Ons Zeeland 1929, nummer 13

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

J.H. Deibel overleden; de Minister van Waterstaat over onze treinverbindingen met Holland en België; pluimen voor en klachten over het verkeer in ons gewest.

Zondagmiddag is, zeer onverwachts, in het Gasthuis te Middelburg op 56-jarigen leeftijd overleden de heer J. H. Deibel, directeur-hoofdredacteur der "Middelburgsche Courant". In Middelburg, in Zeeland en in de Nederlandsche journalistiek zal deze plotselinge dood met ontzetting vernomen zijn, want de heer Deibel was in onze provincie een bekende en geachte persoonlijkheid en in de vaderlandsche journalistiek een kundig en gewaardeerd collega. Voordat we nu 3 jaar geleden voor het eerst in Zeeland kwamen, kenden we, als vele anderen, Deibel's vermaarde en knappe hoofdartikelen reeds.

In 1926 was de heer Deibel 25 jaren aan de "Middelburgsche Courant" verbonden en naar aanleiding van dit jubileum verscheen in "Ons Zeeland" een interview, waarin de mensch Deibel en de journalist Deibel geteekend werden. Van dit interview moge thans hier nog een en ander opnieuw gedrukt worden. De heer Deibel vertelde den interviewer o. a.:

"Ik begon mijn journalistieke loopbaan in Arnhem, aan het weekblad "Gelria", waar de redacteur, de heer J. J. de Roode, me met de beginselen der journalistiek vertrouwd maakte. Van Arnhem ging ik naar Zwolle, waar ik van 1894 tot 1899 aan de "Zwolsche Courant" werkzaam was. Het verlangen iets meer van de wereld te zien, de lust tot zwerven kun je het noemen, dreef mij buiten de grenzen. Ik kreeg een aanstelling bij de redactie van "Ons land" in Zuid-Afrika. Onder leiding van den redacteur Malan, later Minister Malan, heb ik twee jaar in Kaapstad gewerkt. Het eerste jaar van den boerenoorlog maakte ik mee. Op een afstand echter, in het stille punt van den cycloon. Oorlogswerk als journalist heb ik er niet verricht. Toch zat ik dicht genoeg in de omgeving om belangrijke copie voor Hollandsche bladen te bemachtigen. Mijn artikelen in de Zwolsche waren ongeveer het eenige objectieve nieuws over Afrika, dat in die dagen ons land bereikte.

In 1901 nam ik een benoeming tot redacteur-buitenland van de "Middelburgsche Courant" aan. In 1912 werd ik aangesteld tot directeur-hoofdredacteur".

Het interview herinnert er dan verder aan, dat de heer Deibel specialist, der Schelde-kwestie was. Verder luidt het: "Vertelt U nog iets over Uw werk in Middelburg". "Daar is niet veel van te zeggen. Als hoofdredacteur van de courant volg ik de gebeurtenissen van den dag".

Interviewer schrijft tot slot:

"Het afscheid volgt spoedig. De laatste zin blijft me langen tijd bij, omdat hij me meer zegt dan een lang relaas over de werkzaamheden aan een dagblad",

De heer Deibel, die 25 jaren achtereen het wel en wee der "Middelburgsche Courant" deelde, was over zijn werk als journalist bescheiden. Ik zal dus niet onbescheiden zijn en trachten te benaderen welk een arbeid hij in deze kwarteeuw verrichtte en van hoe groote beteekenis zijn talent was voor Middelburg en andere plaatsen op Walcheren. Aan den aanvang schreef ik, dat ik van den heer Deibel hoorde, voordat ik een voet in Zeeland zette. Alvorens de bekwaamheden van een journalist, aan een provinciaal dagblad tot ver buiten de grenzen van zijn "gebied" opvallen, moet die journalist over buitengewone gaven beschikken. Wie het werk van den heer Deibel kent, wie de fiere wapens kent, waarmede hij de vrijzinnige beginselen zoovele jaren verdedigde, zal zich niet verwonderen, dat de naam van den jubilaris in de wereld der journalistiek een prachtigen klank

heeft. .. ."

Tot zoover het interview met den heer Deibel nu 3 jaar geleden. We hebben er weinig aan toe te voegen, daar het de beteekenis van Deibel weergaf zooals we die ook thans nog zien.

Na zijn dood is in breeden kring bekend geworden, dat de Zaterdagsche Zeeuwsche "men" (waarover heel wat te doen is geweest) niemand anders dan de heer Deibel was. Deze uiterst knappe artikelen doen nu zijn journalistieke bekwaamheden nog beter naar voren komen,

Deibel was niet iemand die veel omgang met zijn collega's had, en slechts zelden hebben we van zijn persoonlijke charme kunnen genieten. Doch de enkele keeren dat we hem ontmoetten, hebben We zijn esprit, zijn artistieke inzichten, zijn persoonlijkheid gewaardeerd.

De heer Deibel was een persoonlijkheid. Ook in de "Middelburgsche Courant" kwam, deze tot uiting. Als hij zijn weloverwogen meening had neergeschreven, wist hij niet van transigeeren. Hij was een journalist van den ouden stempel, in de beste beteekenis van het woord en voor de journalistiek was bij een waar sieraad.

Een goed mensch en een kundig journalist is Zeeland Zondag ontvallen.

Zijn nagedachtenis zal bij zijn collega's en lezers in eere blijven.

Rust zacht, Deibel.

x

Zeeland heeft in den Senaat weer de aandacht gehad. N.l. in de memorie van antwoord op het voorloopig verslag van de afdeelingen der Eerste Kamer over de begrooting van waterstaat. Van belang is wel hetgeen daarin over de spoorwegverbindingen met Zeeland wordt gezegd:

"Het vervoer van en naar Zeeland wordt met de bestaande verbindingen niet onvoldoende bediend. Behalve de boottreinen loopen in elke richting drie á vier snelle verbindingen Zeeland-Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Het niet omvangrijke verkeer wettigt voorloopig geen uitbreiding van het aantal treinen. Het materieel van die snelle verbindingen loopt steeds door voorbij Roosendaal.

Naar en van welke richting te Roosendaal de Zeeuwsche treinen moeten worden doorgevoerd, wordt beïnvloed door het samenvallen van het Fransch-Belgisch verkeer met dat van Zeeland. De hoofdverbindingen tusschen Amsterdam-Rotterdam en België-Frankrijk zijn de vrucht van internationaal overleg en kunnen niet aangepast worden aan den treinenloop op de Zeeuwsche lijn, terwijl evenmin, in verband met het sterk overwegende binnenlandsche verkeer van Zeeland, de regeling van de treinen aldaar gericht kan worden op de genoemde internationale verbindingen.

Het is niet duidelijk, in welk opzicht de treinverbindingen in aansluiting aan de booten der maatschappij "Zeeland" te wenschen zouden overlaten. Naar de meening van den Minister zijn de verbindingen hier te lande snel en goed".

Voorloopig kunnen we dus de hoop op betere verbindingen met Holland en België wel weer laten varen. We begrijpen, dat het niet loonend wordt geacht meer en snellere treinen van en naar ons gewest in te leggen. Niet begrijpen evenwel kunnen we het standpunt, dat de verbindingen aan hoogere eischen voldoen.

