Vorige nummer | Volgende nummer | Overzicht | Online zoeken |
DE BEVELANDSCHE WEEK
Over lezingen, die bij den winter behooren; een enkel woord over landhonger en over emigratie; het nieuwe ziekenhuis te Goes eergisteren geopend; over de historische tentoonstelling en over een goed idée.
Ieder jaargetijde heeft zoo z'n eigenaardigheden, de lente brengt allerhand vergeten kinderspelen op straat, de zomer geeft excursies en uitstapjes, de herfst wordt niet moede de veilingen te doen herleven en de winter vergast ons reeds enkele jaren achtereen op lezingen over emigratie. Het is zoo sterk, dat men aan den winter zou gaan twijfelen, als de laatste ontbraken. Elders en ook in ons gewest heeft men dezer dagen weer van de gangmakers der landverhuizingen, wier redevoeringen en serie films te veel op elkaar lijken om de interesse van den niet belanghebbende gaande te houden, kunnen genieten. De getrouwe verslaggevers der diverse bladen, die langzamerhand zich wel een geestelijke kater aan de landverhuizing behaald zullen hebben, blijven de lezingen "verslaan" en vullen de kolommen hunner couranten met copie, welke een overbakseltje van vorige jaren zou kunnen zijn. "Ik heb al zooveel over Canada geschreven," vertrouwde me dezer dagen een dagblad-collega toe, "dat het me soms is alsof ik in dat land geboren ben. Ik ken het klimaat op m'n duimpje; als ze me midden in den nacht wakker maken, kan ik zeggen welke streek van emigratie het meest geschikt is en hoeveel tarwe de grond gemiddeld opbrengt. Ik behoef mijn oogen maar te sluiten om de bezorgdheid te zien, die Canada voor den Hollandschen landverhuizer aan den dag legt en hoe goed het onze vroegere landgenooten in het nieuwe vaderland gaat."
De zegsman die de Canadeesche ziekte te pakken had, bleek zeer begrijpelijk minder te voelen voor het land, dat meermalen als een Eldorado wordt afgeschilderd, dan de honderden landbouwers, die getrouw tijdens iedere lezing over emigratie de gratis-toegankelijke zaten bezoeken. Het komt me voor, dat deze blijvende belangstelling eerder verband houdt met 't kostelooze onderdakje gedurende de enkele uren, dan met het emigratie-vraagstuk, dat voor onze streek, die landhonger krijgt, wel van groot belang is. Zoo nu en dan verdwijnt er hier eens een boer naar den vreemde, maar een ware uittocht vond nog niet plaats. Het blijkt voor de betrokkenen moeilijk een bekende en geliefde omgeving, die weinig vooruitzichten biedt, vaarwel te zeggen, teneinde zijn kansen te gaan beproeven in den vreemde, waar overvloed van land is en waar eenieder een kans tot slagen heeft. Men begrijpe dit laatste goed. Niet ieder, die naar Canada trekt, slaagt, maar eenieder kan er slagen, als hij beschikt over een gezond lichaam en over die eigenschappen, die in vroegere eeuwen de Hollanders een stuk der wereld deden veroveren. Wie de toestanden op landbouwgebied in ons gewest kent, weet dat iedere landbouwer met eenige zoons over de toekomst tobt. Dit bedenken en overgaan tot verhuizing naar een land waar nog veel ruimte is, moest voor de jonge boeren zonder goede toekomst en voor de tallooze ongehuwde werkloozen, wier werkloosheid een beroep dreigt te worden, één zijn. Ook in dit geval wordt een nijpend vraagstuk niet opgelost door praten en door het bij de pakken neerzitten.
De Daad moet het doen.
x
Voor eenigen tijd stond Goes, zooals men weet, op de nominatie, twee nieuwe ziekenhuizen te krijgen, het r.-k., en het algemeene. Het laatste is thans gereed gekomen en Woensdag j.l. onder groote belangstelling van de zijde der Goessche burgerij geopend.
Het nieuwe ziekenhuis, dat aan den Oostwal staat, gedeeltelijk op het terrein van het vroegere Gasthuis, is, wat bouw en inrichting betreft, een instelling die aan alle eischen beantwoordt. Door breede deuren, eventueel bestemd om een ziekenauto doorgang te verleenen, komt men in een ruime hal, die rechtstreeks met het inwendige van de inrichting in verbinding staat, hetgeen het vervoer der patiënten kan vergemakkelijken. Links daarvan bevindt zich een vestibule als introductie tot den langen gang, die het gebouw in twee gedeelten scheidt. Ter weerszijden van den gang bevinden zich de kamer der directrice, de onderzoekkamer met wachtkamer (vooral bestemd voor niet-verpleegden) en een Röntgen-kamer. Voorts treft men gelijkvloers de groote ziekenzaal, die 16 patiënten kan bergen, een kraamkamer voor 2 personen, een zaal voor 8 patiënten, een prachtig uitgeruste badkamer en eenige kleine vertrekken, bestemd voor keukentje, zooals men die in alle ziekenhuizen treft. In de ziekenzalen zijn in drie wanden groote vensters aangebracht (van een constructie die het tochten onmogelijk maakt), bovendien zijn zij zoo gelegen, dat den geheelen dag door de zon kan invallen. Aan licht en lucht is dus meer dan voldoende gedacht. De zalen grenzen aan een zuidelijk terras, waarop de zieken, die herstellende zijn, op geschikte dagen van de buitenlucht zullen kunnen genieten.
De indeeling op de eerste verdieping is ongeveer dezelfde als die gelijkvloers, een zaal voor 8 patiënten, een groot laboratorium met een dienstvertrek, een operatiezaal, een sterilisatiekamer, keukentjes, 6 klasse-kamers voor 2 patiënten, badkamer en de slaapkamer der directrice. In totaal zal men in het ziekenhuis 56 patiënten onder dak kunnen brengen. Het ligt in de bedoeling, de vrouwelijke verpleegden gelijkvloers te huisvesten, de mannelijke boven.
In het geheele gebouw zijn waschtafels voor koud en warm water. Hiertoe bevindt zich onder het ziekenhuis een kelder met een drietal ketels, die ook voor de centrale verwarming dienen. Een eigen electrische installatie zal voorzien in licht en in kracht voor het bedienen van de lift.
Den bezoeker treft het doelmatige van de nieuwe inrichting. De bouwer heeft met allerlei behoeften, die zich in een moderne verpleging doen gelden, rekening gehouden. Er is gedacht aan ruimte, aan geluiddemping, aan lucht en zon, aan het indring-vermogen van stof, enz.
