Ons Zeeland 1927, nummer 3

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

De locaalspoor gaat rijden; wat er met de overwegen geschiedt; de beteekenis van den spoorweg voor Goes; waarom er op de electrificatie gehamerd moet worden; een mooie sociale daad; over ons zielental.

 

 

De locaalspoorweg door Zuid-Beveland heeft gedurende enkele jaren reeds zooveel pennen in beweging gebracht, dat de mijne voor deze kwestie in rust zou kunnen blijven als er niet een zeer belangrijk feit te melden was. Om met de deur in huis te vallen: 15 Mei a.s. gaat de locaalspoor rollen en wordt een aanvang gemaakt met het vervoer van reizigers en goederen. Behoudens enkele onderdeelen is alles zoo goed als gereed. Vijftien stationnetjes zijn reeds onder de kap en het zestiende, te Wolphaartsdijksche Veer, komt dezer dagen regenvrij. De afwerking der gebouwtjes zal niet veel tijd eischen en verwacht wordt dat zij vóór de inwerking treding van het spoorwegbedrijf geheel in orde zullen zijn. Het ligt in de bedoeling op de rails motortracties te brengen, hetgeen wellicht bekend is. De motorwagen en het overige rollende materiaal zullen voorloopig in Goes in de open lucht gestationeerd worden, daar de groote loods, welke men voor het materiaal zal bouwen eerst tegen den winter van 1927 opgetrokken kan zijn.

Als men in dezen tijd aan een spoorweg denkt, heeft men het woord "onbewaakte-overweg" op de lippen, en het is dus niet meer dan billijk, dat ook hier ter plaatse deze "gruwel der menschheid" wordt aangeroerd. De overwegen van de locaalspoor zullen behalve die te 's Heer Arendskerke en die aan den Achterweg van Wolphaartsdijk naar 's Heer Arendskerke, onbewaakt zijn, hetgeen verklaarbaar is als men weet dat de locaalspoor eigenlijk een tram is, die onder het reglement op de tramwegen ressorteert, en waarin niet van bewaakte overwegen gerept wordt. De tram of trein, zooals men hem noemen wilt, zal evenwel een snelheidsbeperking opgelegd worden, de gevaarlijkste overwegen b.v. zullen bijna stapvoets gepasseerd worden. Deze maatregel is van veel belang, daar hij voorkomen zal, dat op den bloederigen staat van dienst der onbewaakte overwegen nieuwe euveldaden worden bijgeschreven.

Het is nu nog niet de tijd te wijzen op de beteekenis van den locaalspoorweg door de Bevelanden, omdat ook hier de practijk zal moeten leeren in hoeverre, men op de theorie bouwen mag. Wel mag reeds opgemerkt worden, dat Goes door de locaalspoor aan beteekenis winnen zal. Van een onbeteekenend stationnetje op de groote spoorweglijn wordt de hoofdplaats van Zuid-Beveland het centrum van samenkomst van een geheel lijnennet.

Op de perrons zullen, groote waterkranen opgesteld worden, die alle locomotieven, ook die der groote treinen van water zullen voorzien. Alle treinen, die nu slechts circa 2 minuten oponthoud in Goes hebben, zullen na 15 Mei 5 à 6 minuten in deze stad stoppen, en daardoor aan Goes het karakter van een belangrijke stopplaats der treinen verleenen.

Een andere aanwinst voer Goes mag men de vestiging der spoorwegbeambten en hun gezinnen noemen.

x

Bij de behandeling van de begrooting voor 1927 in den gemeenteraad van Goes is door enkele raadsleden en door de financieele commissie gewezen op het belang dat de stad heeft bij een snelle electrificatie. Zeer terecht! Bijna iedere nieuwe instelling van eenige beteekenis gaat zelf voor electrisch licht zorgen, vandaar in de toekomst een terrein bestrijken, dat wellicht aan de gemeente behooren kon. Het Ziekenhuis aan den Oostwal zal binnenkort zelf electriciteit opwekken, het nieuwe R. K. Ziekenhuis eveneens, en de locaalspoorweg zal, als de nieuwe bedoelde materialenloods gereed is, niet anders doen. Dit zijn drie instellingen en verwacht kan worden dat het niet bij drie zal blijven.

Goes zal het eigen belang dienen als zij op een spoedige electrificatie blijft aandringen. Reclameeren helpt wel niet altijd, maar het gezegde "Frappez.... frappez toujours" bestaat ook nog.

x

Om bij Goes te blijven: dezer dagen is daar ter stede een werk gereed gekomen van groot-sociaal belang. Men zal zich herinneren dat de gemeente voor de bewoners van onbewoonbaar verklaarde huizen (die echter bewoond bleven bij gebrek aan andere woningen) een 20-tal huizen besloot te bouwen. Deze huizen zijn thans gereed gekomen. Ze zijn natuurlijk zeer eenvoudig en klein, doch ze geven den indruk, dat zij aan het doel zullen beantwoorden. Spoedig zullen de krotten, die meer dan ellendig waren, verlaten worden en de armsten der armen zullen naar hun nieuwe tehuizen overgaan.

We zijn benieuwd wat er van de huisjes worden zal. Zullen de menschen uit de krotwoningen blijken vatbaar te zijn voor de vermaning tot netheid, die als het ware van de wanden der nieuwe huisjes straalt of zullen ze opnieuw binnen afzienbaren tijd alles vernielen en besmetten? De gemeente heeft een proef willen nemen, die op sociaal gebied van niet geringe beteekenis is. Wel bekome haar deze proef.

x

Na het nieuwe jaar bevatten de plaatselijke bladen in dit gewest bijna alle staten, die den loop der diverse gemeenten op Noord- en Zuid-Beveland weergeven. Het lijkt me aanbevelenswaardig ook "Ons Zeeland" bij uitzondering van eenige getallen te voorzien. Achter iedere plaatsnaam wordt dus hieronder het aantal inwoners op 31 Dec. 1926 bepaald, het tusschen haakjes gezette getal geeft den stand op 31 Dec, 1925. Goes 8748 (8651); Kapelle 2618 (2532); Kloetinge 1979 (1920); Schore 957 (935); Oudelande 762 (770); Hoedekenskerke-Kwadendamme 1383 (1384); Ovezande 1315 (1288); Ellewoutsdijk 631 (626); Rilland-Bath 2145 (2125), Wilhelminadorp-Kattendijke 1259 (1267); Borssele 1412 (1393); 's Heer Arendskerke 3835 (3756); Driewegen 610 (605); Wissenkerke 3727 (3673); Kruiningen 4061 (4062); Heinkenszand 1897 (1905); Ierseke 4196 (4175); Nisse 684 (687); Wemeldinge 2395 (2293); Borsselen 1412 (1393); Waarde 955 (973).

