Ons Zeeland 1927, nummer 4

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

Kwakzalverij voor dier en mensch; de goedgeloovige marktganger; ontevredenheid in Ellewoutsdijk; over een historische tentoonstelling; de onzindelijke melkveehouder, die in hooger beroep ging; een opmerking over de taak der pers.

Dezer dagen heeft de dood een merkwaardige figuur uit de samenleving doen verdwijnen, Te 's Heer Abtskerke overleed n.l. op 89-jarigen leeftijd W. Bosdijk, een van de typen uit een vorige generatie, welke aan het bijgeloof meer plaats inruimde dan de twintigste eeuwers over het algemeen. Bosdijk bezwoer zieke dieren, als men zijn hulp inriep "genas" hij rund of paard door enkele formules en door het toedienen van een mengseltje, dat waarschijnlijk vrij onschuldig is geweest. Tijdens de uitoefening van de veterinaire hulp mocht niemand in zijn nabijheid zijn, was hij er mede gereed, dan voorspelde hij spoedige beterschap, hetgeen een enkele maal inderdaad uitkwam. Vroeger moet Bosdijk een aardig duitje aan de goedgeloovigheid der landbouwers in onze gewesten verdiend hebben. Den laatsten tijd werd het minder, al heeft bij eigenlijk tot zijn dood nog cliëntèle bediend. Nog niet zoo heel lang geleden kon men den dieren-wonderdokter op de duo van een motorrijwiel en route zien. Tenslotte heeft Bosdijk's voorspellende geest gefaald. Hij ging er groot op 100 jaren te worden. Het heeft niet mogen zijn!

Bosdijk's praktijk was wel een bewijs, dat een gedeelte der Bevelandsche plattelanders nog niet geheel met het geloof aan de kwakzalvers gebroken heeft. Men kan dit trouwens ook bemerken als men op Dinsdag de markt te Goes overwandelt. Sedert eenige maanden drijven twee kwakzalvers, die aan hun bedrijf een modern tintje verleenden, daar zeer goede zaken. De tafel, bedekt met middelen voor diverse kwalen, is steeds omstuwd door buitenlui, die hun duiten aan de Amsterdamsche weldoeners der menschheid komen offeren. Het is vermakelijk te hooren, hoe de kooplui in medicijnen hun waren introduceeren bij de goe-gemeente. Doktoren en apothekers worden als deugnieten gedoodverfd, en kwakzalvers worden bedriegers genoemd. De twee Amsterdammers hebben daarom tegen deze gilden den strijd aangebonden!

De Bevelanders slikken deze proloog als even gaarne als de poeder en drankjes der handige kooplui.

x

In Ellewoutsdijk is onder de burgerij ontevredenheid ontstaan, daar volgens de meening van velen de gemeente niet bestuurd wordt zooals wenschelijk is. B. en W., die blijkbaar wars zijn van wereldsche vermaken, hebben de kermis haar grootste attractie: de draaimolen ontnomen, terwijl voorts de burgemeester door een muziek-verbod op Nieuwjaarsdag te kennen heeft gegeven, dat hij niet met de danssport ingenomen is.

In de omliggende plaatsen mocht dien dag wel gedanst worden, zoodat de jongelui het eigen dorp ontvluchtten en elders hun vermaak zochten.

De strooming tot veredeling van ons volk is niet nieuw, en daarom zal er hier niet uitvoerig over worden uitgeweid. Een enkele vraag houde men ten goede: dient een plaatselijke overheid de zedelijke belangen

der jeugd, als zij haar binnen de kom der gemeente ontneemt, wat in de onmiddellijke omgeving voor het grijpen ligt. Zou het niet de aanbeveling verdienen te bedenken, dat een bekende omgeving remmend werkt op den overmoed der jeugd eigen, en dat een vreemde plaats meestal meer prikkels inhoudt, dan het dorp van inwoning?

Het is gemakkelijk allerlei verordeningen en beperkingen in het leven te roepen, daardoor blijk gevend te streven naar verbanning der zonde of vermeende zonde buiten den kom der gemeente, moeilijker is het de konsekwentie van dergelijke maatregelen te aanvaarden.

x

Dit jaar zal het 350 jaren geleden zijn, dat Goes de Spaansche zijde verliet en overging tot de Staatsche.

Het bestuur van de vereeniging tot het bevorderen van het vreemdelingenverkeer te Goes en het Nijtengo-Comité aldaar, hebben het plan geopperd dit feit te herdenken door het houden van een historische tentoonstelling te Goes in de tweede helft van de maand Juli a.s.

Het ligt in de bedoeling dat de tentoonstelling een afspiegeling wordt van hetgeen de Bevelanden karakteriseert op verschillend gebied, en dat zij zoowel het heden als het verleden vertegenwoordigt.

Verschillende personen zijn uitgenoodigd morgen de vergadering bij te wonen, waar het jubileum en de plannen tot viering ter sprake zullen worden gebracht.

Wij kennen er ook hier nog wel nader op terug.

x

De Kloetingsche melkveehouder v. d. V., (berucht geworden door het verkoopen van melk, afkomstig van een zieke koe, die leed aan wonden, waardoor de etter de melk kon verontreinigen) was met het vonnis van het Goesche Kantongerecht, waarbij hij tot 14 dagen hechtenis werd veroordeeld, niet tevreden. Hij zocht het hooger op en kwam dus voor den rechter te Middelburg terecht. In Middelburg bleek men vorige week nog minder te apprecieeren dan in Goes, de ambtenaar van het openbaar ministerie eischte n.l. 1 maand gevangenisstraf.

