Ons Zeeland 1936, Ons Zeeland Panorama, jaargang 1936, nummer 37, 10 september 1936

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken
'n Nacht op de Wielingen, met de Arn. 13 ter garnalenvangst

Menschen die 't weten kunnen, noemen de garnaal 'n eetbaar tienpootig schaaldier.
Anderen spreken weer van 'n kleine zeekreeft.
De volksterminologie breidt de benaming van dit smakelijk kruipdier nog aanmerkelijk uit en spreekt van garnaat, gernaat, garneel e.d. De Arnemuider garnalenvisscher zegt kortweg gûrnèl, terwijl de pur-sang Scheveninger het in zijn eigenaardig jargon over gèrnèllen heeft.
Doch hoe het ook zij, de garnaal is voor de meeste menschen 'n zeer begeerde versnapering die we, hetzij op de koffieboterham, of in meer gecultiveerden vorm als garnalenpastei, allen weten te waardeeren.
Is 't daarom te verwonderen dat de garnalenvisscherij 'n bedrijf is, dat in vele streken van ons land, als de Noordzeekust, de Zuiderzee en aan de uitmondingen der Zeeuwsche stroomen, waarmede we vooral aan de Wielingen denken, met ijver wordt beoefend?
Men zou de Zeeuwsche garnalenvisschers niet ten onreehte exportvisschers kunnen noemen, want hun uitgebreide garnalenvloot, die men overdag voltallig in de Vlissingscbe haven kan zien liggen - ze visschen n.l. alléén des nachts en in de vroege morgenuren - houdt zich in hoofdzaak bezig met de garnalenvangst ten behoeve van haar buitenlandsche afnemers.
't Mocht ons gelukken een der Arnemuider scheepjes te praaien, of liever ons via een der steile ijzeren ladders, die vanaf den wal loodrecht naar 't water voeren en dienen om de dagelijksche vangst der garnalenschuitjes aan wal te brengen, af te laten zakken op het dek van een dier bootjes, dat daar toevallig gemeerd lag.
Op ons roepen verscheen al spoedig het ruige hoofd van een ouden zeerob boven het luik van de roef 'n hoofd, dat ons meer geëigend leek te behooren aan een doorgewaterden walvischvaarder dan aan een doodgewonen kustvisscher, wiens eerzaam beroep het meebrengt om jacht te maken op het simpele kruipdiertje dat den bodem der Noordzeekusten bewoont.
Helaas hadden we niet overwogen dat onze Arnemuider vanwege den nachtelijken arbeid nog in zoete rust zou zijn verzonken, vandaar dat de manier waarop hij ons "ontving" nu niet precies innemend was -integendeel! Het "Wees welkom vreemdeling" stond dan ook allerminst op 's mans van diepe voren doorploegde gelaatstrekken gegrift, wél 'n "wat mót je hier", dat, we voelden het reeds tevoren aan, ons inderdaad met 'n grauw werd toegevoegd.
We brachten ons verzoek, om 'n nachtelijken tocht naar de Wielingen te mogen meemaken, teneinde eens iets van de garnalenvangst te kunnen zien, met de noodige spijtbetuigingen over de stoornis, aan hem over, waarop hij, na ons een oogenblik met misprijzen te hebben bezichtigd, langzaam z'n hoofd omdraaide en stug in de donkere ruimte beneden zich riep: "Aorie, d'r is 'n man om mee te vare vannach", waarop 'n gegrom, dat in z'n intonatie iets had van 'n "main part", vanuit de diepte van 't donkere hol weerklonk. Jaap - dit bleek ons later de naam waarop onze vriendelijke Arnemuider antwoordde - draaide zijn ruige tronie weer naar ons toe en zei met 'n grijns: "de schipper zeit dat 't mág". Toen observeerde hij nog eens met deskundigen blik ons ietwat steedsch voorkomen en terwijl 'n dubbele rij gele tanden als 'n gulden zonnetje van achter een donderwolk te voorschijn kwam raspte ie smeuïg en blijkbaar met bedoeling: "en van main maggie ook!"
Toen dook hij weer onder, in z'n hol. We begrepen onmiddellijk dat hij zich verkneuterde in hetgeen den komenden nacht zou staan te gebeuren, als het kleine scheepje op den korten golf lag van de Wielingen zou steigeren en dansen als 'n jong paard dat voor het eerst de teugels voelt met gevolgen die hij zich voor ons wel indenken kon.
Toen we om 2 uur in den nacht embarkeerden stond er een flinke bries en de wolken voeren boven onze hoofden met vrij groote snelheid voorbij. Jaap, onze "toeschietelijke" Arnemuider, was met de netten bezig. De kap', 'n even verweerde visschersman als No. 1, doch iets jonger dan zijn maat, scharrelde wat rond, terwijl No. 3, blijkbaar 't zeuntje, of-tè-wel duvelstoejager, het druk had met niets doen. 't Geheel maakte meer den indruk van een áfwachten dan 'n klaarmaken voor de reis.
't Was doodstil om ons heen; er was geen menschelijke ziel op de rondom ons liggende scheepjes te bespeuren; alléén het monotoon geklapper van de zeilen en het, gekraak der zwiepende masten verraadde dat we ons op het water bevonden. We wendden ons tot het hoofd der bemanning en vroegen: "wel, schipper, gaan we nog niet naar butten?"
Even monsterde hij de lucht en zei dan bemoedigend: "me gane denk ik heelegaar niet."