In het volgend nummer hopen we dit staatje te kunnen beëindigen.

x

Vrijdag j.l. was het 50 jaren geleden, dat de heer J. Wingender, algemeen procuratiehouder van de Kanter en Hordijk's Bank te Goes bij genoemde instelling in dienst trad.

Als 14-jarige werkte de jubilaris onder de directie van het Tweede Kamerlid voor Goes Mr. De Laat de Kanter, vervolgens waren zijn directeuren tot 1901 de heer W. A. de Laat de Kanter en daarna de heer J. A. Wilton van Reede.

De Kanter en Hordijk's Bank heeft Vrijdag het jubileum van den toegewijden procuratiehouder herdacht. Per auto werden de heer Wingender en zijn vrouw afgehaald en werd gereden naar de woning van de heer Wilton van Reede, waar o.m. de heer van Buren en de commissarissen der Bankinstelling aanwezig waren. In tal van toespraken huldigde men den jubilaris als een nauwgezet ambtenaar, vervolgens werd een geschenk onder couvert aangeboden. Mej. Breetvelt sprak namens het kantoorpersoneel.

Uit Goes en ook van elders bereikten den jubilaris vele bloemstukken en felicitaties, o.a. van divers Bank-instellingen.

 

DE KALENDER DER NOORDGROEP

Van een 80-jarigen ontvanger die jubileerde; de zaak die theoretisch prachtig vordert; een burgemeester die de puntjes op de i's gaat zetten; de fraude te St. Philipsland in de rechtzaal.

 

Feitelijk hoort hetgeen we thans gaan neerschrijven onder de rubriek.... Zittende bij .... onder welk hoofd meermalen in dit orgaan jubilea van beteekenis zijn besproken. De persoon, die we hier op het oog hebben, is de heer Anth. Verjaal Jbz., sedert 1 Januari 1877 gemeente-ontvanger te Dreischor op Schouwen, die dus den 1 Januari j.l. 50 jaar dat ambt had vervuld en nog steeds, niettegenstaande zijn hoogen leeftijd - de jubilaris is ruim 80 jaar - het financieel beheer der gemeente voert. De wijze waarop hij dat nog steeds doet en altijd gedaan heeft, heeft niet alleen de sympathie opgewekt van de sedert 1877 aan het bewind zijnde besturen dier gemeente, maar ook aan de provinciale griffie te Middelburg heeft men hem leeren kennen en waardeeren als een bekwaam ambtenaar. Geen wonder dat deze herdenkingsdatum niet onopgemerkt is voorbijgegaan. In intiemen kring kwam de raad van bovengenoemde gemeente op Nieuwjaarsdag bijeen in het oude gemeentehuis, waar ook de jubilaris genoodigd was. De burgemeester sprak hem daar namens de gemeente hartelijk toe, er op wijzend wat de krasse grijsaard in de afgeloopen halve eeuw ten nutte van de gemeente heeft gedaan. Vooral legde de burgemeester den nadruk op zijn groote bekwaamheid en plichtsbetrachting als kasbeheerder en hoe hij zich in den loop der jaren heeft aangepast aan de zich steeds uitbreidende gemeenteadministratie, ja zelfs aan den doolhof der Pensioenwet. De burgemeester hoopte, dat het den krassen ambtenaar moge gegeven zijn, zijn hoogen leeftijd ten spijt, nog lang zijn betrekking te vervullen. Geschenken, bloemen, telegrammen en andere gelukwenschen, bleven natuurlijk niet achterwege, evenals de gebruikelijke huldiging, die de jubilaris van het muziekgezelschap aldaar in ontvangst had te nemen.

Al is dan een halve eeuw voorbijgegaan, sedert de nu ruim 80-jarige zijn ambt, dat er sedert dien niet gemakkelijker geworden is, vervult, hij blijft nog een tijdje het financieel beheer der gemeente voeren, zoolang de krachten van zijn groenen ouderdom dit toelaten. Onze hulde!

x

In de eerste vergadering van den gemeenteraad van Zierikzee heeft de voorzitter naar aanleiding van de discussies een mededeeling gedaan over de komst van de waterleiding, die we hier dienen te memoreeren, omdat deze uiterst -belangrijke zaak het heele eiland geldt. De zaak schiet prachtig op, d.w.z. voorloopig nog steeds theoretisch. Maar ook de practijk komt spoedig. Wanneer het wetje betreffende de garantie spoedig door de Kamers wordt behandeld en goedgekeurd, dan volgt in Maart a.s. de besteding en gaat men bouwen. Nu hebben we in een onzer vorige kalenders beweerd, dat eind 1927 de waterleiding er zou zijn. Dat schijnt niet precies juist. Wel zal dan de buisleiding er misschien liggen, maar daar het bouwen van pompstations en toren(s) veel tijd vordert, zal het nog wel tot het najaar van 1928 duren eer de lang verwachte waterleiding officieel kan worden geopend.

x

In diezelfde vergadering heeft de voorzitter in zijn Nieuwjaarsspeech de heeren, die in de rumoerige vergadering, waar het gasrapport werd behandeld, heftig betoogden en optraden op een wijze, die strijdig was met de waardigheid van het college, eens kalm en nadrukkelijk gezegd, dat wanneer die heeren in de toekomst weer te hard van stapel loopen of andere leden hinderden uit te spreken, hij dan van zijn rechten en bevoegdheden, die het reglement van orde en de gemeentewet hem geven, zal gebruik maken om de orde en rust in de raadszaal van Zierikzee te handhaven. In diezelfde Nieuwjaarsrede mocht de voorzitter er op wijzen, dat voor Zierikzee het afgeloopen jaar niet ongunstig was geweest, maar voor het pas ingetreden jaar koesterde hij meer bezorgdheid, omdat groote uitgaven voor de deur staan. In de eerste plaats moet een nieuwe brug aan de Zuid-Havenpoort gebouwd worden; ook de gasfabriek zal groote geldelijke offers eischen, om de wagen, die in een diep spoor is geraakt, weer op den beganen grond te helpen. Al zal de waterleiding leeningen eischen, die echter, tengevolge van de regeling die men heeft getroffen met het Rijk, alleen administratieven rompslomp medebrengen, "im ganzen" zullen toch in dit pas begonnen jaar groote bedragen van de stadsschatkist worden geëischt. Over de kosten van een abattoir werd niet gerept. Voorziet men dat die inrichting er niet komen zal of kon men de balans daarvan nog niet precies opmaken, omdat men een flauwe hoop heeft, dat de heeren slagers rentelooze aandeelen in deze onderneming zullen nemen? Over de laatste kwestie een volgende maal.

