Ons Zeeland 1927, nummer 36

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

Brandveiligheid ten plattelande; van een verwaarloosde brandspuit?; de nieuwe vroede vaderen; een slecht jaar.

Hoewel de menschelijke roekeloosheid, dank zij vermindering van het isolement van onze woonplaatsen, niet meer zoo ontstellend is als ze vele jaren was, laten we ook in deze dagen nog al een en ander aan het toeval over. De speculaties op het geluk zijn nog lang de wereld niet uit. Een goed voorbeeld hiervan vormt de brandveiligheid. Behalve in de allergrootste plaatsen van ons land is men nergens gewaarborgd, dat een brand in negen van de tien gevallen spoedig aan banden gelegd kan worden. Over het algemeen "gelooven" we het wel, wat de brandveiligheid betreft. We hopen, dat het geluk ons dienstig zal zijn, dat er zelden een brand zal uitbreken en zoo hij dit eens een keer mocht doen, dat hij zich dan zal laten vermeesteren door het waterspuitje en een handjevol materiaal, bijeengebracht in een of andere inrichting, waarop we met keien van letters "Brandweer" schilderden, welke letters doen denken aan den glimlach der zelfvoldaanheid, waarmee de in den oorlog rijk geworden prol zijn geweten suste.

Ten opzichte van de brandveiligheid verkeert vooral het platteland nog beneden het normale peil. Ook het land, dat in deze rubriek iedere week te aandacht vraagt. Gelukkig is het Lot ons tot nu toe gunstig geweest door niet de proef op de som te nemen. Maar wat zou er van de meeste dorpen overblijven als dat Lot het op zekeren dag eens in den zin kreeg om te vragen: "Zie zoo, kom nu eens voor den dag, hier is een pracht van een brandje, toon nu maar wat je spuitje en je slangen en je overige brandbluschmiddelen waard zijn!"

Ik durf niet gaarne aan het practische antwoord op deze vraag denken.

En met mij wellicht de inwoners van Kattendijke, die dezer dagen volgens een courantenbericht getuige waren van een demonstratie der Kattendijksche brandbluschmiddelen. De demonstratie mislukte vrijwel, omdat ... de brandspuit vastgeroest was. Hetgeen niet zoo verwonderlijk is als het moge klinken, want .... in 8 jaren had men de prestaties der spuit niet gecontroleerd.

Het bericht behoeft weinig toelichting. Om geen scherper uitdrukking te gebruiken: men leeft wel heel roekeloos daar in Kattendijke. Maar zou men er nu maar niet mee op houden, om zóó de goden van het vuur te verzoeken? Men kan te lang de kat van den dijk kijken!

x

Naar me ter oore kwam laat, behalve in Kattendijke, in vele andere plaatsen de voorzorg tegen vuur en brand te wenschen over. Hetgeen van de torens der kerken te lezen is. Ben ik goed ingelicht, dan verzuimden diverse gemeentebesturen de torens tegen het hemelvuur te beveiligen. Uit nonchalance of op godsdienstige gronden liet men na een bliksemafleider aan te brengen! Men hoopt, dat de bliksem de toren van het dorp met rust zal laten. Dorpsbewustzijn misschien? Het kan zijn, maar m.i. nemen de gemeentebesturen die zoo licht over ernstige gevolgen denken een zware verantwoording op zich.

Ons Bevelandsche land heeft nog een schat aan oude mooie torens, die van groote beteekenis zijn. Mag men het lot van deze torens, die een geschiedenis vertegenwoordigen, maar aan het blinde lot toe vertrouwen?

x

De gemeenteraden in de onderscheidene plaatsen van ons gewest, hebben den zwanenzang gezongen. De oude gemeenteraden zijn dood.... leve de gemeenteraden. De voorzitters der colleges hebben de leden, die niet in de raadskamer terug zullen keeren toegesproken en van hen getuigd, dat ze met veel ijver steeds op de bres der gemeentebelangen hebben gestaan. Met de verdwijnende Edelachtbaren hebben we dus officieel afgedaan. Wat we practisch aan hen hadden .... laten we er het zwijgen toe doen. Van de dooden immers niets dan goed!

Het oog is thans gevestigd op hen, die komen, en die gedurende een periode van vier jaren stad- en dorpsgemeenschap naar plicht en geweten zullen hebben te dienen. Zoo en niet anders zullen de nieuw gekozenen het dezer dagen onder eede of gelofte formuleeren. Het raadslidmaatschap is de laatste jaren niet in achting gestegen, hoewel de arbeid der raadsleden in omvang toenam.

Laten we het laatste niet vergeten, als het eerste ons te binnen valt.

En daarom: "en avant edelachtbaren", moed en sterkte. Met belangstelling zal op deze plaats naar uwe daden worden uitgezien.

x

Klagen en boeren zijn synoniemen. Dit is zoo algemeen verbreid, dat men een klacht van den landbouwer nooit ernstig opvat. Thans zal men evenwel van deze zeer aannemelijke gewoonte moeten afwijken. Want: onze landbouwers hebben onder den regen van den zomer van 1927 geleefd! Zij en hunne veldvruchten, welke laatste door het water grootendeels zijn vernield, en sterk in waarde verminderen. Als er niet iets heel bijzonders gebeurt wordt 1927 met zwarte letters in de annalen van den landbouw vermeld.

Zuid-Beveland's welvaart hangt zoo nauw met den voorspoed van het land samen, als de zee met het strand. Blijft de bijzondere kentering, het wonder, uit, dan wordt 1927 dus ook voor ons gewest, voor velen die niet onmiddellijk met den landbouw uitstaande hebben, een slecht jaar.

