Ons Zeeland 1927, nummer 6

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

Een gelukkige wending in de verzorging onzer zieken; waar bleef de waardeering der regeering; wat het afgeloopen jaar Goes bracht en waarom optimisme gewettigd is; in vogelvlucht over de Bevelanden.

Iemand, die in langen tijd niet gegeten heeft en gebrek leed, weet pas goed hoe hevig de honger hem gekweld heeft als hij weer aan een goed verzorgden disch zit. Dit moge op het eerste gezicht vreemd lijken, doch bij nadere beschouwing is er zelfs geen practische ervaring voor noodig om de juistheid dezer uitspraak te erkennen. Komt het juiste inzicht in een toestand meestal niet nadat deze tot het verleden behoort?

Ik moest dezer dagen onwillekeurig hieraan denken bij de opening van het nieuwe ziekenhuis voor Noord- en Zuid-Beveland te Goes, waarover in een vorig nummer al een en ander is gezegd. Voordat het nieuwe ziekenhuis tot stand kwam, hadden we in ons gewest met zijn talrijke inwoners eigenlijk geen inrichting voor zieken die behoorlijk was, en waren we voor gevallen van eenigszins ernstigen aard aangewezen op Walcheren of Noord-Brabant. Bijna iedereen hier wist dit, doch bijna niemand zag in hoe eigenlijk deze toestand inderdaad was. Bij de opening van het Goesche ziekenhuis is dit eerst algemeen duidelijk geworden. Ook daar het juiste inzicht ten de toestand opgehouden had te bestaan!

De vorige week hebben we het ziekenhuis beschreven, thans brengen we er eenige foto's van en tevens een opname van de openings-plechtigheid. Over het laatste nog een enkel woord. De tegenwoordigheid van de Commissaris der Koningin en van den inspecteur van den gezondheidsraad, bewees wel de gewichtigheid van de plechtigheid. Deze is trouwens door beide autoriteiten in een rede vertolkt, waarin o.m. het bestuur van het Gasthuis, inzonderheid den voorzitter den heer Joh. Pilaar, hulde is gebracht voor het getoonde initiatief.

Gezien de beteekenis van het nieuwe ziekenhuis mag het werk van het gasthuisbestuur ook hier gememoreerd worden. In de geschiedenis der ziekenverzorging in de Bevelanden dient de naam van den heer Pilaar met gouden letters vermeld te worden. Want hij was de groote stuwkracht, dank zij welke aan een ergerlijken toestand voor de lijdende menschheid een einde werd gemaakt.

Het heeft me ten zeerste verwonderd, dat de regeering op den dag der opening geen blijk gaf dit werk naar behooren te waardeeren. Of moet dit eerst op 31 Augustus blijken?

x

Het is niet de eerste maal dat hier gewezen wordt op den vooruitgang van Goes, en dat ik schreef, "het gaat de hoofdplaats van Zuid-Beveland naar den vleeze". Dit blijkt wel zeer overtuigend uit het jaaroverzicht, dat de burgemeester van Goes in de jongste gemeenteraadszitting gaf. Het volgende wordt er aan ontleend:

"Het bevolkingscijfer was evenals vorige jaren wederom vooruitgaande. Het bedroeg op 1 Januari 1926 in totaal 8651, tegen 8748 op 31 December, dus eene vermeerdering van 97 zielen. Het aantal geboorten bedroeg 182 en het aantal sterfgevallen 89. Er vestigden zich alhier 517 personen, terwijl 513 naar elders vertrokken.

Wat de openbare werken betreft, kenmerkte 1926 zich door vrij drukke werkzaamheden.

Er werd besloten over te gaan tot aanleg van bouwplan III, ten behoeve van bewoners van reeds vroeger onbewoonbaar verklaarde perceelen, werd een twintigtal eenvoudige woningen gebouwd.

Behalve deze woningen, werden in 1926 nog voltooid 35 nieuwe woonhuizen, terwijl er bij het einde van het jaar nog 52 in aanbouw waren.

Gememoreerd worden voorts de raadsbesluiten tot het verleenen der financieele medewerking voor de restauratie van de Groote Kerk en tot oprichting van een gemeentelijk slachthuis.

Wat het gasbedrijf betreft, kan worden vermeld, dat overeenkomstig de goedgekeurde plannen, het terrein van de fabriek werd uitgebreid en een aanvang werd gemaakt met het bouwen van een nieuwen gashouder.