Een half uur later echter was 't ons alsof de sterren duidelijker zichtbaar werden - en inderdaad, het weer klaarde op. Plots klonk ons 'n geratel in de ooren en zagen we op een der schepen 'n lantaarn langzaam tegen den mast omhoog gaan, 'n sein dat blijkbaar door den "admiraal-zeiler" geheschen werd, want direct daarop was het een en al leven en beweging op de vloot en kropen overal de brandende lantaarns naar de toppen der masten. De zeilen werden losgegooid en langzaam stevenden de bootjes zeewaarts, de haven uit. Ook ons scheepje kwam al spoedig los van den wal - 't zeilde vlot voor den wind weg, passeerde buitengaats 'n paar van z'n rivalen en - de reis naar de Wielingen was 'n feit geworden.
't Begon reeds te dagen eer er aanstalten werd gemaakt tot het uitwerpen van 't net. Terwijl we het ons met 'n pijpje ietwat "huiselijker" trachtten te maken, vroegen we terloops aan onzen ouden brom beer: "wel, zijn we nu in de Wielingen, Jaap?"
Het antwoord luidde echter gansch anders dan we verwachtten, want terwijl hij ons teleurgesteld bekeek, bromde hij zeer onvoldaan: "Meneer heit zeker geen last van zeeziekte - zoo maar is effetjes met 'n paip, nou je bin d'r overheen hoor, bôs!"
't Gemoedelijke van den Hollandschen zeeman kwam bij Jaap echter al spoedig boven; hij ontdooide al meet en meer, vooral toen hij bemerkte dat we nu direct zóó'n "baar" waren als waar hij ons voor had aangezien. Hij werd ten slotte zelfs mededeelzaam en trachtte ons gedurende den tijd dat de trek duurde, aangenaam bezig te houden met een uitleg van de wijze waarop de garnalen eigenlijk gevangen worden.
"Ik gal je nou is uitlegge, begrijp ie, hoe me die gladjanussen van 't sand afpikken, wat se sijne soo gehaaid as -as -nou ja, je begrijp me wel: so sieje se en so benne se weg. Je weet," zeide hij, "dat deuse visse de gewoonte hebbe om derlui falie in 't sand te wurreme as se iets van onraad in de smiese hebbe. Nou, daarvoor benne nou deze ijsers an 't net." Hij wees ons op het schrob- of kornet waarmede men den bodem van de zee als het ware schrobt. "We trekken dit ijzer over den bodem en nemen dan het bovenste laagje van het zand mee en dit komt dan meteen in het achter het ijzer aanslepende net terecht -het zand spoelt weg en de garnalen blijven achter." "Wat we niet begrijpen," merkten we belangstellend op, "is, waarom jelui zoo ver weggaan eer je met visschen begint -garnalen vind je toch overal?" "Ja, maar de kanjers vind je eerst in de Wielingen buiten, die hebben haast de grootte van sardientjes en dat is juist het goedje waar de Belzen en Engelschen gek op zijn; die gaan er in als koek."
De eerste haal bracht een net vol garnalen naar boven, flinkt doorspekt met zeesterren, wulken, miniatuur-botjes, scholletjes en dergelijke.
De wulken, de groote hoorns onzer stranden, waarin men de zee kan hooren "ruischen", werden zuinig bewaard. Ze waren nog bewoond, en wel door groote, "vieze", duimdikke witte slakken. Ze waren met schelpen, die aan het achtereinde van de glibberige dieren bleken vast te zitten, hermetisch afgesloten.
"Wel Jaap, waarom bewaren jelui deze dingen eigenlijk?" "Voor de spieën! Ze brengen grif 'n gulden per baal open worden in België graag gegeten, met 'n sausje van boter, peterselie en mosterd."
WaIgelijk, en tóch, zagen we niet in Tholen 'n Zeeuwsche vrouw op haar gemak alikruiken savoureeren, 'n zeeslakje dat ze met 'n stopnaald uit zijn huisje prikte, om ze op dezelfde wijze op te knabbelen als wij dit de pinda's doen!
Inmiddels was Arie met 't "wannen" begonnen - dit is het zeven door vrij groote mazen, waardoor de groote garnalen achterblijven, die dan meteen in een grooten pot werden gedeponeerd, waaronder een lustig vuurtje brandde, en zoo gekookt. Want de Zeeuwsche garnalenvisschers koken de vangst reeds aan boord; ze is dan bij aankomst geheel gereed om verzonden te worden. Door het toevoegen van 'n overmatige hoeveelheid zout worden de garnalen gelijktijdig geconserveerd. Voor ons zouden op deze wijze gekookte garnalen praktisch niet eetbaar zijn. Hoe men ze in het buitenland "afzout", als dit ten minste mogelijk is, is ons een raadsel gebleven.
Intusschen sleepte het kornet weder achter de boot aan en telkens opnieuw werd het vol aan boord getrokken, terwijl de vangst als tevoren werd uitgezocht, gezeefd en het "netto provenu" gekookt en ingezouten.
Het aantal manden met botjes en scholletjes en niet minder de balen "wulken" vermeerderde zienderoogen, zoodat we het, wat de vangst betreft, dit keer bijzonder troffen.
Als geheel genomen lijkt ons de garnalenvisscherij een vrij eenvoudig, doch zeer vermoeiend en vooral physiek buitengewoon zwaar bedrijf. Dit zware, vermoeiende leven is den visschers, vooral wanneer zij den middelbaren leeftijd hebben bereikt, dan ook op het gelaat gegrift. En zoo leven deze lieden voort, nacht in, nacht uit zwoegend om het brood voor hun gezin te verdienen. Als eenig lichtpunt in hun leven hebben ze het vooruitzicht op den Zondag, den eenigen dag in de week dien ze in den schoot van hun gezin kunnen doorbrengen.

