De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 2

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Een praatje over de Zeeuwsche Dialecten

V Steden en Dorpen

De verhouding tusschen stad en dorp heeft wel recht op onze aandacht. Immers, vanuit de stad moeten de taal-invloeden komen, die hun invloed uitoefenen op de dorpsche dialecten.

De eerste vraag, die zich voordoet, is : Hoe groot is die invloed en hoe doet bij zich gelden?

Laten we dit eens bekijken en weer Z. Beveland als voorbeeld nemen.

Goes is een stadje, dat wel zeer klein is, maar desondanks een zeker gedeelte algemeen beschaafd sprekende inwoners bezit.

Er is dus een kern, een zeker bolwerk van het algemeen beschaafd, dat zijn invloed wil doen gelden. De vraag is nu maar, of dit kan. En het antwoord : Een plaats als Goes zeker niet. De kwestie is, dat misschien 1/20 deel der Goesenaars zuiver A. B. spreekt. Voor het overige vinden we bij de inwoners allerlei graden en schakeeringen van A. B. tot aan het zuiverste Zeeuwsch toe. Dit 19/20 deel (om ons aan dit globale cijfer te houden) zal het eigenlijke bolwerk dus moeten zijn tegen de binnendringende dialecten.

Ik vermoed, dat eenige van de lezers dadelijk een aanval willen doen op mijn cijfers. Nu, deze zouden het niet weerstaan. Maar ik wil toch ten overvloede meedeelen, dat menige Zeeuw, die algemeen beschaafd denkt te spreken, zich leelijk vergist. Al is het maar in het gebruik van de stopwoorden (h)é en (h)oor. Zoo gerekend, zijn mijn cijfers zeker niet aan den onvoordeeligen kant (voor het A. B.)- Dit aangenomen zijnde, rest de vraag of die 1000 A. B.-sprekende menschen nu een werkelijken invloed op de geheele eilandtaal kunnen uitoefenen. Het antwoord moet ontkennend luiden.

In een andere provincie moge het oplossen van het isolement der dorpen winst beteekenen voor het A. B., hier is het omgekeerde het geval. De plattelandsbewoners oefenen invloed uit op de inwoners der kleine provinciestad. Zoo zou er van een verdwijnen der dialecten geen sprake zijn, wanneer andere factoren dit werk niet hielpen voltooien. Zoo zijn er o.a. het toegenomen verkeer buiten de provincie ; invloed van de provincie bereizende zakenlui ; meerdere vestiging van vreemdelingen, de kerk, de school, couranten, boeken enz. Deze allen spannen samen tegen de dialecten en hebben tot hun ondergang besloten.

Maar, zooals we al eens hebben gezegd, dit heeft de tijd, (zie art. III).

We zien dus, dat de kleine stad weinig te beteekenen heeft als hulpmiddel voor het A. B. Zoo is het bijna overal in Zeeland. Het zouden dan alleen Middelburg en Vlissingen moeten zijn, waarvan sterke invloed zou kunnen uitgaan. Maar praktisch moet ik dat betwijfelen.

Zien we nu naar de verhouding der dorpen onderling.

Het is algemeen bekend, dat er tusschen de meeste dorpen over het algemeen geen prettige verhouding bestaat. Niet, dat zich dit dadelijk uit in vijandelijkheden (hoewel dat op kermissen etc. wel voorkomt), maar toch bemoeit men zich zoo weinig mogelijk met elkaar. Het Zeeuwsche dorp vormt een bevolkingseenheid met een eigen, van het algemeen Zeeuwsch verschillend dialect. Laat ik het oude voorbeeld nog eens aanhalen: A. B. babbelaars; St. Maartensdijk : kokkiene; Tholen (stad) : kussentjes ; Stavenisse : sukerspek, enz.

Dergelijke verschillen kunnen alleen gehandhaafd blijven in van elkaar geïsoleerde taalgemeenschappen. Sommige, dicht bij elkaar gelegen dorpen hebben een opvallend sterk verschillend dialect, zooals b.v. Ierseke en Kruiningen.

Of dit echter lang zal blijven bestaan, valt zeer te betwijfelen.

Nu speelt het verkeer, en vooral het samenkomen in de stad, een belangrijker rol. Ook de toenemende centralisatie op economisch en ander gebied (boerenleenbanken, landbouwvergaderingen, tentoonstellingen, enz.) maakt, dat een voortdurend contact bestaat. De scherpste verschillen zullen dus langzamerhand afslijten. We gaan dus tòch aan op een algemeen Zeeuwsch, maar 't is de vraag, of dit zich vóór zijn totstandkoming niet zal hebben opgelost in het algemeen beschaafd.

Hiermee wil ik mijn eerste reeks artikeltjes over onze dialecten voorloopig besluiten. Een enkel woord nog over de Zeeuwsche vereeniging voor Dialectonderzoek. Deze vereeniging doet met haar werk, het verzamelen van dialectmateriaal en het bestudeeren der taal, een hoogst belangrijk werk. dat de belangstelling van alle Zeeuwen verdient. Wanneer werkelijk "de taal gants het volk" is, dan geldt dit in de eerste plaats voor ons mooi gewest, dat zich in zoo vele opzichten karakteristiek onderscheidt van de overige. Wil men dit werk steunen, dan kan men dit doen door het aanleggen van lijsten woorden, die in het dialect voorkomen en in het A. B. niet bestaan.

Het is hier niet de plaats, propaganda te maken voor een vereeniging, maar het is in dit Zeeuwsche blad wèl de plaats, te wijzen op een algemeen cultureel en wetenschappelijk belang, dat niet verwaarloosd mag worden en waaraan alle Zeeuwen kunnen (en moeten) meewerken.

Dr. H. C. M. Ghijsen te Domburg is secretaresse dier vereeniging.

LEO VAN BREEN.