Hieruit zouden enkele conclusies te trekken zijn van somberen aard, maar laat me thans nog met de aanduiding van een en ander volstaan.

A. M. D.

DE KALENDER DER NOORDGROEP

De dokter mag zitting in den raad hebben; een voorbeeld voor de mosselkweekers; de Zierikzeesche klokken; over een verdwijnende molen.

Onlangs deelden we onder deze rubriek mede, dat de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven der gekozen raadsleden te St. Annaland aanmerking maakte op het toelaten van het lid, tevens geneesheer, omdat deze ambtenaar zou zijn in den zin van art. 23, sub f, der Gemeentewet. Niettegenstaande van de zijde van B. en W. werd medegedeeld, dat reeds jaren geleden is uitgemaakt, dat zitting nemen van bovengenoemd raadslid niet in strijd was met de wet, maakte men de zaak aanhangig bij Ged. Staten, die thans uitspraak hebben gedaan en wel voor de protesteerende leden in negatieven zin. Waar uit en in verband met door B. en W. verstrekte inlichtingen bleek, dat de dokter sedert het voorjaar 1927 geen vaccinatie meer heeft verricht en hij verklaarde dat ook in het vervolg niet meer te zullen doen, achtten Ged. Staten zijn toelating niet in strijd met het bedoelde wetsartikel, zoodat ze geen termen vonden om het desbetreffende raadsbesluit te vernietigen.

Volgens art. 36 der Gemeentewet heeft men het recht van dit besluit in hooger beroep te gaan bij de Kroon, maar zoover wenschte men het het niet te laten komen. De twee oponeerende leden bleven buiten stemming toen de voorzitter voorstelde het besluit voor kennisgeving aan te nemen, terwijl de overige leden vóór stemden. De zaak, die zooveel stof deed opwaaien, is hiermede van de baan, maar in de vergadering, waarin deze zaak behandeld werd, hebben de vroede vaderen langen tijd over deze kwestie gsproken. De discussies waren nog al gepeperd en de partij-politiek kwam zoo nu en dan om den hoek kijken, trouwens heel dit heibeltje was opgezet uit een oogpunt van politieke onverdraagzaamheid.

x

Reeds meermalen maakten we melding van de oprichting van den Bond van Zeeuwsche mosselkweekers, welke op initiatief van een bekend Bruinissenaar dezen zomer is tot stand gekomen om te trachten het mosselbedrijf, dat leelijk aan den grond zat, weer in diep vaarwater te brengen. Doch het schijnt dat men de oude methode van levering nog niet geheel kan of wil loslaten, wat tot nadeel van de pas opgerichte vereeniging moet strekken. Men voelt blijkbaar nog te weinig voor coöperatie, en z o n d e r den bond kan de Zeeuwsche mosselkweeker niet bestaan, zooals dezer dagen op een vergadering de voorzitter van het visscherijbestuur opmerkte. In deze bijeenkomst heeft laatstgenoemde spijkers met koppen geslagen en wijze lessen uitgedeeld, die, als de leden ze ter harte nemen, zeker tot opbouw en bloei van den bond zullen strekken. Het doel van den bond is om meer geld van de mossels te ontvangen en om niet als in 1926 alls te verhoogen en geen winst te behalen, maar fatsoenlijk rond te kunnen komen en er een winstgevend bedrijf van te maken. Met klem word gewezen op het voorbeeld van de menschen uit Clinge, waar de oude toestand werd bestendigd, hetgeen tengevolge had, dat de schippers hun oude vak, van vader op zoon sedert jaren uitgeoefend, moesten laten varen, om als daglooner in hun onderhoud te voorzien. Voor dit lot werd met klem gewaarschuwd. Als het spreekwoord: leeringen wekken, maar voorbeelden trekken, waarheid bevat, zal men in Noordelijk Zeeland verstandig doen den bond zoo krachtdadig mogelijk voor te staan, opdat de eenmaal zoo belangrijke tak van ons volksbestaan niet ten onder gaat.

x

Vorige week hebben we een kort relaas gegeven omtrent de naar beneden gehaalde klokken van den Zierikzeeschen raadhuistoren en eenige details, deze oude klokken betreffende, vermeld. Nu zou het in hooge mate te betreuren zijn, wanneer deze fraaie staaltjes van 16e eeuwsche klokkengieterskunst zouden worden versmolten en niet zonder reden hebben Ged. Staten aan het besluit van den raad van Zierikzee, om de klokken aan de firma Addincks te Amsterdam, die het nieuw carillon dat in Engeland gegoten wordt, levert, in mindering van de koopsom daarvan af te staan, hun goedkeuring onthouden. Doch hiermede is de zaak nog niet beslist, daar de raad van genoemde gemeente in hooger beroep bij de Kroon is gegaan. Hoe ook deze beslissing moge uitvallend het ware te hopen, dat men een middel vindt waardoor deze fraaie producten, van Peter van den Ghein, den bekenden Mechelschen klokkengieter, bewaard blijven.