Dat is evenwel weer een kwestie van opvatting

x

Een ander geluid over verbindingsmiddelen als in de Eerste Kamer werd dezer dagen gehoord in de derde verkeersconferentie, die door Gedeputeerden te Middelburg bijeen was geroepen en bijgewoond werd door verschillende maatschappijen en organisaties die belang hebben bij het verkeer in Zeeland. De aanwezigen waren er minder enthousiast over de verkeersmiddelen dan de Minister in den Senaat.

Alvorens men tot bespreking van allerlei wenschen overging, gaf de voorzitter der bijeenkomst, de Commissaris der Koningin, een overzicht van de verbeteringen, die in den loop der jaren tot stand kwamen en nog tot stand zullen komen. Men moppert nogal gaarne en veel over de Zeeuwsche verkeersmiddelen en daarom is het wel goed dit overzicht van den heer Quarles van Ufford hier weer te geven. Wellicht leidt het tot eenige dankbaarheid. Spr. noemde allereerst de motorveerboot, die, aldus spr., zeker bewezen heeft een degelijk vervoermiddel te zijn, dit gedurende den geheelen zomer. Zeer mooie toegangswegen tot deze boot zijn gemaakt en daarvoor bracht spr. hulde aan den Rijkswaterstaat. Dan is er de nieuwe boot voor Wolphaartsdijk-Kortgene, en het plan voor den bouw van een tweede boot, die fl 70.000,- zal kosten. Dan het verbeteren en verbreeden van de aanlegsteigers te Kamperland en Kortgene; en de plannen voor verbetering van die te Walzoorden en te Stavenisse. Plannen zullen worden ontworpen voor een ponton in de haven van Zierikzee. Hulde brengt spr. aan de gemeente Tholen, die geheel alleen de brug deed bouwen. Dan is er de totstandkoming van de Zuid-Bevelandsche spoorwegen, de uitbreiding van de landbouwlijnen van de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramwegmaatschappij en wellicht spoedig een electrische tram Breskens-Knocke. Veel wordt er ook aan de wegenverbetering gedaan en de provincie stort daarvoor jaarlijks minstens f 70.000.- in het wegenfonds.

Tot stand zijn in wording verbeterde wegen van Brouwershaven naar Zierikzee, over den Graafjansdijk; van IJzendijke naar de Belgische grens; den Nieuwen Vlissingschen weg en dan de in verren staat van voorbereiding verkeerende plannen voor den weg naar Westkapelle en Domburg. Zeer ernstig wordt ook de aandacht gevestigd op de scheepvaart, wat blijkt uit de pogingen om een kanaal Hulst-Axelsche Sassing te krijgen, dat tevens voor de afwatering kan dienen.

Men ziet alzoo.... een heele lijst van goede zaken, welke we van tijd tot tijd, als we een aansluiting missen, maar onder oogen moeten nemen ter opwekking.

Nadat de Commissaris der Koningin de zitting met het noemen der verbeteringen had ingeleid, kwamen tal van wenschen los, die we hier niet zullen weergeven. Ze zijn reeds jaren bekend. Natuurlijk kon de voorzitter niet steeds een hoopvolle uitkomst in het uitzicht stellen, doch hij zegde zooveel mogelijk medewerking van Gedeputeerden toe.

Op den duur zal aan de meeste kwesties wel een bevredigende oplossing gegeven kunnen worden.

Als we bedenken welk een moeilijk verkeers-land Zeeland van nature is en we kijken naar hetgeen reeds werd bereikt en naar het streven om het land nog meer aan de eischen van het moderne verkeer aan te passen, dan kan men niet anders dan tevreden zijn. Verheugend is het bepaald, dat Gedeputeerden steeds contact zoeken met de organisaties die in de eerste plaats bij betere verbindingen gebaat zijn.

Dit wijst op practisch inzicht!

VAN EIGEN BODEM

WELZINGE.

Het platteland van Walcheren telde vroeger minder bewoners dan thans en toch waren er meer dorpen. Hieruit volgt dus, dat de dorpen veel kleiner moeten geweest zijn. Toch had elk dorp, hoe klein ook, zijn eigen kerk en vormde een afzonderlijke parochie of kerkelijke gemeente.

Tijdens de Spaansche troebelen (1572-1574), toen geheel Walcheren het tooneel van den strijd was, zijn vele dier kerken en ten deele ook de dorpen, verwoest. Daar de bevolking schaarsch was geworden en zeer was verarmd, werden verscheidene kerkgebouwen en huizen niet meer opgebouwd. Tot in 't begin der vorige eeuw bleven vele ruïnes der kerken staan. Thans draagt de omgeving van een boerenhofstede met een paar arbeiderswoningen nog den ouden naam,

Zoo zijn op Walcheren een tiental dorpen van den aardbodem verdwenen, n.l. Welzinge, Nieuwerkerk, Schellach, Ter Bottinge, Boudewijnskerke, Mariekerke, St. Janskerke, Hoogelande, Krommenhoeke en Poppendamme. Alleen de ruïne van Hoogelande staat er nog en op Ter Bottinge een stuk kerkmuur.

Waar men van genoemde dorpen hun plaats nog kan aanwijzen, heeft de kerk op het hoogst gelegen terrein gestaan en wel georiënteerd, d.w.z. 't altaar stond aan de Oostzijde.

Hierboven geven wij een foto van het dorpje Welzinge, dat lag aan het vaarwater de Welzinge, waarin het oude kanaal van Middelburg uitliep. Genoemde foto is gemaakt naar een teekening, voorkomende in de Kroniek van Smallegange.

Het dorp Welzinge lag in 't ambacht Welzinge, thans een deel van de burgerlijke gemeente Ritthem.

In 1240 reeds werd door den bisschop van Utrecht melding gemaakt van de Ecclesia (kerk) S. Mariae in Welsinghen.

In de 14de, 15de en 16de eeuw was het ambacht in stukken verdeeld, die aan verschillende personen behoorden. Het eene na 't andere stuk ambacht werd door de stad Middelburg gekocht om het ten laatste geheel te bezitten (1560-1579-1632). De stad had besloten Welzinge te koopen "coste wat zij costen moegh" om steeds beveiliging te hebben voor haar uitweg naar zee.

In 1678 begon Middelburg haar vele heerlijkheden te verkoopen tot delging der schulden, Welzinge kwam vervolgens aan verschillende families. Thans behoort het aan H. J. Baron van Doorn van Westcapelle, wonende te Brussel, die behalve Westkapelle en Welzinge, ook het aangrenzende Nieuwerve bezit.

Op de teekening zien wij het kerkje met toren en eenige woningen. Verder een ouderwetschen zoogen. standaard- of staakmolen, en in de verte het fort Rammekens, dat vroeger geen wallen had. Ook zien wij het Welzingsch haventje, waarin 2 schepen liggen.

Aan de overzijde van 't water De Welzinge lag het eiland St. Joosland, later door inpoldering vergroot en ten laatste in 1818 met Walcheren verbonden,

De Welzinge slibde langzamerhand dicht. Bij gedeelten werd zij ingepolderd. Het laatste deel, de Schorerpolder, in 1860. De stad Middelburg had in 1817 reeds een kanaal gekregen naar 't Veersche Gat.

