De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 15

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Muziek van den Toren

Door Leo van Breen

Er is in de laatste jaren tot vervelens toe geschreven over de Maria Magdalena-kerk te Goes. En weliswaar verdient dit hoofdsieraad der Zeeuwsche kerken alleszins telkens onze hernieuwde aandacht, maar dat verhindert niet dat het steeds opnieuw gebruiken van dezelfde oude bronnen gaat tegenstaan, den schrijver in de eerste plaats, maar vooral ook den lezer.

Zoodat wij onze aandacht nu zullen bepalen tot een algemeenen indruk dien deze kerk op den toeschouwer maakt, vooral na de restauratie; een korte bespreking van wat aan deze restauratie is voorafgegaan, om tenslotte een oogenblik stil te staan bij de geschiedenis van het carillon.

Een der meest recente artikelen, en ongetwijfeld het beste dat over deze kerk geschreven is, verscheen valt de hand van Ant. v. d. Berg in de Goesche Courant.

"Men behoeft waarlijk niet een ingewijde in de technische details der bouwkunst te zijn om onder den indruk te komen van het monumentale Goesche kerkgebouw, dat fijn geprofileerd, slank en toch stabiel, in sterke contouren uit het centrum der stad oprijst. Van welke zijde men dit trotsche monument nadert, of het overgoten is met zonlicht, of de storm het glas in de hooge boogvensters doet rinkelen, of de avondlucht wild de finesses verdoezelt : men beseft in de nabijheid van een kunstwerk te zijn, en men ondergaat de ontroering, die alleen het oeuvre van den kunstenaar bij de gratie Gods kan teweegbrengen."

Zoo begint dit verdienstelijke artikel, dat vooraf de aandacht vestigt op de aesthetische zijde van dit gebouw. We zullen ons dan ook niet vermoeien met den architectonischen kant, althans niet met dien van voor 1900.

Zooals men weet, hebben in zandsteen opgetrokken gebouwen van ons zeeklimaat veel te lijden; zelfs in die mate, dat na eenige eeuwen voortdurend gerestaureerd moet worden. Wanneer men dan nog acht geeft op het feit, dat de Zeeuwsche steden alle achteruit zijn gegaan en dat de restauratiekosten dus steunen op een steeds kleiner wordend aantal inwoners (althans in de eerste eeuwen na den Zeeuwschen bloeitijd) dan hoeft het geenszins onze verwondering te wekken dat in vele gevallen het behoorlijk onderhoud en de restauratie van groote kunstwerken gedeeltelijk of zelfs geheel achterwege blijft.

Zoo ook Goes. Toen in 1898 de toestand echter te bar werd, besloot men tot restauratie, en deze vond dan ook plaats, maar voornamelijk alleen wat het uiterlijk betreft. Dit bleek in het jaar 1922; er was toen voor de kerkgangers een levensgevaarlijke toestand ontstaan. Een tweede restauratie door den heer H. van der Kloot Meijburg werd begonnen. Het rijk stelde voor 15 achtereenvolgende jaren f 10.000 ter beschikking ; de stad schonk voor denzelfden tijd een jaarlijksche bijdrage van f 750; de kerkvoogdij gaf f 500, en er kwamen meer of minder belangrijke giften van particulieren binnen. Dus belangstelling genoeg. In 1922 nog is er met het werk begonnen, dat tot op huldigen dage voortduurt. Echter met een onderbreking. Een opsomming van de werkzaamheden die verricht werden zullen we maar achterwege laten. Voldoende is het, te vermelden, dat na talrijke herstellingen het werk in 1925 werd gestaakt, omdat de subsidies verbruikt waren.

En dat leek aanvankelijk zeer ernstig, want de Westergevel zou dan tot de eerstvolgende restauratie achter een houten schutting verborgen moeten blijven. Zoover is het echter niet gekomen. Het gemeentebestuur begreep te moeten ingrijpen, en het is de schrijver valt bovengenoemd artikel, A. v. d. Berg, wien de lof toekomt, in dezen een krachtig en succesvol initiatief te hebben genomen.

Zoo gebeurde het, dat het lot der mooie kerk de belangstelling van de gemeente vond; ook andere subsidies werden verkregen en momenteel restaureert men lustig verder.

Het fraaie gebouw heeft dan ook op verschillende punten een solieder aanzien gekregen dan voor eenige jaren 't geval was. En, wat het voornaamste is, ook aan den inwendigen bouw werd veel zorg besteed. Men kan momenteel de klokken kamer bereiken langs stevige bruggen ;de trappen zijn vernieuwd en halsbrekende toeren worden niet meer geëischt.