Toeristen loopen storm op Sluis

Al doet Vlissingen ook steeds harder (en met stijgend succes!) z'n best om als badplaats mee te gaan tellen en al zijn Domburg en Zoutelande nog zoo intiem en gezellig voor wie een rustiger strandbad zoekt - het groote, feestelijke badleven, dat de Belgische kust van Noord tot Zuid kenmerkt, de overstelpende vloed van badgasten, de grandiooze boulevard en kustbebouwing; houden stil, precies, waar de Hollandsch-Belgische grens-palen staan. Jaar na jaar is sedert den oorlog het Belgische strandleven toegenomen, en al staat de heele kust er met hotels en villa's volgebouwd, nog zijn er dezen zomer dagen geweest, dat de badgasten niet te bergen waren.
Toch profiteeren wij daar in Zeeland van mee. Wie heeft er op de Middelburgsche markt op de zomersche Donderdagen niet de duizenden vreemdelingen gezien, die door vele tientallen enorme autocars van de zuiderkusten werden aangevoerd?
Maar het is niet alleen Walcheren, dat het doel is geworden van die geregelde uitstapjes der Belgische badgasten - ook in Zeeuwsch-Vlaanderen werd het mooie, oude, anders zoo stille Sluis ontdekt als dankbaar eindpunt voor een gezelligen tocht. Sluis is uit zijn eeuwenouden dommel geschud, althans voor de zomermaanden. Het genoeglijke bootje voort er de bezoekers af en aan, autocars ontladen er hun tientallen passagiers. En hoeveel honderden trekken niet de oude veste binnen per auto, per fiets en in die rare zit-trapwagentjes, die als vélos doubles in België verhuurd worden? En vergeten we de buurtspoorwegen niet, die Belgische gasten naar Holland loodsen.
De havenkaden met hun oude geveltjes langs het stille water vormen het brandpunt van de toeristen-drukte. In de middaguren verdringen er zich de vacantiegangers bij honderden om de uitstallingen van ansichtkaarten en souvenirs, van de Hollandsche klompen, waar de Engelschen zoo'n pret in hebben, van de lange pijpen en van de goede Hollandsche jenevers en likeuren.
Maar het hoogtepunt is de Donderdagmiddag. Dan trekken de duizenden, die de Middelburgsche markt bezocht hebben, op den terugweg Sluis binnen om er te pauseeren en er bij de thee de kostelijke Sluizer krentenmik (cramique verbasterden het de Belgen) te komen genieten.
Wel hebben de Sluizenaars hun dure Hollandsche prijzen zoo goed mogelijk bij de goedkoope Belgische, moeten aanpassen, maar de overstelpende stroom van klanten heeft den omzet in korten tijd zoo doen, stijgen, dat er zonder al te groote overdrijving van een nieuwe bron van zomer-inkomsten voor het vroeger vergeten, stille stadje gesproken kan worden.
Voor van 't jaar is 't nu langzamerhand gedaan. De vacanties zijn om en de badplaatsen komen tot rust. De rust keert ook weer in 't zoo plotseling opgeleefde Sluis. De Sluizenaars tellen hun winst. En hopen op de goede dagen van den volgenden zomer.