Toen 't eiland N. en St. Joosland nog niet bestond, was er van Arnemuiden tot Welzinge en tot Zuid-Beveland een groote watervlakte, terecht toen "Het Vlakke" genoemd. De aangrenzende landen hebben veel geleden van watervloeden, grondbraken en dijkvallen. Een slaperdijk, vroeger den meer typischen naam van zorgdijk of "waerdijck" dragende, moest vaak gelegd worden. Zoo werd in 1526 zulk een dijk gelegd dwars door 't dorp Welzinge, waardoor de tegenwoordige Welzingsche polder ontstond.

Wij zeiden reeds, dat tijdens de Spaansche troebelen de kerk van Welzinge ten deele werd verwoest. Langen tijd bleef zij als een ruïne liggen om ten laatste geheel te verdwijnen, toen de steenen en het puin gebruikt werden tot versterking der dijken en tot verbetering der laagliggende slijkwegen.

Daar in de 17de eeuw de Welzingsche polder eenige malen invloeide, werden de enkele huizen door de bewoners verlaten en thans ziet men geen enkel spoor meer van 't dorp. Langen tijd wist men zelfs zijn plaats niet meer.

Door nauwkeurige onderzoekingen hebben de heeren A. Walrave en F. P. Polderdijk in 1893 kunnen aanwijzen waar de kerk gestaan heeft. Het opgraven van fondamenten, stukken scaliën (leien) en geraamten op het oude kerkhof waren voldoende aanduidingen. Een paar jaar geleden stuitte men bij het draineeren ook op fondamenten.

Volgens het register van het bisdom Utrecht werd in 1330 tot pastoor te Welzinge benoemd Johannes van Welzinge. De laatste pastoor was Augustus Fabrus, die in 1547 werd aangesteld.

Na de Hervorming behoorde Welzinge kerkelijk tot Ritthem. Het wapen van 't ambacht Welzinge is een schild van azuur (blauw) uit welks onderkant zilveren vlammen opstijgen, met een gevierendeeld vrij kwartier van goud in den linkerbovenhoek. In ieder deel een leeuw, twee van sabel (zwart) en twee van keel (rood) overhoeks geplaatst, zijnde de wapens van Henegouwen en van Holland.

Ritthem.

B. J. DE MEIJ.

Een kikvorsen in 't Zeeuwsche wapen!

door

LEO VAN BREEN.

Als je vroeger, een paar eeuwen terug, een dichter wilde zijn, dan leerde je wat Latijn, las een en ander van Seneca en Euripides, nam vervolgens een rijmwoordenboek benevens een vel papier en een ganzepen, en daar ging je! En geloof maar, dat je werk dan eens overal verslonden werd! Tegenwoordig is dat anders. Je schakelt je radio in, en tusschen een charleston en een foxtrot dicteer je aan je secretaris(esse) een vers. En 't wordt door niemand gelezen. .. Nee, zóó erg is het gelukkig niet. Ook onder de vroegere dichters zijn er, die nu nog het lezen waard zijn. En onder de moderne zijn er, die werkelijk ook gelezen worden, maar het dichten is niet leuk meer, tegenwoordig. Kort en goed: de mop is er af. Je wordt niet meer vereerd; hoogstens uitgelachen, en met zuurverdiende spaarduiten koop je de niet verkochte exemplaren van je bundel op, om ze niet op een boekenstalletje te zien. Alsof ze daar slechter van zouden worden. Maar we dwalen af. Op mij rust de aangename, maar zeer verantwoordelijke taak om het opschrift van dit artikeltje naar behooren en op gepaste wijze te verklaren.

Nu dan, men was eenige eeuwen geleden in ons land van meening, dat in Zeeland slechts twee dingen bestonden: kikvorschen en de Zeeuwsche koorts. Natuurlijk waren er ook menschen. Zelfs dichters. In de 17e eeuw bezat onze provincie een groote schaar van dergelijke onschadelijke wezens, waarvan enkele, zooals Cats en de Brune, in het geheele land bekend waren,

Toch scheen men over het algemeen van meening, dat het geluid, voortgebracht door de Zeeuwsche poëeten, veel weg had van dat der kikvorschen. Nu is een dergelijke insinuatie zelfs voor een dichter beleedigend.

Toen nu in het jaar 1622 Anna Roemers, de dochter van R. Visscher, en een bekend dichteres, naar Zeeland kwam, besloot de Zeeuwsche uitgever A. v. d. Venne, eens te laten zien, wat de Zeeuwen konden presteeren. Daartoe stelde hij, met behulp van de voornaamste Zeeuwsche dichters Cats, de Brune, Hofferus, Valerius, de Swaef, e. a. een bloemlezing samen, die den naam droeg van.... "De Zeeuwsche Nachtegael". Dat was nog eens iets anders dan kikvorschengekwaak! In zijn voorrede komt v. d. Venne met kracht op tegen de klaarblijkelijk algemeen heerschende meening der Hollanders over Zeeland.

Er zijn in Zeeland dichters, zegt hij zoo ongeveer, die het gezang der nachtegaal evenaren, zoo niet overtreffen.

En hiervan moest de in 1623 verschenen bloemlezing het bewijs geven. Dat deed deze dan ook. De Zeeuwsche Nachtegael is misschien wel het belangrijkste werk uit de Zeeuwsche letterkunde; vooral door de verscheidenheid van den inhoud. Er staan prachtige dingen in, kostelijke vrijpartijtjes wisselen af met ernstige religieuze gezangen.

Vader Cats laat geregeld zijn moralistisch geluid hooren, en v. d. Venne zorgt voor de pret. Het boek is bont als een Zeeuwsche boerenkermis; vol van bruisend leven.

Maar dat de kikvorsen en de Zeeuwscbe koorts veel poeëten nog dwars zit, blijkt uit verschillende gedichten. Daar is b.v. het Zeeus vreuchden-liedt, dat als volgt eindigt:

Nu Zeelant blijft verhooght,

omdat men dij vertooght

wat dat ghij nu en dan laet sien

aen u ghebuersche buyten-lien,

die roemen, en noemen, en doen verhael,

en roepen Nachtegael,

dan Kickers, vocht-slickers,

aen pluymeloos gebroetsel stom van tael.

A. S (chotte).

Dat is dus de Nachtegael, ons voornaamste letterkundig product, waarop we trotsch kunnen zijn. Wie dit leest, zal ongetwijfeld van oordeel zijn, dat de klacht van onze dichters billijk was. Maar waar we hier nu eenmaal niet over nachtegalen beschikken, lijkt het mij maar het beste, de reeds genoemde kikvorsch als remplaçant aan te nemen. Zoodat ik maar zeggen wil, dat de "puut" eigenlijk wel recht heeft om een plaatsje te krijgen in ons wapen, al was het alleen maar om de voorname rol, die hij in het belangrijkste tijdperk onzer geschiedenis heeft gespeeld.

 

 

herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XXIII.

Er zijn zekere omstandigheden waarin een mensch, laat staan een 16-jarig, dichterlijk jongmensch, geen meester meer is over zich-zelf. Dat hij niet meer weet wat hij doet, dat het wel lijkt alsof alles buiten hem om gebeurt, dat hij wordt geleefd.