Het bestuur van het ziekenhuis heeft Woensdag bij de opening vreugde over de totstandkoming van de inrichting geuit.
x
De vorige week Zaterdag had in het Schuttershof te Goes de reeds eerder gesignaleerde bijeenkomst plaats teneinde plannen te maken voor de historische tentoonstelling der Bevelanden. Door de aanwezigen, o.w. de burgemeester en wethouders van Goes en tal van burgemeesters uit Zuid-Beveland, is geruimen tijd van gedachten gewisseld, doch tot een omlijnden opzet kwam men nog niet. "Nijtengo" en "V. V. V." zullen thans een volledig plan maken en daarna de burgemeesters opnieuw ter vergadering noodigen.
In bedoelde bijeenkomst heeft de heer De Witt Huberts uit Den Haag, namens den landsspel-Raad een pleidooi gehouden voor een Goesch landsspel, ter gelegenheid der tentoonstelling. Hij wees op hetgeen in het buitenland op dit gebied gepresteerd wordt en tevens op de financieele resultaten, welke daar behaald worden. Laat in Goes ieder jaar een landsspel opvoeren, zei spr., en de vreemdelingen zullen toestroomen.
In dit plan, waar ik later nog wel eens nader op in zal gaan, steekt zeer veel goeds. De vergadering had er Zaterdag ook wel ooren naar. Wie weet wat er uit een bescheiden nationaal spel, van de tentoonstelling opgezet, nog groeien kan!
A. M. D.
DE KALENDER DER NOORDGROEP
St. Philipslands nieuwe burgemeester; de pluimveehouderij op Schouwen-Duiveland; van een optimistische rede en van de Thoolsche brug.
In den persoon van den heer Kleppe heeft, het vorig jaar veel besproken, Philipsland een nieuwen burgemeester gekregen, die kort geleden aldaar op plechtige wijze is geïnstalleerd. De tegenstelling is wel schril. In een vorige kalender moesten we melding maken van een strafzitting voor de Bredasche rechtbank, waarbij de ex-burgemeester van bovengenoemde gemeente voor de balie moest komen, betreffende den vorigen zomer daar uitgekomen onregelmatigheden bij de gemeente-administratie en in dezen kalender moeten we het heuglijke feit mededeelen, dat de Philipslanders een nieuwen burgemeester hebben gekregen, die, naar wij hopen, voor hen een burger-"vader" zal blijken te zijn.
De eerste dag, dat de heer Kleppe zijn ambt aanvaardde, getuigde van aller sympathie. Door een commissie van ontvangst en het muziekgezelschap "Concordia" werd de burgemeester en zijn familie bij het tramstation opgewacht en toegesproken door den voorzitter van het comité van ontvangst, die hem namens de burgerij in welgekozen woorden een hartelijk welkom toeriep, waarna in de raadszaal de plechtige installatie plaats vond. Hier was het de waarnemende burgemeester, de oudste wethouder, die den nieuwen burgemeester, na een inleidende speech, den ambtsketen omhing.
Het kon niet anders, of de gebeurtenissen, die de hoofden en harten van bijna alle Philiplanders bewogen hadden, kwamen ook bij deze plechtigheid tot uiting en het was het raadslid de heer L. J. van Nieuwenhuijzen, die betoogde dat in zijn gemeente veel goed te maken was, daar den laatsten tijd de naam van burgemeester door het slijk is gesleurd, en omdat aan het hoofd der gemeente een persoon heeft gestaan, die niet waardig was den naam van burgemeester te dragen. Spr. hoopte, dat de heer Kleppe dien naam in eere zal herstellen, opdat men weer met achting en eerbied zal kunnen spreken van den burgemeester van St. Philipsland.
De nieuwe burgemeester aanvaardde zijn ambt met een rede, waarin hij aan het slot er den nadruk op legde, dat hij niet alleen een burgemeester, maar ook een burger-"vader" hoopte te zijn voor zijn ingezetenen. Na een gemeenschappelijken maaltijd in de "Druiventros" werd van de gelegenheid den nieuwen ambtsdrager te komen gelukwenschen, een druk gebruik gemaakt.
x
In Maart a.s. wordt, door samenwerking van de pluimvee-vereeniging "Excelsior" met de afdeeling Schouwen Duiveland van de V. P. Z., een tentoonstellïng georganiseerd, om eens duidelijk te laten uitkomen, wat deze streek ook op het gebied van pluimvee presteert. Ook de hier bestaande postduivenvereeniging en de vereeniging voor bijenhouders zegden bereids hun medewerking toe. Reeds gedurende enkele jaren wordt in het vroege voorjaar door de vereeniging "Excelsior", die jaren lang sliep, maar door eenige groote liefhebbers is gewekt tot grootere werkzaamheid dan voorheen, een tentoonstelling gehouden, waarop men op vreedzame wijze kampt om de mooiste prijzen voor de gekweekte rassen van pluimvee. Beide bovengenoemde vereenigingen, die elk een verschillend doel nastreven, "Excelsior' een sportief doel, terwijl de V. P. Z. meer het oog gericht houdt op de materieele belangen harer leden, zullen nu in Maart a.s. een tentoonstelling houden om te laten zien wat de pluimveehouderij op Schouwen-Duiveland te beteekenen heeft.
x
In de Nieuwjaarsrede, die Tholen's burgemeester hield in de eerste vergadering van den raad dier gemeente, sprak deze er zijn groote voldoening over uit, dat 1926, dat zich zoo somber liet aanzien, op economisch gebied voor die gemeente voorspoedig is geweest. Landbouw en oestercultuur waren zeer bevredigend. De bot- en kuilvisscherij was minder goed, terwijl ook de mosselhandel kwijnde, voornamelijk door de lage valuta in de afzetgebieden en door de grootere opbrengsten door 't aanwenden van motorische kracht bij de vischvangst. Als voornaamste feit releveerde de burgemeester natuurlijk de verleende concessie voor het bouwen van een brug over de Eendracht. De voorzitter sprak dan ook zijn dank uit aan den Minister, Ged. Staten van Zeeland en aan een tweetal Kamerleden, voor hunne medewerking om te komen tot het lang verwachte doel. In deze vergadering werd het Dag. Bestuur gemachtigd de noodige beschikkingen en onteigeningen tot een goed einde te brengen, om den bouw van een brug zooveel mogelijk te bespoedigen. Reeds was door B. en W. een firma belast met boringen, ten einde de grondlagen te onderzoeken voor het te heien paalwerk. De waterleidingmaatschappij verzocht, alvorens men overging tot den bouw, met hen overleg te plegen, daar die maatschappij langs de nieuwe brug een buisleiding wil aanleggen. Dit verzoek werd aangehouden, ten einde eerst overleg te kunnen plegen met den betrokken ingenieur.
