De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 5

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

De Markies de Thouars

Door Leo van Breen

In den loop der tijden hebben in Zeeland niet minder dan 85 dag-en weekbladen en periodieken het licht gezien. Den meesten van hen was maar een kort leven beschoren ; andere bleven tot op onzen dag bestaan. In het in een vorig artikel genoemde werk van H. P. Ahrahams : "De Pers in Zeeland" vinden wij over de levensgebeurtenissen dezer uitgaven belangrijke bijzonderheden, waarvan slechts weinigen kunnen genieten, omdat men dit boek haast nooit tegenkomt. Dit is de reden, dat ik van eenige dezer bladen iets ga vertellen, wat elken rechtgeaarden Zeeuw zal interesseeren. En het eerste slachtoffer, dat ik hiervoor kies, is de Zierikzeesche Nieuwsbode, een blad dat nog steeds bestaat en zich in een weldadigen bloei mag verheugen.

Dit blad werd in het jaar 1844 opgericht door P. de Looze. boekdrukker te Zierikzee. Het was oorspronkelijk klein van omvang, snaar er stond zeer veel in te lezen, omdat men het met een ongeloofelijk kleine letter drukte.

De inhoud der stukken was zeer uiteenlopend de vorm kort en bondig, soms zelfs zoo, dat de mededeelingen vermakelijke parodieën vormden op bestaande toestanden e.d. Eenige daarvan willen we meedeelen, b.v. "Te Dordrecht wordt de polka reeds op stelten gedanst." Niet alleen vermakelijk is dit, maar het toont tevens aan. dat de mensch niet verandert ; in onzen tijd steekt men op gelijke wijze den draak met den charleston en andere dansen, die wij nu vreemd vinden, maar door onze nakomelingen waarschijnlijk als zeer gewoon zullen worden beschouwd.

Een ander, dat het verval van Zierikzee aantoont : "Te Liverpool kan men geen haven zien van al de schepen ; te Zierikzee kan men geen schepen zien van al de havens." Zonder commentaar laten we nog eenige andere volgen : "De armoede te Goes en in andere Zeeuwsche steden neemt hand over hand toe : ook de rijkdom." "Te Vlissingen is een schip met twist gearriveerd, bestemd voor Middelburg." Enz.

Niet al deze aardigheden, die veelal betrekking hebben op inmiddels gewijzigde maatschappelijke en politieke toestanden, zijn voor ons duidelijk. Maar vele zijn ontegenzeglijk belangrijk voor de mentaliteit van dezen tijd.

In 1846 verscheen de Zierikzeesche Nieuwsbode als een gewone courant ; de onderneming groeide en bloeide. In den begane werkten aan het blad verschillende personen mee ; en een daarvan wil ik hier eens voor het zoeklicht halen: het is werkelijk de moeite waard. Het betreft niemand minder dan den markies de Thouars een zeer geruchtmakend persoon, die een veelbewogen leven had.

Zijn levensgeschiedenis bevat veel duistere punten, en wat wij van hem weten, is ons bekend door de in Abrahams boek opgenomen citaten uit toentertijd verschenen couranten.

Het eerst ontmoet men den markies in een bericht in de Vlissingsche Crt. van 25 Dec. 1846. Daarin staat te lezen, dat de markies van Deventer naar Zierikzee werd gevoerd (door het gerecht) om daar door den kantonrechter te worden gehoord, omdat hij in de Zierikzeesche Nieuwsbode een bericht had gepubliceerd, dat de kantonrechter van Ommen zich had aangetrokken.

Van deze reis vertelt De Thouars zelf in een uitvoerig stuk aan de Vlissingsche Crt. Daarin wordt verhaald, hoe hij op gevangenentransport werd gezet ; hoe er met hem van de eene naar de andere plaats werd getrokken, en welke ontberingen bij moest lijden. Nu was De Thouars van hooge afkomst ; hij was officier in het Nederlandsche leger geweest, maar daaruit ontslagen, wegens het schrijven van een geruchtmakende brochure. Hij behield echter veel van zijn invloedrijke relaties ; en daaraan, mede in verband met den politieken toestand in de jaren van 1830 en daarna, is het te danken, dat hij voor martelaar kon spelen ; wat hij dan ook, zij het voor een zeer klein deel, was.

Hoe dit zij ; men solt met De Thouars en vervoert hem wegens verschillende hem ten laste gelegde feiten van de eene naar de andere plaats. In de Vliss. Crt. van 25 Mei 1947 lucht hij zijn hart in het volgende vers :

Twee jaren zonder zonneschijn,

En dag- en avondrood ;

Twee jaren uitgehuwd te zijn

Aan een tiendubblen dood ;

Twee jaren zonder spraak der maan

en starren-melody;

Twee jaren zonder bloem of blaân ....

Dat voert tot razernij !

De Thouars zoekt zijn recht, schrijft links en rechts, maar hij kan, zich niet rechtvaardigen. Verschillende couranten houden hem de hand boven het hoofd en ook het volk. Men zag De Thouars als een slachtoffer der duurgekochte vrijheid en dat was de oorzaak van den steun der publieke opinie.

De Thouars logeerde dikwijls bij den uitgever der Zierikzeesche Nieuwsbode, die waarschijnlijk den journalist in hem waardeerde. En hoe het publiek over hem dacht, blijkt wel uit het volgende bericht in de Nieuwsbode : "schier ieder uur wordt de woning des heeren P. de Looze bestormd door weldenkenden, die den beminden dichter (De Thouars) hunne hulde wenschen te brengen, en van hunne innige achting en onbegrensde genegenheid te doen blijken, door het geroep, van "Leve de Marquis! Weg met Jan Bedrog!"

Het feit echter, dat men een dergelijke losbandigen zwerver als De Thouars, belicht valt en veroordeeld wegens verschillende misdrijven, openlijk huldigde kan alleen verklaard worden door een politieken achtergrond. De opgewondenheid in deze dagen in verband met het baanbreken der liberale beginselen zal wel de oorzaak van dit alles zijn geweest.

Nochtans verhindert dit niet, dat we op 15 Aug. 1850 in een courant het volgende bericht kunnen lezen :

"Werd ons hart voor een tweetal weken weemoedig aangedaan, toen wij te Ane in Overijssel, twee uren van hier, den bekenden markies De Thouars, in lompen gehuld, aan den weg vonden zitten, zich vergastende aan een stuk brood, hem door de weldadigheid uitgereikt, heden ontviel ons oog een traan, toen wij bij het lijk stonden van een eenmaal gevierden dichter, den naneef van een hertog de Petit de Thouars en van den edelen Coligny."

De Thouars heeft nog een "belijdenis der waarheid" nagelaten, die wel niet al te serieus zal mogen worden genomen. De kwestie is toch, dat deze man inderdaad het goede niet wilde of kon ; de bescherming van den Koning en anderen werd achteloos door hem verspeeld, en hij stierf naakt en berooid als een zwerver langs den weg.

En toch is deze man in zijn tijd een persoon van niet geringe beteekenis geweest ; zijn omvangrijk werk, gedeeltelijk in couranten, gedeeltelijk afzonderlijk uitgegeven, getuigt valt zijn vaderlandsliefde, zijn buitengewoon vernuft en zijn dichttalent. Maar dat alles heeft hem niet voor een tragischen ondergang kunnen behouden.