x

De vorige week had zich voor de rechtbank te Breda te verantwoorden de 43-jarige secretaris en ontvanger van St. Philipsland, ten eerste, omdat hij op 10 Augustus j.l. de op 3 Maart goedgekeurde notulen der vergadering van B. en W. dier gemeente heeft vervalscht door daarin door den ambtenaar ter secretarie, J. C. de Rooy, te doen inschrijven om tweehonderd gulden legesgeld op den dienst 1926 over te brengen;

ten tweede omdat bij in den zomer van '26 het register. der kaaigelden dier gemeente over de jaren 1925 en 1926 heeft vervalscht door daaruit twee bladzijden van den stok te verwijderen en daarvoor nieuwe bladzijden heeft aangebracht en op de achterzijde dier bladzijden de cijfers 49,50 en 166,90 heeft uitgeradeerd en daarvoor respectievelijk geschreven 200 en 317,40;

ten derde omdat hij van 1 Januari 1922 tot 20 Aug. 1926 de registers der ontvangen kaaigelden over 1921, 1922 en 1923 heeft verbrand. Alle getuigen, onder wie mr. dr. D. H. Tellegen, referendaris der Provinciale Griffie te Middelburg, hadden den indruk, dat verdachte handelde onder invloed van zijn burgemeester.

De ambtenaar, bekend als een eerlijk man, die nooit onder zijn voorgaanden chef zich aan oneerlijkheid schuldig maakte, is, zooals reeds vroeger gemeld, niet ontslagen. Als zijn, verweer gaf verdachte op, volkomen in de macht van den burgemeester gestaan te hebben.

De burgemeester uit St. Philipsland had zich te verantwoorden ter zake dat hij in December 1925 door den kademeester J. Labruyere een geschrift heeft doen vervalschen, door hem daarin legesgeld tot een bedrag van ongeveer vierhonderd gulden niet te doen opnemen, terwijl ze wel ontvangen waren.

Voor den aanvang van het onderzoek betreffende de zaak tegen den burgemeester, beriep de verdediger mr. C. W. Insinger uit Breda, zich op de onbevoegdheid der rechtbank, om kennis te nemen van deze zaak, aangezien verdachte volgens dagvaarding is opgeroepen om te verschijnen voor den politie-rechter.

Na in raadkamer geweest te zijn, verklaarde de president, dat de rechtbank inderdaad op genoemden grond in deze onbevoegd was en sloot derhalve de verdere behandeling.

De zaak tegen den secretaris-ontvanger, die in den morgen begonnen was, werd om dat zelfde motief niet verder doorgezet.

Over eenigen tijd dient deze geruchtmakende zaak dus opnieuw.

M. d. P.

 

DE WEEK OP WALCHEREN

Van een ramp, die voorkomen had kunnen worden; hoop en verwachting; een kwispelend staartje, een doode geit; en een burgemeestersjubileum.

 

 

Onze voorvaderen hebben ons menig staaltje van hun levenswijsheid gelegateerd in den vorm van spreekwoorden, ontleend aan de veelsoortige bedrijven, waarmee zij zich geneerden. Daartoe behoort o.m. "Als het getij verloopt, verzet men de bakens". Ten opzichte van het vervoer van reizigers en rij- en voertuigen op onze Zeeuwsche stroomen is in de laatste jaren "het getij verloopen". Het is sterk gewijzigd. Men zou geneigd zijn te verwachten, dat zij die dagelijks met het getij kennis maken, in casu zij die belast zijn met en verantwoordelijk voor het verzorgen en regelen van het reizigersvervoer enz. op onze Zeeuwsche stroomen, zich de wijsheid der vaderen hadden ten nutte gemaakt en "de bakens hadden verzet". Het dieptreurig ongeval op 30 Dec. van 't vorig jaar aan de Buitenhaven te Vlissingen, dat den heer S. uit Rijsenburg het leven kostte, getuigt daarvan in geenen deele. Er hadden reeds lang voorzieningen moeten zijn getroffen, om de in- en ontscheping van auto's zonder bezwaar en gevaar te doen geschieden. Niets daarvan!

Wie, als schrijver dezes, meermalen getuige was van de stuurmanskunst, de beradenheid en zelfbeheersching, welke voor het op- en afrijden van onze Provinciale booten van den chaufeur worden vereischt, heeft even zoovele malen zijn hart vastgehouden, en de chauffeurs bewonderd; maar zich er telkens over verwonderd, dat dit ongeval het eerste van dien aard is. O, ja! Een chauffeur moet zijn machine in zijn macht hebben, de wagen moet in orde zijn, maar moet een maatschappij (hier de Provincie), die de voordeelen van het vervoer geniet, dan niets? Ruimte voor op- en afrijden is er niet in voldoende mate; een stootblok van voldoende stevigheid en grootte is niet aanwezig. Nu kan men er zeker van zijn, dat men een ander spreekwoord in toepassing gaat brengen en "den put gaat dempen, als. . . . " Is het niet meer dan treurig?

x

De verlegging van de Vlissingsche mailroute naar Harwich op 1 Januari is te Folkestone met leedwezen gezien, te Harwich met feestelijkheden gevierd. Laat ons hopen, dat de mooie toespraken, daarbij gehouden, niet te mooi, de groote verwachtingen, daar onder woorden gebracht, niet te groot zijn geweest, om tot werkelijkheid te kunnen worden!

x

Dat de geschiedenis van de Potemkin-film een muisje met een staartje was, heb ik reeds vroeger meegedeeld. Dat staartje gaat nu kwispelen. De Vlissingsche heeren, die als bestuurders der, in de geboorte gebleven, Vereeniging Art. 188 zijn opgetreden, zullen zich op 21 Januari a.s. voor de rechtbank te Middelburg hebben te verantwoorden.

x

Het anders zoo stille stadje Arnemuiden heeft deze week ook zijn emoties gehad. Daar heeft een felle brand gewoed, die de brandweer in actie zette en deze de gelegenheid verschafte zijn doeltreffendheid te bewijzen. Het perceel, een afgezonderd staand geitenkot, brandde niettemin totaal af en een eenzaam sikje vond er met eenige konijnen een roemloos einde.

x

"Eind goed, al goed!" Ik eindig met de vermelding, dat de herdenking van het 25-jarig burgemeesterschap van den heer Van Voorthuijzen te Domburg, is geworden een treffende huldiging van den burgervader door de geheele gemeente.