Zooals men ziet, gaat men thans aan de voorbereidende werkzaamheden beginnen en al zal, naar algemeen verwacht wordt, de opening van de brug nog niet dit jaar kunnen plaats hebben, lang zal het dan toch niet meer duren dat Tholen door zijn brug over de Eendracht eindelijk uit zijn isolement verlost zal worden.
M. d. P.
DE WEEK OP WALCHEREN
Onze nationale mailroute; een sociale daad; Zoutelande wordt verstandig; over een royale gift en over een scheidend schoolhoofd.
Terwijl de toekomst nog zal moeten leeren òf en in hoeverre de verlegging van het eindpunt der Vlissingsche mailroute tot saneering van de "Zeeland" bevorderlijk zal zijn, rakelt men in de Haagsche Post het vuurtje over de questie Hoek-van-Holland Vlissingen weer op. En dat, nadat deze maatregel eerst sedert 1 Januari '27 zijn beslag heeft gekregen. Het is de vraag, of in de gegeven omstandigheden den schrijver van het bewuste artikel van de Haagsche Post niet te veel eer wordt bewezen, door, zooals de Vlissingsche Courant van 17 Jan. j.l., tegen diens onjuistheden en kennelijke partijdigheid te velde te trekken. Evenwel, de Vlissingsche Courant heeft, inplaats van hem toe te voegen "Wacht en zie, een bestrijding van het bewuste artikel geleverd, welke ontwijfelbaar niet zal nalaten de waarde van de opgeworpen vraagpunten en bedenkingen in het juiste licht te plaatsen.
Vooreerst wordt er door onze perszuster op gewezen, dat sedert de verlegging van de route naar Harwich het passagiers- en het goederenvervoer belangrijk zijn toegenomen. Op de vraag, waarom de nachtdienst van de "Zeeland" werd vervangen door een dagdienst, antwoordt het blad, dat deze maatregel is genomen in verband met het vervoer van vleesch, dat om tijdig de Londensche markt te kunnen bereiken, des avonds in Engeland moest aankomen. Voorts is gebleken, dat de nachtdienst voor den oorlog loonender was dan de dagdienst, terwijl het omgekeerde nu het geval is.
Met zekeren trots vermeldt het blad, dat voor het vervoer van licht aan bederf onderhevige goederen, de Vlissingsche route wordt geprefereerd, omdat men dan zekerheid heeft, dat de goederen op tijd aankomen. Immers onze nationale lijn ondervindt slechts zelden vertraging door mist en stormweer.
De bewering van den schrijver (den heer Van Oss?) als zouden de booten der Harwichlijn uit Hoek zoo zwaar beladen zijn met groenten, brengt zij tot haar werkelijke proporties terug door de zakelijke mededeeling, dat deze booten slechts 50 ton goederen kunnen vervoeren. Deze mededeeling is te controleeren.
In de vraag: of niet ware te bereiken, dat tusschen Hoek van Holland en Harwich om de beurt door booten van de Zeeland en de London North Eastern Railway de dienst zou worden verzorgd, komt de aap uit de mouw. De redactie beantwoordt deze vraag met de mededeeling, dat zooiets niet oeconomisch zou zijn en doet of zij den staart van 't aapje niet ziet. Laat ons dus, die vóór alles het belang van Zeeland wenschen te dienen en daarvoor openlijk uitkomen, den vrager goed-rond-goed-Zeeuwsch antwoorden, dat Vlissings belang zich daartegen verzet en dat wij het volstrekt onnoodig achten de "Zeeland" te laten opgaan in de Engelsche lijn van den Hoek. Dat is nationalistisch, zal men zeggen; maar daarvoor schamen we ons niet.
Verwijzend naar de nieuwe strooibiljetten der Zeeland, licht de Vlissingsche Courant in den breede toe, welke voordeelen aan de tot stand gekomen verplaatsing zijn verbonden, om te eindigen met het rechtzetten eener onjuistheid. Volgens den schrijver zou Vlissingen 3 uur ten achter zijn bij Hoek. Ja, maar alleen voor Amsterdam, maar er zijn toch nog andere belangen dan Amsterdamsche? Daartegenover staat, dat van Vlissingen uit de bootreis 2 uur korter is, terwijl, vooral niet mag worden vergeten, dat de Vlissingsche lijn ook loopt voor het transit-verkeer met Duitschland en er voor de reis Vlissingen-Duitschland en Hoek van Holland-Duitschland geen verschil van beteekenis is in de treinreis.
De redactie van de Vlissingsche Courant heeft gesproken naar ons hart. Nu afwachten, wat de Haagsche Post daarop zeggen zal.
x
Bij Kon. Besluit is aan de gemeente Serooskerke een voorschot uit 's rijks kas verleend van maximaal fl 3690.95 tot verstrekking aan de Vereeniging, in die gemeente uitsluitend werkzaam tot bevordering van het verwerven van onroerend goed door landarbeiders. Het ligt in de bedoeling, dat deze Vereeniging daarvoor onroerend goed zal aankoopen en dit aan gegadigden aanvankelijk als los land in pacht te geven.
Het streven dezer Vereeniging lijkt ons zeer sympathiek en het getuigt van socialen zin van den Raad, dat hij daartoe als intermediair wilde optreden, zoowel als van de Regeering, die daartoe 's lands gelden durfde aanspreken.
x
Niet onwaarschijnlijk als reactie op de handelingen van Zoutelande's Raad, waardoor (wegens beperking van bewegingsvrijheid) de vreemdelingen van een bezoek aan het lieve, opkomende badplaatsje werden afgeschrikt, is daar opgericht een Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer. Laat ons hopen, dat het deze Vereeniging moge gelukken, tot nut van de badplaats en tot ieders genoegen werkzaam te zijn!
Aan het, in een der vorige nummers meegedeelde, nopens het jubileum van Domburgs burgemeester behoort een vervolg te worden toegevoegd. Door Zijn Edelachtbare is de vorige week een, hem bij die gelegenheid ter hand gesteld, bedrag aan den Raad der gemeente aangeboden.