Mr. Kegge uit Goes, die de melkveehouder verdedigde, wees er in zijn pleidooi op, dat v. d. V. reeds zwaar gestraft is, daar het geval door de geheele pers is gegaan. De raadsman liet zich in verband hiermede minder vriendelijk over de pers uit. De "Zeeuw", die dit naar voren bracht, verbaasde zich er over, dat mr. Kegge zich herhaaldelijk ergert aan inmenging der couranten. Het blad deed uitkomen, dat zaken van algemeen belang niet in de duisternis geschoven mogen worden, en dat de pers er niet is om persoonlijke belangen te dienen.

Hetgeen een zeer juiste opmerking is.

x

Het staatje over den loop der bevolking gedurende 1926 in de Bevelanden, moest de vorige week worden afgebroken. Het slot volgt thans. Het tusschen haakjes geplaatste getal geeft het aantal inwoners op 31 December 1925 weer, het andere dat op 31 Dec. 1926:

Colijnsplaat 1999 (2017); Kats 656 (673); Nisse 684 (687); Heinkenszand 1897 (1905); Krabbendijke 2424 (2450); Wolphaartsdijk 2585 (2577); Wemeldinge 2395 (2393); Kruiningen-Hansweert 4061 (4064).

A. M. D.

DE KALENDER DER NOORDGROEP

De slachthuiskluif in Zierikzee; protesteerende ratten; een verdienstelijk ambtenaar die scheiden gaat.

Ook Zierikzee heeft zijn slachthuiskwestie. In de laatste raadszitting werd de kluif ter tafel gebracht, maar daar ze wat al te forsch leek, heeft men er voorloopig, het mes nog niet ingezet, maar alleen van den buitenkant bekeken.

De kluif zag er niet bizonder malsch uit. In principe waren de heeren het er wel over eens, dat het nuttig en noodzakelijk zou zijn tot de oprichting van een abattoir over te gaan, maar de geraamde kosten, voor slacht- en koelhuis samen begroot op fl 68300.- , vond men wel wat al te hoog. Verschillende heeren waren van oordeel, dat dit bedrag zeker met eenige duizenden kon worden verminderd als een minder luxueuse inrichting werd opgericht. Diezelfde heeren waren voorts van meening, dat de slagers, die aan de bepalingen van de Vleeschkeuringswet voor 1 Juni a.s. moeten voldoen, wel wat mochten bijdragen aan een inrichting, die zeer zeker ook te hunnen gerieve zou worden gebouwd. Men noodigde dan ook B. en W. uit nogmaals een bespreking met de slagers te houden en hen op die conferentie de vraag voor te leggen: of zij bereid zijn voor fl 15.000.- rentelooze aandeden te nemen in het te stichten abattoir? Zullen zij daartoe bereid zijn? We vreezen van niet. Maar laten we niet op de zaak vooruit loopen, doch afwachten wat in de volgende vergadering B. en W. zullen mededeelen over den afloop der bespreking met de heeren slagers. In het advies van den inspecteur der volksgezondheid, dat bij de stukken die op deze kwestie betrekking hadden, was overgelegd, deelde deze o.m. mede, dat hij ernstige klachten had over de slachtplaatsen en over den toestand in den Hem, het straatje waaraan de meeste slachthuizen uitkomen. Naar wij vernemen hebben de ratten daar ter plaatse tegen de eerstvolgende vergadering van den raad een protestmeeting uitgeschreven om, als het maar eenigszins mogelijk is, te verhinderen dat het openbaar slachthuis tot stand komt, daar zij nijvere leden van de maatschappij dan al te zeer in hun levensbelangen zouden worden geschaad.

x

Het behoort zeker tot de zeldzaamheden dat een ambtenaar in 's Rijks dienst 65 jaar zijnde, zijn rechtmatigtoekomend pensioen niet toucheert, doch zich krachtig en frisch voelend, door blijft werken totdat den 70-jarigen leeftijd is bereikt, het tijdstip waarop hij door de overheid ontslag verleend wordt.

Zoo'n man is de heer P. J. Boone te Zierikzee, technisch ambtenaar bij den prov. Waterstaat in Zeeland. 13 April 1875 kwam hij als buitengewoon opzichter bij 's Rijkswaterstaat in dienst, welke betrekking hij bekleedde tot 15 Maart 1882 toen hij tot opzichter, later technisch ambtenaar, bij den Prov. Waterstaat in Zeeland werd benoemd.

Waar de Prov. Waterstaatsdienst in 1882 werd opgericht, is de heer Boone dus van de oprichting tot nu toe bij dat lichaam in betrekking geweest. Gedurende 45 jaar had hij toezicht op bijna alle waterstaatsaangelegenheden op Schouwen-Duiveland en niet te verwonderen is het daarom, dat het beeld van de kaart van dat eiland in zijn geheugen is gegrift en wel zoo intens, dat hij welhaast elke dijkpaal en ieder stuk oeververdediging op zijn duimpje kent.

Dat de regeering zijn verdiensten als ambtenaar op hoogen prijs stelde, mag blijken uit het feit, dat hem in 1924 de ridderorde in de Oranje Nassau werd toegekend.