x

De uit de laatste helft der 17e eeuw dagteekenende molen "De Vos" te Oud-Vosmeer, is ten doode opgeschreven. Reeds heeft de eigenaar een nieuwe motor, die voortaan het graan zal moeten malen, aangekocht en de trouwe "Vos" valt binnen afzienbare tijd onder sloopershand. Er ligt iets weemoedigs in wanneer we lezen van het verdwijnen van molens, omdat ze dikwerf groote bekoring uitoefenen op inwoner en vreemdeling, daar de dorpsmolen vooral zijn eigenaardig cachet verleent aan de plaats waar hij op dijk of "moolberg" is gebouwd. De molen, staande aan den Molendijk, tegenover het rechte eind van den Oud-Vosmeerschen dijk, zoodat hij reeds van verre zichtbaar is, behoort tot het fraaie type, waarvan er nog maar weinigen meer in Zeeland worden aangetroffen. (Zie "Ons Zeeland" van 19 Augustus.) In de stichtingsjaren behoorde het Maalrecht aan de ambachtsheeren van Oud- en Nieuw-Vosmeer en toen in 1756 de molen in andere handen overging, moest telken jare een belangrijk bedrag aan den Rentmeester worden voldaan, welke clausule nog tot op heden geldt, al heeft men in de tachtiger jaren er over geprocedeerd om van dit oude ambachtsheerlijke recht af te komen.

M. d. P.

DE WEEK OP WALCHEREN

Oneenigheid onder de melkmenschen; onze zuinige landbouwer; over ringrijderij; over zwemmen en over de Ferry-boot.

Zoo in 't voor- en najaar, als de melkprijs voor het eerstvolgend seizoen moet worden bepaald - zooals de meeste lezers wel weten, heeft men voor de melk een winter- en een zomerprijs - ontstaat er op Walcheren eenige wrijving tusschen de melkboeren eenerzijds en het publiek en de melkslijters anderzijds. De laatsten staan in den regel achter het publiek, omdat zij dagelijks met de huisvrouwen hebben te maken, dus het gemopper over de duurdere melk hebben aan te hooren, en hun vaste winstmarge per Liter hebben.

Dezer dagen woedde er weer zulk een melkoorlog op ons anders zoo vreedzame eiland. De Bond van Melkveehouders op Walcheren had den eisch gesteld, dat de consumptieprijs van de melk, welke gedurende den zomer 12 cent bedroeg, 14 cent zou worden. Deze Bond behaalde in Middelburg reeds spoedig de overwinning. Maar Vlissingen gaf meer moeite.

De melkslijters aldaar waren van de noodzakelijkheid dezer prijsverhooging allerminst overtuigd en wilden er dan ook niets van weten. Het gevolg was, dat de Vlissingsche melkslijters geen melk meer ten verkoop ontvingen van den Walcherschen Bond.

De slijters waren echter niet zoo gauw uit het veld geslagen en wisten van elders de ontbrekende melk aan te voeren. Maar - het leek wel een strijd tusschen stakers en patroon, waarbij het er om ging de onderkruipers te weren - de melkveehouders wisten de bron, waaruit deze melk vloeide, op te sporen en dicht te stoppen.

Hoe deze strijd nu zal afloopen, is, terwijl ik dit schrijf, nog niet bekend, maar het is wel te voorzien, dat de slijters het onderspit zullen moeten delven en dat de Vlissingers 14 cent voor hun Litertje melk zullen te betalen krijgen.

Ik stel me in dezen strijd geen partij, maar wil wel opmerken, dat dezelfde Walchersche boeren, die nu door de macht van hun organisatie deze verhooging weten af te dwingen, in den regel maar slecht te spreken zijn, als zij lezen, dat de vakvereenigingen van arbeiders door loonactie of staking weer een loonsverhoging wisten te bereiken. Ze hebben nu, op den keper beschouwd, hetzelfde wapen gehanteerd

x

Ja, de Walchersche boeren bedanken heusch niet voor een extraatje. Zooveel mogelijk d'r in en zoo weinig mogelijk d'r uit. Want ze zijn in doorsnee erg, erg zuinig.

Daarvan legt weer getuigenis af de laatste gemeenteraadsvergadering van Nieuw- en St. Joosland.

Omdat het hard noodig was, is dien gemeenteraad, zij het niet met algemeene stemmen, het besluit genomen, het oude Raadhuis af te breken en een nieuw te doen bouwen.

Nu hadden Burg. en Weth. voorgesteld, een tweetal photo's van het oude Raadhuis en de onderwijzerswoning aan te koopen voor versiering van de nieuwe Raadzaal, om tevens daardoor een herinnering te bewaren aan die oude panden.

Bovendien stelden B. en W. voor aan elk lid van den Raad, den burgemeester en den secretaris een photo cadeau te geven van den Raad, zittende in het oude Raadhuis.

Maar dit laatste ging er zoo maar niet door. Drie van de zeven Raadsleden waren niet gediend van zulk een cadeautje op kosten van de gemeente! Zij voelden er niets voor, om "van de staatsruif te eten".

Lezer, zeg nu zelf, is een Walchersche boer zuinig of niet? Op eigen kosten laat hij zich ook zelden of nooit photografeeren, welnu, dan ook op kosten van de gemeente niet "op 't portret".

x

Middelburg heeft weer de jaarlijksche ringrijderij in de Abdij gehad.

Op de meeste dorpen kampen ieder jaar met Pinksteren of kermis de boerenjongens op hun flinke paarden om de prijzen, maar de besten van ieder dorp trekken op een Donderdag in Augustus naar Middelburg, om daar, ten aanschouwd van enkele honderden Walchenaren en buitenlanders, deel te nemen aan de door "Vreemdelingenverkeer" georganiseerde ringrijderij.