Dit aanbod geschiedde onder het beding, dat de Raad daarvoor een terrein, thans in eigendom van Mevr. Boddaert, en palend aan het z.g, Groentje, zal aankoopen. De gemeenteraad heeft met algemeene, stemmen dit royale aanbod van haren burgervader aanvaard en hem zijn hartelijken dank betuigd, zoodat eerlang deze Walchersche badplaats door een prachtig plein haar bekoorlijkheid verhoogd zal zien.
x
Met den heer G. v. d. Putte, hoofd der openbare school te Domburg, is op 16 dezer na een diensttijd van 47 jaren, waarvan 40 als hoofd te Domburg, één dier stillen in den lande uit het ambtelijke leven getreden, wier leven werd geadeld door hun zware maar heerlijke dienstbaarheid aan het heil der jeugd.
In zijn ambtelijk leven dienend vol toewijding, in zijn burgerlijk leven zich kenmerkend door grooten eenvoud en beminnelijkheid, heeft hij de harten der kinderen, de dankbaarheid der ouders, de achting der gansche burgerij weten te winnen.
Bij zijn afscheid van de school hebben verschillende sprekers, de Burgemeester voorop, dezen kindervriend, dezen achtenswaardigen burger en trouwen ambtenaar, in hartelijke bewoordingen gehuldigd voor wat hij voor Domburg is geweest.
Het leed over de scheiding van de jeugd en zijn school, waaraan hij innig gehecht is en blijven zal, is hem verzoet door het besef, dat men zijn levenswerk zoo algemeen en zoo hoog blijkt te waardeeren. Gezeten bij den insteekhaard, hem door den heer Acda namens de burgerij aangeboden, zal hij zich niet alleen de leden kunnen koesteren, maar ook zijn hart warm voelen worden door de hem daaruit toestralende genegenheid. De beide electrische lampen, hem door de kinderen vereerd, mogen hem een symbool zijn van de liefde, die hij in zoo menige kinderziel heeft weten te wekken, toen hij daarin het kleine lampje der kennis ontstak en met geestelijke olie voedde.
V.
x
Februari is de maand der gemaskerde en gecostumeerde avondfeesten, die een afspiegeling moeten zijn van de partijen in de landen waar prins Carnaval met veel zwier hof houdt. We zitten thans ongeveer al midden in de gemaskerde pret. Zaterdag j.l. gaf eigenlijk hotel Britannia te Vlissingen den stoot hiertoe, door het organiseeren van een bal-masqué, dat uitstekend slaagde en waar aardige costuums vertoond werden. Britannia leent zich uitstekend voor dergelijke feesten, het is er ruim en .... er is cachet. Directie en personeel weten volkomen zich aan de vrolijkheid aan te passen, en de carnavalsstemming steeds in de banen te houden, die aan Britannia's reputatie evenwijdig loopen.
Het is niet onze bedoeling hier verslag van diverse bals-masqué uit te brengen. We hebben het eerste feest van de Carnavals-maand echter niet onvermeld willen laten.
DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De nieuwe regeling der P.Z.E.M.; vreemde werkkrachten in ons gewest.
De P.Z.E.M. heeft dezer dagen geantwoord op het rapport van de Vereen. van Burgemeesters en Secretarissen in Oostelijk-Zeeuwsch-Vlaanderen inzake de berekening van de stroomprijzen voor de gemeenten.
Ongelijk bekent de P.Z.E.M. niet spoedig. De critiek in bedoeld rapport op het voorstel der P.Z.E.M. was echter zóó raak, dat de Raad van Bestuur tusschen de regels door wel laat uitkomen, dat hij de juistheid van die critiek niet kan ontkennen.
Inderdaad, zoo schrijft nu de Raad, wij geven toe, dat de gemeenten die van het nieuwe tarief willen profiteeren, zich wellicht gedurende eenigen tijd een hoogeren doorsneeprijs zullen moeten getroosten.
Even verder heet het: "Wij geven ook toe, dat er gemeenten zijn, die zich steeds beter zullen bevinden bij haar contractueele tarief, omdat zij niet in de gelegenheid zijn, stroom voor industrieele doeleinden van beteekenis te verkoopen.
Ook wordt erkend, dat het nieuwe tarief voor gemeenten, die tot nog toe een lager dag-maximum dan avond-maximum hadden, tot een hoogeren eenheidsprijs moest leiden. De tabel bevat prijzen, die hooger zijn dan die van het contractueele tarief, zonder de vergoeding voor de dagbelasting.
Maar.... een en ander moest wel zoo zijn, omdat de P.Z.E.M. zoo min mogelijk nadeel van den nieuwen maatregel mocht ondervinden. De gemeenten moeten er maar op bedacht zijn, zoo zegt de P.Z.E.M., het stroomdebiet te verhoogen, zonder dat de avondbelasting wordt opgevoerd. De klein-industrieelen moeten tot aansluiting bewogen worden. Ook moet aangemoedigd worden het gebruik van stroom voor allerlei huishoudelijke doeleinden overdag, zooals voor stofzuigers, strijkijzers, enz. Dat bevordert de stroomafname overdag en komt aan de gemeente-financiën ten goede.
De gemeenten krijgen - zoo wordt ten slotte meegedeeld - gelegenheid tot 15 Januari 1928 om te kiezen tusschen de beide tarieven.
Mij dunkt, de gemeentebesturen kunnen bovengenoemde Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen dankbaar zijn, dat zij zooveel studie van deze zaak heeft gemaakt. De gemeentebesturen zijn er nu voor bewaard gebleven, toe te stemmen in een nieuwe regeling, die wellicht enkele hunner tot schade, inplaats van tot voordeel zou zijn geweest. Ik geloof haast, dat de gemeentebesturen in de Midden- en Noordgroep, die dezer dagen ook zooveel voorstellen te overwegen krijgen aangaande electrificatie, jaloersch zijn op zulk een actieve vereeniging.
Jammer is het alleen maar, dat de P.Z.E.M. niet wat verder over de brug wil of kan komen. Vooral voor de arbeidersklasse, waar de loonen den laatsten tijd eerder lager dan hooger worden, zijn de vrij hooge stroomprijzen altijd nog een beletsel tot aansluiting.
x
Van arbeidersklasse gesproken, daarover is de laatste weken hier nog al wat te doen. Den vorigen keer schreef ik er reeds over, dat hier in verschillende plaatsen vanwege het officieuse rijksbureau voor Emigratie, lezingen zijn gehouden om de arbeiders van voorlichting te dienen ten aanzien van de emigratie. Dergelijke betrouwbare voorlichting, van niet-belanghebbende zijde gegeven, wordt hier wel op prijs gesteld. Er is bij de lezingen vrij groote belangstelling.