Zoo ook toèn. Want van het moment af dat hij terugkeerde op z'n schreden en z'n ideaal volgde, was hij niet meer dezelfde, leek het alsof een ander al deze handelingen ondernam en.... tot een gunstig einde bracht.

Ja, waarachtig, tot een gunstig einde bracht! Later daaraan terugdenkend, bevreemdde het hem zeer, dat hij toentertijd zou weinig in spanning had gezeten. Het was hem of hij van te voren héél zeker de uitkomst van deze onderneming had geweten. Het eenige wat hem in de war bracht was het avontuur zelf, het besluiten tot de daad. De rest ging vanzelf....

Wat hij het eerst tegen haar zei dien regenachtigen lenteavond, terwijl zij samen liepen over den Dam, waarachtig, dat is hij vergeten. Er leefde alleen in hem de groote vreugde dat het nu eindelijk gebeurd was, dat hij haar kènde, dat hij, samen met haar, gewandeld had en dat toen hij haar tot dicht bij haar huis had gebracht, haar kleine, zachte meisjeshand in de zijne had gelegd, rustig en vertrouwd, alsof zij elkaar al jaren kenden.

Hoe hij thuiskwam dien avond; gij moet mij gelooven, maar.... ook dàt is hij vergeten. Vermoedelijk kwam hij de eerste uren in het geheel niet thuis, maar zwierf hij rond, alleen met z'n gedachten, die wonderlijk opstandig en talrijk waren. Het is ook mogelijk, dat hij toen weer een van de vele Gedichten samenstelde, die erger zijn dan de derdedaagsche-koorts en sentimenteeler dan 7 super-films met een happy end.

Wat hij echter wèl weet is dit: dat van dat oogenblik af een hechte vriendschap, in al haar wisselende fases, begon, die jarenlang duurde en die eindigde.... ja, waarom? Ik weet het niet, ik heb het ernstig aan hem gevraagd, maar hij kon mij tekst nòch uitleg geven. Het eenige wat hij antwoordde was: "Het was, geloof ik, een natuurlijk verloop. Het blijft nooit eeuwig lente en men neemt het den zomer niet kwalijk dan deze een ander seizoen verving".

Middelburg en deze vriendschap waren voortaan in zijn gedachten onafscheidelijk met elkaar verbonden.

Want het décor waartegen zich dit gebeuren afspeelde liet niet na zijn invloed op de acteurs uit te oefenen. Hij heeft mij persoonlijk menigmaal verteld, dat hij zich deze genegenheid niet zou kunnen voorstellen binnen de grenzen eener groote stad.

Want er waren in die tijden de lange wandelingen naar buiten, de fietstochten langs Walcheren's wegen, de stille bolwerken en nòg stillere singels, waar de avonden vielen langzaam, loom en voorzichtig alsof een teedere hand een kleinood toedekte, bang het te beschadigen.

Ik geloof dat de menschen er verkeerd aan doen achter zooiets kwaad te zoeken, en zeker achter dèze genegenheid. Het was niet meer dan een zich-tot-elkaar-aangetrokken voelen, een verheugen wanneer men elkaar zag en deze heldere vriendschap werd niet vertroebeld. Zij was als een stil en zuiver water.

Daaraan dankte zij ook haar duurzaamheid. Als zij elkander, jaren daarna, ontmoetten in een onzer groote steden, dan was toch altijd dit eerste begin het punt waarop hun denken zich richtte. Daar kwamen zij niet boven uit en het accentueerde het feit, dat dit eermaal voorbij zou zijn. Hun vriendschap opende geen nieuwe wegen, zij bleef, als verliefd, gebonden aan die eerste tijden....

Middelburg zag dit alles met een welwillend oog aan. Aanvankelijk nog geheim, werden zij al heel spoedig brutaler en het was daarna een telkens-weerkeerende aanblik hen beiden te zien wandelen door de stille straten dezer stad. Men geraakte ermee vertrouwd. Zij wisten tenslotte zelf niet beter of het hoorde zoo en het was nooit anders geweest en zou nooit anders zijn. Hetgeen een leelijke misrekening was ....

Noordwijk, Duinweg 51, 25 Maart 1929.

Aan

de Adminisratie van "Ons Zeeland", te Middelburg. Geachte Administratie!

Het door mij op O. Z. prijsvragen gewonnen Radiotoestel, werd mij door de firma H. J. van der Meer & Zonen te Vlissingen toegezonden en kwam 22 dezer in mijn bezit.

Ik heb het installeeren, incluis antennebouw, door een bekwaam vakman laten doen. Deze vakman beweerde direct al dat het toestel eerste klas werk was en de resultaten er mee bereikt, bewijzen dit wel. Het geeft alles zuiver weer, is o zoo gemakkelijk te bedienen en zeer moeilijk met andere toestellen bereikbare stations zijn met dit toestel zuiver te vinden. Ik heb de firma dan ook mijn groote tevredenheid en dank betuigd voor zulk een prima uitvoering van de door U gegeven opdracht.

En geachte Administratie, U zeg ik bij dezen ook Hartelijk dank en spreek daarbij den wensch uit, dat "Ons Zeeland" steeds in bloei moge vooruitgaan, wetende dat dit zeer zeker zal gaan als het werk van allen die er aan medewerken en alles zoo keurig verzorgen, wordt gewaardeerd, niet alleen door de Zeeuwen, maar ook door de andere inwoners van ons vaderland, die toch op aangename wijze hun kennis kunnen verrijken over land, zeden en bevolking van onze Zuid-Westelijkste provincie.

Met de meeste hoogachting,

Uw dw. Abonné,

F. A. RUSCH.

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender Vindt u het interessant, te hooren:

- dat te Vlissingen is opgericht een vereeniging tot instandhouding van een gemeentelijk ziekenhuis en tot behartiging van de belangen daarvan. Een en ander wegens ontevredenheid over de plannen van de Chr. vereeniging "Bethesda".

- dat de gemeenteraad van Kapelle besloot om de gemeente behalve van electriciteit, ook van gas te doen voorzien. Hetgeen prettig voor de bakkende huisvrouwen.

- dat de dijk van den polder Borssele verhoogd moet worden. De dijkraad voelt er evenwel niet voor en zal in hooger beroep gaan bij de Kroon.

- dat te Delft Ir. A. Klinkenberg, geboren te Middelburg, promoveerde met lof tot doctor in de technische wetenschappen. De 22-jarige doctor deed eind-examen der H. B. S. op 14-jarigen leeftijd. Toen hij 19 was geworden slaagde hij met lof voor het ingenieurs-examen. Een bol of niet?

- dat te Schore een aanvang is gemaakt met de werkzaamheden, voortvloeiend uit de verzakking der nieuwe sluis.

- dat in hetzelfde dorp de melkprijs verlaagd werd van 14 tot 12 cent.

- dat men uit deze twee berichten niet moet afleiden dat genoemde sluis een melkkoe is.

- dat de leden van den gemeenteraad van Vlissingen in 4 maanden slechts twee keer de hoofden bij elkaar staken. Sommige bladen klagen hierover. Ze moesten wijzer zijn en bedenken: "spreken is zilver, zwijgen goud".