Zoo trachtten ook dit keer weer ruim negentig rijders zooveel mogelijk ringen te steken. Aan belangstelling ontbrak het niet. Mooie prijzen vielen te behalen. Maar vooral spannend was de strijd, toen later op den middag gereden werd door de besten van de besten om de vier zilveren wisselbekers, die van H. M. de Koningin, van dr. H. W. van Loon, van de stad Middelburg en van de burgerij van Middelburg.

Het was weer een aardige, best geslaagde middag.

x

De reddingsbrigade te Vlissingen heeft dezer dagen weer eens door een welgeslaagde, drukbezochte demonstratie in het kanaal getoond, wat zij kan. Deze brigade, die geregeld werkt en oefent onder een zoo bekwame leiding als die van dr. Staverman, beteekent voor een stad als Vlissingen met een kanaal, havens en een badstrand heel veel.

Het is op de demonstratie wel gebleken, dat door langdurige oefening prachtresultaten zijn te bereiken. Er zijn dien Zondagmiddag heel wat "drenkeling gered"! Zelfs de politiehonden hielpen mee.

Het zal natuurlijk helaas nog wel eens voorkomen, dat er te Vlissingen iemand verdrinkt, doch de kans daarop vermindert sterk, als er een lid der reddingsbrigade present is. Het gebruik van de reddingsmiddelen, toepassing van kunstmatige ademhaling, gebruik zuurstof-apparaat, is den leden, waarbij gelukkig vele politieagenten behooren, behoorlijk onderwezen. Andere Zeeuwsche steden ten voorbeeld!

x

Gedep. Staten hebben d.d. 19 Augustus geantwoord op de vragen, door het Statenlid, den heer A. D. F. v. d. Wart, d.d. 30 Juli gesteld aangaande de ferry-boot.

Het college erkent, dat aanvankelijk de bestuurbaarheid der boot te wenschen overliet. Maar b e l a n g r ij k e veranderingen moesten niet worden aangebracht. Wie de schuldige is: de ontwerper van de boot (het bureau Cornelisse) of de leverancier, wordt in het midden gelaten. Die vraag beantwoorden Ged. Staten niet.

Wel deelen Ged. Staten mede, dat bij den gehouden proeftocht ruimschoots aan alle eischen is voldaan, zoodat zij van de bouwers is overgenomen.

De Hoofdinspecteur van de Scheepvaart verklaart, dat de bestuurbaarheid van de boot, die van een normaal vaartuig in hooge mate overtreft. Het vaartuig maakt met zijn zeer soliede en keurige afwerking een gunstigen indruk. Maar wijselijk schrijft deze Hoofdinspecteur, dat het met het oog op het bijzondere type bezwaarlijk lijkt voorspellingen te doen betreffende het varen in zeer onstuimig water.

Dat is juist het teere puntje, waarop nu door het Statenlid, mr. Adriaanse, herhaaldelijk is gewezen.

Ik hoop van harte, dat de het in de vaart mee zal vallen. Vooral heeren automobilisten zullen er het gemak van ondervinden.

v. d. A.

 

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Het permanente onderwerp; we willen water; tentoonstelling in Hulst; wat voor den tuinbouw noodig is; over auto's en klompen.

Het lijkt voor den buitenstaander vervelend, om de laatste weken, en ook nu weer, telkens te moeten lezen van de Waterleiding. Maar dat is niet mijn schuld. Ze is hier het onderwerp van den dag. Geen gemeenteraad vergadert of er wordt over gesproken. Geen krant verschijnt, of er komen berichten in voor over de Waterleiding. Een groot deel van de gesprekken op boot, in tram en barbiersalon, of langs den weg, is er aan gewijd.

Als dit nummer van "Ons Zeeland" onder de oogen der lezers komt, is reeds de aandeelhoudersvergadering van 30 Augustus gehouden. Tenminste, als ze niet uitgesteld is. Want er zijn gemeenteraden, o.a. die van Sas van Gent, die aangedrongen hebben op uitstel dezer vergadering.

De secretaris van den Raad van Bestuur der N.V., de burgemeester van Clinge, is van meening, dat op de aandeelhoudersvergadering het idee van ontbinding der N.V. niet zou mogen worden besproken. Men zal er alleen enkele formeele besluiten hebben te nemen.

Dit standpunt lijkt me toch al heel wonderlijk. Waar zou men dan wel over ontbinding mogen spreken? De aandeelhouders-vergadering is souverein, zei nu Dieleman in de Neuzensche vergadering!

Trouwens, 's heeren Vienings' standpunt is absoluut onhoudbaar, want stemde de meerderheid der aandeelhouders tegen de geldleening, enz., (en dat zijn er verscheidene van plan!), dan kon er geen enkel formeel besluit genomen worden en moèst de vraag wel gesteld: voortgaan of liquideeren?

Het is wel duidelijk, zelfs voor den grootsten optimist, dat de tegenstand tegen het Waterleidingplan steeds sterker wordt. Ik sprak dan ook reeds enkele invloedrijke personen in onze streek, die van het heele plan voorloopig niets zien komen. Trouwens, wie de gemeenteraadsverslagen der laatste weken gelezen heeft, is wel aardig op de hoogte.

Alle Raadsleden der 20 deelnemende gemeenten hebben van een pas opgericht "Comité van Actie" een uitvoerig schrijven ontvangen, waarin van dik hout planken worden gezaagd.

Het is nu reeds bekend, terwijl ik dit schrijf, dat de gemeenteraden van Hoofdplaat, Neuzen, Koewacht, Clinge, Graauw, Hontenisse, Sas van Gent en Axel tegen invoering van het waterleidingsplan zijn.