Met Januari j.l. is dezen verdienstelijken ambtenaar op de meest eervolle wijze door Ged. Staten van Zeeland ontslag verleend en met hem gaat een ambtenaar heen over wien door superieuren en collega's nog dikwijls zal gesproken worden.

x

Er is in Zeeland allerwege een steeds toenemende belangstelling in de theorie voor land- en tuinbouw waar te nemen. Waar men tot voor eenige jaren zich uitsluitend vergenoegde met de practijk, maakte de uitbreiding van het aantal gewassen, de diverse soorten kunstmest, en de steeds toenemende concurrentie het noodzakelijk, dat de aanstaande bedrijfsleider toegerust wordt met een flinke dosis theorie. In dit opzicht hebben de landbouwwintercursussen op het platteland uitnemend werk geleverd, terwijl de cursussen voor oud-leerlingen het ontvangen onderwijs langer trachten vast te houden door bijeenkomsten, waar deskundigen spreekbeurten vervullen en men door lectuurverspreiding en organiseeren van excursies, aanleggen van proefvelden zoo intensief mogelijk de ontwikkeling tracht te bevorderen.

Op vele dorpen in de Noordgroep van Zeeland worend in den winter dergelijke bijeenkomsten belegd om steeds voeling te blijven houden met de leden en hun kennis in de theorie van het landbouwbedrijf uit te breiden.

M. d. P.

 

DE WEEK OP WALCHEREN

Over den Nieuwjaars-Donderdag; een oud-Westkappelaar in Engeland gehuldigd; over kantwerk.

Dank zij de ijverige en volhardende nasporingen der folkloristen, is over den oorsprong en de beteekenis van zoo menig volksgebruik een vaak verrassend licht opgegaan en zijn wij soms in staat, in oogenschijnlijk kinderlijke gewoonten en gedragingen een vaak diepen, religieuzen zin te onderkennen en te waardeeren. Het voor ditmaal samenvallen van het Driekoningenfeest en den Walcherschen Nieuwjaars-Donderdag heeft bij mij de vraag doen rijzen: of de viering van dezen boerenfeestdag, die op zijn vroegst op 2 Januari, op zijn laatst op 8 Januari valt (dus om den 6en), of die viering niet is: een onbewust vieren van een katholieken feestdag door de thans overwegend protestantsche Walchersche boerenbevolking en derhalve een bewijs, dat oude gewoonten niet gemakkelijk worden prijsgegeven. Indien deze vraag, dat vermoeden (folkloristen mogen het uitmaken, of ik ten onrechte vermoed) bevestigend moet worden beantwoord, dan moet ik er mijn leedwezen over uitspreken, dat de geest van het Driekoningenfeest, een geest van devotie, onder de Hervormden der Walchersche dorpen is te loor gegaan en heeft plaats gemaakt voor een geest van ongebondenheid en van ongebreidelde vereering van Bacchus, als waarvan de Walchersche boerenjeugd ook weer dien Donderdag blijk gaf.

Wat voor zin heeft het toch, dat zoovele jonge mannen en meisjes, 's morgens sliertend en slungelend, 's avonds slepend en slingerend langs Middelburgs straten slampamperen en - kroeg-in, kroeg-uit - in de stad blijven ommezwerven, niet alleen tot lang na het uur, waarop zij thuis gewoon zijn ter kooi te gaan, maar zelf nog lang, nadat de stadsbevolking de nachtelijke rust pleegt in te gaan.

x

Als Zeeuw, die zich een gezond nationaliteitsgevoel niet schaamt, verheug ik mij van harte, wanneer men over een mijner gewestgenooten de loftrompet steekt en als overzichtschrijver heb ik ditmaal met Zeeuwschen trots te gewagen van de groote onderscheiding, welke den oud-Westkappelaar, den heer J. Gabriëlse, van de zijde der Engelsche pers ten deel valt.

Deze onderscheiding dankt hij aan zijne verdiensten als schilder, welke van 3 tot 8 Januari j.l. geopenbaard zijn door een tentoonstelling van zijn werken in het Zuid-Wales Instituut te Cardiff. - Men noemt hem een "welbekend schilder" en schrijft over hem op de meest eervolle wijze. Ziedaar een zoon van Walcheren, die recht heeft op een aparte vermelding in mijn "Week".

Nu ik toch aan Westkapelle toe ben en aan de kunst, kwijt ik mij gaarne van een reeds lang verzuimden plicht. Dat verzuim geldt den in Zeeland en daarbuiten overal -kortelings weer te Tholen- optredenden voordrachtskunstenaar Van Elsäcker, die, waar hij komt, door woord en mimiek literair schoon weet te schilderen op een wijze, die hem doet kennen als een fijngevoelend kunstenaar en de harten der hoorders voor zich inneemt.

Ook hem graag een plaatsje in mijn "Week". Hij verdient het ten volle.

x

Nog mag ik van de kunst niet zwijgen, al is 't dan ook een kunst, waarbij minder het genie dan wel de volharding en 't geduld, het voornaamste woord spreekt. Ik bedoel de kunst van 't kantwerken. Daarover hield mevr. Van der Meulen-Nulle uit Apeldoorn dezer dagen een lezing in de societeit St. Joris. Haar woord bleef niet beperkt tot haar talrijk gehoor, maar bereikte door een uitgebreid verslag der plaatselijke pers een grooten kring van lezers. Uit hare mededeelingen is gebleken, dat de belangstelling voor deze kunst in den laatsten tijd sterk verflauwt. Misschien heeft haar teleurstelling over dat feit haar een oogenblik de gewenschte onbevangenheid van oordeel doen missen. Zooveel is zeker, dat de heer Kerpestein uit Sluis zich verplicht heeft gevoeld, te protesteeren tegen haar bewering, als zou de Sluische kantwerkschool door slechts weinige leerlingen meer bezocht worden. In een "Ingezonden" in de Middelb. Crt, deelde hij o.a. 13 dezer mede, dat die school nog een 20 leerlingen telt. Inderdaad een mededeeling van gewicht, welke mevr. Van der Meulen-Nulle een hart onder den riem zal steken.

