Ons Zeeland 1931, Groot Rotterdam, De Zeeuwsche Editie jaargang 1931, nummer 25, 4 september 1931

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

Aan boord en aan den wal

Een deel van de Zeeuwsche bevolking leeft op het water en leeft van het water.

En merkwaardig mag het heeten, dat de visschersdorpen, dat Bruinisse, Ieseke, Arnemuiden; en tal van andere zoo geheel verschillend zijn van het gewone type. Zeker, men mag hierbij niet vergeten, dat er in deze dorpen ook vaak een verschil in oorsprong is. Vreemde invloeden hebben er zich bovendien jarenlang doen gelden. De Zeeuwsche boer zit op zijn grond en blijft er. Zoo was het tenmlnste vroeger. Hij kwam alleen buiten het dorp om naar de markt te gaan. En, onder het oudere geslacht zljn er genoeg, die nooit in een trein hebben gezeten, en buiten Zeeland nooit zijn geweest.

Met de zeelui is dat anders. Ze lich ten het anker en laten huis en dorp achter zich. En men behoeft niet dadelijk wereldreiziger te worden om tòch meer van de wereld te zien dan het elgen dorp. Bovendien, een dergelijk zwervend leven heeft ongetwijfeld invloed op het karakter, zoodat in den loop der tijden diepgaande verschillen tusschen landbouwers- en visschersbevolking zijn ontstaan. Het visschersdorp is zelf reeds zoo heel anders. Er is altijd drukte en geroezemoes; de schepen kiezen het ruime sop of komen aan ; de visch wordt binnengebracht of de groote manden worden in trein of tram geladen en de vrouwen venten ze uit in de stad.

Het lijkt allemaal heel mooi, het visschersleven, maar het is een hard en sober bestaan. Niet alleen, dat de zee altijd opnieuw weer haar slachtoffers eischt, maar het werk op zichzelf is zwaar en de inkomsten zijn gering en onzeker.

Van buiten gezien lijkt het allemaal zoo mooi! Zie de ranke scheepjes dobberen op de zee; de bonte zeilen geheschen, de stuurman in jekker en met zuidwester aan het roer.

En dan de visch, de blanke, spartelende visch, het zeebanket, zooals men het pleegt te noemen, die wordt meegebracht en op de bruine zeilen feestelijk ligt ultgespreid!

Maar tusschen uitvaart en thuiskomen liggen vele uren van hard werken in kou en storm; tijden van moeilijkheden en tegenslag. En in de huizen: uren van angst om een plotseling opgestoken storm, die het leven der visschers bedreigt.

Ja, wie denkt daaraan, als hij zijn vischje eet? De visch wordt duur betaald, het is bekend. Maar degenen, die er hun leven voor wagen, vinden slechts een sober bestaan. En toch! Toch willen al de jongens weer naar zee; toch trekt hen

't avontuurlljke, vrije leven, en zouden ze de trui niet graag verwisselen voor den boerenkiel. Het zit er in; dit ras van wagers en winners gedijt niet bij rustig landwerk. Het is er te ongedurig voor. Weg de schop, en met het schuitje de woelige Schelde op.

Den heelen dag ziet men ze heen en weer kruisen, de schuiten met hun sleepnetten, tot het avond wordt. Dan, na een langen dag van hard werken, eindelijk naar buis, tenzij de wind stil valt en men niet meer kan binnenkomen. Dan rinkelt het anker in zee en wacht men op verandering.

Het visschersleven is zwaar, maar, het wordt geleefd! En het vak, we kennen er geen, dat met zooveel liefde wordt beoefend ondanks de groote gevaren en het schrale gewin. Visschend Zeeland en landbouwend Zeeland staan wel ver van elkaar.

En toch is er weer een enloochenbare eenheid, die zich, ondanks naijver en kleine vechtpartijtjes, toch altijd weer toont.

STEDESTEMMEN

ZUIDZANDE -

Ziudzande, je ligt niet in 't Zuiden,

maar midden in het land.

De naam die ze je gaven,

die raakt dus wal noch kant.

Ook er geen zand te vinden.

maar enkel rasechte klei;

Zuidzande, je zou toch zeggen,

hoe komen de menschen er bij@

Ook is er geen Noorszande ergens,

zoodat het ook niet zal gaan

om hoe graag ik het wou, als

'n tegenstelling te laten bestaan.

Toch ben je een aardig dorpje.