Bij een van deze lezingen werd bij de bespreking - waartoe gaarne de gelegenheid werd gegeven- een kwestie naar voren gebracht, die hier in nauw verband staat met het werkloosheidsvraagstuk. Gevraagd werd n.l. of niet kon voorkomen worden, dat aan de fabrieken te Sas van Gent en Sluiskil zooveel honderden werklieden uit België werken. Indien in Zeeuwsch-Vlaanderen geregeld en uitsluitend Nederlandsche arbeiders zouden te werk gesteld worden, zou er van werkloosheid zoo goed als geen sprake zijn, terwijl het nu een chronische kwaal dreigt te worden.
Inderdaad werd hier de spijker op den kop geslagen. Maar teleurstellend was het antwoord van den spreker van dien avond. Men kan, zoo zei hij, dezen toestand betreuren, maar de regeering staat er machteloos tegenover. Het parlement zou eerst moeten ingrijpen en een wet moeten aannemen, waarbij de grens gesloten werd voor buitenlandsche werkkrachten. Maar dan kreeg men ook de kans op repressailles van het buitenland. En de toestand zou er niet beter op worden, als de Nederlandsche arbeiders niet meer buiten de grenzen konden gaan werken.
Er is tegen dit antwoord zeker weinig in te brengen. Maar toch blijft het te betreuren, dat de werkgevers in Zeeuwsch-Vlaanderen niet medewerken om de werkloosheid te bestrijden. Stelden ze alle Nederlandsche arbeiders te werk, dan waren we er.
De Directie der Cokes-fabriek te Sluiskil beleeft evenwel nog niet veel plezier van zijn Belgische arbeiders. Deze waren doende aan het grond- en metselwerk voor de uitbreiding dier fabriek, tot er onder hen een staking uitbrak. Het loon was 3,25 fr. per uur, maar ze wilden 5 fr. Ze kregen dit meerdere loon niet en gingen daarom in staking. Deze staking schijnt onder socialistische leiding te staan.
Wanneer de Belgische arbeiders nu zóó maar optreden en er aan hen óók een behoorlijk loon moet worden uitbetaald, ja, dan is er kans, dat de Zeeuwsch-Vlaamsche arbeiders weer gemakkelijker emplooy kunnen vinden.
Inmiddels worden de werkloozen nog naar Canada verwezen. Er schijnen een 40-tal serieuze aanvragen voor emigratie naar dat land uit deze omgeving te zijn.
x
De Axelsche spookgeschiedenis heeft al een heel prozaïsch einde gehad. Al die sensationeele verhalen schijnen ontstaan te zijn door het gedoe van een grappenmaker, die op Oudejaarsavond op den weg danste en allerlei koddigheden verkocht.
Wel jammer voor hen, die bij hun conversatie wel behoefte hebben aan enkele griezelige spookverhalen.
Z. V.
TREFFERS EN POEDELS
De Zeeland-boot.
Er voer eens een stoomboot vol pracht en vol praal
geregeld van Vlissingen uit,
zij voer door de Wielingen en het Kanaal
en blies dan vol trots op de fluit.
Zij voer langs het duinende Belgische strand
en vlak langs de krijtrotsen heen;
het Vlissingsche volk wees met trots op haar, want
de boot en haar stad die zijn één.
Toen zijn er veel groote meneeren geweest,
zeer anti-die-route gestemd,
die waren voor hun dividendjes bevreesd,
gedachten de rok en het hemd.
Ze zeiden: "Die zeeweg blijft niet meer bestaan."
De boot hief bedroefd in haar want
het sein van "Vaarwel" als een afscheid gedaan
aan Wielingen, rotsen en strand.
En Vlissingen slaakte een droevige klacht,
wacht bang en ook lijdzaam maar af,
het vreest zoo, dat héél zijne stoombootdienst wacht
op 't algeheel-opheffings-graf,
Nog fluit daar de stoomboot, trotsch vaart zij als ooit
het Vlissingsche havenhoofd uit;
de Hoogpolitiek zij gesmeekt dat zij nooit
haar afscheid aan Vlissingen fluit!
WILLEM TELL II
DE VROUW AAN HET WOORD
Natuurlijk had ik griep! Stel u voor, dat ik 't niet zou hebben! Ik wil geen uitzonderingsmensch zijn. Ik heb geniesd en gerild en ik had hoofdpijn en pijn in al m'n ledematen en de thermometer wees op 39.9.
En - hoewel ik ze wees op het besmettingsgevaar, kwamen ze toch bij m'n bed zitten, de lieve, goede vriendinnen. En ze brachten druiven en mandarijntjes en caramels en hoest-balletjes en eau de cologne en
bloemen en ik.... O, ondankbare, keek ze met lodderige oogen aan en dacht:
"Ik wou dat jullie ophoepelden!" Maar ik zei het niet, want mèn neemt je, wanneer je den treurigen moed hebt zooiets te zeggen, het hoogelijk kwalijk.
Dus zweeg ik.
Ik gaf ze korte antwoorden op hun vragen, sloot af en toe vermoeid m'n oogen en ze schenen dan toch op te letten, dat hun bezoek me vermoeide.
Maar ze gingen niet weg. Welneen, ze hadden er nu hun middag voor genomen en ze bleven gezellig bij elkaar zitten, beschouwden mij verder als lucht en gingen de nieuwtjes van den dag bepraten.
En 't waren er vele.
Want Til, weet je wel, dat leuke vrouwtje van notaris K.... was er van door met den vioolleeraar van d'r dochtertje.
En heb je gezien, dat Kitty V. d'r haren verft?
En de man van Annie L. moet fraude in zaken hebben gepleegd. Geen wonder ook, van z'n salaris kon ie geen bontmantels en juweelen voor haar koopen.
M'n hoofd deed zoo zeer en 't was of er lood op m'n oogleden lag.
Vreeselijk om aan te hooren al dat gekwebbel over menschen die me niets interesseerden. Hoe konden ze! Deed ik daar anders ook aan mee?
Plotseling, met iets van den humor, dien ik heusch heb als ik me fit voel, riep ik:
"Lievelingen! Jullie hebt vergeten het bordje op te hangen!"
Waarop ze allen in lachen uitbarsten en ophielden met "roddelen".