- dat dit voorjaar in Hoedekenskerke de straatlantaarns niet opgestoken zullen worden. De jeugd daar ter plaatse is van plan den gemeenteraad voor dit besluit een adres van hulde te doen toekomen.

- dat een jonge knaap te Hulst zich ontpopte als verzamelaar van kwartjes. Jammer dat hij, teneinde zijn verzameling te kunnen uitbreiden, een aanval op de geldlade van een winkelierster deed.

- dat de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in Zuid- en Noord-Beveland ieder jaar slechts over fl 800.- beschikt. Het is merkwaardig welke prachtige resultaten met zulk een kleine som nog verkregen worden.

- dat de strenge vorst niet zóó nadeelig voor de Ierseksche oesters is geweest als aanvankelijk vermoed werd.

- dat de Middelburgsche politie de hand legde op een handelsreiziger, die geregeld monsters van een Rotterdamsche firma verzilverde.

- dat van een kar, staande in Westdorpe, 2 rollen katoen verdwenen zonder het nieuwe adres achter te laten. De politie legde belangstelling voor 't vlugge geval aan den dag.

- dat het voorjaar zijn werking doet gelden op de Middelburgsche jeugd. Bij de politie regent het klachten over baldadigheden.

- dat het personeel der P. Z. E. M. wil trachten 5 pCt. loonsverhooging te verkrijgen. Ook zal actie worden gevoerd voor verbetering der loonen van de conducteurs van de tram Vlissingen Middelburg.

- dat V. V. V. in onze hoofdstad gelden verzamelt ten einde het stadhuis op bepaalde dagen in het reisseizoen in het kunstlicht te kunnen zetten. Een aantrekkelijk plan. Draagt uw straaltje bij!

- dat te Souburg uit het kanaal het lijk eener onbekende vrouw opgehaald is.

- dat in Oud-Vossemeer in afzienbaren tijd een verpleegster van het Wit-Gele Kruis aangesteld zal worden.

- dat er in de nieuwe Herv. Kerk te Rilland-Bath een pijporgel komt.

- dat de restauratie van het kerkgebouw te Biggekerke beëindigd werd. Het gebouw is weer voor den dienst in gebruik genomen.

- dat het Vlissingsche bureau van politie een nachthotel is geweest voor twee dienaren van Bacchus van.... 75 en 81 jaar. Ook Frühlingserwachen....

- dat de openbare lagere school te Haamstede van centrale verwarming zal worden voorzien. Kosten fl 1845,-.

- dat de prov. boot Woensdag j.l. bij het Westhavenhoofd te Terneuzen op de slikken voer. De passagiers werden per sleepboot naar den wal vervoerd. De prov. boot volgde 7 uur later.

- dat in het komende badseizoen verschillende extra trammen zullen rollen tusschen Breskens en Knocke.

- dat verschillende auto's de vorige week meer dan een half uur voor den spoorweg-overgang bij 's H. Arendskerke moesten wachten. Reden onbekend.

- dat een Vlissinger, toen hij zijn revolver controleerde, zich een kogeltje in een pink (geen rund) schoot.

- dat het Hellegat ten behoeve van de scheepvaart uitgebaggerd staat te worden.

- dat de Zeeuwsch-Vlaamsche tram te Zuiddorpe op een met paarden bespannen wagen strandde. De voerman van het laatste vehikel werd van zijn wagen geslingerd en ernstig gewond.

- dat het Aardenburgsche muziek-concours op 8 Juni a.s. veel deelnemende vereenigingen trekt.

- dat in de Ooster-Schelde alle lichtboeien, welke wegens ijsgang waren binnen gehaald weer uitgelegd en ontstoken zijn.

- dat te Goes een poging wordt aangewend om te komen tot oprichting van een Goesche Chr. radio-vereeniging.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

DE O.Z. PRIJSVRAAG

In ieder nummer van ons blad verschijnt een 0.Z.-prijsvraag, voor de goede oplossing waarvan wij tien gulden beschikbaar stellen. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts één winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over O.Z.-prijsvragen niet in briefwisseling treden.

Prijswinner is thans:

J. MIEDEMA, PENNINGHOEKSINGEL L 38, MIDDELBURG,

SPORT-IMPRESSIES

Sport en Politiek

De sport heeft toch wel een voorname plaats in het gemeenschapsleven ingenomen. Als men 25 á 30 jaar terug als gevolg van een politiek heibeltje een voetbalwedstrijd tusschen spelers der betrokken nationaliteiten zou hebben afgelast, zou men òf aan een canard gedacht hebben of een lachsalvo zou dit naïeve besluit hebben begroet. De tijden zijn echter veranderd en zoo zien we dan thans gebeuren, dat een vreedzame voetbalwedstrijd, te spelen in een naperiode van een tijdvak, waarin Holland en België een politieken en diplomatieken pennestrijd voerden, wordt uitgesteld uit vrees voor manifestaties, onvereenigbaar met het sportieve karakter der interland-ontmoetingen tusschen beide naburen.

We zouden, na hetgeen we hierover vorige week reeds schreven, geen aanleiding hebben, op een en ander terug te komen, ware het niet, dat inmiddels meer helderheid in den oorsprong van het bewuste besluit is gekomen, waardoor onze kwalificatie "onsportief" eene te strenge veroordeeling is geworden van het decreet "Niet spelen!"

Onder de eerste indrukken van het besluit hebben wij dit gehekeld omdat het nauwelijks ruimte overliet voor een andere conclusie dan deze: Nederlanders en Belgen moet men de kans ontnemen te manifesteeren jegens elkaar.

De karakter-eigenschappen van het Nederlandsche sportvolk kennende, hebben we deze conclusie aangevoeld als eene beleediging en hebben we ons tot tolk der Hollandsche sportgemeenschap gemaakt toen we de tendenzen van het besluit bloot legden.

Inmiddels echter is komen vast staan, dat niet de angst, dat Hollanders en Belgen de documentskwestie met kracht van argumenten zouden uitvechten, doch dat uitsluitend de angst, dat eene Belgische politieke actie uit het samenzijn van 25 á 30.000 Hollanders en Belgen zou kunnen voortkomen, aan de wording van het besluit ten grondslag ligt. In dit verband memoreeren we, hetgeen de heer Ir. Kips, voorzitter van den Nederlandschen Voetbalbond, aan enkele persvertegenwoordigers heeft medegedeeld.

De heer Kips heeft zich n.l. in dezen zin uitgelaten, dat het voorstel (?) om den wedstrijd eenigen tijd uit te stellen, is geargumenteerd door te zeggen, dat de verhouding tusschen den N. V. B. en den Kon. Belgischen Voetbalbond steeds buitengewoon goed en van vriendschappelijken aard is geweest en dat men altijd - hoe overigens ook de verhouding tusschen Nederland en België, als mogendheden, was - trachtte, en er tot nog toe ook in slaagde, de voetbalwedstrijden buiten de politiek te houden. Volgens de vertegenwoordigers van den Belgischen Voetbalbond bestaat echter nu een gevaar, dat de bewuste wedstrijd van 24 Maart aanleiding zou kunnen geven tot demonstraties door Belgen tegen België en dat daarvan Belgische contra-demonstraties het gevolg zouden kunnen zijn. Het sportieve genoegen, dat de wedstrijden plegen te schenken, zou hierdoor sterk worden geschaad en dat wenschte men te voorkomen. Voor het goed verloop van den wedstrijd zelve nam de Belgische Bond gaarne de verantwoordelijkheid op zich, maar niet voor hetgeen aan den vooravond daarvan en ook na afloop zou kunnen geschieden. De Belgische vertegenwoordigers meenden reden te hebben, om activistische demonstraties te vreezen en kwamen op die gronden met het voorstel voor den dag, den wedstrijd eenigen tijd uit te stellen.