V.

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Concurreerende kolenhandelaars en concurreerende politici; werkloosheid en emigratie; over de herrie in Aardenburg en over spoken.

De concurrentie is een eigenaardig ding. Zij, die er van profiteeren, prijzen ze hoogelijk. Zij, die er door in hun portemonnaie geschaad worden, hebben er gruwelijk het land aan, maar kunnen er zich dikwijls niet aan onttrekken. In den regel is een scherpe concurrentie wel in 't algemeen belang, al kunnen enkele uitwassen wel eens schadelijk daarvoor worden,

In deze rubriek schreef ik reeds vroeger over brood- en vleeschconcurrentie, thans woedt in Sluis een concurrentiestrijd onder de kolenhandelaars. Op een morgen om tien uur werd per omroeper bekend gemaakt, dat er kolen te verkrijgen waren tegen fl 20 per 1000 K.G., een half uur later door een concurrent tegen fl 18 en even na den middag door den eersten handelaar tegen fl 16. Denk echter niet, dat de kolen hier overal zoo goedkoop zijn. We zouden het wel willen, maar....

Ook op ander gebied bestaat hier concurrentie. De Statenverkiezingen naderen en daar zal straks natuurlijk tusschen de verschillende politieke partijen weer slag geleverd worden. Daarover schrijf ik echter niet. Maar ook in de plaatselijke organisaties van sommige partijen wordt ijverig gestreden, om aan mijnheer A. of B. een goede, kansbiedende plaats op de candidatenlijst te verzekeren.

Bepaald vermakelijk is deze strijd. Zoo las ik dezer dagen in een r.k. blad, in deze streek verschijnende, enkele ongeteekende ingezonden stukken, waarin de prima eigenschappen van dezen of genen candidaat aan het publiek werden voorgehouden. Maar het grappigste was het (eveneens ongeteekende) stuk van een abonné, die afrekende met de drie, hem voorafgegane schrijvers. We hebben niets aan die aanbevolen mannen, zoo zegt hij. "Het mogen personen zijn, die ongeëvenaard en beschaafd kunnen praten, maar we hebben nu eenmaal behoefte aan mannen, die door daden toonen en getoond hebben ons vertrouwen waardig te zijn.

Wij moeten geen mannen van over de Schelde, van wie men kan veronderstellen, dat ze zoo spoedig mogelijk dit "Ierland van Nederland" zullen verlaten. Wij moeten geboren Zeeuwsch-Vlamingen van de daad op de lijst hebben".

Men ziet hieruit, hoeveel strijd er hier verbonden is aan het samenstellen der candidatenlijsten voor de Prov. Staten. En als straks de Gemeenteraadsverkiezingen voor de deur staan, kunnen we ons op nog andere dingen voorbereiden.

x

De werkloosheid is hier nog steeds de brandende kwestie. Tal van vergaderingen zijn er dezer dagen gehouden om de oplossing van dit moeilijke vraagstuk te bespreken. Men zoekt die oplossing voor een deel ook in de emigratie.

Zoo spraken te Oostburg en te Aardenburg de heeren mr. R. M. van Dusseldorp, lid van Gedep. Staten van Zeeland en voorzitter van de emigratie-commissie voor Zeeland, en Van Lier, vertegenwoordiger van de emigratie-centrale Holland, het officieuze rijksbureau, dat belangeloos aan emigranten hulp en voorlichting biedt. Beiden legden er den nadruk op, dat ons land lijdt aan overbevolking, dat zelfs Europa voor emigratie niet voldoende gelegenheid biedt, dat Amerika slechts een zeer klein aantal emigranten per jaar toelaat, maar dat Canada nog het land is, waar men, na vooraf volledige inlichtingen te hebben ingewonnen, vooral in den landbouw een bestaan kan vinden.

Er was voor deze vergaderingen veel belangstelling, niet alleen van de zijde der gemeentebesturen, maar ook van de werkloozen. Druk gebruik werd gemaakt van de gelegenheid, om inlichtingen in te winnen, terwijl eenige personen zich voor emigratie opgaven.

Dien kant moet het uit, al zal er nog wel geen sprake zijn van een massa-emigratie. De Zeeuwsch-Vlamingen vinden in hun eigen landje, noch in het naburige België, voldoende werk gedurende het geheele jaar. Er zijn hier onder de werkloozen velen, die het boerenwerk verstaan. Deze hebben in ieder geval bij emigratie nog de meeste kans van slagen.

x

De kwestie te Aardenburg, waarover ik vorige malen reeds wat schreef, zijn nog steeds niet opgelost. Trouwens ze zijn ook niet op één dag ontstaan.

Eenige dagen geleden werd weer een gecombineerde vergadering gehouden van Gemeenteraad en Gasthuisbestuur. In die vergadering weigerde de Burgemeester een motie van den voorzitter van het Gasthuisbestuur in stemming te brengen, waarin werd uitgesproken, dat de benoeming van den heer W. J. van Vooren, (over wiens eigenaardige benoeming ik reeds eerder schreef en die nog wel een punt van bespreking zal uitmaken bij Ged. Staten) als lid van het bestuur van het Gasthuis onregelmatig is geschied.