In Terneuzen vormen de tarieven het hoofdbezwaar. In Axel weer niet. Daar wil men het heele (d. w. z. het thans aanhangige) plan van de baan hebben. Men acht dit in hooge mate oneconomisch, omdat er in West-

Zeeuwsch-Vlaanderen zoo weinig gemeenten zijn, die aansluiten. Daardoor krijgt men onproductieve leidingen over grooten afstand. Bovendien vinden de Axelsche vroede vaderen (althans 2 van de 10) de tegenwoordige tijdsomstandigheden zóó ongunstig, dat ze de nieuwe, zware lasten voor de Waterleiding niet aandurven.

x

In de omgeving van Hulst, speciaal onder de R. K. boeren, heeft men het weer met iets geheel anders druk. Daar wordt van 3 tot 7 September een landbouwtentoonstelling gehouden, uitgaande van den R. K. Boerenbond. En zulk een tentoonstelling brengt een groote drukte met zich.

De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft bericht gezonden, dat hij bereid is, om op Zaterdag 3 September de tentoonstelling te openen en in de diverse afdeelingen een rondgang te maken. De Commissaris der Koningin in Zeeland en Jhr. van Vredenburch, oud-voorzitter der Z. L. M., zullen den minister vergezellen.

Er staat op deze tentoonstelling een interessante proef op 't programma onder leiding van den bekenden professor Visser uit Wageningen. Met medewerking van het instituut voor Landbouwwerktuigen te Wageningen, zal n.l. een trekkrachtproef voor paarden worden genomen, geheel op wetenschappelijke gronden gebaseerd.

De inzending paarden op deze tentoonstelling zal hoogst belangrijk worden. De in binnen- en buitenland bekende paarden als Fair, Hermine, Germain de Coneghem, Bora Sluis, enz. zullen geëxposeerd worden.

Maandag zal de Paardendag zijn, terwijl de geprimeerde paarden ook des Dinsdags in den ring op het terrein zullen rondgeleid worden.

x

De kwestie van den, tuinbouw in Zeeuwsch-Vlaanderen is reeds meer door mij in deze rubriek aangeroerd. Vooral in West-Zeeuwsch-Vlaanderen schenkt men er volle aandacht aan. Het schijnt, dat de omstandigheden in het Oostelijk deel van ons gewest er nog niet naar zijn, om in eenigszins beteekenende mate den tuinbouw te beoefenen. Maar in 't Westen wil men dien kant wel uit. Men ziet daar wel in, dat de groente- en fruitteelt in den regel meer loonend is dan de landbouw, zoodat de hooge pachten in het eerste geval gemakkelijker zijn op te brengen.

Men wil zich nu gaan toeleggen op den verbouw van zwarte bessen, zoo mogelijk gecombineerd met frambozen en aardbeien. Daarom is opgericht de fruit- en conservenhandel "Cadzandria", die beoogt het telen, verhandelen en conserveeren van fruit in den meest uitgebreiden zin. Voorloopig is men voornemens het fruit te drogen en te conserveeren, doch het is niet uitgesloten, dat er later overgegaan zal worden tot jambereiding.

Dat men een vereeniging opricht, is zeker een goed teeken. Alleen in den weg van goede, krachtige organisatie is op tuinbouwgebied wat te bereiken. Men zal, als de tuinbouw wat meer wordt beoefend, ook wel behoefte gaan gevoelen aan een veiling,

Maar voorloopig is in de eerste plaats óók noodig het zich verwerven van theoretische en practische kennis op tuinbouwgebied. Daar komt tegenwoordig aardig wat voor kijken. Wie den tuinbouw niet intensief, wetenschappelijk beoefent, kan het in den harden strijd om het bestaan niet volhouden.

x

De bezitters van een vrachtauto - en die zijn er in onze omgeving heel wat - zullen zeker dezer dagen wel met genoegen gelezen hebben, dat vrachtauto's in België voortaan worden, toegelaten op vertoon van een triptiek. Tot heden konden Belgische vrachtwagens wel met zulk een triptiek in Nederland komen, maar omgekeerd ging dat niet, hoewel er reeds verschillende malen op aangedrongen was, hierin de gelijkstelling te betrachten. Thans is het gewenschte bereikt.

Natuurlijk geldt de nieuwe faciliteit alleen voor vrachtauto's, welke voor internationaal verkeer dienen en niet voor zulke, die voor binnenlandsch verkeer in België gebruikt zouden worden.

x

Dezer dagen werden verschillende klompenmakers in Zeeuwsch-Vlaanderen verrast door een bezoek van den assistent van den inlichtingen-dienst van den Minister van Arbeid, den heer J. Neuteboom, teneinde zich te overtuigen of alles, wat door den klompenmakersbond aan de regeering was meegedeeld, juist was. Een uitvoerig onderzoek werd ingesteld.

Daaruit mag dus geconcludeerd, dat de regeering eenige aandacht aan de klompenindustrie en aan de groote moeilijkheden, waarin zij verkeert, schenkt. Het wordt ook hoog tijd.

Intusschen zitten de Zeeuwsch-Vlaamsche klompenmakers niet bij de pakken neer. Ze besloten een stand in te nemen op de groote landbouwtentoonstelling te Leeuwarden, teneinde het Zeeuwsch-Vlaamsch fabrikaat in grooter kring bekend te maken.

Flink zoo!

X. Y. Z

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Ze is jong, ze is teêr, ze heeft in hooge mate dè lijn, ze is een kind van den modernen tijd, en ze gaat trouwen.

