De Zeeuwsche Editie 1929, tekst nummer 21

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Zeeland in Vogelvlucht IV

Door Leo van Breen

 

Schouwen en Walcheren doen mij altijd denken aan kostbaar gekleede en soms wat wufte dametjes; door de kokette weggetjes met sierlijk wuivende boomen, grillig vergroeid in den Westenwind ; door den schat van wilde bloemen en vruchten, wilde kamperfoelie, spirea en braambessen ; door zijn oude stedekes met ranke torens en parmantige trapgeveltjes ; vooral ook door de duinen, de heerlijke stijgende en dalende duinen, die de eilanden afzetten met een als parelmoer glanzenden rand.

Niets van dit alles vinden wij op Zuid-Beveland. Daar heeft het landschap den strakken, soberen ernst van den hard werkenden Zeeuwschen boer, die zich met moeite en vlijt langzaam opwerkt tot grootgrondbezitter, maar het geld te moeilijk heeft verdiend om het verkwistend uit te geven.

En dat klopt ook met de geschiedenis van dit eiland ; het heeft niet als de bovengenoemde een glorietijdperk van handels- en scheepvaartbloei gekend ; het is altijd landbouweiland geweest en zal dit altijd blijven.

Het heeft geen herinneringen aan een grootschen tijd ; geen kostbare bouwwerken (de Goesche kerk uitgezonderd) maar het heeft dorpen die blinken en schitteren van welvaart en het heeft : zijn toekomst. Want ook hier is het een langzaam maar blij eindigend proces : Zuid-Beveland wordt (of is reeds) het centrum van Zeeland.

Met Goes als marktplaats. Of men in Zeeland over 't algemeen wel een juist begrip van de welvaart heeft? Dezer dagen de Betuwe bereizend, toch ook een der als welvarend bekend staande streken van ons land, viel het ons op, dat er hier toch groote verschillen met Zeeland, en speciaal met Zuid-Beveland te bespeuren zijn. Allereerst is de landbewerking in de Bommelerwaard (waar we speciaal studie maakten) lang niet zoo intensief als de Zuid-Bevelandsche. Men is wat achterlijk en vooral wordt er slordig gewerkt ;verwaarloozing die sterk opvalt. En ook de bekoring van het landschap is niet zoo groot. Er wordt b.v. over de Betuwsche kersenboomgaarden altijd zeer aanprijzend geschreven en toch zijn deze boomgaarden lang niet zoo mooi als de Bevelandsche. Hier zijn het meest jonge, kaarsrechte boomen in even kaarsrechte rijen gezet, zonder de afgrenzing van opgaand hout ; regelmatig dor en doodsch. En toch werd er in een boekje, eenige jaren geleden door den A.N.W.B. over den Hollandschen boomgaard uitgegeven, van Z. Beveland niet eens melding gemaakt. Zoo ziet men, wat reclame doet. Daaraan mogen de Z. Bevelandsche boomgaard-eigenaars eens denken, want men vindt toch in ons heele land geen mooier, weelderiger boomgaardenstreek dan die van Kapelle-Wemeldinge.

Wat nu de welvaart nog betreft, deze lijkt hier in de Betuwe niet zoo groot. We willen niet generaliseeren en alleen maar spreken over datgene, wat we nauwkeurig van nabij zagen. Maar dan moeten wij bekennen dat een centrum als Zalt-Bommel geen welvarenden indruk maakt, en dat dorpen als Gameren en Nieuwaal b.v. een vergelijking met de Zuid-Bevelandsche niet kunnen doorstaan.

Zuid-Beveland is rijk. De goed onderhouden woningen, hoe klein van afmetingen ook, zijn daarvoor alleen al kenschetsend. Waar men ook komt, in 't Westende, in den zak, of in het Oostelijk gedeelte, deze indruk wordt overal bevestigd.

Over Goes, het landbouwcentrum, zou zeer veel te schrijven zijn, oneindig veel meer dan ons bestek kan toelaten. Maar we kunnen er wel van zeggen dat, wie een vergelijking trekt met andere stadjes van dezelfde grootte, verwonderd moet staan over de groote uitbreidingen, die de laatste jaren plaats vonden. Het spreekt vanzelf : in de eerste jaren gaat zoo iets veelal ten koste van het geheel. Het is in zekeren zin een uit zijn kracht groeien, waaronder vooral de bestrating moet lijden, omdat deze zoo kostbaar is, en de buitenwijken het grootste aandeel van de beschikbare gelden opeischen. Maar dit alles is slechts tijdelijk en van geen belang.