Over en weer zijn de woorden van waardeering en vriendschappelijke gezindheid niet gespaard en de burgerij heeft, door het oprichten van een fontein op een der dorpspleinen, een blijvend gedenkteeken gesticht, het dorp ten sieraad en den jubilaris tot eer. Deze fontein zal den naam van den jubilaris dragen.

 

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Een veearts van den ouden stempel; de kans voor de R.K. landbouwers; over eigenaardige toestanden die in Aardenburg heerschen.

Te Groede is dezer dagen op hoogen leeftijd overleden de heer J. v. d. Sande, rustend veearts. Nu wil ik er geen gewoonte van maken - hoeveel respect ik overigens ook heb voor den arbeid en de beteekenis dezer mannen voor de gemeenschap - om van het overlijden van iederen dokter, veearts, notaris, enz. uit onze streek in deze rubriek melding te maken, maar mij dunkt, dat aan wijlen den heer v. d. Sande wel een afzonderlijk woord mag gewijd worden. Zijn levensloop geeft een aardig kijkje op de historie van de vorige eeuw.

Moet tegenwoordig iemand, die de veeartsenijkunde wil gaan uitoefenen, eerst studeeren te Utrecht en tal van examens afleggen, vroeger was dat anders. Zoo was de heer v. d. Sande oorspronkelijk smid van beroep, maar in zijn vrijen tijd en uit liefhebberij bekwaamde hij zich op het gebied der veeartsenijkunde. Toen de wet op dit gebied regelend optrad, werden de mannen, die zich op eigen gelegenheid bekwaamd hadden, in de gelegenheid gesteld een examen af te leggen. Slaagden zij hiervoor, dan werden ze - bij wijze van overgangsmaatregel - gelijk gesteld met de veeartsen, die volgens de nieuwe regeling werden opgeleid.

Onder degenen, die slaagden was ook de heer v. d. Sande. Zoo kon hij zijn rijke ervaring aan den landbouw dienstbaar blijven stellen.

Hij was in alles iemand van den ouden stempel en behoorde tot die groep, die maar zeer klein meer is en die we noode zien heengaan. Dit zeg ik niet uit een soort sentimenteele bewondering voor het verledene, maar omdat ik meen, dat we in menig opzicht van zulke mannen nog veel kunnen leeren.

Mag een man als v. d. Sande, die het platteland niet noodig had, om carrière te maken, wien het er niet in de eerste plaats om te doen was spoedig veel geld te verdienen, maar die zich met hart en ziel aan den landbouwenden stand gaf, die meer dan 50 jaar lid der Z. L. M. was, die meeleefde met zijn omgeving, die daar ècht thuis was, die ook het vereenigingsleven een warm hart toedroeg, mag zulk een man niet ten voorbeeld gesteld worden aan de menschen van onzen tijd?

x

Zeeuwsch-Vlaanderen is al vele jaren rijk aan landbouw- en fokpaardententoonstellingen. Ik herinner me de laatste jaren tamelijk veel fokpaardendagen, paardenkeuringen (die ook voor de kenners veelal het karakter van tentoonstelling dragen) en niet te vergeten de groote tentoonstellingen der Z. L. M.

Naar alle waarschijnlijkheid zullen we dit jaar weer een landbouwtentoonstelling krijgen en wel te Hulst. Ten vorigen jare werkte te Axel met de Z. L. M. de Chr. Boeren- en Tuindersbond mee, maar niet de R. K. Organisatie. Deze - de Ned. Chr. Boerenbond, kring Hulst - besloot nu, om in 1927 bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den Boerenbond in Z.-Vl. (Oostel. deel) een groote tentoonstelling te organiseeren. De R. K. Landbouwers krijgen nu gelegenheid om te laten zien, hoever zij het in hun bedrijf gebracht hebben.

Uit Aardenburg komen telkens weer eigenaardige berichten. Een vorig maal schreef ik over het vreemde geval met de onderteekening van een ingezonden stuk, dat aan de Midd. Crt. werd gezonden. Reeds eerder merkte ik op, dat te A. de meeste besluiten in den gemeenteraad met 4 tegen 3 stemmen worden genomen. Er is daar een R. K. meerderheid, die stelselmatig de minderheid overstemt en b.v. ook gekant was tegen aansluiting aan de Waterleiding.

Die felle partijstrijd blijft niet beperkt tot den Gemeenteraad, maar wordt even zoo scherp gestreden in het college van regenten van het Gasthuis en andere instellingen.

In genoemd regenten-college, gecombineerd met den gemeenteraad, heeft dezer dagen de Burgemeester door middel van een handigheidje gedaan weten te krijgen, dat een protestant gewipt is als regent van het Gasthuis en vervangen door een R.K. De Burgemeester bracht tijdens die vergadering plotseling in het midden. dat de Protestantsche afgevaardigde van het Ned. Herv. Armbestuur, die reeds een half jaar die functie bekleedde, ten onrechte zitting had genomen. Het gevolg was, dat het Herv. Armbestuur niet kon meewerken aan de benoeming van een regent en dat een R. K. werd gekozen. De Protestantsche Raadsleden en Prot. regenten van het Gasthuis verlieten bij wijze van protest daarop de vergadering.

Het muisje zal nog wel een staartje hebben, want door het Herv. Armbestuur en het Dag. Bestuur van het Gasthuis is bij Gedep. Staten geprotesteerd tegen deze handelwijze.

Inmiddels heeft het college van regenten de benoeming van den nieuwgekozen R. K. regent onwettig verklaard. Hem is het recht ontzegd de vergaderingen bij te wonen. Een ingrijpend conflict alzoo.

Z. V.

 

 

Met de Zuid-Bevelanders naar Albert Hall in Londen.

Aan boord van de "Oranje Nassau" der Stoomvaart Maatschappij "Zeeland".

Met zeer veel genoegen wil ik een korte beschrijving geven van den belangrijken aangenamen tocht, dien ik op Oudejaarsdag mocht meemaken met de in ons land zoo welbekende club der Zuid-Bevelandsche dames en heeren naar de hoofdstad van Engeland.