Sceptisch staan de ouderen van dagen er tegenover.

Dat jonge ding, dat kort geleden nog al haar heil zag in Charlestons, Black Botommen en chauffeeren! dàt moet trouwen!

En ze gnuiven al bij voorbaat bij het vooruitzicht, hoe scheef de boel wel zal gaan en verheugen zich danig de dwaze moderniteit van het a.s. nestje in oogenschouw te mogen nemen. Want, wàt kun je nog aan degelijkheid verwachten in dezen verdwaasden tijd, waar huiselijkheid en knusse genoegelijkheid uit het woordenboek verbannen lijken.

Maar het jonge meisje verbaast plotseling al haar vrienden en kennissen door te verklaren, dat ze buiten gaat wonen, zomer en winter buiten, in een heerlijk ouderwetsch huis, met zooveel grond er om heen, dat ze geiten, eenden, kippen en duiven kunnen houden.

"En ons huis is zóó gelegen, dat jullie den ingang heusch niet zoo gemakkelijk kunt vinden", vertelt ze de gretig luisterende kennissen. "Wij kunnen jullie van den weg af zien aankomen, maar voor je onze woning door laantjes en berceaux bereikt hebt, zijn wij al lang onzichtbaar en lachen jullie, die den klopper op de deur laten rameien, heerlijk uit."

Mèn zwijgt, mèn denkt des te meer.

"We moeten niets van al jullie druk gedoe hebben," gaat ze voort, "in ons huis zal niet gedanst worden, er zal geen Jazz-muziek weerklinken, we hebben er volledig genoeg van!"

"Plotselinge verstandsverbijstering," zegt donkere Bob, die naast blonde Kit op den divan hurkt.

Het jonge ding wil even een nijdig en overtuigend betoog houden, maar haar a.s. man kijkt haar aan, ze lachen beiden en zwijgen.

Eenige weken later,

"Heb je het gehoord?" vraagt blonde Kit, die met "de heele kliek" in een dancing zit en ze neemt de lange wit ivoren cigarettenpijp even uit haar iets te rood kersenmondje, "ze zitten allebei op stramien te borduren!"

"Wat, wie?" vragen de anderen, die zich na de vermoeienis van een geheide Black Bottom niet zoo plotseling kunnen oriënteeren,

"Loulou en Walthi, natuurlijk," zegt Kit ongeduldig. Waar zou ze het nu ook anders over kùnnen hebben.

"Wat doen ze?"

Alle jongens- en meisjeshoofden (neen, dat kun je in dezen tijd niet meer zeggen) alle jongenshoofden dus, buigen zich vol belangstelling naar Kit toe, naar Kit, die in één adem, een heusche blos op de teêre wangen, vertelt:

"Ja, zeg, ik kwam er gisterenavond en toen zaten Loulou en Walthi honneponnerig in de huiskamer bij Mams en Paps, op stramien te borduren!"

"Op stramien? Zijn ze gek? Dat deden onze voorouders! En deed Walther dat ook? 't Is toch niet waar?"

"Heusch, heusch waar!" Kit's pervers kopje knikte ijverig.

"Hij vult het zwart in en zij maakt de kleurige bouquetten. Kussens voor de antieke stoelen! O, zeg, 't zal er zoo'n saaie boel worden! Inplaats al die reuze, mooie, moderne meubels van onze binnen-architecten, nemen ze kussen-kasten en oude dressoirs en kabinetten en allerlei ouden, viezen rommel, dien ze hier en daar opduikelen. En er komt een boerenkamer met een schouw, waar ze houtblokken in branden en een kaarsen-kroon! Gewoon om dood te gaan, als je daar met je beidjes in moet zitten en dan op zóó'n gehucht! En ze nemen géén ingebouwde piano en géén radio en géén gramophoon!"

"Waar moeten ze dan op dansen?" vroeg stom van verbazing een der vriendinnen.

"Dansen!" kir-lachte Kit ironisch. "Ze dansen niet meer, ze gaan samen Smyrna-kleeden maken als ze getrouwd zijn!"

"Goeie hemel, wat een huwelijk!" steunde weer een ander.

"Binnen drie maanden smijten ze de heele rataplan naar de vlakte en komen ze weer in stad terug, dat profeteer ik jullie, lui!" zei een man met vrouwen-figuur en een Charleston-broek aan.

"Als ze dan nog bij elkaar zijn!" zei somber, een gescheiden vrouwtje, dat er uitzag of ze zestien jaar was.

Maar in de huiskamer van het ouderlijk huis zaten Loulou en Walter en de draden werden in gelijkmatig rhythme door het stramien gehaald en telkens was er een even opkijken en iedere keer van elkaar aankijken hield een toekomstbelofte in.

En in het stramien werd geborduurd een ernstig willen om van hun leven iets beters te maken, dan wat de tegenwoordige jeugd er van maakt.

Het daghet in het Oosten.

E. B. B.

 

HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND

24 Augustus. Toen ik vanmorgen 't meisje opentrok, dat wil zeggen, toen ik de deur voor haar opende - ik kan geen bloed zien - van Sientje gehoord, dat in Vlissingen een melkoorlog was uitgebroken. Dat bericht stoorde wreed mijn pacifistische stemming, reeds dagenlang aangekweekt door onze margarine, die in Dordrecht den vrede teekende.