Na deze weigering van den burgemeester hebben eenige leden den burgemeester als voorzitter der vergadering in gebreke gesteld. Zes van de 11 aanwezigen gingen er van door en maakten daardoor de vergadering onvoltallig, waarom zij dan ook werd gesloten.

Van officieele zijde werd echter later gemeld, dat deze vergadering onbevoegd was over de al of niet wettigheid der bedoelde benoeming uitspraak te doen. Des avonds waren echter alle leden weer present en werd de agenda afgewerkt.

x

In Axel zette men dezer dagen een heele boom op over spookgeschiedenissen, die zich daar zouden hebben afgespeeld. Een jonge man moet 's avonds groote lichtbollen hebben gezien (toch geen vallende stenen?), weer anderen uit hetzelfde gezin hebben vreemde gestalten voor zich op den weg zien dansen, de vrouw des huizes kreeg visite van zulk een gestalte en wel aan haar bed, hobbelpaarden begonnen plotseling in beweging te komen, wekkers liepen af, zonder dat de veer gespannen was, enz. Een pracht-onderwerp van bespreking voor de lange winteravonden. Daar zal nog wel een en ander bij-gephantaseerd worden. Alle vroeger voorgevallen spookgeschiedenissen zullen ook wel weer uit de herinnering worden opgediept.

Op een allerzonderlingste manier schijnt aan de spookverschijning een einde gemaakt te zijn. Een gloeiende sleutel bleek het probate middel te zijn om de spoken op een afstand te houden. Men kan het eenvoudige middel in gedachten houden!

Z.V.

TREFFERS EN POEDELS

Axelsche Spoken ... en andere.

In het kader van de Zeeuwsche

ridiculiteitenrei

komt thans, zeer "épochemachend"

ook een spookhistorie bij. -

X die zag in Axel's straten

'n schijn, die schijnbaar schimmig scheen,

Y zag schikgodinnen schuiven

langs de molentransen heen,

Z heeft uit een hobbelpaard iets

bovenaardsch gefabriceerd,

X - Y - Z die hebben nu

een spookverhaal gedistilleerd.

In de stadjes waar de menschen

rustig naast elkander gaan,

waar de sloome sleur des levens

zelden wordt tekortgedaan,

is een échte spookhistorie

welkom, Zeldzaam, ongekend

en voor uren, maanden, jaren

'n heerlijk ril-evénement. -

's Avonds zijn de huisgenooten

schijnbaar moedig - stiekum bang,

spoken spoken op de zolders,

in de keukens, in de gang;

in de voor- en achterkamers

maken spoken veel gedruisch,

maar het ergste houden spoken

in de bovenkamers huis. -

Laat ons echter deze spoken

zorgen baren, noch verdriet,

want gewone witte spoken

zijn de kwaaiste soort nog niet.-

Vele landen (ook ons Indië)

hebben erger spokenplaag;

gele, bruine, roode spoken

liggen zwaarder op de maag ....

WILLEM TELL II.

 

VAN EIGEN BODEM

Zeeland en Hongarije

door

H. M. WESSELS DOUW.

 

(Slot.)

De door de Liga te Buda-Pest gezonden Pleitbezorger Prof. Dr. K. Kallay, Hoogleeraar te Debreczin, kwam naar Zeeland, waar door het comité, in elke stad, in elk dorp een samenkomst was georganiseerd (soms met Lichtbeelden). De uitkomst was verrassend.

Er was allerwege veel belangstelling waar Prof. Kallay optrad. Des Zondags bepleitte deze soms 3 maal de Hongaarsche zaak.

Nu bleek dat de Zeeuwen het woord naastenliefde niet als een ijdele klank verstaan, maar dit met de daad wilden betoonen. De collecten waren prachtig. Er werd goed geofferd. Immers het comité had het parool uitgegeven "Voor het Zeeuwsche geld, ook Zeeuwsch-Hongaarsche kinderen. Maar nog schooner was het, wanneer de Zeeuwsche familie's, nadat Prof. Kallay had gesproken, zich zonder aarzelen kwamen aanmelden, om aan een Hongaartje huisvesting te verleenen.

Het was soms een edele wedstrijd. In elke stad, in elk dorp of gehucht, bij rijk en arm, overal waren de Hongaartjes welkom. We meenen gerust te kunnen zeggen, dat er onder de Zeeuwsche gemeenten, bijna geen enkele was, waar geen Hongaartje verbleef.

Een schitterend voorbeeld gaf het dorp Wissenkerke op Noord-Beveland, waar onder leiding van burgemeester Verhorst, Ds. v. d. Linde en den bekenden landbouwer Johs. v. d. Maas, ruim 60 kinderen geplaatst werden. Wat was dat een optocht vanaf het Kortgeensche steiger naar Wissenkerke, in al die wagens en rijtuigen, die vele boeren vrijwillig beschikbaar gesteld hadden. Deze 60 kinderen waren vergezeld van een Hongaarsche onderwijzeres die hen les gaf, in het door het gemeente bestuur beschikbaar gesteld schoollokaal. Ook vierden ze te Wissenkerke een hunner Nationale feesten, we meenen ter eere van den grooten Hongaar Petöfi, wiens geboortedag steeds met groeten luister wordt gevierd. Te Krabbendijke, waar de leiding was in handen van Ds. Dekker, werden 40 kinderen ondergebracht, waarvan de grootsten in het Hongaarsch catechesatie-les kregen.