De heer Houtekamer, Secretaris van de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingen Verkeer in Zuid- en Noord-Beveland, die zich reeds vele jaren beijverd heeft om het karakteristieke volksleven van jaren her van zijn schoone provincie Zeeland, in eigen land op den voorgrond te doen treden, verzuimt niet om ook het buitenland meer en ineen bekend te maken met de eigenaardige gebruiken, zeden en gewoonten, kleederdrachten in dat gedeelte van ons Vaderland. Hij streeft er naar om, door middel van folkloristische demonstraties, den vreemdeling naar ons land te trekken en zijn aandacht te vestigen op het vele schoone, dat elke provincie biedt.

Ook in Engeland gevoelt men, dat, hetgeen honderden jaren geleden in den boezem des volks leefde, niet mag verloren gaan, doch dient te worden bewaard. Reeds in het begin dezer eeuw hielden aldaar de traditioneele kunsten op; slechts enkele ouden van dagen hadden ze in hunne herinnering bewaard. Tal van verzamelaars en onderzoekers gingen bij hen hun licht opsteken, doch zeer veel was reeds verloren gegaan. Van hetgeen was overgebleven nu, werd op Nieuwjaarsavond een Nationale demonstratie gegeven, georganiseerd door de "English Folk-Dance Society". Aan dit groote Festival verleenden niet minder dan dertig afdeelingen uit heel Engeland -haar medewerking, zelfs U. S. A. was vertegenwoordigd, terwijl aan den heer Houtekamer de vereerende uitnoodiging was gedaan om met de Zuid-Bevelanders te toonen, wat Holland op het gebied der traditie heeft bewaard.

Van uit Grand Hotel "Verseput", te Middelburg, waar we, alvorens den trip te ondernemen, de noodige krachten hadden verzameld, begon de reis met het Stoomschip de "Oranje Nassau" van de S. M. "Zeeland", dat een openingstocht maakte van Vlissingen naar Harwich.

Behalve het gezelschap der Zuid-Bevelanders, dat uit een zeventien-tal personen bestond, merkten we op, de directie der Maatschappij, eenige vertegenwoordigers van de pers en andere passagiers. Begunstigd door een heerlijk winterzonnetje, waarbij men zich veeleer in Mei, dan wel in de maand December zou gedacht hebben, voeren we dicht langs de Belgische kust en zagen de badplaatsen Blankenberge, Zeebrugge en Ostende vredig in hun winterslaap aan ons oog voorbijgaan. Het was een prettige tocht en zeer gezellig aan boord, ofschoon Neptunus, die ook gaarne zijn deel van de pret wenschte, er in slaagde, het frissche rood der wangen van enkele Zeeuwsche schoonen te verdrijven en haar den lust voor een stevige lunch te ontnemen. Weldra zagen we het zonlicht blinken op het strand van de badplaats Felyxtowe en legden weldra aan te Parkestone Quay, waar vele nieuwsgierigen de eerste aankomst van het Stoomschip der Vlissingen-Harwich lijn wilden bijwonen.

De club der Zuid-Bevelanders begroette hen van af de boot met het "God save the King", waarnaar men aandachtig luisterde. Verscheidene persfotografen en filmoperateurs stonden gereed om het gezelschap te vereeuwigen.

Nadat de visitatie had plaats gevonden, maakten we een kleine wandeling door Parkestone, blij, weer eens vasten grond onder de voeten te voelen, vooral zij, die door het wieg'len op de Noordzeebaren minder prettige oogenblikken hadden doorleefd. Waar de trein ons eerst den anderen dag naar Londen zou voeren, werd op de boot Oud en Nieuw in vroolijke stemming gevierd. Zoowel passagiers als bemanning gaven voordrachten, aardigheden en zangstukjes ten beste, waarna klokslag twaalf een algemeene opstand plaats had en men elkaar hartelijk een gelukkig Nieuwjaar toewenschte. De treinreis Harwich Londen, Liverpoolstreet Station, nam ongeveer twee uur in beslag.

Wat trokken de vreemde costumes der dames en heeren de aandacht der duizenden, die zich door de drukke straten van de wereldstad bewogen. Een leger van Pers- en andere fotografen hield hen telkens staande, zelfs werd het verkeer op een der drukste punten stop gezet, om gelegenheid te geven gekiekt te worden.

Eindelijk arriveerde men in Bangor Hotel, *) waar het gezelschap kon uitrusten en waar het zou verblijven. De "Underground" (een groot mollengat, zooals een der Zeeuwen opmerkte) bracht ons naar het doel van den tocht, Albert Hall! Wie dat reusachtige gebouw kent, kan zich den overweldigenden indruk voorstellen, dien dit colosseum op de Zeeuwsche Boeren en Boerinnen maakte. Een labyrinth van gangen voerde naar de Arena, waar de demonstraties zouden plaats vinden en waar op het enorme podium een eereplaats voor de Dutchfriends was opengehouden. Van de ruim 10.000 zitplaatsen waren slechts weinige onbezet. Naast het reusachtige concert-orgel waren de amphitheaters aan beide zijden ingenomen door de plm. 1500 betoogers, die in allerlei schitterende kleuren waren opgekomen om te doen zien, wat Albion weet te bewaren en kan bieden, van hetgeen men in vroegere eeuwen bij volks en nationale feesten aan spel en jolijt wist ten beste te geven. De verschillende reien en volksdansen kan men gevoegelijk in drie hoofdgroepen verdeelen, n.l. de Sword-Morris en Country-dances.

Het is niet mogelijk om van al het gebodene een beschrijving te geven, doch ik wil niet nalaten te noemen de Ceremonial-Dance, een Horen-dans uit Abbots Bromley, een rei, welke aldaar jaarlijks wordt uitgevoerd in het begin van September en waarvan de horens en kroonsieraden in de kerk worden bewaard; de Hobby Horse (Stokpaardjes) Processie uit Minehead en Somerset, welke jaarlijks op 1 Mei plaats vinden tusschen licht en donker, en de "Korte Zwaard Dans" gedemonstreerd door een groep mannen, die gedurende 40 jaren steeds hebben geoefend en allen den leeftijd van 65 jaar gepasseerd waren.