De heer Kips heeft er met nadruk de aandacht op gevestigd, dat men geen oogenblik gedacht heeft aan de mogelijkheid van eene demonstratie door of tegen Nederlanders, maar uitsluitend aan eene betooging door Belgen.

Tot zoover de verklaring van den heer Kips. Zij behoeft geen nader commentaar, nu het Nederlandsche volk zich volkomen gerehabiliteerd kan achten en op de duizenden Hollanders, die zich voorgenomen hadden, het Nederlandsche Elftal op de oude, spontane wijze te gaan aanmoedigen, niet meer de smet rust als zouden zij zich leenen, om het sportieve doel van hun uitstapje naar Antwerpen op eenigerlei wijze te misbruiken.

Intusschen blijven wij van meening, dat nu men eenmaal a gezegd heeft, de b zal moeten volgen, m. a. w., dat de consequentie van het besluit medebrengt, dat ook in de eerstvolgende maanden de wedstrijd niet kan worden gespeeld. Als men op 24 Maart betoogingen verwacht, zal men ze vijf of zes weken later ook moeten verwachten. Wij zien geen perspectieven voor wending der omstandigheden, waaronder de sport voor de politiek baan heeft moeten maken.

De teleurstelling over het niet-doorgaan van den wedstrijd is algemeen. En speciaal in Zeeland wordt ze in breede kringen gevoeld. De Zeeuw, die zijn hart verpand heeft aan internationaal voetbal, is nagenoeg uitsluitend op dezen éénmaal per jaar terugkeerenden landenwedstrijd in Antwerpen aangewezen, daar het bijwonen van dergelijke ontmoetingen te Amsterdam met veel tijd en kosten gepaard gaat,

Ook ditmaal waren talrijke kaarten geplaatst in Zeeland. In club- of familieverband waren reeds heel wat uitstapjes geprojecteerd en het asverkeer vanuit Zeeland naar Antwerpen beloofde weer zijn hoogsten graad te bereiken.

Als goede, ronde Zeeuwen dragen we echter de teleurstelling in de wetenschap, dat we thans oogsten, wat we zelven hebben medegeholpen te zaaien, n.l. eene zóó groote populariteit der voetbalsport, dat hare ontwikkeling zelfs verwant dreigt te geraken aan politieke agitatie.

Paaschvoetbal.

Op Zaterdag 30 Maart, den vooravond van Paschen, speelt de V. S. C. "Vlissingen" op haar terrein een internationalen wedstrijd tegen de Parkeston F. C. (Engeland) als contra-ontmoeting van den wedstrijd, dien de Vlissingers eenige maanden geleden in Parkeston speelden en welken zij met 3-2 wonnen.

Op eersten Paaschdag staat het competitie-rad van den N. V. B. stil, althans in het Zuiden des lands, doch op tweeden Paaschdag zullen onze Zeeuwsche N. V. B.-clubs het volgende programma afwerken:

2e klasse A.

Te Vlissingen: Vlissingen-D.O.S.K.O.

Te Middelburg: Middelburg- G.U.D.O.K.

3e klasse A.

Te Middelburg: Zeelandia II-Middelburg II.

te Zierikzee: Zierikzee-Hulst (12 uur).

Te Neuzen: Terneuzen-Vlissingen II.

Te Goes: Goes-Walcheren.

LUCTOR ET EMERGO.

 

TREFFERS EN POEDELS

PASCHEN.

"Wenn der weisse Flieder

wieder blüht".

De Paaschtijd is een mooie tijd

omdat we dan ontdooien,

dan gaat de eerste bloemeknop

zich zachtjesaan ontplooien.

Met Paschen komt er zonneschijn,

met Paschen moet men vroolijk zijn.

De Paaschtijd is een mooie tijd

voor de verliefde paren,

omdat ze dan meest trouwen gaan

en stoppen met dat sparen.

Na Paschen is er nimmer nood

aan zoetekoek en wittebrood. -

De Paaschtijd is een mooie tijd

om schoonmaak te bedrijven,

men gaat dan door je heele huis

aan 't schuren, plassen, wrijven.

Dan ligt je kamer overhoop.

Dan ga je - razend - op den loop.

De Paaschtijd is een mooie tijd

voor versche pluksalade,

dan krijg je eieren cadeau

van fijne chocolade.

Soms met een lieven zoen erbij,

dat vind je goed, dan ben je blij.-

De Paaschtijd is een mooie tijd

dan kan je weer naar buiten,

dan raak je je verkoudheid kwijt

na zeven maanden snuiten.

't Behoorlijk weer komt dan terug

tesamen met de eerste mug. -

De Paaschtijd is een mooie tijd

en vol van lieve dingen.

Daarbuiten in het vrije veld

daar loop je zacht te zingen.

Dan kan je nóg zoo eenzaam zijn,

maar in je hart is zonneschijn. -

WILLEM TELL II.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

20 Maart. - Aanvankelijk kille mist, maar later gelukkig opklarend. De zon schijnt stralend, koestert aarde en aardbewoners en Sientje zag ik met een emmer zeepsop naar de bovenverdieping gaan. Voorjaarsstemming; generale repetitie van de lente, die morgen zal beginnen. Kon er helaas niet in natura van genieten, daar mijn door-de-weeksche schoenen reparatie-waarts moesten en Liesbeth beter vond dat ik mijn Zondagsche stappers spaarde en zoo lang in pantoffels dienst deed. Nu zegt Breeduitstra wel, dat die mij meer dan uitstekend kleeden, doch ik vertoon me er toch liever niet mee op straat. Heb daarom mijn dag besteed om op papier een zeer vernuftig idee uit te werken. Heb reeds lang er over nagedacht of de draadlooze berichtendienst niet uitgebreid kan worden tot een draadloozen vrachtgoederendienst. Dit zou een omwenteling in de geheele verkeerseconomie teweeg brengen. Heb vandaag gevonden dat het moet kunnen, want vroeger bestelde de posterijen ook alleen brieven en nu bezorgen ze zonder bezwaar allerlei pakketten. Dit in een gedegen artikel geboekstaafd en opgezonden naar een wetenschappelijk tijdschrift. De naam Zijdewind zal op aller lippen komen.

21 Maart. - De lente is precies op tijd. Daar mijn schoenen terug kwamen, kan ik mijn dagelijksche wandeling doen. Met volle teugen de heerlijke voorjaarslucht ingeademd, maar vingers in mijn reukorganen gestopt toen ik de stadsvijver passeerde. Verschrikkelijk, verschrikkelijk. Ik begin nu te begrijpen, waarom zwanen geen neus mee gekregen hebben. Gelukkig daagt er uitkomst. De werkende leden van de vereeniging tot bevordering van vreemdelingenverkeer zullen per roeibootje en gasmasker eenige flesschen Boldoot uitsprenkelen. Van de vrienden gehoord dat maarschalk Foch het tijdige met het eeuwige verwisseld heeft. Niet in de wieg gesmoord. Het is wonderlijk! Oorlog of vrede, vechten of gezellig samenzijn, maar generaals worden allemaal tachtig jaar!