Je mag er gerust wel zijn'

Alleen zou ik erg graag willen

dat je lag aan een boot of trein.

Maar wat niet is, kan nog komen.

Wanneer eéns de Scheldebrug

het reizen mat lichter zal maken,

dan kom ik, en keer nooit terug!

B. P.

 

Fruitweelde in 't Westland

Ook in den nazomer is de weelde er weer van het heerlijke Hollandsche fruit. Geurige appels, sappige peren, druiven, noten enz. getuigen van de wonderen, welke alle dagen gebeuren, zonder dat de mensch ze merkt. In 't nabije Westland werd de hoorn des overvloeds meer gevuld en uitgestort over ons eigen land en andere landen. Gretig worden de vruchten geconsumeerd, want ze zijn niet alleen voedzaam, doch uiterst gezond. Enkele "schilderijtjes" van den rijken groei van het Westlandsche ooft mogen hierbij gaan.

't Aloude Delft

Het aloude Delft stond nog eens in 't jonge licht der belangstelling, bij de onthulling, dezer dagen, van het eere-raam voor Hugo de Groot (Hugo

Grotius) in de Nieuwe Kerk, aldaar. Het raam, voorstellende het leven van den grooten Nederlandachen schrijver en rechtskundige en voorlooper van de vredesbeweging Hugo Grotius, werd ontworpen door den bekenden glasschilder Joep Nicolas en geschonken aan ons land door de Amerikaansche Balie. De Amerikaansche staatsman F. B. Kellogg (bekend door het Kellogg-pact), thans rechter in 't Permanente Hof van Internationale Justitie, te Den Haag, verrichtte de plechtigheid, die onze gedachten mede deed gaan naar de stad van historie, welke ook om haar karakteristieke, oude schoonheid over de geheele wereld bekend staat en waarvan wij hierbij onzen lezers o.m. enkele moole kieken aenbieden.

Zeeuwsche Sport

Nederlanders en Belgen hebben gevochten om de heerschappij over de Schelde. Is deze rivier al niet jaren een twistappel tusschen Nederland en Belgie? Hebben we niet een Nederlandsch Minister in zijn strijd om dit water zien stranden? Liever zien wij evenwel een strijd tusschen een aantal zwemmers en zwemsters, zooals j.l. Zaterdag het geval was. Zooals het van goede sportmenschen verwacht mag worden, hebben de zwemmers van beide bovengenoemde nationaliteiten elkaar vreedzaam en sportief bekampt, om tenslotte den buit eerlijk te deelen. Van de 26 deelnemers(sters) bereikten slechts 2 de finish en 1 kwam aan den overkant, doch kon het voorgeschreven punt niet bereiken.

"Is er Zaterdag dan bij zoo ongunstige weersimistandigheden gezwommen?" zal de leek zich afvragen. Inderdaad leek het weer aanmerkelijk beter dan vorig jaar en toen kwamen een veel grooter aantal aan. In werkelijkheid waren echter wind en stroom, veel moeilijker te overwinnen. Dit bleek al spoedig na het afgaan van de deelnemenden te Breskens. De sterke stroom dreef hen met een reusachtige snelheld de rivier In, zoodanig zelfs, dat de volgbooten hun nummer niet vinden konden. Vele deelnemers klaagden dan ook, vele honderden meters zonder boot te hebben moeten zwemmen. Dit was bij de organisatie, welke buitengewoon goed was, niet voorzien en zal ongetwijfeld een volgenden keer in orde zijn.