En nu onze landgenooten. Een donderend applaus bij hun verschijning in de Arena. Welk een contrast met de vorige executanten, de dames met haar witte mutsen, de horentjes (stukken) van goud, de groote bloedkoralen met gouden sloten om den hals, de bonte doeken, de zwarte hoeden en dito kleeding der heeren, allen op klompen om den klompendans uit te voeren op een wijze die ieders bewondering wekte. Niet minder groot was het succes bij de uitvoering van de Peasant Dance (Molendans).

Een vroolijke oude wijs begeleidde de sierlijke rythmische bewegingen, die bij elke verandering in stand in een anderen grondtoon werd gespeeld.

Direct daarna stelde het gezelschap zich op en zong het mooie Engelsche lied "Good bye", dat met groot bravour werd voorgedragen en de geweldige ruimte ingalmde.

Aan het applaus kwam ook dan pas een einde, toen het gezelschap, dat reeds zijn zitplaats had ingenomen, opstond en met een buiging het enthousiaste publiek dankte voor de vriendelijke bijvalsbetuigingen. We gevoelden ons trotsch op ons Holland, dat inderdaad zooveel schoons heeft aan te bieden, indien men, evenals onze Westelijke naburen den lust en den moed heeft om na te gaan en op te sporen, wat aan traditie dreigt verloren te gaan, voor dit en volgende geslachten.

A.

*) Dit bij uitstek gunstig gelegen Hotel, in de nabijheid van de City Westend en theaters, is een geheel Nederlandsch Hotel.

Eigenaar (de heer W. J. Damman, uit Zwolle) en Personeel zijn Nederlanders. De Hollandsche keuken en dit is een belangrijk punt voor Nederlanders in Engeland, heeft reeds lang vermaardheid verworven.

Terwijl 70 pCt. van de bezoekers in 1924 Nederlanders waren, steeg dit percentage in '25 tot 88. Ten dienste van zakenmenschen en pleizierreizigers zijn ervaren tolken en gidsen aan het Hotel verbonden.

Het juist adres is: Bangor-Hotel, 4/5 Toorington Square, W. C. 1.

 

 

TREFFERS EN POEDELS

Zeeuwsche Reclame.

Zeeland's glorie in den vreemde

wordt voortdurend weer vermeerd

en te Londen in 't bizonder,

zeer geschikt gepropageerd.-

Engeland heeft zwak voor drachten,

V. V. V.*) weet dat zeer goed,

daarom zendt zij nu en dan eens

Zeeuwsche boertjes toe ten groet.-

Zeeuwsche boeren en boerinnen

zijn "the topic of the day",

Londen filmt en kiekt en reikhalst,

vindt het curious, lovely, gay.

Lieve toetjes moeten lachen;

"Laugh please? - Thank you! - wéér een kiek,

Zeeland lacht hier uit reclame

zijne kaken bijna ziek.

Londen's radio-programma

was voor Holland treffend schoon:

Zeeland zong zijn Zeeuwsche zangen

door de Britsche microfoon. -

Tien minuten Zeeuwsche dansen

lijkt niet veel - toch zal 't misschien

'n zachte duizend uilebrillen,

strakjes méér bij ons doen zien. -

 

 

't Is in Goes, dat onze zangers

weer teruggekomen zijn;

'n vreemdeling die moest toevallig

nog wat wachten op zijn trein. -

Zijn de boeren hier, zoo vroeg hij,

steeds zou bleek in 't Zeeuwsche land?

 

 

Nee meneer - die menschen komen

van een boot - van d' overkant ....

 

 

WILLEM TELL Il.

 

 

*) De Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingen Verkeer.

 

 

 

IK WEET NIET .... MAAR....

.... het komt me voor, dat de gemeente, die het uitverkoren verblijf voor het rentenierend en gepensionneerd menschdom vormt, het kleinood eener provincie is. Een behaaglijke stal voor allen, die met effectentrommel, couponschaar en (of ) pensioenbrief uitstaande hebben, is voor een gewest wat het toetje is voor een maaltijd, het bandje voor de sigaar, de charleston voor een gekortwiekt meiske, de staart voor den hond. De gemeente der renteniers is voor iedere provincie de "fining touch", bij afwezigheid waarvan ze niet "af", niet compleet beschouwd moet worden.

Wat zou Zuid-Holland zijn als het zijn renteniersstad Den Haag moest missen, wat beteekende Gelderland zonder Arnhem, hoe zou men Noord-Brabant beschouwen als Breda morgen ophield te bestaan? Deze provincies zouden aandoen als huizen in de grondverf, als zeilschepen die er zich op laten voorstaan het zonder mast te kunnen stellen, als dwangbevelen der belasting waarop de handteekening van den ontvanger ontbreekt.

Dezer dagen peinzende over den rentenier, welk menschensoort ik zulk een goed hart toedraag, dat ik er niets op tegen zou hebben ettelijke tot mijn familie te moeten rekenen, bemerkte ik met schrik, dat Zeeland in plicht jegens hen steeds te kort geschoten is. Onder de ik-weet-niet-hoeveel gemeenten telt het niet één, die in onze provincie de functie van Den Haag in Zuid-Holland vervult; het kan geen plaats met burgemeester aanwijzen, die in den levensavond van den rentenier de rol speelt van het brandende kaarsje in het korte ondermaansche bestaan van den vlinder.

Natuurlijk, we hebben kloeke steden en fiksche dorpen binnen de provinciale grenzen, maar de stad of het dorp, waaraan Zeeland hèt cachet zou moeten ontleenen als hierboven bedoeld.... ho maar!

Dit overwegen en naar de pen grijpen teneinde te trachten Zeeland de plichtsverzaking onder oogen te brengen, waren voor schrijver dezes één. Vlammende woorden van protest werden op het blanke papier "gesmeten". Toen ik de aanklacht, bestemd voor het "Schavotje der lezers" in "Ons Zeeland" overlas stònd de moquette van de toekomstige Zeeuwsche gemeente der renteniers als 't ware vóór me op de schrijftafel. ..

Daar het pad van ingezonden-stukken-schrijvers niet altijd over rozen leidt, verwonderd het me niet, dat een kwartier na beëindiging van het artikel, hetwelk Zeeland als provincie compleet ging maken, een der provinciale bladen het volgende bericht bracht:

"Als een bijzonderheid kan gemeld worden dat de gemeente Cadzand herbergt:

1 oud-burgemeester, 3 oud-wethouders, 1 oud-secretaris, 1 oud-ontvanger, 4 oud-ambtenaren van den burgerlijken stand en 1 oud-veldwachter; vervolgens 2 oud-dijkgraven, 1 oud-ontvanger-griffier, 1 oud-voorzitter van een waterkeering en 1 oud-secretaris-ontvanger van een waterkeering."