Wij hebben het één dezer dagen gewaagd tot een klimpartij over te gaan, en onze verwachtingen zijn niet teleurgesteld, want de klokkenkamer van deze kerk is een zeer groote bezienswaardigheid.

Van het oorspronkelijke uurwerk weten wij wel het een en ander, maar dat doet minder ter zake, daar het vermoedelijk verloren gegaan is bij den kerkbrand in 1618. In 1620 werd besloten 'n nieuw uurwerk met klokkenspel aan te schaffen. Mr. Jan T. v. d. Brande werd aangezocht "te maken en te leveren binnen de stad Goes op den toren dien men van meening is te stellen op de groote kerk, aldaar, een uurwerk met een speelwerk en al zijn gevolgen."

Dit gebeurde. En het speelde tot in 1761. Toen waren er zooveel klokken gebarsten, dat men de muziek waarschijnlijk niet meer kon aanhooren; men besloot tenminste, tot het doen vervaardiger van een nieuw klokkenspel. Maar men was ditmaal in de keus van den vervaardigen niet zoo gelukkig. Deze, Alexius Petit te Someren (Noord-Brabant),verknoeide zijn materiaal, zoodat de zaak door een kundigen vakman in orde moest worden gebracht. Dit was van der Chein te Leuven. Het spel kwam in orde en zoo bleef het tot ongeveer 1865.

Na dien tijd werden nog eens verbeteringen aangebracht, doch na 1884 werd het een tijdlang niet meer bespeeld, daar het toen in desolaten toestand moet hebben verkeerd. Maar wij, Zeeuwen, blijven de zeden onzer goede vaderen trouw, en de Goesenaars willen hun wekelijksch muziekuurtje op Dinsdag niet missen.

Zoodat weer verbeteringen werden aangebracht en nu van den toren nog steeds aardige liedjes rondklinken, tot genoegen van elkeen.

Toch schijnt het uurwerk voor 'n groot deel versleten te zijn. Het is een ingewikkeld mechanisme dat zijn energie ontleent aan zware gewichten, aan staaldraden opgehangen, die zoo nu en dan eens breken. Dan ploft een gewicht in een speciaal aangebracht met zand gevulde rustplaats, waaruit het weer wordt opgedolven.

De werking van het groote gevaarte te beschrijven, zou te veel van m'n technische krachten gevergd zijn. Ik kan alleen zeggen dat het. . grappig. . . . en een bezoek overwaard is.

Maar we willen alleen nog deze opmerking maken: Vroeger hingen in de uurwerkkamer borden met toepasselijke rijmen. Deze zijn, naar ik meen nu in de Goesche oudheidkamer overgebracht. En dat is jammer, want het geheel verliest daardoor aan belangrijkheid.

Tijdens de restauratie heeft men nog twee min of meer belangrijke kunstwerken uit vroeger eeuwen ontdekt. Het eene is 'n zeer groote muurschildering, voorstellend een zeilend schip. Er onder is in Gothische letters 'n tekst afgedrukt (waarschijnlijk ontleend aan den Bijbel) die echter niet meer te ontcijferen valt. De beteekenis van dit fresco kun ik niet ontdekken, maar het lijkt mij niet onmogelijk, dat wij hier te maken hebben met 'n werk dat aangebracht is in den Hervormingstijd, toen de kerk in Protestantsche handen was overgegaan. Een symbolisch werk dan, waarvoor ook het feit spreekt, dat men op eenigen afstand naast de muurschildering het vroegere hoofdaltaar heeft ontdekt. Dit echter was zeer beschadigd, hoewel de beeltenis van Petrus nog zeer duidelijk te herkennen is. Het Mariabeeld is verdwenen (Beeldenstorm ?).

Het is jammer, dat men in de hoofdkerk 'n houten zoldering heeft gelegd. Maar dit scheen noodig te zijn, in verband met den tocht, waarin men tijdens den kerkdienst lijdt.

Tot slot nog iets over het orgel. In het laatste nummer van "Het kerkorgel" vonden we een artikel daarover van den heer J. de Kruyter, gemeente-archivaris van Goes, waaraan we een en ander ontleenen.