Kent u die uitdrukking, dames?
Ik geloof, dat het een tooneelterm is, ik heb het tenminste veel door actrices hooren zeggen en.... doen!
Roddelen - kwaadspreken.
Spreekt u het eens uit, met een flinken druk op de eerste letter:rrroddelen! 't gaat zoo lekker over de tong!!! en daarom vind ik het zoo'n karakteristieke uitdrukking.
Maar nu het verband met het bordje waar ik het over had.
't Was op een van de jours van een mijner vriendinnen, toen we met ons allen zoo knusjes bezig waren verschillende sekse-genooten af te maken.
Ik had me even afgezonderd en was naar het bureautje van m'n gastvrouw geloopen, had daar, zonder dat de anderen er iets van merkten en stuk karton genomen, het beplakt met wit papier, er iets op geschreven, een gaatje in geprikt en er een touwtje doorgetrokken.
Toen ik thee ging schenken - 't was mijn beurt hing ik het bordje boven de theetafel.
De gastvrouw ontdekte het 't eerste.
"Wat staat daar!" riep ze verbaasd.
En alle hoofden bij elkaar spelden ze:
No roddeling allowed !
't Had wel succes, en ze snapten 'm onmiddeliijk.
We hebben toen allemaal zoo'n bordje gemaakt en 't werd opgehangen als er teveel gerrodeld werd.
Want, mijne dames, 't spijt me, dat ik het zeggen moet, maar er wordt teveel geroddeld.
En zoo'n bordje, gelooft u me, 't is een probaat middel. Het helpt je, om plotseling een einde te maken aan een sport, die niet bepaald tot de edelste behoort en waar we, helaas, veel te veel aan doen.
Probeert u het eens.
E. B. B.
Uit de Zeeuwsche oude doos.
Oe een boereknecht een brief schrieft an z'n misje.
Betje ier ontvang je een briefje,
Want je bint en bluuft m'n liefje,
Ik è zo dikkels a edocht,
'k Wou, da 'k je toch is spreken mocht.
Ik è a meer as zeven weken,
Is edocht om je te spreken.
Kwam noe ôlen dag verbie,
Mè pas op, ik zag je nie.
Dikkels liep ik op de straete,
's Oggens vroeg en 's aevens laete,
En dan keek ik a in 't rond,
Of da 'k je nie is buten vond.
Soms voe d' èene of are diengen,
Of om de krante wig te briengen,
En dan loerde ik wee voe 't glas,
Of a je nie is buten was.
Kiek, dan zou je 't toch vemoren,
Betje kwam mè nie naer voren.
En toen vroeg ik an de guus:
"Guus, is juldere meid nie thuus?"
Mè die snaken zeien even:
"Ei, ei, daer è je niks om te geven,
Die meid, die mot joe toch nie aen,
M' en ze 't zelvers ooren zèn."
En kiek, dan was ik om te sturven,
Dan was eel m'n dag bedurven.
Maer, dan docht ik van d' are kant,
Guus èn toch nie meer verstand.
Was ze buten op de stoepe,
Ek ze zelvers ooren roepe
As ze bie den teèltuun stoeng,
Of is gauw om waeter goeng.
En dan gieng ze me gauw verbie
Want pas op, ze zag me nie.
En dan gieng ze leven awen,
't Zwartsel van de ketel krawen,
Mie d'r oot mè naer de grond,
En dan ieuw ze mè d'r mond.
Maer ik docht, ik zal 't wè weten,
As de baes en vrouwe gaen eten,
Dan gae ik naer het kaerenkot 1)
As ik ze dan eens spreken mocht.
En daer steekt dan toch niks in,
As ik toch mè fesoenlijk bin!
Of as ik is op een Zondag
Om de koffie kommen mag.
As ik het dan is netjes vroeg,
'k Bin toch werkelijk mans genoeg!
Maer ik docht, ik kan beter mè schrieven,
Dan dae buten van kouwe verstieven
Dikkels liep ik bie dat ek
En daer was 't een kouwen trek,
Toen goeng ik mè gauw naer uus,
Ik kreeg den inktpot van de guus,
Een papiertje van m'n moeder
En de penne van m'n broeder,
Voader, die betaelden de post,
Net zo vee as 't wezen most.
't Is een bitje slecht eschreven,
Maer daer mo je mè nie om geven
't Is een bitje ok eklad,
Want ik è een ongeloksje ehad.
Je mot er maer nie om brommen,
Want dat kan de beste overkommen:
Kiek, ik ad m'n brief nae vol
En toen sprong de zwarte Mol 2)
Uut de wiege van dat kind
Boven op m'n pot mie inkt.
En toen vlogen ôl die spetters
Op 't papier en op de letters.
'k Wou de plekken van m'n boek,
Ofvègen mie de scheuteldoek,
Maer die was een bitje nat,
Toen was eel m'n brief beklad
En deur dat vègen en dat flèren,
Bin die plekken op m'n blèren,
Maer je kunt er toch wè uut,
As je mè weet, wat as het beduut.
En dat dienk ik, za wè schikken,
Betje, lieven, malschen dikken!
Wees zo goed, da je 't nie zeit,
Tegen d' een of d' are meid,
Want die ebben mie onze zaeken
In segeèl toch niks te maeken.
Dadelijk lopt een eèlen oop
D'r overôl mè mie te koop,
En om de waereit is te zèn,
Kiek, daer zou ik spiet van èn.
Dienk d'r om da 'k kort nae dien
Ok een brief van joe wil zien.
Kiek noe eb ik m'n plicht edaen,
Noe za 'k mè naer bedde gaen,
Want 't is tied om te gaen slaepen,
Merregen mot ik petaten raepen.
As 't mè droge bluven mag,
Is 't een uur of viere dag,
'k Za dan noe maer op gaan awen,
'k Zie de lampe begunt te verflawen
Dus nu uutscheên is het best,
Dag lieve Betje dan, voe 't lest.
ARJAEN.
1) Karnhok; 2) Naam van een zwarte kat.
HET JOURNAAL
van PHILEMOM ZIJDEWIND
(gecondenseerd extract)
20 Januari. Vanmorgen wakker wordende, met vakerige oogen de lucht geïnspecteerd. Bewolkt, troebel, kortom dik. "Ziet er slecht uit", mompelde ik binnensmonds. Wilde me weer tevreden uitstrekken, toen een invallende gedachte, verantwoording over die uitspraak vroeg.