Het gasverbruik bedroeg in 1926 1.664.968 M3., zijnde 86.256 M3. meer dan in het voorafgaande jaar. Het aantal gewone gasmeters vermeerderde met 52 en het aantal muntmeters met 10.

Het verkeer in de haven wees ook weder op vooruitgang. Tegen 1889 binnen gekomen vaartuigen met een inhoud van 183,000 ton in 1925, werden het vorig jaar naar Goes doorgelaten 1952 schepen met een inhoud van ruim 186,000 ton.

Het totaal belastbaar inkomen over 1925-1926 bedroeg fl 5.047.859.- tegen fl 4.892.000,- in het daaraan voorafgaande jaar."

Tot zoover de voornaamste gedeelten uit de rede van burgemeester Hagenius, die overtuigend aantoont, dat Goes zich over diverse zaken verheugen kan. Bedenkt men dat vele andere gemeenten in onze provincie steen en been klagen, dan is optimisme in onze streek alleszins gewettigd.

Goes gaat een mooie toekomst tegemoet!

x

De hoofdplaats heeft zooveel ruimte in beslag genomen deze week, dat er niet veel plaats voor de dorpen rest, hetgeen niet betreurd behoeft te worden, daar er toevallig weinig van het land te melden is. In vogelvlucht dus even naar beneden getuurd:

In Kapelle werd onder veel belangstelling het 50-jarig bestaan der landbouwvereeniging "V.I.O.S." gevierd.

In Ierseke heeft de gemeente een 40-tal werkloozen aan den arbeid gezet voor verbetering van een verkeersweg.

Te Nisse is zekere J. de dupe geworden van een kennis uit den militairen diensttijd, B. geheeten. J. leende zijn makker, die zich voor groothandelaar uitgaf, geld, doch zag het niet terug. Bij onderzoek bleek, dat de groothandelaar een zwerver was, die zich bovendien meermalen over onbeheerd staande rijwielen heeft ontfermd.

Van oude vrienden moet men het ook niet altijd hebben!

A. M. D.

 

DE KALENDER DER NOORDGROEP

Het schouwburg-bezoek neemt af; heeft de radio schuld?; de lagere school die op een gebied tekort schiet; J. A. de Bruyne.

 

Wat mag toch wel de oorzaak zijn, dat het schouwburgbezoek, tegenwoordig ook in de kleinere provincie-steden, afneemt? Vroeger was de klacht algemeen: wij krijgen de 3e rangsgezelschappen en de first class artisten blijven bij honk. In den loop der laatste jaren is daarin veel verandering gekomen. Het puikje uit het plankenland komt thans hierheen, maar men speelt uitgezonderd dan in den kermistijd voor half, soms maar kwart volle zalen. Vele oorzaken liggen aan die slechte opkomst ten grondslag. Allereerst den minder rooskleurigen financieelen toestand van vele schouwburgbezoekers, die bij de mindere ontvangsten hun balanspost voor de afd. luxe gaan inkrimpen, maar o.i. is de "concurrentie" aan het verminderd schouwburgbezoek niet vreemd. De radio, dat kleine toestel, dat steeds meer terrein verovert, is de groote concurrent. In de afgelegenste provincieplaats en in de huiskamer van de afgelegenste boerenhoeve vindt men tegenwoordig vaak het geheimzinnige toestelletje dat den luisteraar zóóveel, vroeger ongekend, genot verschaft, dat hij in het koude jaargetij liever met moeder de vrouw bij het warme haardvuur blijft om te luisteren naar hetgeen Hilversum, Londen of Parijs aan muziek geven, dan in den kouden winteravond zich naar de naastbijzijnde groote plaats te begeven om een bezoek te brengen aan den schouwburg, al treden daar dan ook eerste rangs artisten op. Het is ook wel door dat geheimzinnige toestelletje, dat men thans minder hoort klagen over de geïsoleerde ligging van deze provincie, omdat de radio de onzichtbare verbinding tot stand brengt met de groote wereldsteden, waar men den ganschen dag door pret schijnt te maken, want de muziek is niet uit de lucht.

x

In Augustus van het vorige jaar wezen wij op het nut van het land- en tuinbouwonderwijs voor het platteland en vooral de aandacht vestigen op het nut van het instituut van de lagere land- en tuinbouwschool. Dezer dagen is in het vakblad van de Ned. Ver. van land- en tuinbouwonderwijzers de aandacht gevestigd op de schoolwerktuin en wat daarmede te bereiken is.