Hoewel ik niet wraakzuchtig ben, hoewel een schriftkundige me verzekerd heeft, dat m'n inborst zachtmoedig en vergeversgezind is, kon ik niet nalaten deze spelbrekende tijding tot op den ruggegraat te ontleden.

De resultaten der operatie mogen hier volgen:

Ik, Ego, verdenk er Cadzand van een vereeniging te bezitten, die de waarde der reclame kent, en die het spreekwoord: "als er één schaap over den is volgen er meer" , niet vergeten is.

Ik acht de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in deze vereeniging zitting hebben: het college van B. en W., de gemeente-ontvanger, het bestuur van de societeit "Leg een kaartje en drink een klaartje", de plaatselijke afdeeling van vreemdelingenverkeer.

Ik ontken, dat Cadzand een gemeente zou zijn, die geacht kan worden te beantwoorden aan het door de vereeniging tot werving van renteniers beoogde doel.

Want:

Cadzand bezit geen eigen dagblad, welks redactie de waarde van ingezonden stukken kent, het heeft niet genoeg "brandende" kwesties, die om advies schreeuwen, de straten en wegen en andere zaken van gemeentelijke bemoeiing zijn te goed in orde, dat er aanmerkingen op gemaakt zouden kunnen worden; voorts bevindt zich binnen de bebouwde kom geen plantsoen met banken, vijver en eendjes.

Resumeerende concludeer ik, dat Cadzand een vliegertje heeft opgelaten, dat nooit behoorlijk staan kan. Reden waarom den renteniers en gepensionneerden in diverse steden en dorpen geadviseerd wordt hun woonplaatsen niet te verlaten alvorens er inderdaad in Zeeland een plaats naar hun aanwezigheid solliciteert, van welke verwacht kan worden dat zij werkelijk de klap op de provinciale vuurpijl is.

Vooralsnog zitten zij, die de jaren der grijsheid en rimpels slijten, al filosofeerende over den arbeid in het verleden, het weer, de politiek, de toestanden en de buren van het heden, nog nergens op den schopstoel.

Sympathie-betuigingen met het plan binnen afzienbaren tijd een der Zeeuwsche gemeenten tot gezellige plaats voor renteniers te proclameeren en haar vervolgens den naam te geven "Renteniers-zand", worden inmiddels gaarne afgewacht door

EGO, (pensioen-gerechtigde).

 

VAN EIGEN BODEM

Zeeland en Hongarije

door

A. M. WESSELS DOUW.

Zeeland en Hongarije! Zie daar een combinatie van een tweetal Aardrijkskundige namen, welke combinatie men 10 jaar niet zoo zou gehoord hebben. Immers Zeeland en Hongarije, Middelburg en Budapest, ze liggen eenige dagen reizen van elkaar verwijderd. Sprak men een tiental jaren terug in onze Provincie over Buda-Pest dan was daar de gedachte, van een zeer verre afstand, aan verbonden.

Nu echter, wanneer we de naam van Hongarije uitspreken is het iets heel gewoons, althans het klinkt anders dan voorheen in onze ooren. Hoe dat nu komt? Och heel eenvoudig!

Was Hongarije voor de Zeeuwen, wat ligging, zeden en gewoonten aangaat een onbekend land, thans is dit

voor ons niet meer zoo. De Zeeuwsche bevolking is met het Hongaarsche Volk mee gaan leven in hun beproevingen, en wel naar aanleiding van de Hongaarsche Kinderactie, die nu dezer dagen beëindigd is.

Het ligt in mijn bedoeling, dit stukje Zeeuwsche Historie van 1920-1926, waarin Zeelands liefdadigheid blonk, aan de vergetelheid te ontrukken en het in "Ons Zeeland" vast te leggen, voor de vele abonné's, die naar ik weet, ook ten zeerste bij deze actie waren betrokken.

Zeeland en Hongarije! Toch is het nu niet de eerste maal dat de geschiedenis deze twee namen bij elkaar noemt en er aanknopingspunten bestaan. Wanneer men in het Hongarenland reist, bezocht de reiziger, na het schoone Buda-Pest te hebben bezichtigd, ook het dieper in het land gelegen stadje Débreczen, waar een zeer beroemde Universiteit gevestigd is. Hij vindt daar op een der pleinen, een groote Eerezuil opgericht, ter eere van een van Zeelands grootste zonen n.l. onze Vlissingsche Michiel Adriaanszoon de Ruyter. In de zuil, door een bloemperk en prachtig hek omgeven, prijkt op de eene kant, de in de zuil uitgehouwen beeltenis van onzen Zeeuwschen Admiraal, aan de andere zijde, het Admiraalschip en vervolgens een dankbetuiging.

Wel vraagt ge u af, hoe komt het monument van een Zeeuw in een Hongaarsche stad? Waarmee heeft onze Michiel de sympathie der Hongaren verdiend?

Het is in Zeeland zelf oppervlakkig uit de Historie bekend.

Ten tijde van 1650 tot 1680 heerschte over het land der Magyaren (zoo noemt men de Hongaren ook vaak) de Oosterrijksche Keizer Leopold I, die gehuwd was met een Spaansche prinses. Zijne Regeering was niet zwaar of streng en hij hield van het recht. Oostenrijk was Katholiek en Hongarije telde ruim een millioen Protestanten. De Keizer had bij zijn troonsbestijging, de godsdienstvrijheid, die in de Hongaarsche grondwet lag, gewaarborgd, zoodat Oostenrijk en Hongarije, rustig naast elkander leefden, onder het Keizershuis Habsburg. Helaas, was het Keizer Leopold niet, dan zou een ander zorgen, dat de vrede verstoord werd. In 1662 trad als minister-president op Vorst Lobkowitz, geboren te Raudnitz. Deze staatsman hield er een staatkunde op na, die niet in practijk kon worden gebracht. Ten eerste ging hij van het standpunt uit "Eén vorst, één volk, één godsdienst" en vervolgens was zijn leidend beginsel om van Hongarije, een Oostenrijksche provincie te maken en daarmee trapte hij op het hart van het Hongaarsche Volk.