Op een voor ons beschikbaar gestelde loodsboot hebben we het geheele zwemmersveld doorkruist Voorgelicht omtrent stroomingen enz. door den loods Weber, kregen we spoedlg in het oog, dat de heer Kuypers (Amsterdam) er 't gunstigst voorstond. Na ongeveer 3/4 uur bereikten we hem. Naar schatting waren toen de deelnemers over een afstand van bijna 2 K.M. verspreid. Kuypers maakte een tamelijk groote bocht, doch zou spoediger dan de andere deelnemers in den ebstroom komen en dan zonder veel inspanning in den snellen stroom worden meegevoerd. Ongeveer een uur na den start treffen we Stenders (Amsterdam), die eveneens in tamelijk goede positie ligt, doch niet zoo hard zwemt als Kuypers. In dezelfde richting ligt Malfait (België). Volgens den loods Weber voert de loods, die Kuypers vergezelt, de beste tactiek en zal deze het eerst en wel pl.m. half vier den goeden stroom te pakken kunnen krijgen. Ongeveer 3 uur. 50 plkken we Kuypers weer op, hij is vermoeid en later zou blijken, dat de stroom, die juist in zUn voordeel kwam, hem weerhield van opgeven. Kuypers arriveerde het eerst in 2 uur 37 minuten 1 2/10 seconde. De hem begeleidende loods vertelde ons, dat er een flinke zee stond en O.N.O. wind. Kuypers zwom hard, zoo zelfs, dat zij alle moeite hadden hem met roeien bij te houden. Hierdoor heeft hij niet zoo sterk van de eb kunnen profiteeren, die voor hem te laat intrad. Kuypers zelf vertelde nog, dat hij eenige oogenblikken aan opgeven had gedacht, doch met den ebstroom kwam nieuwe moed. De tweede aankomende, de Belg V. d. Velde, had 3 uur 43 m. 36 4/5 sec. noodig. Hij leverde op het laatst een geweldigen strijd tegen den stroom. Dit moet een kerel geweest zijn met ijzeren wil en reusachtig doorzettingsvermogen. Hij was reeds voorbij de finish gevoerd, maar door taaie volharding kon hij nog in goed water komen en het gelukte hem, de finish te bereiken. Stenders werd voorbij de finish gedreven en moest opgeven. Kroese bereikte den wal, maar ver voorbij het vastgestelde punt. V. d. Burgh strandde in 't gezicht van de haven. Tenslotte vragen wij ons echter af, of de wedstrijd zich, door dezen uitsiag, zelf niet veroordeeld heeft.

De voorzitter van den Nederlandschen Zwembond, de sympathieke heer Kellenbach, was tegenwoordig en vond, dat de tijd gekomen was om een Zeeuwschen Zwembond op te richten, hetgeen ook denzelfden dag onder lelding van Burgemeester van Woelderen is geschied.

Tot slot danken wij de organisatoren voor de buitengewoon goede zorgen aan ons besteed. Met was "af".

Zeeuwsche Omroep

Hallo! hallo hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertelien van deze berichten is geoorloofd.

Men schrijft ons uit Aardenburg dat de aanleg van den nieuwen weg Aardenburg-St.Kruis de belangstelling van duizenden nieuwsgierigen trekt. Op sommige plaatsen verdwijnt deze weg zoo ver onder de aardoppervlakte, dat men op 't laagste punt met mijnlampen moet loopen, en op de hoogste punten vindt men Edelweiss, eeuwige sneeuw en Alpenhutjes. De Zwitscherse gezant moet zich reeds tot onze regeering gewend hebben met een klscht over oneerlijke concurrentie.

Men neldt ons uit Goes, dat op de kermis aldaar een vrouw te zien was, die geen hoofd had en toch spreken kon. Over de belangstelling voor dit buitenissig wezen kon de ezploitant niet roemen. Een vrouw met een hoofd en die niet spreekt, is dan ook een veel verwonderlijker natuurverschijnsel.

Uit dezelfde plaats vernamen wij, dat er een conflict op een timmerfabriek uitbrak. Sommige dierenbeschermers vonden dit zoo verblijdend voor de houtwormen, dat zij de vlag uitgestoken hebben.

Men seint ons uit Vitasingen, dat in de twee plaatselijke bioscopen bijna tegelijkertijd 'n binnenbrandje heeft gewoed. De concurrentie op sensatie-gebied is onder dergelijke inrichtingen hevig.

De brandweer heeft in beide gevallen bet vuur tijdig onder de knie gekregen, wat haar nochtans niet op brandwonden te staan kwam.

Een Breskensche visscher heeft een fraaien stoottand van een mammouth aan wal gebrscht van meer dan anderhalven meter lengte. Door het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen is de vondst aangekocht en het houdt zich beleefd aanbevolen voor andere soortgelijke aanbiedingen. Wanneer hier gehoor aan gegeven wordt, zal men tenminste niet over 'n aftandsch genootschap kunnen spreken!

Bij een boogschuttersfeest in Zeeuwsch-Vlaanderen is een der deelnemers door 'n pijl geraakt, zoo melde onze correspondent. Wij vinden dit niets bijzonders, omdat we wel eens van dergelijke festijnen hoorden, waar ALLE schutters aangeschoten waren.

Wegens 't heerschen der mazelen te Oost- en West-Souburg is de bewaarschool gesloten. En nu zeggen ze nog, dat de mazelen een vijand der kinderen zijn!