Vóór den reeds genoemden kerkbrand in 1618 was er in de kerk reeds een orgel, dat echter niet bij het kerkgezang werd gebruikt. Toen het versleten raakte, werd in 1540 aan Mr. Jan, orgelmaker te Goes, opgedragen het te repareeren, maar dat kon niet afdoende gebeuren. In 1611 werd het daarom omgebouwd, maar het ging in 1618 verloren. Er bestaat hierover nog een interessant contract, maar de plaatsruimte staat niet toe het over te nemen.

Daarna werd een orgel gebouwd, dat ook een heele geschiedenis met zich brengt; reden om deze in een afzonderlijk artikel te behandelen.

De Groote Kerk te Goes is, zooals men op bijgaande foto's kan zien, een merkwaardig gebouw, dat de architectonische waarde van de stad in hoog aanzien brengt. Van welken kant men het gebouw ook bekijkt, men staat steeds voor nieuwe verrassingen, waarvan de fotograaf er enkele van in beeld heeft gebracht.

Goes mag trotsch z'n op zijn kerk, maar méér nog op 't feit, dat moeite noch kosten worden gespaard om haar in een waardigen toestand te bewaren.

DE KRUISBESSEN CAMPAGNE IN ZEELAND,

is weer begonnen. Voor de nijvere pluksters is er weer volop werk aan den winkel. En we zien ze op deze bladzijde dan ook ijverig aan den arbeid, meisjes en vrouwen waaronder er zelfs zijn die dit werk al 25 jaar doen, zooals bijvoorbeeld het vrouwtje, dat we op de voorpagina afbeeldden. Een geroutineerde plukster haalt wel 100 Kg. per dag, en het loon wordt naar gelang de geplukte hoeveelheid berekend. De armen, in het dagelijksch leven onbeschermd, zijn tijdens den pluk door lange, losse mouwen gevrijwaard voor de nogal stekelige planten, welke de kruisbessenstruiken nu eenmaal zijn, al zullen de handen der pluksters, hoe voorzichtig en eerbiedig men ook te werk gaat, toch nog wel eens een schrammetje oploopen. Immers, wie met kruisbessen-struiken omgaat, wordt er door geprikt!

 

Rondom de Landbouwtentoonstelling

Door Leo van Breen

Landbouwtentoonstellingen zijn uit den aard der zaak zeer belangrijk voor ons gewest, omdat de meeste Zeeuwen direct of indirect bij den landbouw zijn betrokken. De voordeelen van een dergelijke tentoonstelling zijn vele. Niet alleen, dat aan den landbouwer gelegenheid wordt gegeven, om kennis te maken met het nieuwste, wat de landbouw-techniek oplevert ; maar vooral ook omdat hier het puik van producten wordt tentoongesteld, wat voor velen een prikkel moet zijn tot vervolmaking van eigen producten en bedrijf.

Echter, er zijn meer voordeelen. Want niet alleen uit economisch oogpunt zijn dergelijke tentoonstellingen belangrijk ; zij maken mede mogelijk, dat alle representatieve personen op 't voornaamste productiegebied elkaar ontmoeten ; de banden tusschen de verschillende eilanden worden hechter gemaakt ; men leert elkaar begrijpen en waardeeren. Het is dan van de organisatoren der landbouwtentoonstellingen, die de laatste jaren plaats vonden, zeer goed gezien, om aan vermakelijkheden en uitspanning een hehoorlijke plaats in te ruimen.

Op deze wijze wordt de demonstratie van het beste, dat onze provincie oplevert, bekroond en beloond door feestelijkheden, waaraan iedereen kan deelnemen, en die deze dagen maken tot een bron van vreugde voor stad en land. Meer nog ; ook voor 't vreemdelingenverkeer kan 'n dergelijke tentoonstelling belangrijk worden genoemd. Vandaar dat de medewerking van de bij de tentoonstelling betrokken gemeenten zoo zeer noodig is. Dit is één van de factoren, die een tentoonstelling al dan niet doen slagen, en met de andere factoren, waarvan het weer nog de belangrijkste is, er toe bijdraagt om onvergetelijke dagen te scheppen, die gememoreerd behooren te worden in de historie van ons gewest.

Vragen wij nu welke factoren tot welslagen van de Goessche tentoonstelling aanwezig waren, dan kunnen wij met een gerust geweten en hart verklaren : alle.

In de eerste plaats mag er wel de aandacht op worden gevestigd, dat Goes door zijn centrale ligging de bij uitstek geschikte gemeente is, voor een tentoonstelling. Men denke slechts aan de verbindingen, maar ook aan het feit, dat de Z.L.M. hier haar centraal bureau heeft ; mede ook aan de activiteit van het Goesche gemeentebestuur dat het belang van een dergelijke tentoonstelling in zijn gemeente geenszins onderschat.