Door zijn invloed op den Keizer, die hem blindelings vertrouwde, had hij vrij spel en kon hij zijn macht uitoefenen. Toen dan ook een aantal Hongaarsche Magnaten o.a. Tattenbach en de Graven Nadasdy en Zriny, bij elkaar kwamen, om over de staatkunde van Lobkowitz te beraadslagen, werden ze, onder beschuldiging van hoogverraad, gegrepen en onthoofd. Velen onzer kennen wel het beroemde dramatisch dichtwerk Zryni, bij elkaar kwamen, om over de staatkunde van waarin deze over dezen Hongaarschen held, die gouverneur van Croätië was, handelt.

Nu de hoofden der Hongaarsche beweging uit den weg waren, moest het ideaal verwezenlijkt "Eén godsdienst, Eén kerk, Eén vorst". Thans brak er in het Donau-gebied een waar schrikbewind uit. De Protestantsche kerken moesten gesloten worden, predikanten werden gevangen gezet en gemarteld. Wel konden ze hun vrijheid koopen, door een stuk te teekenen, waarin ze met de staatkunde van Lobkowitz instemden, maar velen weigerden. Deze staatkunde werd buiten weten van Keizer Leopold gevoerd. Na veel strijd en lijden, werden een groot aantal predikanten verkocht naar het bagno te Napels, waar ze dienst moesten doen op de galeien. Veel hebben ze daar geleden en velen zijn er bezweken. Maar aan hun lijden zou een einde komen.

Ten tijde van Minister Lobkowitz was bij het hof van Keizer Leopold een wakkere Nederlandsche Ambassadeur n.l. Hamel Bruinix. De gemelde politieke gebeurtenissen ontgingen hem niet. Ook hij sloeg de uitwerking der politiek van Lobkowitz gade en zonder aarzelen sprong hij op de bres voor de vertrapte en ten onrechte van rebellie beschuldigde Hongaren. Op 31 October 1675 schreef hij een open brief aan den Oosterrijksche Keizer, in wiens naam al dit onrecht geschiedde. Als een trouw gezant, rapporteerde hij dit ook aan de Staten van Holland en Zeeland, die de volgende resolutie aannamen: "Wij staten van Holland en Zeeland verlangen dat alle pogingen met alle kracht worden aangewend om de Hongaarsche ballingen, van de galleien en uit de gevangenissen te verlossen en in volkomen vrijheid te stellen."

De aangenomen resolutie werd aan onze Vlissingsche Admiraal meegedeeld en onmiddellijk besloot de Ruyter om in te grijpen en deze arme galeislaven, waaronder de beroemde predikant Szomodi, te bevrijden. Met de vloot ging het er op los en onze Admiraal mocht het genoegen smaken, deze ballingen van hun kluisters te bevrijden. Het waren er nog 26, waaronder 5 rectoren, 7 zijn er voor goed in Holland gebleven. Het paspoort, voor de Hongaarsche ballingen door Admiraal de Ruyter geteekend, was gedateerd 25 Maart 1676. Het bevatte een warme aanbeveling aan alle vrienden en bondgenooten der Vereenigde Nederlanden.

Het dankbare Hongarije heeft hem een fraai monument ter eeuwige gedachtenis opgericht te Débreczen.

Zeeland en Hongarije! Het is thans eenige eeuwen later. Weer was Hongarije in nood, thans niet een zekere categorie, maar een geheel geslacht. Mocht eenige eeuwen geleden slechts één enkele Zeeuw de Hongaren van den dood redden, nu mocht het Zeeuwsche Volk in zijn geheel (als onderdeel van het Nederlandsche) de helpende en reddende hand bieden.

En ze heeft dit op voortreffelijke wijze gedaan.

Het is nu 6 jaar geleden, dat er een noodkreet opging uit Hongarije (dat door de verloren oorlog, door de vrede van Trianon, door wijziging zijner grenzen en de valuta van het geld, zwaar geleden had) om hulp. Inzonderheid werd hulp ingeroepen voor het opkomend geslacht, dat door ondervoeding geheel dreigde onder te gaan.

De noodkreet werd ook in Holland gehoord en onmiddellijk stelde het R. K. Huisvestings-Comité zijn beroemde organisatie in het werk om hun Hongaarsche geloofsgenootjes te helpen en met veel succes. Het R. K. kind was dus geholpen, maar het Protestantsche, wie zou daarvoor zorgen? Immers Hongarije telt ruim 2 millioen Protestanten. Onder leiding van Baron van Vredenburch werd in Den Haag opgericht het Centraal-Comité voor Hongaarsche Kinderen. Dit comité plaatste oproepen in de Nederlandsche bladen met het gevolg, dat hier en daar een paar personen een comité vormden (o.a. te Middelburg, Vlissingen, Waarde, Wissenkerke) welke dan een groepje kinderen lieten komen. Door verschillende Zeeuwsche familie's waren persoonlijk reeds kinderen te Den Haag aangevraagd, wat natuurlijk een zeer omslachtig werk was. Er zat geen vaste lijn. Zoo kon het voorkomen, dat een broertje en een zusje in Utrecht werden gescheiden b.v. de eene naar Goes en de ander naar Groningen.

Daarom besloten de heeren Ds. W. A. Dekker te Krabbendijke, Dhr. Ph. Wessels Kzn. te Goes en Dhr. A. L. van Melle te Goes, die zich reeds voor de Hongaarsche zaak interesseerden, het voorbeeld van Friesland te volgen en te trachten een eigen Zeeuwsch-Hongaarsch Comité tot stand te brengen. Te Goes werd een vergadering belegd van personen, die geacht werden iets voor de zaak te voelen, met het resultaat, dat het Zeeuwsch Provinciaal Comité tot stand kwam. Behalve de drie genoemde heeren, die respectievelijk Voorzitter, Secretaris en Penningmeester werden, werden aan het dagelijksch bestuur nog toegevoegd Dhr. H. Dronkers, Duitsch consul te Middelburg en het oud Hoofd der School Dhr. D. Mulder te Zierikzee.

Nu kon de actie in Zeeland eerst recht beginnen en men besloot de zaak goed aan te pakken

(Wordt vervolgd.)

 

 

Wat wij liefhebben, vinden wij schoon.

Als ge weifelt tusschen plichten, kies den zwaarste.

In ieder streven ligt reeds een begin van zegepraal over traagheid en onverschilligheid opgesloten.

Een dienst, ruw en onwillig bewezen, is een steenhard stuk brood; wie honger heeft weigert het niet, maar hij stikt bijna als het hem door de keel gaat.

Een werkzaam aandeel in eenigen arbeid verhoogt onze belangstelling in veel wat ons anders koel zou laten. En die belangstelling schenkt ons dan dubbel genot.