Waarom, zoo luidde de vraag, zegt ge van 'n dikken man, hij ziet er best uit, terwijl de lucht - het uitspansel n.l. - bij eenzelfde eigenschap een tegenovergestelden titel krijgt?
Lag hierover te filosoferen, tot het tijd van opstaan was. In den loop van den dag kwelde deze tegenstrijdigheid me ook nog; vond echter geen oplossing.
21 Januari. De vijver voor ons huis lag bevloerd met een vliesje. Aan tafel gaf dat grootsche ijsplannen. Beppie begon te zeurzagen over nieuwe schaatsen, wat Liesbeth de keel uithing, en booze woorden uitlokte. - Een en ander had voorkomen kunnen worden, wanneer ze, even als ik, op den barometer keken hadden,
22 Januari. Krimp van Dulmen maakte voor onze behuizinge, wegens de gladheid des wegs, een glippertje in de eigenlijke beteekenis van 't woord, welke gevolgen, gevoegd naast de uitkomsten van figuurlijke zijsprongen, zijn manier van voortbewegen, momenteel zeer ontsierden.
Met vriendelijke hulpvaardigheid 't slachtoffer geloodst in de huiskamer, om hem op verhaal te laten komen. Zeer hijgend en dankbaar.
23 Januari. Met mr. Mierick van Peuteren, gesproken over de Vlissingsche Potemkin-film, waarin zooveel vooraanstaande voortvarenden zich verstrikten; alsmede gedelibereerd over de hardheid van den eisch. Gaf als mijn meening te kennnen, dat dit laatste het gevolg was van het feit, dat 't standbeeld van De Ruyter, met zijn gezicht naar de zee staat. En me nader verklarend, lichtte ik toe, dat de piëteit voor Bestevaer zeer gekneusd was, door "achter den rug" van dezen gezags hooghoudenden groote, zulke opstandige reflexen te willen laten flikkeren.
Uit den aard van zijn ambt, bestreed mijn partner mij, zonder me van misvatting te overtuigen.
24 Januari. Geene bijzonderheden.
25 Januari. Gehandicapt in de aanvulling van stadsnieuwsverzameling: mijn kapper was uitermate schor.
26 Januari. Intiem soireetje bij Breeduitstra naar aanleiding 50 jaar werkend lid jongemannen zangvereeniging. Souper zwaar in orde: Postdirecteur soepbeentje in zijn keel; serenade van "Trommele tamboers", - overigens geen wanklanken.
SCHETSEN UIT ZEELAND
Overwinning
door
BAES PEELAND Jr.
Illustraties van Wim Kersten.
Vijf dagen lang reeds, heeft de scherpe Oostenwind de sneeuw in dichte zwermen uit de parelmoeren strakheid der onbewogen lucht gestort, een strakheid slechts onderbroken door fantastisch gebouwde ivoor-gele wolkencolonnes met iets donkerder getinte randen, scherp gekarteld alsof zij met houweelen waren uitgehakt.
De sneeuw valt en zij heeft de denneboomen witwollen handschoenen aangetrokken, de sparren groote kanten pruiken opgezet.
En de rond-wit gespikkelde paddestoelen, die in kleine groepjes onder de hoornen aan den boschrand wegschuilen dragen nu geglacierde pierrot-mutsen, terwijl de verlaten vogelnesten en leege konijnenholen veranderd zijn in kleine marmeren paleizen, gereed voor de travesti die de boschbewoners wacht.
De sneeuw jaagt verder, langs den eenzamen landweg. De enkele koolstronken, verdwaald op de kale velden zien er met hun witte ijsmutsen uit als verdwaasde babies, die uit de veilige beschutting van de blauwzijden wieg plotseling in een vreemde wereld zijn neergezet.
De wegen zijn aan de slootkanten afgezet met kristallen randen, grillig van kleur en lijn, en de heele aarde wikkelt zich in kanten draperieën, die met kwistige hand uit den wolken overvloed worden neergelaten.
Het landelijke herbergje "De Perelaer" ligt aan den Kruisweg van twee smalle wegen, eenzaam en aan het spel van wind en regen blootgesteld, verweerd tot in het merg der zware eiken binten, die het massieve rieten dak torsen.
Het is een van die herbergen waarin de boeren, wanneer zij door regen worden overvallen, samen klissen en waar de oude jichtige schaapherder 's winters bij de oude schouw zijn stijve vingers warmt in den vuurgloed. En de vrachtrijders, wanneer zij met volbeladen karren naast hun afgewerkte paarden langs de stoffige of modderige wegen sloffen, verzuimen nooit de rafelige leidsels in een lus rond den stam van den stramgebogen pereboom te werpen, om bij Moeder Annepie in een hartigen dronk een oogenblik de matheid in hun afgebeulde lijven te vergeten.
's Zomers stoppen er de Jan-pleziers, die juichende menschendrommen naar de kermis in de nabijgelegen stad vervoeren, en 's winters danst men er op de Hoogdagen de oude kruispolka's en walsen, die in alle andere plaatsen reeds doodgemarteld zijn, op de tonen van het melancholieke pierement, het eigendom van een Vlaamschen kermisklant, die in den slappen tijd het Zeeuwsche land afreist.
Het gaat Moeder Annepie wel eens wat te rumoerig toe in haar landelijk bedrijf, "niks as vrouwvolk in uus en dan zukke roege klanten".
Maar zij weet zich te handhaven, de harde jaren van haar weduwstaat hebben haar pootig gemaakt en zij weet zich tegen elken te brutalen klant wel te weren. Maar met haar dochter Pauwtje is dat anders, die is wel een beetje te veel op het jong-volk gesteld, "en in plekke dazze de centen vor 't pierement op'aèlt, danst ze mer studdejan den 'eelen aevont deu."
En noe is 't er nog 'oog in den kop 'eslaege ok, ze mot en zal noe trouwe mie Jan van 't Kruishof, den joengsten, die barre vee te wachten eit.
't Zâ nie 'ebeure eit ze 'ezeid, en ouwe Jan van 't Kruishof eit zun zeune biena vort 'ejaegd, want ie was ter glad nie voo.
Achter de hooiberg op 't erf van 't Kruishof hebben de gelieven elkaar hun ellende verteld, ze hebben gesoebat en gesmeekt, maar 't heeft niets geholpen.
Want ze weten niet dat een oude wrok nog nagloeit in de harten van de weduwe uit de herberg en den den boer van 't Kruushof, ontstaan na een familietwist, waarbij onverdiende blaam werd gelegd op haar naam van eerbare vrouw.