Zeeuwsche sport

Zaterdagmiddag 5 September is de lucht dof, donker en dreigend. Een fel stekend zonnetje voorspelt regen, als het zoo nu en dan de wolken weet te splijten. In de verre verten van het Zeeuwsche landschap stapelen zich wolken tot zwarte massa's, welke, verscheurd door bliksem-flitsen, met een dreigend rommelen niet veel moois voorspellen. Het is precies drie uur en de wielerwedstrijd te 's-Heerenhoek moet beginnen. Voor het eerst dien dag plenst op dat tijdstip de regen in plassen op de straten en het wielercomité wacht in de gereserveerde kamer van het dorpshotel. Het electrische belletje aan de electrische lamp, beide te modern en een wanklank in de "kamer", behangen met schoone verhalen van honderden jaren oude Handboogschutterijen, roept de waardin nog eens om iets te brengen, dat verwarmt en troost geeft bij zooveel vocht daar buiten. En terwijl gewacht wordt, voelt men den vooruitgang van de eeuwen van sport. In lijsten hangen er de schilden bekrast met gedichten over den Koning en den Keizer der Handboog-schutters van honderd en meer jaren geleden en ge leest op die schilden van den wijn, waarmee het koningschap gevierd werd. Als het wielercomité wachtend zijn "verwarming" geniet, voelt ge de sfeer van dien tijd even terug, maar buiten roept de jeugd. Wielrenners zijn als paarden, die een heelen winter lang niets dan den stal en goed voedsel hadden, en in 't voorjaar in een onstuimigen jubel hun opgezamelde krachten willen botvieren. Het is een kwartier later dan vastgesteld, dat een veertig renners, nauwelijks in toom gehouden, aan de startlijn komen. Het gaat als overal, ze stuiven in een groot gedrang den weg op, een weg, waarop velen zullen sneuvelen, een weg van 100 K.M. misschien van geluk, misschien van pech. Wie weet, wordt hier een wereldkampioen geboren; zeker is, dat illusies van een Tour de France vernietigd worden. In een hoog tempo rennen zij weg, om beurten den kop nemend, direct schiftend de allerzwaksten.
De eerste ronden geven leiders te zien, waarvan men weet, dat zij de laatste ronden zelf toeschouwer zullen zijn. Teekening komt pas als een v. d. Voorde, van Gent, Leeuwenburg met nog een paar anderen den kop gaan nemen en hun klasseverschil toonen door een stuk uit te loopen. Zonder pech zullen zij winnaars worden.
Een tweede en derde peloton vormt zich en kan rukken en trekken wat het wil, maar komt niet meer bij; het is een onvruchtbare worsteling. Premie-sprintjes zijn voor hen de pleisters op de wonde van geslagen te zijn. Van de Voorde wint weer, ondanks zijn zwaar geblesseerden arm, zij het met slechts een half wieltje voorsprong op nummer twee en drie. De prestatie is volbracht en de onherkenbare modderkluiten, die renners zijn, passeeren één voor één de streep, opgelucht door het bordje, dat het eind aankondigt. Regen en modder waren de twee factoren, welke het zwaarst wogen dezen middag en zij hebben er volop van genoten. Het comité trekt zich in raadskamer terug en "neemt iets, dat verwarmt en troost geeft na zooveel vocht daarbuiten."
Een goed georganiseerde en vlotverloopen course in 's-Heerenhoek en een niet minder goed georganiseerde Estafette rond Middelburg, gehouden door de bekende athletiek-vereeniging "E.M.M." om den "Ons Zeeland"-beker maakten den jongsten Zaterdag tot een goeden sportdag. Precies na den start begint een stortbui Middelburg onder water te zetten. Groote hagelsteenen kletteren in meedoogenlooze felheid op de rennende athleten, die door zeeën van water en modder hun weg zoeken naar de finish. Ieder, die zich redden kan onder een beschermend dak, redt zich. Nooit werd een Singelestafette in dergelijk noodweer geloopen. Dat "E.M.M." won, was daarom een des te fraaier prestatie en dat dit zelfs ondanks regen en modder nog in een goeden tijd, is de tweede reden om verheugd te zijn. De eerste drie "E.M.M."-loopers namen den voorsprong en nummer vier bezegelde de overwinning door zooveel uit te loopen, dat nummer twee geen kans meer zou krijgen om in te loopen. Marathon leverde de verrassing; door tweede te worden, 26 seconden na "E.M.M." arriveerend. A.V. '35 was derde, terwijl R.K.V.S.V. op de vierde plaats beslag legde. Odias tenslotte kwam laatst, wat niet behoeft te verwonderen, als men weet, dat Bruijnooge, bij gebrek aan een zesden man, zoowel de 1500 als de 800 meter liep.
Zoo werd de eerste September-week met goede sport gesloten en den dag daarop de tweede met goede sport geopend. De vroolijke Tippelaars hielden een marsch over 35 K.M. met te weinig deelname en wel wat donker weer. De stemming was toch goed en men tippelde er lustig op los. En wat zou er dan nog van te zeggen zijn, men kent immers de aspecten van Walcherens wegen, als daarover eenige honderden jongeren en ouderen in hun fleurige costuums uiting geven aan een gezonden drang naar natuurlijk bewegen?

