche Editie" van het toneel. In februari 1935 wordt de naam veranderd in "Ons Zeeland Panorama" en in december 1940 verdwijnt de omschrijving Ons Zeeland uit de kop van het weekblad, dat dan verder door het leven gaat als "Panorama"

Goed beschouwd zijn er twee dus "Ons Zeeland"-en, in de eerste plaats de uitgave van 1926 tot eind 1929 en in de tweede plaats de uitgave van 1930 tot eind 1940. Beide uitgaven hadden hun kenmerkende kwaliteiten.

Het "Ons Zeeland" dat in de periode 1926-1929 verscheen was een blad dat van meet af aan zeer informatief was, waar het Zeeuwse aangelegenheden betrof, zowel in woord als in beeld. Majeure ontwikkelingen, waarvan nog tot op de dag van vandaag de duidelijke sporen in het maatschappelijke leven en in het landschap terug te vinden zijn, worden uitgebreid beschreven en becommentarieerd.

De elektrificatie; de aanleg van de waterleiding; de aanleg van wegen, spoorwegen, havens en sluizen; de bouw van ziekenhuizen, scholen, kerken en abattoirs; de opkomst van het toerisme; de mechanisering van de landbouw; de opkomst van de industrie; de verbeteringen van de afwatering, enz. mogen zich in de aandacht van de redactie verheugen.

Aanvankelijk begonnen als een "neutraal" verenigingsblad, ontwikkelt het zich in de loop der jaren tot een blad met een hier en daar uitgesproken mening, waarbij mij het etiket "sociaal liberaal" goed lijkt te passen: op de bres voor handhaving van burgerlijke vrijheden, dus tegen allerlei beperkingen die met name het orthodox protestantse deel van de Zeeuwse bevolking hun medeburgers op willen leggen; vóór bestuurlijke openheid en vóór het kritisch volgen van het openbaar bestuur; op economisch gebied tegen protectie, vóór vrijhandel, tegen belastingverhogingen, maar zeer vóór overheidsinvesteringen in de infrastructuur; op sociaal gebied reikt de interesse niet veel verder dan wat er eventueel met behulp van werkverschaffing nog aan moois gerealiseerd kan worden, aan de leefomstandigheden van "gewone man" wordt slechts weinig aandacht geschonken.

Door de band genomen was "Ons Zeeland" goed geschreven en veel teksten zijn tot op de dag van vandaag nog verrassend goed (in figuurlijke zin) leesbaar. De foto's zijn, dank zij het kwalitatief goede papier waarop het blad gedrukt werd, nog nauwelijks verkleurd, maar niet altijd even scherp. De opmaak, met name van het fotodeel, is wat statisch en dat geldt ook voor een deel van de foto's zelf: toch nog relatief veel dorps- en stadsgezichten, maar gelukkig ook heel wat reportages die de het dagelijks werk en de hoogtijfestiviteiten tonen.

Het "Ons Zeeland" dat in de dertiger jaren verscheen had een heel ander, veel minder uitgesproken, karakter. In plaats van informatief was het op verstrooiing gericht. Het blad was redactioneel neutraal, in opmaak professioneel en het bood de kijker bovendien een duidelijke blik op de wereld buiten Nederland.

De "Zeeuwsche Editie" was in de allereerste plaats een geïllustreerd weekblad, de tekst was volledig ondergeschikt aan het beeld. Het Zeeuwse element in de tekst was zeer minimaal, behalve op sportgebied.

Het Zeeuwse element in het fotodeel kwam daarentegen zeer goed uit de verf. Het aantal foto's was groter dan in het "Ons Zeeland" uit de twintiger jaren en ook de thema's waren anders, gevarieerder: met name ook het leven van alle dag komt in de foto's uitgebreid aan de orde. Jammer genoeg zijn de foto's sterker verkleurd.

Overigens bestond de "Zeeuwsche Editie" al vanaf december 1927 en ook in de periode daarvoor werd in "Groot Rotterdam" -dat in 1927 aan zijn vijfde jaargang bezig was- al veel aandacht aan Zeeland geschonken. Het is zelfs zo dat bijvoorbeeld in 1927 een groot aantal van de foto's uit "Ons Zeeland" ook in de "Zeeuwsche Editie" te vinden zijn. Het hierboven beschreven verschil in karakter tussen de twee bladen is in 1927 al duidelijk waarneembaar.

Strikt genomen behoeft het beeld van twee verschillende uitgaven die elkaar opvolgen enige nuancering. Beter is het wellicht te spreken van twee uitgaven die naast elkaar bestaan, waarbij "Groot Rotterdam", dat vanaf 1923 bestaat, in 1927 een Zeeuwsche editie gaat voeren die, weliswaar onder verschillende benamingen, tot 1940 gehandhaafd blijft.

Het "Ons Zeeland" van Den Boer is een bron die in de vier jaar van haar bestaan duizenden bladzijden tekst oplevert, voor een groot deel aan Zeeuwse zaken gewijd, terwijl de uitgave in de loop van haar bestaan ook nog eens enkele duizenden (naar schatting zo'n 3500) Zeeuwse foto's oplevert.

De "Zeeuwsche Editie" moet met haar voorganger en opvolgers goed zijn voor misschien wel 20.000 Zeeuwse foto's, de nummers in de dertiger jaren bevatten gemiddeld zo'n 30 foto's, in de twintiger jaren is dat gemiddeld zo'n 20 foto's.

De uitgaven bieden samen een uitstekende zicht op de Zeeuwse samenleving in het interbellum.

Ad Weststrate

Veere, juli 1997.