En Jan is het wachten moe geworden; op een Zaterdag is hij met zijn kameraden naar de stad geweest, heeft zijn verdriet trachten te verdrinken en is 's morgens met een hersenschudding door zijn vrienden thuisgebracht.
Nu ligt hij in de mooie kamer van de hofsteê in koorts te ijlen en roept an zijn liefste. Maar in de herberg werkt Annepie achter de toonbank met saamgeknepen lippen en een onverbiddelijk besluit op haar strak gezicht. En Pauwtje, bleek, met roodgehuilde oogen, bedient zwijgend de enkele gasten.
Het dooit rondom.
Het is alsof de zingende klokken hun metalen klanken rood-gloeiend over het witte land werpen, om de sneeuw te doen smelten.
De boomen gooien hun witte mutsen af, de paddestoelen hun pierrotsteeken en hier en daar vallen heele stukken uit den kristallen rand, waarmee in marterbont en hermelijn de slootkanten zijn afgezet.
En de gesluierde aarde verbrokkeld de kanten draperiën op de wegen tot een goren modderpoel, waarin de voeten der kerkgangers zuigent neerplensen.
De klokken zingen, zingen over het wazige land, waarover de schemering al neerwiekt.
Annepie stapt het groengeverfde achterdeurtje uit, in de eene hand haar paraplu, in de andere het kleine bijbeltje met gouden slot, een erfstuk dat alleen des Zondags zijn schuilplaats, een hoek van 't dikbuikige hoogkabinet, verlaat.
Natten aevund! Zucht eensklaps een mannestem naast haar. Annepie schrikt op. Het is haar vijand, ouwe Jan van 't Kruushof, die, zwaarstappend door de natte sneeuw, haar komt nagebeend.
"Bè jaet!" Annepie's anders zoo vriendelijke stem, klinkt nu bijna hard.
Ze loopen nu naast elkaar voort, in een gespannen zwijgen, dat weinig bemoedigend is, daardoor steeds hun stap versnellend.
"Oudje!" begint Jan van 't Kruushof moeilijk. Annepie volhardt in haar zwijgen. Een jarenlang gedragen smaad werpt men niet in enkele minuten overboord,
Jacob zucht. Die dondersche wuven toch! Altied mie un kop en kwaed as un 'oen! Mer kriege zâ dun ze, angstigt het hem door het hoofd als hij plots het beeld van zijn zieken zoon voor den geest ziet.
Zijn felle trots van ouden heereboer is op slag geknakt.
"Oudje", zeurt nu een deemoedige stem, die hij zelf bijna niet als de zijne herkent aan het oor van het voortgejakkerde vrouwtje. En hij zoekt naar een woord dat de pijnlijke stilte zal breken, veegt zich met den bonten zakdoek over 't bezweete voorhoofd en verwenscht tegelijk de koppigheid van de vrouwen.
Daar gaan zij, twee dorre oude figuurtjes, die oogenschijnlijk al lang met het leven hadden afgerekend en nu plotseling daarin worden teruggestooten, waar het 't geluk van hun kinderen geldt.
Tik, tik, zegt Annepie's paraplu bij elken stap, en Jacob's zware stok accompagneert met een zwaarboedig bom, bom, het vinnige geluid.
En beiden zwijgen, zwijgen als het graf.
Achter de donkere boomenrij duikt eensklaps het oude kerkje op. Warm licht straalt door de gebrande ruiten, de trots van het dorp en van de weinige die de verwoestingen van den beeldenstorm zijn ontgaan. Als een levenden stroom bruisen de orgelklanken naar buiten in den wazigen nacht.
Annepie zwenkt aan den ingang der kerk langs het middenpad de vrouwenbank in. Jacob van 't Kruushof aarzelt even, maar zet zich dan moedig in de mannenbank schuin voor haar.
De preek begint.
Er is voor dit keer een jong vrijzinnig dominee uit de stad, met een warm, melodieus stemgeluid. Hij rangschikt zijn woorden om het motief "God is Liefde" en vertelt een aandoenlijk verhaal van twee oude menschen, die in stillen wrok tegen elkaar al het mooie uit hun leven stilaan zien verbrokkelen en verdwijnen.
De oude vrouwtjes zitten nu te schreien in de slip van hun zwartwollen omslagdoeken, en de mannen schrapen zachtjes hun keelen.
Alleen Annepie kan geen tranen vinden en staart schijnbaar onbewogen recht voor zich uit, de handen saamgenepen in den mageren schoot.
Maar dan ontmoeten haar oogen die van den ouden boer en schijnt de oude wrok in een seconde weg te smelten voor den smekenden blik uit zijn oude oogen.
En dan schieten haar oogen toch vol, ze buigt haar hoofd en speelt zenuwachtig met de franje van haar wollen doek.
Als de kerk uitgaat is niet alleen de sneeuw op de velden gesmolten, maar ook het ijs in de harten van twee oude menschen.
"Och, och, die guust", schreit Annepie zachtjes, en haar arm zoekt een vasteren steun aan dien van Jacob van 't Kruushof,
En verder zwijgen ze als te voren; tik, tik, vinnig de paraplu, en bom, bom, dreunt de zware stok, maar de twee harten in een zelfden blijden cadens, want er zal vreugde zijn vanavond, èn op 't Kruushof èn in De Perelaer.
VEREENIGINGSNIEUWS.
Het Bestuur van "Zeelandia" in A m s t e r d a m heeft zijn leden een uiterst verzorgd program aangeboden. Het kinderkoor "Jong Zeelandia", (die vele liederen heeft gezongen, waarvan de voorzitter, de heer De Nobel, de tekst verzorgde en door den heer Franse op muziek gezet), heeft daartoe veel bijgedragen. De tooneelafdeeling "Luctor et Emergo", had het tweede gedeelte van den goed geslaagden feestavond.
Dat zeer vele Zeeuwen zich niet aanmelden als lid bij den ijverigen secretaris, den heer J. J. Claassen, is onbegrijpelijk, laat ik ook voor hen mededeelen, dat zijn adres gewijzigd is en dezer dagen veranderd in Wijttenbachstraat 85, Amsterdam.
"Zeelandia" Den Haag heeft 26 Januari een feestavond gehouden in de Oranje-Societeit, waar de heer Henk Doelman als declamator optrad en een keur van dramatische en komische nummers ten gehoore bracht.,
De heer Corljé belast zich met de regeling voor een cabaret-avond, te geven in de maand Februari. Ook hier dus afwisseling.