22 Maart. - Nog immer lente. Ik ben vandaag net als de kachel zonder winterjas uitgegaan. De vogels floten als sleepbooten. De dooi zal nu wel aanhouden. Naar Krimp van Dulmen gegaan om hem te vertellen, dat de bekende expeditie onder leiding van onzen bekenden provincie-genoot in West-Indië eindelijk drinkbaar water heeft gevonden. Krimp was heelemaal niet enthousiast. Als je daar nu heelemaal voor naar Suriname moest, dan wist hij 't niet. Wanneer Krimp drie stappen geeft is hij bij z'n tapkraan.

Tante Pos moeten ze van de week hebben. In Amsterdam kaapt een buitenstaander de spaarduitjes uit haar oude kous en in dat bekende Geldersche kippenstadje is een vertrouweling haar te vlug af. Dat laatste is al 'n heele teleurstelling. Wie zou nu ooit denken dat 'n Barneveldsch zaakje je windeieren legt?

23 Maart. - Gisteren leelijk in de war geweest met mijn dagboek. Niet in Barneveld maar in Barendrecht lieten ze tante Pos aan de lamp likken. De menschen zijn daar altijd reeds onbetrouwbaar geweest. Ik zal nooit vergeten hoe mijn oom Barend daar de dupe van geworden is. De goede man moest naar Lage Zwaluwe en tante Imelda had den conducteur 'n sigaar gegeven voor zijn belofte om oom Barend zoo'n beetje te begidsen. Dat kwam faliekant uit door de meergenoemde onbetrouwbaarheid van de bevolking in het reeds vermelde plaatsje, want op het perron deed de stationschef niets anders dan schreeuwen: "Barend Recht uitstappen!" waaraan mijn oom natuurlijk gevolg gaf en eerst te laat besefte, dat hij het slachtoffer van een akelige moedwilligheid geworden was.

24 Maart. - Gezellig avondje bij den postdirecteur ter gelegenheid van zijn 12 1/2 jarig ambtsfeest. De directeur-majoor der posterijen was er ook. Die vermaakte het gezelschap alleraardigst. Wat kon die goochelen! Maar met de proeve van zijn dierengeluiden-nabootsing liep het spaak. Hij vroeg mij een willekeurig beest op te noemen. Dat viel mij zoo plotseling op 't lijf, dat ik verbijsterd zweeg. "Noem U Uw lievelingsdier dan maar", zei-ie. "Gerookte paling" sloeg ik er met overtuiging uit. Dat werd 'n fiasco voor dien opsnijder. Ik had veel succes!

25 Maart. - Slag bij het vlieringvenster. Opening van het voorjaarsoffensief tegen stof en onrein. Liesbeth generalissimus over de vereenigde strijdkrachten van Sientje en de werkvrouw. Winnares op alle fronten. 's Avonds bracht Liesbeth Sientje onder het oog, dat de werkster meer opschoot dan Sientje. Dat had Sientje ook al gezegd tegen die voortvarende, beweerde ze, maar dat mensch ging evengoed haar gang.

26 Maart. - Op de soos joeg Mr. Mierick van Peuteren me den doodschrik op 't lichaam, met de tijding, dat griffier Dorias zich vergeven had. Toen ik wankelde, voegde die flauwe kerel er aan toe: "bij het kaartspel". Ben besloten om in een week niet tegen hem te spreken. Zal morgen trachten om Breeduitstra er tusschen te nemen.

ONS ZEELAND VERHALEN

Toen Jan en Kee bezoek zouden krijgen.

Historisch.

Baas Bakker had het niets naar den zin; dat kwam hij kreeg bezoek, en nu mag het voor veel menschen prettig wezen bezoek te ontvangen, maar Bakker en vrouw hielden er niet van, want.... bezoek kostte geld.

Is Morgens had de post een briefkaart gebracht van den volgenden inhoud:

Beste Jan en Kee.

Met deze doen me julder wete as datte me morrege dunderdag in stat komme, me komme tege twaelve en zulle dan bie julder ete, dus dan tot morrege, gegroet julder broer en zuster

Kees en Miene.

"Laète ze in stad bluuve", had Bakker gemopperd. "Noe zitte me d'r mee, 't kost berge mè geld."

"Zoo dikkels komme ze nie', dus......

"Jaè 't is goed", viel Bakker zijn vrouw in de rede, "reken maèr es uut wat 't aol kost".

"'k Za' es kieke, 'óór", antwoordde Kee.

Ze haalde een stukje papier en potloodje voor den dag, likte eens aan de punt en schreef op: "twee kilo aèrpels da's zestien, een stikje vléésch van een ons of drieë, da's......"

Ou maèr op daèrmee, dink je da'k gek bin?!!" beet Jan Kee toe, "dat 'óór véé' te diere, me ete brood, en as 't ze nie' an staèt dan gaèn ze maè weg".

"Maèr man toch", protesteerde Kee.

"Zwieg noe maèr en reken overnieuw", gelastte Jan.

Koe berustte en begon weer: "'n 'alf broodje da's nege, drie cente melk, 'n 'alf onsje suuker is ook drie, 'n beetje koffie 'é 'k nog wè' in 'uus, dus dat za'k maèr nie' rekene; en dan moete me nog wat bie de bot'ram 'è." Bij deze woorden keek zij Jan eens aan.

"Bè noe nog mooier', gaf hij ten antwoord, "me kunne best stroopievet ete 'óór, da's goeie kost".

"Nee!" besliste Kee ditmaal, "da' gaè nie'. As je es kaès 'aèlde?"

"Be jaè nog kaès ook, of 't nie' op kan", mopperde Jan. Kee zette echter door en vroeg: "Wat zou je dinke van onder'alf onse?"

Nu werd het Jan toch al te kras en hij stoof op; "Bè je gek wuuf, zóó véé'? 'k Dink er nie' over. 'k Za' zelf wè' es zieë". Met deze woorden trok Jan Bakker zijn jas aan en ging verbolgen het huis uit, de deur met een harden klap achter zich dicht slaande.

"Ze liekent wè' 'eelegans zot", mopperde ie in z'n eigen, en hij stevende recht op het dichtst bijzijnde kruidenierswinkeltje af, deed met forsche hand de deur open, zoodat de winkelbel luid weergalmde, en eischte van de toesnel]ende juffrouw: 'n 'alf onse kaès dinne gesneje en nie' te diere, want, voegde hij er als verklaring aan toe, "me kriege volk".

De juffrouw probeerde een ernstig gezicht te zetten, woog het gevraagde af, pakte het zorgvuldig in en overhandigde het Bakker. 't Kostte acht cent.

Bakker betaalde en ging voldaan over zijn inkoop naar huis terug.

Daar was Kee ijverig bezig den boel op te ruimen, want, alles moest er prontjes uit zien. De morgen vloog om.

't Werd twaalf uur, geen Kees en Miene. "Ze bluuve lank weg, vin' je nie Jan?" vroeg Kee.