Kruiningen ontving er ook 24, hier waren Ds. en mevr. Diederiks de ziel der actie. Te Domburg wist Ds. H. J. Hak (die inmiddels naar Meppel is vertrokken) er 16 te herbergen, Wolphaartsdijk, waar de arts Dr. Preuniger zijn organiseerend talent toonde, nam er ook ruim 30 op, ook met een onderwijzeres.

Het land van Cadzand, van Axel en Zierikzee, kortom geheel Zeeland werkte mede. Het is onmogelijk alle Zeeuwsche plaatsen op te noemen met de comité namen en het aantal kinderen.

De treinen kwamen af en aan. Op één maal zelfs werden 'n 250 kinderen, door den Hongaarschen Ligatrein aan de verschillende Zeeuwsche Stations afgegeven.

Maar we zonden aan Ds. E. Raams, Herv. Pred. te Hoek, te kort doen wanneer we hem niet de eere gaven van de actie in het "overjordaansche". Deze predikant nam te Vlake, de transporten die met den trein arriveerden in ontvangst en geleidde ze veilig over de Schelde, waar ze dan weer "gedistribueerd" werden over de verschillende plaatsen in Zeeuwsch-Vlaanderen.

Toch waren het echter niet alleen personen die hielpen, maar ook de verschillende Maatschappijen lieten zich niet onbetuigd, om de actie in Zeeland ten volle te doen slagen.

Zoo vervoerde de Zierikzeesche Tram naar Rotterdam, de transporten Hongaartjes gratis heen en terug, de Provinciale Stoombootdienst eveneens, nog gezwegen van de vele autobusondernemers die de kinderen voor niets meenamen. Door deze algemeene medewerking kon het comité honderden kinderen naar Zeeland laten komen.

Of de actie ten volle geslaagd is? Prachtig!

Dan moest ge maar eens een kijkje nemen op de stations der lijn Roosendaal Vlissingen, wanneer de Hongaarsche trein aankwam en de pleegouders in de wachtkamers hun gasten in ontvangst namen. Waren velen eerst een weinig bang met het oog op de taal, dit vlotte echter spoedig. In enkele dagen had men de "zcotár" (woordenlijst) die de kinderen alle bij zich hadden, niet meer noodig en spraken reeds vele woorden, en na 4 a 6 weken konden ze het Zeeuwsch reeds aardig "aan elkaar krijgen".

En als er na 3 maanden weer een terugtransport was, dan moest ge eens zien "de liefdegaven" die meegingen, wagons vol, die steeds in de beste orde in Buda-Pest arriveerden. Daarvan getuigden de tranen, die rijkelijk vloeiden, en zag men de hechte band die gelegd was, tusschen pleegouders en kinderen.

Over 't algemeen hebben en Pleegouders en Pleegkinderen het goed met elkaar gehad. Vooral waren veel kinderen opgetogen als ze b.v. een dagje naar Vlissingen mochten, wat ze in hun gedachten gelijk stelden met een tocht naar het beroemde Balaton-Meer in Hongarije, dat terecht een der schoonste streken van dit land is. Of als ze Dinsdags mee naar Goes of Donderdags naar Middelburg mochten "naar de markt", waren ze dagen tevoren reeds blij. Ieder die een kind gehad heeft, zou wel een verhaal van dat verblijf kunnen leveren en vele jaargangen van "Ons Zeeland" zouden te klein zijn, om dit alles op te nemen.

Toch was niet alles zonneschijn. Te Hoofdplaat werd een lief meisje ernstig ziek, dat ondanks de goede verzorging niet beter werd en op advies van Dr. IJ. Talsma van IJzendijke, (zelf ook lid van het Zeeuwsch-Hongaarsche Comité), die haar belangeloos behandelde, naar het Ziekenhuis te Aardenburg werd overgebracht. De vader, op advies van Dr. T. door het comité uit Buda-Pest ontboden, kon met een afreizenden kindertrein, nog juist op tijd arriveeren, om zijn kind nog eenige dagen levend te zien. Het comité moest het kind ten grave zien dragen.

Ook kon de Zeeuwsche jeugd, in 't generaal genomen, goed met de Hongaarsche jeugd overweg. Het viel ons op, dat de Hongaartjes over 't algemeen zeer ontwikkeld waren. Eén ding hadden ze allen gemeen, vooral onder de grotere van 8 tot 14 jaar, n.l. de haat tegen de Roemenen. Als men de naam Roemenië uitsprak waren ze vol actie voor revanche.

We herinneren ons ook nog dat Prof. Kallay eens in Vlissingen op de boulevard liep, waarschijnlijk om een bezoek te brengen aan de door de Hongaren beminde de Ruyter, toen daar een paar Hongaarsche jongens elkaar in 't haar zaten en in 't Hongaarsch elkaar alles toewenschten. De Professor dit hoorende, trad op hun toe en sprak hun in hun eigen taal aan.

Ze stonden paf en waren in een oogwenk tijd in de Vlissingsche straten verdwenen.

Wanneer de tijd verstreken was gingen de kinderen, na zeer te zijn opgesterkt, goed Zeeuwsch sprekend, weer huiswaarts, allen hopende op een spoedige terugkeer naar Zeeland. Velen zijn er voor de 2de maal geweest, in deze 6 jarige periode, die nu dezer dagen beëindigd is geworden.

