De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 8

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Keukenmoraal van onze voorouders

Door Leo van Breen

Behalve om hun vrijheidszin en heldendaden ter zee, waren de hollanders ook altijd beroemd om hun overvloedige en vette keuken. Voor onze voorvaderen was lang en goed tafelen een genot zonder weerga. Nu, in de 17e en 18e eeuw had men daar geld en tijd voor.

Het zijn niet alleen de rekeningen van maaltijden, die plaatsvonden bij schutters- rederijkersen andere feesten, die ons daarover inlichten. Deze geven wel een overzicht van de geweldige hoeveelheden spijs en drank, die bij dergelijke hoeveelheden werden verorberd, maar vertellen ons verder niets.

Wat ons echter wel iets vertelt is een boekje van den bekenden 17eeuwschen Zeeuwschen dichter, Jan de Brune, getiteld : "Nieuwe wijn in oude le'er-zacken". een verzameling van eenige duizenden spreekwoorden en gezegden, die ontzettend leerzaam zijn voor de kennis van de mentaliteit des volks.

Wanneer u - om bij de eetpartijen te blijven - bijvoorbeeld wenscht te weten, hoe men in de 17e eeuw en vroeger over den maaltijd en de daarbij behoorende etiquette dacht, dan hoeft u maar even het hoofdstuk "spijze, dranck, gulsigheyd" op te slaan om voldoende ingelicht te worden. Maar laat ik dit doen.

Allereerst dan een van filosophische opvatting getuigend rijm:

Die om 't eten schaemte heeft.

Schaemt' oock hebbe, dat hij leeft.

Dan komt de gastronoom op de proppen:

Tot harde 1) spijze moeten zijn.

Goe sporen van een kloecke wijn.

En : Neemt tot uw spijze luchtich brood.

en kaes, die zwaer is als een loot.

En: men vint gheen vlees dat beter smaect,

Als dat het been ten naesten raect.

Dit zijn de heeren, die van meening zijn, dat:

Het eten dooft,

De pijn van 't hooft.

En: Wanneer de buyck is vol en zoet,

Een vrolyck hooft steeckt in de hoet.

Maar er zijn ook smulpapen, die meer op de goede verhouding der gasten, dan op kwaliteit en kwantiteit der spijzen letten.

Zij zijn van oordeel, dat:

Een tafel van een goede vriend

In plaatse van een schole dient.

En: Een ronde tafel weert den twist,

Want elck in alle schotels vist.

En: En gaet 2) ter maaltijd of ter feest,

Ten zij ghij zijt ghenoot gheweest.

Nee, van ongenoode gasten moet men over 't algemeen niet veel hebben. Het is wel als in :

Die comt te gaste

on-ghebeden, 3)

Die magh zijn stoel wel brenghen mede.

En: Hij leeft niet anders als de muys, Altijds in yemant anders huys.

Het spreekt vanzelf, dat men zich aan tafel behoorlijk moet gedragen. Ook moet men wèl toegerust zijn tot den maaltijd. Een en ander moge blijken uit :

Een mes draeght

altijds in de zack, Of anders wacht veel onghemack.

Of; Die zonder mes ter maeltijd gaet,

verliest veel beetjes, tot zijn schaed.

En: Die van zyn mes het vet af lect,

Zeer weynigh aan zijn knecht verstrect.

En: Die op een anders schotel wacht,

eet dickwils qwalyck en met klacht.

Maar de asceet spreekt ook een woordje mee en zegt :

Wat water en een korste brood

is ons ghenoegh tot 's levens nood.

En: Gheen spyze, die ons beter smaeckt,

Als daer-men aan door arbeyt raeckt.

De philantroop denkt ook aan zijn medemenschen, zooals blijkt uit :

Die van zijn noenmael wat verspaert 4),

Zijn avondmael te meer is waerd.

En: De rijck kan eten al den dagh,

De arm man, als hij 't heeft en magh 5).

Maar de voorzichtigen zijn er ook, en zeggen:

Onmaticherd op feest of mael,

Is moer 6) van alle zieckt' en quael.

En: Een buyck, daer al te veel is in,

En baert nogt gheen subtyle zin 6).

Dan is er ten slotte nog een laatste en groote categorie van zuinigen en afgunstigen, die vol waarschuwingen zijn als :

Vette keucken op het end

Maeckt een magher testament.

En: Maer 7) de feest en goede chier 8)

Grauwe erten op het vier.

En: Hij heeft, met zoo veel lecker beten,

Zijn witte-brood te voor 9) gheeten 10).

En: De kost in overvloed, die deert

En kittelt 11) ons tot quae 12) begeert.

Zoo hebben we gezien, hoe onze voorvaders over het koesteren van de maag dachten. We zullen den gulden middenweg maar aanbevelen :

Het eten is een dingh bequaem

Het houdt het lijf en ziel te zaem.

In hetzelfde boekje staan voorts spreekwoorden op allerlei gebied, waarover een volgende maal.

1) vaste 2) gaat niet ; 3) ongevraagd 4) overspaart ; 5) kan ; 6) fijne geest ; 7) na g) sier 9) vooruit van te voren ; 10) gegeten 11) prikkelt ; 12) kwade, slechte.