"Jaè, misschien bin ze de mart eest nog es over gegaè", oordeelde Jan, "laè' me nog maèr eve wachte mè' ete".

't Werd één uur, nog geen Kees en Miene.

"Noe meuge ze toch wè' 's op gaè' schiete", vond Jan die zijn maag begon te voelen, "'k Krieg waèrlik 'oenger".

"Me zù' nog vuuf menute wachte," antwoordde Kee, "en as ze d'r dan niet bin, gaè me beginne".

De vijf minuten gingen voorbij en in dien tijd zette Kee de tafel klaar.

Jan had plaats aan de tafel genomen en keek gedurig naar de klok. "t Is tied Kee, de menute bin om!"

Gehoorzaam zette Kee zich ook, en net zouden ze beginnen, toen.... tingelingeling, de bel ging.

"Daèr ei je ze", zei Kee en spoedde zich naar de deur, maar o bittere teleurstelling, 't was een wild vreemde man. Ie tikte an z'n pet en vroeg: Ben 'k 'ier t'recht bie Jan Bakker?

"Jaè", was 't antwoord van Kee.

"Nou dan bring 'k julder bie deze de groetenisse van julder broer en zuster uut Békaèrke, en as da' ze nie' kunne komme want Kees ei't inflensa. Ie tikte weer an z'n pet, zei gn'dag en trok af.

Jan had achter alles woord voor woord verstaan en sloeg nu met de vuist op tafel onder den uitroep: "Zie je, daèr ei je 't noe, aolles vóó' niks, 'n mensch zou uut z'n vel sprienge."

"Zou Kees erg ziek weze?" vroeg Kee.

"Weet ik 't", bromde Jan, "'t ka' me nie' scheele ook". "Noe biet me maè' nie', kan ik 't 'elpe", verontwaardigde Kee.

Zwijgend begonnen zij den maaltijd tot Kee ineens zei "Da's waèr ook. Waèr ei je de kaès helaète, die kun me noe zelf wè' opete".

"Die zit in me zak en bring 'k t'rug ", gaf Jan ten bescheid.

"Wat zei je? " vroeg Kee, haar eigen ooren niet geloovend.

"Ou noe je mond maè' en eet", snauwde Jan.

Kee, in haar wiek geschoten, zweeg, en Jan zweeg ook, uit baloorigheid.

Na het eten trok Jan er dadelijk op uit en repte zich naar 't winkeltje,

"Juffer", begon hij, "'k è 'ier vanmorrege kaès ge'aèle voor mien fermielje en die is noe nie' gekomme, je snapt da'k noe geen raèd weet mè' die kaès, daèrom bring 'k ze verom en krieg 'k zeker me cente wè' t'rug".

Jaè, baès Bakker, 't spiet me wè", was 't antwoord,

"maèr da' ka' 'k nie' doe', 't beste is da' je 't maè aol geliek

in je mond steekt, dan is ie net leeg as je tuus bin. Dag Bakker".

Woedend vertrok Jan en boekte 's avonds drie en twintig cent verlies.

N. v. d. WOESTIJNE.

 

VEREENIGINGSNIEUWS

Zeelandia, Amsterdam heeft Maandag 18 Maart in "Maison Boer" zijn aangekondigden tooneelavond gehouden. In een pittige openingsrede herdacht de voorzitter, de heer Nobels, het 7de jaarfeest, waarin hij reden vond de gepasseerde jaren te vergelijken met de 7 magere jaren, en den wensch uitsprak, dat de komende zullen zijn de vette jaren. Hij memoreerde het ongeval dat den secretaris, den heer Claassen, was overkomen en feliciteerde hem met zijn herstel. De heer Claassen sprak een woord van dank voor de groote belangstelling met het autoongeluk en hoopte wederom actief deel te kunnen nemen aan de vereenigingswerkzaamheden.

Daarna werd het blijspel "Het Duistere Punt", met veel élan door de tooneelclub opgevoerd. waarvoor ben een dankbaar applaus ten deel viel. De opgewekte stemming in de zaal werd mede verkregen door het goed samenwerkende strijkje. Een gezellig bal besloot den avond.

Ons Zeeland, Utrecht, - In de zalen van hotel de l'Europe werd Zaterdagavond het vierde jaarfeest van de Zeeuwsche vereeniging "Ons Zeeland" gevierd.

Vele Zeeuwen waren aanwezig om dit jaarfeest te gedenken, zoodat er een feestelijke stemming heerschte. Buiten het optreden van het symphonie-orkest "Variatio", dat steeds gereed staat om zijn medewerking te verleenen, stonden bovendien op het programma nog de namen vermeld van mevr. Wilson, mej. A. v, d. Bent en den heer Fred. J. Corljé, leden van de Zeeuwsche vereeniging te Den Haag, die grootendeels den avond zouden vullen met een causerie, eenige voordrachten en onderscheidene cabaretliedjes.

Na een openingswoord van den voorzitter, den heer J. F. van Schaverbeke zong men gemeenschappelijk het Zeeuwsche Volkslied. Het strijkje "Variatio" voerde daarna een muzieknummer uit, dat aandachtig beluisterd werd, waarna mew. Wilson uit Den Haag een alleraardigste causerie hield over het onderwerp "Zeeland en Wij". Op haar aangename spreekwijze wist mevr. Wilson het auditorium te boeien en bezig te houden. Ook de heer Fred. J. Corljé hield de belangstelling gaande met een serie welgekozen liedjes, waarbij mej. v. d. Bent op verdienstelijke wijze accompagneerde. Na de pauze gaf mevr. Wilson een voordracht ten beste, n.l. "Jantje de Koeiewachter", die met veel talent en op alleszins te loven wijze uitgevoerd werd. Het behoeft wel geen betoog dat mevr. Wilson een hartelijk applaus oogstte. Verder werd de avond gevuld met een serie cabaretliedjes door den heer Corljé. Deze heer bleek grondig de kunst te verstaan om de aanwezigen geruimen tijd op aangename wijze bezig te houden, zoodat dit gedeelte van het programma eveneens welverzorgd was. Nadat de slotmarsch beeindigd was, werd de zaal ontruimd en werd het verdere van den avond gewijd aan de kunst van Terpsichoré. Een gezellig bal besloot dezen in alle opzichten geslaagden feestavond.

Ver. Zeelandia, 's-Gravenhage. - De liederenavond met guitaar-begeleiding, gegeven door den heer Herman Stenz en mej. Willy Walker, en het muziekensemble onder leiding van mej. Rosalie Seiffer, hebben de talrijk aanwezige leden tot groote tevredenheid gestemd. Volgens het oordeel der Haagsche pers, werd hier kunst geboden. Bij de liederen, de meeste door den heer Stenz gemaakt, was veelal een refrein, wat door allen werd medegezongen en groote vroolijkheid verwekte. Ook het muziek-ensemble deed zich weder van de beste zijde kennen. Muziek van Rossené, Leon Cavallo en anderen werd op keurige wijze uitgevoerd. Na het laatste voordrachtnummer werden de heer Stenz en mej. Walker teruggeroepen. De voorzitter, de heer Vogel, dankte de medewerkenden namens allen voor den genotrijken succesvollen avond, waarop een langdurig applaus volgde.