Voor de kinderen uit den landbouwenden stand is dat onderwijs bij uitstek geschikt en zij zullen er dan ook de meeste vruchten van plukken.

De schoolwerktuin is een prachtig middel om het onderwijs ongezocht te doen aanpassen aan het milieu der kinderen van het platteland.

Juist de natuurkennis als vak der lagere school is een der meest belangrijkste als voorbereiding voor het latere landbouwonderwijs. Wanneer de hoofdzaken van de levensverrichtingen van planten en dieren en de eenvoudigste natuur- en scheikundige verschijnselen aan de leerlingen op de lagere school worden bijgebracht, wat maakt dat het onderwijs veel gemakkelijker en vruchtdragender, vooral, wanneer die zaken niet uit een boekje, maar in verband met het zelf geziene in de levende natuur, geleerd worden.

Hoeveel zoons van grootere en kleine boeren, maar ook de dochters gaan nog de landbouwcursussen en landbouwhuishoudkunde cursussen voorbij. De schuld ligt zeker bij de ouders, die het belang hunner kinderen niet voldoende beseffen, maar tevens moet de oorzaak daarin gezocht worden, dat de lagere school wel de kinderen goede dingen leert, maar te kort schiet, om ze liefde tot de natuur en hun voorvaderlijk bedrijf te leeren.

x

Met de onlangs te Goes overleden oud-directeur der Zierikzeesche Hoogere Burgerschool, de heer J. A. de Bruyne, is een zeer verdienstelijk onderwijsman heengegaan, wiens naam voor altijd met de geschiedenis der Zierikzeesche H. B. S. verbonden zal blijven. Gesproten uit een oud-Schouws geslacht, werd hij in 1856 te Zierikzee geboren, waar hij de toenmalige Latijnsche school bezocht om daarna zijn studiën te Leiden voort te zetten, waar hij verschillende middelbare acten behaalde. In 1881 kwam hij als leeraar aan de burgerschool naar zijn vaderstad terug. Van 1901 tot 1907was hij directeur dier school en bleef in die functie toen in laatst genoemd jaar de school bij het Rijk overging.

Behalve deze functie was de heer de Bruyne secretaris (1883 - 1893) en voorzitter van 1894-1921 der Ambachtsschool voor Schouwen-Duiveland, voorzittend-meester der vrijmetselaarsloge, commissaris der Nutsspaarbank en van 1913 tot 1916 lid der Provinciale Staten van Zeeland. Ondanks de bemoeiïngen aan deze functies verbonden, vond de werkzame man nog tijd grootere en kleinere werken te schrijven, zoo o.a. "De geschiedenis van Nederland in onzen tijd", welk werk van 1891 tot 1901 verscheen. De benoeming, in 1892, tot lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen was dan ook wel verdiend. Voor zeer velen is de heer de Bruyne een goede raadsman en wegwijzer geweest; menigeen heeft aan zijn voorspraak en invloed een plaats in de maatschappij te danken gehad. Een man van groote studie en vlijt is met hem heengegaan. Bij zijn begrafenis voerde de tegenwoordige directeur der Zierikzeesche H. B. S. het woord, om de waarde van den overledene voor het M. O. te doen uitkomen. Op verzoek van de leeraren dier school gaf de directeur uiting aan de achting, welke dezen den oud-directeur bij voortduring toedragen. Spr. bracht hulde en dank voor het vele, dat de heer de Bruyne gedaan heeft, om den bloei van de Zierikzeesche H. B. S. te bevorderen.

M. d. P.

 

DE WEEK OP WALCHEREN

Over de "Zeeland" en over een ferryboot; een adres van Schuttevaer; de Potemkin-film-geschiedenis voor de Rechtbank.