Wel zijn er nog verschillende kinderen in onze Provincie waarbij sommigen voor goed blijven, doch de andere vertrekken straks via het Belgisch comité. Het Zeeuwsch comité biedt hierin haar bemiddeling. Dat de arbeid in Zeeland door de Hongaarsche Regeering op hoogen prijs werd gesteld, bleek wel uit het bericht, dat men pas in de Zeeuwsche couranten kon lezen en aldus luidde:

Buda-Pest. De Budapesti-Köslony (Het Hongaarsche Staatsblad) meld, dat door de Hongaarsche Regeering aan de heer Ds. W. A. Dekker, Voorzitter, de heer Ph. Wessels Kz., Secretaris, te Goes en de heer A. L. van Melle, eveneens te Goes, Penningmeester van het Zeeuwsch-Hongaarsch Comité, als onderscheiding is verleend het Kruis van verdienste, met dank der Regeering voor den arbeid in het belang van Hongarije.

En hoe zal het nu verder gaan? Zal er voor het jongere geslacht, zal er voor Hongarije een nieuwe toekomst aanbreken. Met volle belangstelling nemen de Zeeuwen kennis van de correspondentie die druk gevoerd wordt door de Hongaren, en hen op de hoogte houden van den toestand.

Toch blijft het Hongaarsche Volk hopen op herziening van Trianon. En in dat vertrouwen zingt het volk der Magyaren, de bij hun zoo geliefde Psalm, die ook de ballingen zongen na de bevrijding door onzen De Ruyter.

Dardadat nyntsd ki keziddel

Ellen sègimet kergesd el,

Mondjad ezt az en lelkemnek

Tegedet en meg segitlek. 35 ; 13.

Of zooals op dezelfde wijze, maar met Nederlandsche

woorden in de Zeeuwsche Kerken gezongen wordt:

Verheerlijkt zij de hoogste God,

Hij schenkt zijn volk een vreedzaam lot,

Dan meld ons mond met diep ontzag,

Uw Heil, Uw Lof, den ganschen dag.

DE VROUW AAN HET WOORD

We hebben een der bekendste Nederlandsche schrijfster voor vrouwen bereid gevonden, van heden af deze rubriek te verzorgen. Op verzoek van vele lezeressen zal voortaan meer aandacht geschonken worden aan hetgeen H. M. Mode beveelt, dan voorheen. Red.

 

 

Mijne Dames,

We zullen dan, u en ik, wekelijks samen een praatje houden.

Ik zal het voorrecht mogen smaken u op de hoogte te houden van al wat het binnen- en buitenland aan nieuwtjes biedt, voor zooverre dit uwe belangstelling kan wekken.

Dies zullen we samen gaan winkelen, tea-en, dancings en schouwburgen bezoeken, enfin alles samen bebabbelen waarin - neen, mevrouwtje, ontken het niet - de vrouw nu eenmaal behagen schept.

Want, u kunt een excellente vrouw èn moeder zijn en toch behagen scheppen in al die gezellige, mondaine dingen, die ons vrouwen nu eenmaal het gracieuse en pikante tintje geven, dat noodig is om onze reputatie van "vrouw van de wereld" hoog te houden.

Ik neem me voor, u menigen gezelligen tip te geven, u te vertellen van al die kleine, geraffineerde mode-trucjes, die het buitenland lanceert en waarin het zoo uniek is.

Ik val maar met de deur in huis.

Kent u het bestaan al van die geestige manchetjes, die gedragen worden bij een mouwloos avondtoilet?

Ik zal probeeren, ze u zóó duidelijk te beschrijven, dat het een peulschilletje voor u zal zijn ze zelf te maken.

Stel, u heeft een zwarte avondjapon (u weet, zwart is énorm en vogue dit seizoen). U wenscht niet mee te doen aan de onzinnige mode van 6 à 7 armbanden boven elkaar, liefst vonkelend van juweelen.

En toch voelt u, dat die geheel bloote arm iets ijls heeft.

De vernuftige Parisienne wist er iets op te vinden. Men zegt, dat de uitvindster van dit geestig noviteitje een vrouwke was, wier teêr, blank handje een brandblâar had en die dit euvel op die manier wist te cacheeren en tevens bereikte, dat haar handje nòg slanker leek.

U koopt dus - ik reken op een dun polsje - 50 c.M. zwart zijden bandfluweel van 5 c.M. breed. Vervolgens breede en fijne zwarte kant, liefst aan één kant in punten vallend, die u zacht vloeiend aan weerskanten van het bandfluweel naait.

De omslagjes zet u aan den binnenkant netjes af met een boordrandje, voor u er de platte haakjes en oogen aanzet die de sluiting van uw modern polsmofje vormen.

Ik zou uw gezicht wel eens willen zien, als het manchetje om uw pols zit en uw handje is als een ranke bloem, die uit haar kelk te voorschijn komt.

En het raffinement van dien blanken blooten arm met aan het uiteinde de manchet. U heeft zonder twijfel een klein succesje te boeken, p'tite madame! Ons tweede noviteitje?

Dit geldt uw winter-kiepenolletje, dat aan den rand de sporen toont van veel gedragen te zijn.

Ik neem aan, dat het er een is, waarvan de rand ver over uw oogen valt.

U koopt een randje zwarte tulle, geschikt voor een voile en naait daar heel voorzichtig, zoodit het bijna onzichtbaar is een smal, fijn zwart kantje aan. Nu naait u dit rond om uw hoedje, zóó, - dit past u eerst zorgvuldig- dat het voiletje geheel over uw oogen valt, doch vooral niet verder.

Heel coquet en gracieus staat dit aardig niemendalletje en het geeft uw hoed, die al wat fanée was, een fleurig aanzien.