Goes mist alleen nog een badinrichting. Zooals men weet is de bestaande, die vrij primitief was en particulier bezit, onlangs opgeheven. Maar er bestaan nu nieuwe plannen en men hoopt binnenkort met behulp van de Goesche Zwemvereeniging "'t Sas" over een dergelijke gelegenheid te kunnen beschikken.

Deze vereeniging voert ons naar het Goesche Sas zelve, in zeker opzicht de badplaats van Zuid-Beveland. Men moet daarover niet te gering denken. Juist omdat er hier geen strand is, zijn er vele moeilijkheden. De vereeniging heeft er zwemvakken afgebakend, steenen trappen doen aanleggen en een kleine, doch zeer behoorlijke kleedinrichting laten bouwen, die gemakkelijk uitgebreid kan worden.

Er wordt veel gezwommen aan het Sas ; op warme Zondagen vindt men er soms een aantal bezoekers dat de duizend nadert.

Alleen moest aangedrongen worden op wegverbetering. Deze is, vooral voor auto's zeer gewenscht. Maar de toekomst zal ook hierin wel verandering en verbetering brengen.

Van het Sas gaande naar Kattendijke langs den breeden zeedijk, ziet men veel moois. Het torentje van Kattendijke schijnt gebouwd te zijn volgens het recept van dat te Barneveld; misschien een herinnering aan Jan van Schaffelaar. Dat dit niet bezijden de waarheid behoeft te zijn, kan misschien blijken uit het feit, dat eenige jaren geleden op een volksfeest in dit dorp, van den toren een stroopop naar beneden werd geworpen, wat onder de toeschouwers, die daarvan niets wisten, een hevige ontsteltenis teweeg bracht.

Dit dorpje valt heelemaal uit het kader ; het doet niet Zeeuwsch aan. Maar het ligt er desondanks zoo vriendelijk en vroolijk, dat men haast niet kan gelooven dat het er dikwijls zoo rumoerig toegaat als de couranten ons melden. Vandaar naar Wemeldinge en over Kapelle terug, dat is de mooiste tocht dien men in de bloeimaand door Zeeland kan maken.

Het kanaal dat Zuid-Beveland in twee ongelijke deelen scheidt, geeft aanleiding tot opmerkingen over verschillende dialect-eigenaardigheden. Op dit punt bestaan merkwaardige verschillen, die in een vorig artikel al eens zijn medegedeeld ; dus die we hier niet herhalen. Maar ook is het kanaal van belang omdat het voortdurend aanknoopingspunten geeft met bewoners van andere streken en landen.

Dat verklaart voor een deel het afwijkend volkskarakter in een plaats als Hansweert. Weliswaar hebben Hansweert en ook Wemeldinge niet direct een oorspronkelijk Zeeuwsche bevolking, maar door het voortdurend verkeer wordt belet dat er een algemeene vervlakking intreedt ; het afwijkende karakter handhaaft zich. Hansweert is in vele opzichten een stukje Rotterdam, en Ierseke een stukje Vlaanderen ; In den loop der tijden iets, maar niet geheel verzeeuwscht.

Daarin valt ook voor een deel de oorzaak van de twistpartijen en veeten der dorpen te zoeken ; men vindt die hoofdzakelijk in dorpen waar van oudsher geen volledig Zeeuwsche bevolking woonde. Deze twisten toch zijn voor een zeer groot deel het gevolg van inbreuk op het algemeen volkskarakter. Dat is in Zeeland erg op zijn onafhankelijkheid en handhaving gesteld. Zoodat men relletjes, zooals die onlangs te 's Heerenhoek, naar aanleiding van een dansverbod plaats vonden, niet moet zien als een revolutionnaire daad : maar als een spontaan reageeren op een ontactvolle poging om een volksgebruik zonder meer op zij te schuiven. Over deze kwestie een volgende maal uitvoeriger.