ZEEUWSCHE OMROEP

Hallo! hallo! hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertellen van deze berichten, in welken vorm ook, is geoorloofd.

Men meldt ons uit Oost- en West- Souburg, dat aldaar een Wemeldinger is gearresteerd, die zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een flesch eau de cologne uit een bakkerswinkel. De politie deed hiermee een goede daad. Worden misdrijven als deze niet spoedig tegengegaan, dan is 't bijna onmogelijk, dat iemands winkel in een goeden geur blijft staan!

Onze correspondent te Kats scbrijft ons, dat de muziekvereeniging, die nu anderhalf jaar bestaat, na een wandeling door het dorp gister haar eerste buitenconcert heeft gegeven.
Het is met een muziekvereeniging juist het tegenovergestelde als met een sigaar. Hoe beter de kwaliteit wordt, hoe meer men er mee naar buiten gaat.

Men seint ons uit Westkapelle, dat een echtpaar daar zijn gouden bruiloft gevierd heeft en dat de bruigom op de partij z'n vader nog vriendelijk begroeten en hartelijk verwelkomen kon. Het is wel een heele prestatie, om als gouden bruigom, naast zoovele andere emoties ook nog je kinderlijke gevoelens in de vuurlinie te brengen!

Wij vernamen uit 's Gravenpolder, dat een voetballer zoo'n trap tegen zijn oog ontving, dat hij in het ziekenhuis terecht kwam, terwijl men er tevens bij vermeldt, dat zijn broer eenige weken geleden bij het voetballen een been heeft gebroken.
Het heeft er den schijn van, dat het bij het 's Gravenpoldersche voetbal meer op doodsverachting dan op spelbekwaamheid aankomt.

Men meldt ons uit Sluiskil, dat een belastingambtenaar, die door een vechtlustig tegenstander van zijn fiets werd getrokken, zijn aanvaller zoo'n opstopper gaf, dat hij met een geschonden gelaat verder moest gaan. Als het op hoofdelijken omslag aankomt, moet een burger het natuurlijk altijd van een belastingambtenaar verliezen!

"Wie driemaal per dag van deze tinctuur een eetlepel inneemt," riep Dinsdag een handelaar op de Goesche markt, "krijgt spieren van staal en zenuwen van ijzer."
"Geeft dat geen roestvlekken," moet toen een boerenvrouw, die zeker zelf de wasch doet, gevraagd hebben!

Uit Wolfaartsdijk bereikte ons het bericht, dat de gymnastiekvereeniging "Udi" een programma-uitvoering bij kunstlicht heeft gehouden.
Dat houdt begrijpelijkerwijze niet in, dat de prestaties van deze club het daglicht niet kunnen verdragen."

Daags na zijn 4O-jarig huwelijksfeest vierde iemand te Zaamslag zijn 40-jarig feest als brandweerlid.
Die is destijds zeker al heel gauw beducht geweest voor het vuur van den twist.

Hier is nu niets meer aanwezig, waarom wij sluiten tot de volgende week, dames en heeren!