Voor we ons babbeltje sluiten, willen we u nog even vertellen, hoezeer - O, wreedheid van het modevrouwtje - het vel van doodgeboren kalfjes als garnarneering van mantels en robes, of ook verwerkt als tasch en ceintuur in zwang is.

Dat verder de avondtoiletten van zwarte crêpe Georgette bezaaid zijn met steentjes van strass of kristal, soms zoo aangebracht, dat het lijkt of de robe van gemoesde stof is, dan weer als een de hoogere taille accentuerend ceintuur van drie rijen strass. Of wel in combinatie met paarlen en geborduurde ranken en bloemen van zilver of gouddraad. Buitengemeen mooi zijn deze robes, maar zeer kostbaar.

Ook de zwarte kant-robes ziet men veel dragen. Heel mooi zijn deze op een fourreau van witte zijde of crêpe Madoua.

Bij de lichte avond-toiletten ziet men veelal de groote en breede strik op de linker heup, of als eenvoudige en smaakvoile garneering de robe op de heup gedrapeerd en vastgehouden in een greep van strass.

Mijne dames, ons mode-praatje is hiermee geëindigd, een volgende keer lichten we u verder in.

E. B. B.

 

IK WEET NIET.....MAAR......

.... het komt me voor, dat de Axelaar, die met een gloeiende huissleutel een einde maakte aan de opzienbare spoken-historie, zijn dorp, noch provincie een dienst heeft bewezen.

Menige stad van beteekenis kijkt, als wijlen zuster Anna, naar een goed spook uit, stelt alle pogingen in het werk om zoo'n geheimzinnig wezen in haar midden te krijgen.... en Axel dat er ongevraagd en gratis een ter beschikking kreeg, slaakt een zucht van verlichting nu het weer spookvrij geworden is.

Er zijn heele volksstammen van gemeenten, die het nooit leeren!

Welk een kansen bood het spook het dorp in Zeeuwsch-Vlaanderen, en hoe hopeloos is de gelegenheid tot rijkdom en roem verknoeid.

Het is om er baloorig onder te worden, te meer als men bedenkt, dat Axel toch een plaats is, waar zoo nu en dan wel eens een courant terecht zal komen.

Men mag niet aannemen, dat de Axelaar nooit de courantenberichten gelezen heeft, waarin verteld wordt van de attracties die spoken voor Amerikanen en Engelschen hebben en van de uitstappen en excursies die de wereld, waarin men zich verveelt, pleegt te maken naar streken, die zich de luxe van een eigen spook kunnen permitteeren. Men kan er zeker van zijn, dat heel wat Axelingen destijds gesmuld hebben van het verhaal over den Amerikaanschen millionnair, die weigerde het door hem gekochte kasteel te aanvaarden, omdat het spook, dat bij den koop inbegrepen was, zich niet liet zien.

Het is wel droevig dat alle courantenberichten over spoken de Axelaarsche oogen niet hebben geopend. De inwoners van dit dorp zijn niet gemaakt van het hout, waaruit men milliardairs snijdt. Niet één zelfs. Want dan zou nooit de man met de gloeiende sleutel aan het opereeren geraakt zijn, en nooit zou door deze ééne daad een onmetelijk waardevolle goudmijn voor goed zijn afstoten. Had Axel maar één inwoner met millioenen-adspiraties gehad dan stond het thans aan den vooravond van een gulden toekomst, op de drempel van een leven, waarin het aardsche slijk geen rol meer vervult. Want:

De piendere Axelaar zou z'n zusteren en broeders in den toekomstigen rijkdom figuurlijk hebben opgewarmd en gezamenlijk zouden stappen gedaan zijn om via het spook de spaarbankboekjes en de brandkasten te kunnen vullen.

Ik stel me voor, dat men in dat geval dezer dagen in de voornaamste Amerikaansche en Engelsche bladen een advertentie had kunnen lezen, welke er vertaald ongeveer als volgt zou uit zien.

Spoken.

In Axel (Holland) is het jongste spook ontdekt, dat iederen avond z'n geheimzinnige aanwezigheid verraadt.

Sensatie.

Gedurende de zomermaanden optreden na middernacht.

Wilt ge een sensationeel uur beleven?

Komt naar Axel.

Nieuwe hotels van alle gemakken voorzien, waarborgen U na de spookvoorstelling een goeden nacht.

 

Lang voor het aanbreken van het seizoen zouden de resultaten dezer annonce zich hebben doen gelden.

Bij duizenden zouden de Amerikanen en Engelschen naar onze provincie getrokken zijn. In Axel en elders zou men handen te kort gekomen hebben om de magen der spook-grage vreemdelingen te vullen. Het goud zou gevloeid hebben, de spoorwegen zouden gebrek aan materiaal hebben gehad, de "Zeeland" niet minder.

Over de provincie zou een regen van bankbiljetten neergedaald zijn....

Als men bedenkt wat had kunnen zijn en wat is, gevoelt men de neiging in zich opkomen den Axelaar met den gloeiende sleutel leelijke dingen te zeggen.

Axel, Axel!

Een bitter baksel

Heb je nu bereid.

Je kreeg je tijd,

Je kans is kwijt,

Nu komt de spijt.

Als het Axelsche geval de overige gemeenten in Zeeland maar iets geleerd heeft, want het is natuurlijk niet buiten gesloten, dat vroeg of laat eens elders een spook zich zal vertoonen.

De gemeente, die zoo gelukkig wordt, zal goed doen, aan de Axelsche verloren gouden droomen zich te spiegelen.

EGO, (bemiddelaar voor spoken).