De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 13

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Schore

De gemeente Schore, waartoe ook Vlake behoort, heeft een oppervlakte van 1129 H.A. en heeft ongeveer 950 inwoners. Van Oost naar West wordt de gemeente doorsneden door de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen en van Noord naar Zuid door het kanaal door Zuid-Beveland. Op het kruispunt van spoorlijn en kanaal ligt het spoorwegstation Vlake.

Het voornaamste middel van bestaan is de landbouw terwijl men zich den laatsten tijd steeds meer gaat toeleggen op tuinbouw. Verder dient de aandacht gevestigd te worden op de kunstmestfabriek en betonfabriek, die beide als bloeiende bedrijven kunnen worden aangemerkt.

Schore is een stil dorp, omringd door talrijke boomgaarden, die vooral in den bloeitijd het landschap een bekoorlijke schoonheid geven. Niettegenstaande de gunstige ligging aan vaarwater en spoorlijn gaat het inwonertal echter niet vooruit.

De edelachtbare heer J. G. van Nieuwenhuijzen is reeds sinds januari 1897 burgemeester van Schore, zoodat zeer vele Schoorsche burgers geen anderen burgemeester hebben gekend. Vóór 1897 was hij reeds raadslid en hij bleef dit tot 1927 toen hij na zijn herkiezing als zoodanig bedankte. Ook was hij tot voor kort gedurende meerdere jaren lid van de Provinciale Staten van Zeeland.

In den dijk langs de Westerschelde bevinden zich een tweetal uitwateringssluizen van het Waterschap "de Breede Wetering bewesten Ierseke" n.l. de oude sluis nabij de grens met Hansweert (gemeente Kruiningen) en meer westelijk de nieuwe sluis, gebouwd in 1928/29. Van de groote sluis hebben meermalen foto's in dit blad gestaan in verband met stagnatie in de werkzaamheden, doordat grondverschuivingen plaats hadden.

Een bijzonderheid is zeer zeker de scheeve kerktoren, die omstreeks 1250 is gebouwd. De toren belt sterk over naar de westzijde en werd vermoedelijk scheef gebouwd of is tijdens het bouwen gaan overhellen. Het laatste is meer waarschijnlijk, daar het bouwwerk ter hoogte van de klankborden minder scheef wordt. Daar echter ook het bovenste gedeelte niet loodrecht staat, kan worden aangenomen, dat ook daarna het verzakken is doorgegaan. Het wijzerbord, dat vroeger onder de klankborden was aangebracht, is later naar boven gebracht tot vlak onder de spits.

De spits van den toren heeft later een anderen vorm gekregen.

Wij willen in het kort nog iets uit het verleden vertellen.

Onder de heerlijkheden van het oude Zuid-Beveland waren er twee, die de namen Schore en Vlake droegen. Ofschoon van verschillenden naam, hadden zij toch steeds dezelfde ambachtsheeren en werden in één adem genoemd.

Schore ontleende oorspronkelijk vermoedelijk zijn naam aan een daar opgekomen schor, die later bedijkt werd. Vlake is een verbastering van Vleke of Vlekke, m.a.w. een oppervlakte. Volgens het Vaderlandsch Woordenboek van Kok was Vlake groot 1837 gemeten en 267 roede, en Schore 1050 gemeten en 138 1/2 roeden. Het schijnt, dat vroeger beide dorpen gelijk van inwonertal zijn geweest thans is echter Schore belangrijk grooter dan Vlake.

De ouderdom van het dorp Schore moet op omstreeks 6 à 7 eeuwen worden geschat, want de kerk is aldaar gesticht in 1250 door de nonnen van het klooster van Jeruzalem te Biezelinge, die er tot 1578 hun godsdienstoefeningen hielden.

Weleer was het een kruiskerk, doch doordat het onderhoud zeer kostbaar was, liet men de zijvleugels vervallen. In 1811 werd het kerkgebouw door brand bedreigd en in 1819 sloeg de bliksem in de spits van den toren. In beide gevallen kon door spoedig ingrijpen erger worden voorkomen. Bij het blusschen moeten zich zeer hebben onderscheiden de schout der gemeente, de smid en de landman Veerhoek. In 1914 werd de kerk afgebroken en vervangen door een nieuwe.

De kerk te Vlake, welke in het begin van de 19e eeuw is afgebroken, bestond reeds in 1300 en was vergeven door den deken en het kapittel van St. Salvadorskerk te Utrecht. In- en uitwendig moet deze kerk gelijk zijn geweest aan die te Schore. Ook stond er een toren bij, waarin een klok. Uit de geschiedenis, dezer kerk is een verhaal in omloop, dat zelfs al in het jaar 1600 bekend was en door verschillende kroniekschrijvers is opgeteekend. Op een groot paneel, dat aan den wand hing, was een duivel geschilderd, waaronder de Latijnsche woorden : "Fragmina Verborum Titevullus collegit horum" waarmede te kennen gegeven werd, dat de satan, hier Titevullus genoemd, de misslagen in de redenen, die hier gesproken werden, aanteekende, om dezelve in het oordeel voor God te brengen, tot waarschuwing van alle degenen, die hier het woord zouden voeren. In 1675 was er echter een jong predikant, wien dit verdroot en die aan deze vertelsels een einde maakte. In overleg met den koster besloten zij het paneel te vernielen en zij drongen des nachts de kerk binnen. Zij verwijderden het schilderij om het daarna te verbranden. Tot aller verbazing was het des Zondags niet meer te zien, wat groote ontsteltenis veroorzaakte, daar men des duivels wraak vreesde.

Een oud groot doopvont van steen, afkomstig uit de kerk van Schore, is thans in het bezit van den heer J.P. Glerum, die het in zijn tuin voor zijn woning heeft geplaatst.

Op 28 October 1701 beriep men een predikant, welke oorzaak werd van een groote beroering in de Zeeuwsche gewesten. Het was de proponent Gosuinus Buitendijk uit Zuid-Beijerland. Na een strijd, die jaren duurde, werd bij echter wegens valsche leer afgezet, waarbij zelfs de hulp der Magistratuur van Goes werd ingeroepen.

Tenslotte zij nog vermeld, dat in September 1844 deze gemeente zwaar getroffen werd door een besmettelijke ziekte (pokken) waaraan velen stierven en waardoor de nood in vele gezinnen groot werd.