In de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwsche Eilanden te Middelburg, zijn naar aanleiding van het bekende artikel in de "Haagsche Post" over de "Zeeland" enkele opmerkingen gemaakt, die verdienen in ruimen kring te worden gekend. Volgens den heer Jeronimus, is met de reis van Amsterdam-Londen, via den Hoek, op het oogenblik 11 uur en 52 minuten gemoeid. Met de "Zeeland" was daarvoor vroeger 11 uur en 48 minuten noodig; zoodat de verbinding Vlissingen-Londen vroeger nog korter was dan de veel begeerde en als vlugger betitelde Harwichlijn. Ook thans is de reis Keulen-Londen over den Hoek langer dan dezelfde reis via Vlissingen. Hij betreurt de opheffing van den nachtdienst, welke volgens hem getorpedeerd is en vreest, dat in den vervolge velen - uit Duitschland n.l. - over België zullen gaan reizen, wat nooit in 't belang van Nederland kan zijn. Spreker vestigt de aandacht der Kamer op een dienst per ferryboot van Vlissingen op Londen. Daardoor zou de mogelijkheid om zonder overlading te kunnen verzenden, zijn geschapen, iets wat vooral voor licht aan breken onderhevige goederen, van groote beteekenis moet worden geacht. Het is hem bekend, dat een Nederlandsch dakpannenfabrikant alleen daarom zijn producten via België naar Engeland zendt. De heer M. Laernoes beantwoordt deze laatste opmerking door uit eigen ervaring een en ander mede te deelen. Reeds in 1916 is daarover door hem met Engeland onderhandeld; maar toen wilde Engeland alleen medewerking en toestemming verleenen, als Geallieerden de zaak zouden exploiteeren. Men vergete echter niet, dat daarvoor een groot kapitaal benoodigd is (gesteld al, dat Engeland's houding nu gunstiger voor 't plan zou zijn).

Alvorens deze zaak commissoriaal te maken, zooals voorgesteld wordt, deelde de voorzitter als zijn meening mede, dat het eerder overweging verdienen zou, het bureau deze zaak ter overweging en bestudeering over te laten. Dit kan de zaak nog eens flink onder de oogen zien.

x

Dezelfde Kamer heeft zich uitgesproken naar aanleiding van een adres der Vereeniging Schuttevaer, onlangs tot den Minister van Waterstaat gericht, waarin verzocht werd wijziging te brengen in den sluitingstijd van de brug over het Kanaal door Walcheren te Middelburg. Alvorens daarover aan genoemden Minister advies uit te brengen, werden de grieven van Schuttevaer door de Kamer ampel besproken. De zaak is deze. Thans moet deze brug van 15 minuten vóór het vertrek tot 10 minuten nà de aankomst van iederen personentrein gesloten zijn. Dat alleen geeft voor de scheepvaart een tijdsverlies van 25 minuten. Met het opendraaien gaan op zijn minst 6, bij sterken wind wel 10 minuten heen, zoodat de stagnatie in het scheepvaart-verkeer telkens een half uur duurt. Adressante had gevraagd de sluiting te doen geschieden direct na het vertrek der treinen. Daardoor zouden de aangekomenen echter, vooral als er aan eenige schepen eerst vrije doorvaart moest worden verleend, een tijdlang in 't gezicht der stad moeten wachten en het verkeer der autobussen belangrijk worden vertraagd. Zoo iets kon meende de Kamer, niet door den beugel. De Kamer meende inwilliging van gemeld verzoek te moeten ontraden; maar gevoelde wel de gegrondheid van de strekking van het adres. Om het - nu eenmaal noodzakelijk - tijdsverlies zooveel mogelijk te bekorten, beval zij den Minister aan, de thans aangewende handkracht te vervangen door electrische beweegkracht, evenals indertijd geschied is met de brug over het Kanaal bij de Keersluis te Vlissingen.

x

Een andere zaak, welke de aandacht op Walcheren in meer dan gewone mate interesseert, is de behandeling der aanklacht tegen de Vereeniging: Art. 188 der Gemeentewet te Vlissingen, welker stichting en doel te beschouwen zijn als het antwoord van enkele Vlissingsche heeren op het burgemeesterlijk verbod inzake de vertooning der Potemkinfilm. Deze zaak heeft 21 dezer gediend. Nadat de getuigen waren gehoord, hield de substituut-officier van justitie zijn requisitoir. Hij schetste de Vereeniging als bedoeld tegen de Wet in te gaan, een bewering welke steunt op het door de oprichters omschreven doel, n.l. het vertoonen van films met hooge artistieke waarde enz., welke door den burgemeester verboden zijn. Inderdaad wordt daardoor het verbod illusoir gemaakt. Vooral keurde bij de houding af van den heer B., die als raadslid beter had moeten weten en niet als promotor had mogen optreden.

Waar deze Vereeniging een bijzonder doel nastreeft, valt ze over Art. 3 der Wet van 1885 op Vereeniging en Vergadering. Het zou wat moois worden, als men maar vereenigingen kon oprichten, om op die manier aan wettelijke bepalingen en verordeningen te ontkomen. Spreker meende een goede straf te moeten vragen, tegen ieder der verdachten n.l. fl 40.- boete, subsidiair 40 dagen hechtenis.