Op Koniginnedag heeft men zich te Sluis vermaakt (op initiatief van de zwemvereeniging) met duikoefeningen. En dat nog wel in een tijd, dat iedereen zooveel moeite heeft om zich het hoofd boven water te houden! En dat nog wel op Koninginnedag! Foei!

Men seint ons uit Terneuzen, dat de leiders van de onlangs gehouden Neus-herdenking door den nationalen bond voor behoud en versiering van voorgevels tot eere-leden benoemd zijn.

Te Middelburg kwamen een eierenboerin en 'n melkbezorger met elkaar in botsing, n.l. op den hoek Lange Delft-Segeerstraat. Volgens ooggetuigen moet het (nu de malaise troef is) een heerlijk iets geweest zijn, eindelijk eens 'n plek te zien, die overvloeide van melk en eierenstruif!

Tot de volgende week, dames en heeren!

Bie ons op 't durp

XIV

Je zà wè zeggen, die vent is noe altied op reis of 't schil nie vie, mae 'k bin ik nae Amsterdam ewist omdà 'n achternichte van m'n begraeven wier en Flup van den smid gieng mie m'n mee. Je zà wè 'n bitje gek kieken, wat of 'am noe wee most gaen doen, mae 'iermee is 't zò 'elegen, dat 't 'n nae een febriek most voe d'n ouwen. Allè, en wulder toen op den trein.

Noe mò je weten, da'k buten Zeeland nog nooit op 'n àr bin 'ewist, en 'k stieng dan òk wè 'n bitje vremd te kieken, toen we d'r ankwammen. Afijn mae mie Flup was 't nog erger, den diejen à nog nooit in den trein 'ezeten, en toen d'n om 'n karetje vroog, zee 't én "Eene nae Amsterdam en 'n plekke bie 't raem." ik kos nie mî vort van de lach! Wulder dan in de trim, en doe gieng alles goed tot Roosendael. Toen zee t'n :"Van 'tf Hof, noe bin 'k toch zò stieve van 't zitten 'k mò d'r uit, En zò temet stieng t'n op 't perron. Ik zegge: Flup, noe j'er toch uut bin, mos je 's effen 'n paer broadjes voe m'n aelen. En 'um d'r op of. Mae toen gieng t'n mie zò'n juffrouw staen klessen, en toen t'n eindelienge terug was en m'n wegrejen, toen zee t'n: "wae bin noe d't vrekte broadjes? E'k z'à an joe 'egeven?" "Belneent, ik heb ik gin broadjes 'ezien," zee ik. "E menschen leive, dan èn 'k tie bie die juffrouw 'elaeten." "Ei je ze betaeld òk?" vroog ik. "Dat èn 'k net" zee-d 'um. En toen wier 'n toch kwaed! En ik à m'n lol d'r in.

In Amsterdam gieng ik nae 't sterf'uus en Flup nae de febriek. Den netaris was 't er òk, en 'k oorde dà 'k nog 'n paer 'onderd gulden gurreven à. Kiek, docht ik dan gae ik mie Flup's nae de kemedie. En: toen 'k Flup op'gedukeld à, wulder nae zò'n dienk. Me kwammen d'r binnen, dà's te zeggen, me wouwen d'r in gaen, en toen ieuw zo'n vent mie vee goud op z'n boste ons staende en die zee, dà m'n d'r nie inkosten. Ik vroog: "Bin jie soms van de plisie?" mae 'um lachte, en toen wier ik kwaed, en ik zee: Ou dan je streken mae bie je," en toen zee 'um: U bent niet in avondkleeding." Afijn, 'k stieng d'r van te kieken, en Flup zee: "m'èn toch ons besten goed an," mae de kaerel lachte'n ons mae uut en toen wier Flup giftig en zee: "k Zà joe 's 'n pak op je bliksem geven."

Toen wier 't ineens benauwd en vrindelijt en ie éit ons 'n arre plekke 'ewezen, dae most èt nog vee mooier zien, en wulder dae nae toe. Dà 'eetten: de Rooie meulen." en toen m'n d'r voe stiengen, zee Flup: " dà lieken mien noe nie zò erg," mae 'k zegge: "Jie bin toch gin schietebroek? Allé, m'n gaen d'r in, á't nie goed is, zummen 't wè zien, en dan gaen me d'r wee uut. Mae wat à m'n dat beleefd èn! Afijn, dà zá'k je de volgende keere wè's zeggen.

PIER VAN 'T HOF.