De belangstelling van buiten, vergeleken met die van de Zierikzeesche tentoonstelling in 1928, laat zeer zeker de conclusie toe, dat een tentoonstelling in de meest centrale en gemakkelijkst bereikbare gemeente ook 't meeste succes zal boeken.

Dat begon met de drukte al Dinsdagmiddag. De Goesenaren, die zeer goed begrijpen, dat van den landbouw de welvaart van hun gemeente voor een zeer groot deel afhangt, gaven daarvan blijk door 't uitsteken der nationale driekleur, wat aan de stad al dadelijk een feestelijk aspect gaf. Het eerste avond-concert voltooide de voorbereiding tot 't feest en bracht stemming. Woensdags was het al weer drukker. Deze dag was meer gewijd aan het zakelijke: de vergaadering der Z.L.M. en de rijtoer door Zuid-Beveland. Er kan gezegd worden, dat de dorpen, welke de gasten ontvingen, hun beste beentje hadden voorgezet en vooral mag de aandacht gevestigd worden op de voortreffelijke wijze, waarop het verkeer was geregeld.

Donderdag. Een stralende zomerdag met 'n frisschen wind, die de temperatuur draaglijk maakte. Reeds om 9 uur richtten zich files van auto's náar het terrein, ; afgewisseld door stampvolle autobussen en touringcars, waaraan de verschillende bonte kleederdrachten 'n vroolijk aanzien gaven. En het reed maar, reed maar tot er duizenden bezoekers op het terrein afgeleverd waren. Dat lokte reeds van ver met z'n reusachtige witte tenten en vroolijk wapperende vlaggen. Het is bij uitstek geschikt voor een dergelijke tentoonstelling. En men heeft dan ook zeer juist van het heele terrein gebruik gemaakt, zoodat er nergens hinderlijke volten ontstonden en men zich overal ruim kon bewegen. Wat er op de tentoonstelling te zien was ?

Dat mede te deelen is onze taak niet ; men kan het in de dagbladen naslaan. Wij laten ons maar als eenvoudig toeschouwer op den grooten stroom meedrijven en willen slechts een algemeenen indruk geven van datgene, wat ons 't meeste trof.

De tentoonstelling werd 's morgens geopend door minister Kan, onzen populairen minister van binnenlandsche zaken. Het scheen Z. Exc. op de tentoonstelling zeer goed te bevallen, want hij kwam er 's middags weer terug. Natuurlijk blootshoofds, zooals altijd. Vanuit een verborgen hoekje hebben wij dat zoo eens aangekeken; minister Kan zagen we klimmende over ijzerdraadversperringen en voortdurend poseerende voor de persfotografen ; nu eens te midden van een troep blatende geiten, dan met een paard aan een touw, of te midden van een paar vroolijke Zeeuwsche meisjes. Alle respect voor een dergelijke bereidwilligheid!

Tegen den avond richtte de menschenstroom zich weer stadwaarts. Daar lokten verschillende concerten en andere vermakelijkheden. De eerste tentoonstellingsdag was hiermee afgeloopen, en, vergissen we ons niet, dan is het aantal bezoekers buitengewoon groot geweest en een klinkend bewijs voor het bestaansrecht van een dergelijke tentoonstelling.

Dit schrijvende is de tweede en laatste tentoonstellingsdag begonnen. Het is de vraag of het aantal bezoekers van gisteren (men sprak van 6000) dezen dag overtroffen zal worden. Daarop kunnen we ook niet wachten : ons artikel moet ter perse. Maar hoe dat ook zij, het succes van den eersten dag waarborgt dat van den tweeden ; moge er geen sprake zijn van buitengewone financieele resultaten, er is in ieder geval bewezen, dat een landbouwtentoonstelling zich in de algemeene belangstelling kan verheugen. Deze middag belooft bovendien het hoogtepunt te worden ; Prins Hendrik is in aantocht, en dan is er de ringrijderij. Zoodat men eigenlijk toch weer niet bang behoeft te zijn voor een gering aantal bezoekers, al was er dan ook dezen morgen van eigenlijke drukte geen sprake. Sluiten we met een woord van hulde aan de organisatoren van deze tentoonstelling, die door hun vaardig initiatief en moeilijken arbeid blijk gegeven hebben het Zeeuwsche belang te dienen.