De verdediger Mr. J. Adriaanse bestreed in den breede dit requisitoir en was van oordeel, dat de officier ten onrechte van een Vereeniging sprak. Die Vereeniging was wel het doel der verdachten, maar ze bestond nog niet. Beklaagden kunnen derhalve niet als deelnemers en bestuurders worden gestraft. Immers het noodige getal om de geheele vertooning te doen doorgaan was bepaald op 1500 en er waren er nog slechts 3 pCt. Maar al was er reeds een vereeniging, was dat dan een verbodene?

Het gold hier een film, die een stuk geschiedenis geeft, reeds in 1905 in boekvorm verschenen en waartegen geen bestrijding is gekomen. Men kon op deze wijze wel elke film, waarin een moord wordt voorgesteld, gaan verbieden. Het is pleiter niet duidelijk, dat hier ongehoorzaamheid aan de wet was gebleken, al naderde het ook de grens. Volgens hem zal vrijspraak moeten volgen.

x

De afdeeling Middelburg van den Ned. bond van leeraren en leeraressen bij het nijverheidsonderwijs, benevens de afd. Walcheren van den bond van technici, heeft de heer C. Barentsen, district-bouwkundige bij den rijksgebouwendienst te Middelburg de vorige week een interessante lezing gehouden over de kerk te Veere.

Aan de hand van eenige gegevens van de kroniekschrijvers Smallegange en Ermerins werd de geschiedenis van het gebouw van af zijn ontstaan tot op heden opgebouwd. Vervolgens werd een duidelijke verklaring gegeven van datgene wat de symboliek der Middeleeuwen omvat. Door een paar lantaarnplaatjes werd een en ander van het gebouw vertoond.

x

In Oostkapelle heeft men dezer dagen mej. M. J. F. W. Lantsheer gehuldigd ter gelegenheid van haar 80sten jaardag. Mej. Lantsheer, die zich tal van jaren op filantropisch, gebied bewoog, heeft kunnen ervaren welk een plaats zij in de harten der Oostkappelaars inneemt.

 

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Het belangrijke jaar voor Axel; ontevredenheid over de electriciteit; een beroep op den minister, dat niet opging; nogmaals Aardenburg.

Een dezer dagen gehouden Raadsvergadering - n.l. die van Axel - geeft mij aanleiding tot een paar opmerkingen.

De burgemeester dier gemeente (vrijwel iedere burgemeester schijnt zich tegenwoordig geroepen te gevoelen in de eerste Raadsvergadering in het nieuwe jaar een min of meer uitvoerige troonrede uit te spreken) kan in zijn Nieuwjaarsrede gewagen van, een belangrijk jaar, dat achter den rug is.

Men kent de beruchte P.Z.E.M.- en gaskwestie te Axel. Welnu, - de wijze waarop in 't midden gelaten - een deel van Axel kreeg in 1926 electriciteit, de buitenwijken kregen gas en aan Terneuzen kon nu meer gas worden verkocht, dus uitbreiding van het buizennet aldaar. Een bijkantoortje van de Axelsche gasfabriek zal te Neuzen worden gevestigd.

Waar Axel een flinke landbouw-gemeente is, is het zeker van groote beteekenis, dat de burgemeester tevens kon verklaren, dat de resultaten van het landbouwbedrijf in 1926 gunstiger waren dan die in 1925. Ook op tal van vergaderingen van landbouworganisaties hoort men dien (zij het oudergewoonte voorzichtiger) toon van tevredenheid. Nu, als de boer zich gematigd tevreden toont, kunnen we gerust aannemen, dat de zaken goed zijn gegaan.

De discussies in deze Axelsche Raadsvergadering zijn zeker ook niet onbelangrijk. Allereerst kregen we een naspel van den P.Z.E.M.-treurzang. De Minister van Waterstaat had n.l. bericht, dat hij geen termen kon vinden, om tusschenbeide te treden in het conflict tusschen P.Z.E.M. en Gemeentebestuur.

De tongen kwamen toen los. Het werd een discussie van belang, want het bleek wel, dat de P.Z.E.M., die nu geheel zelfstandig werkt en niets met den Raad meer te maken heeft, niet tot aller tevredenheid de gemeente van stroom voorziet. De kom en het Westelijk deel worden wel geholpen, maar het Oostelijk deel blijft van electriciteit verstoken. Het schijnt, dat de P.Z.E.M. daar bijzonder zware eischen stelt, als iemand om aansluiting komt vragen.