Jossie uitgelaten; die houdt wel van vechten. Aardje van zijn martiale moeder. Hij vroeg met belangstelling of de Middelburgsche soldaatjes er nu op los zouden gaan. Wybo trok zijn broer toen aan de ooren en zei plechtig-streng: "Jossie onthoud nu eens en voor altijd, dat 'n melkoorlog op het water uitgevochten moet worden. Dat ligt meer in de lijn. De klappen zullen dus vallen op Schelde of Noordzee en de mariniers zullen ze uitdeelen."

Ik had nooit van zooiets gehoord en vroeg critisch: "Maar wat doen ze dan in België, waar ze geen oorlogsschepen hebben?"

"In België hebben ze Waterloo," grinnikte de rakker, die zooals Breeduitstra zegt, zoo gevat wordt, als een domme dief.

25 Augustus. Aan Breeduitstra gevraagd of hij met me mee wilde naar de Middelburgsche ringrijderij. "Scheer je weg," tierde die, "ga uit m'n oogen, of ik vergrijp me aan je. Denk je dat ik naar zulke idioterie sta te pierik-oogen. Praat me niet van ringsteken, of ik wordt woest. Nog al 'n heele kunst. Zóó verblind van liefde kan je niet wezen, of je hebt er dadelijk een aan je vingers. 't Is bar en bar, dat zulke Enakskinderen zich daar nog in oefenen. Weet je niet welk een verschrikkelijken vloek vader Cats op ringen geladen heeft?" Heb ontkennend geantwoord. "Luister dan goed," voer hij voort, dan kan je het opzeggen, zoodra je naar het ding blikt, dat aan je linkerhand glinstert:

"Al draagt de aap een gouden ring,

Het blijft nochtans een leelijk ding."

De spreuk op mijn manchet genoteerd en alleen naar ringrijderij geweest.

26 Augustus. Melk 'n cent duurder geworden. Geweten aan den Vlissingschen krijg. In dagen van oorlog loopen de prijzen altijd op. Liesbeth daar niet mee tevreden. Ik moest den melkboer te lijf. Kwam van een koude kermis thuis. Hij tikte aanhoudend met z'n grooten rooden vinger op mijn borstzak en schreeuwde: "Ja ziet u, meneertje, as wij eerst den botanischen naam moeten leeren van den rommel dien we verbouwen en dan de zoölogischen naam van de insecten, die de zaak opvreten en vervolgens den chemischen naam van de stoffen, die de insecten dooden, dan snapt u toch zeker wel, dat er een is, die al die geleerdheid betalen moet." Later bespeurd, dat ik die uitverkorene was, al de sigaren in mijn koker waren kapot.

27 Augustus. Met Wybo en Jossie naar 't Vlissingsche strand geweest. Ik in strandstoel en Jossie onder Wybo's toezicht aan 't spelen. Duurde niet lang. Wybo had 't land en Jossie 't water. Je kondt hem wel wringen. Naar droger gedeelte ontboden. Toen tranen. Om hem met zijn lot te verzoenen, ik om een banaan uit. Zoeken bemoeilijkt door zand in 't oog. Na half uur succes en terug. Werd in m'n gezicht uitgelachen. 't Was namaak; er zat muziek in. Met z'n allen leverancier opgezocht. Geld terug geëischt. Kon 'n pak slaag krijgen. Draag liever confectie. Wybo schoot te hulp. Hooge woorden. 'n Heerschap met niets anders aan dan een sigaar en 'n badpak, wilde scheidsrechteren, maar Wybo die als voetballer weet, hoe hij zulke varkens moet wasschen, riep: "Neem de beenen, of ik schop je in zee terug, kwal!" Wegens volksoploop afgedeinsd. Jossie nog getracteerd op ezeltje-rijden. Vond dat heerlijk, maar was in minder dan geen tijd aan 't vechten met den eigenaar. Hij kon niet uitstaan, dat deze man de lieve dieren voor ezel uitschold. Nobel kereltje! Toen de proviand opgepiknikt was, voldaan huiswaarts. Kwamen gebruind boven water, daar de zon geschenen had vandaag. Fotograven namen er kieken van, (van de zon n.l.)

28 Augustus. Telegram van tante Sjarlotje gehad. "Beppie komt morgen terug. Bang voor den hond."

Groote verslagenheid. Zondag bedorven. Begrijpen met ons allen er niets van. Thuis is ze nergens bang voor.

29 Augustus. Beppie thuis gekomen. Weerzien niet zoo vroolijk als afscheid; eenigszins gedrukt. Terstond geïnformeerd naar haar raadselachtige vrees. Groote verbazing. Vertelde haar wat tante geseind had. Ze schaterlachte. "Tante was bang voor den hond, omdat ik niet bang voor hem, maar hij bang voor mij werd."

30 Augustus. 't Lijkt de witte week wel! Op de soos kregen we wéér 'n melkpraatje. Men verklaarde den Zeeuwsch-Vlaamschen-waterleiding-tegenzin uit het feit, dat de menschen daar bang waren, dat de boeren hun melk in prijs zouden verhoogen, indien ze het water zoo duur moesten betalen. Het nut der melk werd n.l. door mr. Mierick ontkend. "In hooger regionen was ook de melk weg," spotte die flauw. Breeduitstra bestreed hem heftig. De naam melkweg was juist gekozen, omdat het daar overvloeide van die vloeistof. "Waarom stuurt de K. L. M. dan haar aviateurs er niet op af?" wierp mr. Mieriek tegen. "Kan onmogelijk," bezwoer Breeduitstra, "de propellers zouden vol met boter raken." Zoo is 't ook!

 

HYGIENE.

Zooals reeds uit den naam van ons blad blijkt, beoogt dit hoofdzakelijk de bespreking van Zeeuwsche toestanden en belangen. Dit sluit echter niet uit, dat ook meer algemeene belangen onze aandacht hebben.

Die aandacht werd in den laatsten tijd gevestigd op het herhaaldelijk voorkomen van ingezonden stukken in de groote dagbladen, welke stukken ten doel hadden de veelvuldige verwaarloozing van de meest eenvoudige hygiënische eischen bij de behandeling van levensmiddelen aan den kaak te stellen. Er werd op gewezen, dat in vele zaken levensbehoeften in open bakken aan alle mogelijke verontreinigingen door stof, insecten, enz. blootgesteld waren, dat, helaas meerderen onder degenen, die er op aangewezen zijn die levensmiddelen te hanteeren, niet de noodige zindelijkheid in acht nemen, die men hiervoor in billijkheid mag eischen.

Bijna unaniem kwamen de inzenders tot de conclusie, dat het aanbeveling zou verdienen, waar eenigszins mogelijk, van de leveranciers te eischen dat deze, aan de fabrieken, verpakte artikelen leverden, indien de aard der artikelen een dergelijke verpakking ook maar even mogelijk maakten.

Waar hier in Zeeland, voor zoover ons bekend, vele, der in die stukken genoemde, artikelen in fabrieksverpakking worden geleverd, moest òf de inhoud dier klaagliederen overdreven zijn, òf onze provincie een gunstige uitzondering maken tegenover de rest van ons land. Wij meenden het goed eens een enquete hieromtrent in te stellen en wendden ons, in verband met de groote belangen, die de Zeeuwsche landbouw daarbij heeft, tot de Coöp. Suikerfabriek & Raffinaderij "Dinteloord" met het verzoek om een vraaggesprek. De Directie dezer fabriek verwees ons hiertoe tot haren hoofdvertegenwoordiger voor den binnenlandschen verkoop, die zich bereid verklaarde onze vragen te beantwoorden. Wij geven hier ons gesprek weer.

WIJ. U heeft waarschijnlijk wel de verschillende ingezonden stukken gelezen in de groote dagbladen betreffende de veelvuldig onhygiënische behandeling van levensmiddelen en de daaraan toegevoegde wensch, dat deze meer zouden worden geleverd "aan de fabriek verpakt" ?

HIJ. Ja, die stukjes hadden mijn aandacht en wordt daarin veel waars gezegd.

Door ons werden de door de schrijvers genoemde bezwaren reeds lang gedeeld, reden waarom wij eenige jaren geleden er toe overgingen bij ons aan de fabriek suiker automatisch te verpakken en in den handel te brengen.

WIJ. Het schijnt toch, dat die verpakte suiker van u niet overal verkocht wordt, mogen wij die ingezonden stukken gelooven. Hoe komt dat?

HIJ. Tot mijn spijt moet ik zeggen, dat het publiek zelf in hoofdzaak schuld daaraan heeft.

WIJ. Hoedat?

HIJ. Doordat het niet van zijn leveranciers eischt die verpakte suiker geleverd te krijgen. Bij U, in Zeeland, is het gebruik ervan juist zeer groot, doordat men daar zoowel van de hygiënische als ook van de materieele voordeelen dusdanig overtuigd is, dat zelfs afkeerige leveranciers ze moeten verkoopen.

WIJ. U spreekt daar van afkeerige leveranciers; dat wijst toch weer op een andere oorzaak, dan de eerst door U genoemde.

HIJ. Ik kom daarmede op een, uit zakenoogpunt, wat gevaarlijk terrein. De oorzaak van die afkeer moet m.i. worden toegeschreven aan: eerstens den onzen landgenooten aangeboren onafhankelijkheidszin, tweedens aan het feit, dat men inziet, dat het goede de meester is van het minder goede, het beste evenwel de vijand daarvan. Went men eenmaal het publiek aan het beste, dan zal dit zulks steeds blijven eischen en waar blijft dan de vrijheid? Zoodoende ontstaat passieve tegenwerking, die alleen door het standvastig eischen van het publiek van onze verpakte suiker overwonnen kan worden.

WIJ. U geeft zoo hoog op van de voordeelen van de aan Uw fabriek automatisch verpakte suiker. Welke zijn die voordeelen, behalve dan die uit hygiënisch oogpunt?

HIJ. U begint met reeds een van de voornaamste voordeelen als vanzelfsprekend aan te nemen. En inderdaad, doordat de suiker met geen handen in aanraking komt, nadat zij de kookpannen heeft verlaten, is dit wel een zeer voornaam punt. Verder wil ik nog aanvoeren, dat slechts de allerbeste Superiorsuiker ter vulling van de doozen gebruikt wordt, dat door automatische afweging men steeds op juist gewicht kan rekenen; en dat de huisvrouw een veel luister overzicht van haar suikerverbruik kan verkrijgen, vooral ook, indien zij steeds bij een doos à 20 cartons van 1 K.G. tegelijk inslaat. De winkelier zal hiervoor ook den prijs wel billijker stellen. Overal in het buitenland ziet men den verkoop van dusdanig verpakte suiker toenemen, wel een reden, dat men zich bij het gebruik daarvan goed bevindt.

Hier eindigde het vraaggesprek en vroegen wij of wij de afbeelding, voorkomende in het vraagprogram der laatste Middelburgsche Landbouwtentoonstelling, konden opnemen, waartegen natuurlijk geen bezwaar bestond.