Toen raakten de poppen aan 't dansen. "'t Is jullie eigen schuld," zeiden de P.Z.E.M.-vrienden. "Had maar in het laatste voorstel van de P.Z.E.M.,dat de Commissaris der Koningin en Ged. Staten hier zijn komen verdedigen, toegehapt!"

"Kun je denken," betoogden weer de bestrijders van de P.Z.E.M. "Die voorwaarden waren immers onredelijk. We hadden de gemeentekas een strop bezorgd!"

Niemand der Raadsleden is dus daar over de electrificatie der gemeente eigenlijk tevreden!

x

De Gemeenteraad van Axel was nog bij een anderen Minister - en wel dien van Binnenlandsche Zaken - in beroep geweest, n.l. over de salarissen van burgemeester, secretaris, enz,

De Raad meent, dat die salarissen voor Axel veel te hoog door Ged. Staten zijn opgevoerd. Dit laatste college voelde voor geen vermindering, zoodat de allerlaatste poging werd gewaagd, om verandering te krijgen.

Maar mis. De Minister kon ook hier geen termen tot ingrijpen vinden. Alle leden, die hierover het woord voerden, waren over deze missive van den Minister in erge mate ontstemd. Zelfs de sociaal-democraat meende, dat de circulaire van den Minister, indertijd aan de Gemeentebesturen gericht, waarin op bezuiniging wordt aangedrongen, door deze beslissing waardeloos is geworden. Alle leden waren 't er over eens, dat bezuinigingen niets baten, als niet van bovenaf kan worden begonnen. Het salaris van den Burgemeester kan best van f 4000 op f 2500 gebracht worden!

Met algemeene stemmen werd dan ook een motie aangenomen, waarin de gevallen beslissing wordt betreurd, omdat de gemeente daardoor belet wordt den weg der zoo noodige bezuiniging te betreden.

x

Al heerschte in den Axelschen Raad dus ontevredenheid en ontstemming, de Raadsleden waren het onderling eens.

Gansch anders is dit in Aardenburg. Over het conflict tusschen de zoo klein mogelijke R.K. meerderheid en de zoo groot mogelijke Protestantsche meerderheid, schreef ik reeds meermalen. Dat conflict heeft de laatste weken nog weer scherper verhoudingen aangenomen.

Het is mij niet mogelijk een kroniekmatige vermelding van al de verwikkelingen, die zich daar voordoen, te geven. Maar wel wil ik releveeren, dat toen in een gecombineerde vergadering van gemeenteraad en regenten van het Gasthuis aanmerking op de notulen der vorige vergadering werd gemaakt, de voorzitter (de burgemeester) de op zich zelf juiste opmerking aan een stemming onderwierp. De stemmen staakten. In een volgende vergadering staakten ze opnieuw, zoodat de opmerking toen van de baan was. Bij wijze van protest verlieten toen de vijf Protestanten de vergadering. De overgebleven vijf R.K. heeren besloten toen zekere door Ged. Staten ter inzage opgevraagde notulen niet af te staan. Dit college had daarmede niets te maken, zoo werd gezegd.

Maar Ged. Staten wilden juist zoo volledig mogelijk ingelicht worden. Telkens worden ze in de Aardenburgsche conflicten betrokken. Nu weer hebben ze zich in te laten met de al of niet wettigheid van de benoeming van een R. K. persoon tot regent van het Gasthuis.

Deze laatst bedoelde persoon is reeds éénmaal uit een vergadering van regenten door de marechausssée verwijderd en naar verluidt, is zijn benoeming door Ged. Staten ter vernietiging aan de Kroon voorgedragen.

Te bejammeren is, dat dit conflict zijn voortzetting vindt in tal van nuttige vereenigingen. Zoo bv. in de vereeniging voor wijkverpleging en t.b.c.-bestrijding. Ook op dit terrein is nu splitsing gekomen. Er is een afdeeling van het Wit-Gele Kruis opgericht - wat natuurlijk zoo erg niet zou zijn, als er maar samenwerking bleef - en het gevolg is reeds: ruzie over de verdeeling der gemeentelijke subsidie.

De Protest. organisatie beweert, dat de R.K. vereeniging geen recht op subsidie over 1926 heeft en ook, dat de R.K. Zuster niet bevoegd is voor de t.b.c.-bestrijding, omdat ze niet gediplomeerd is.

x

Aangenamer van aard is het bericht, dat te Oostburg in het St. Anthonius-gesticht een Röntgen-inrichting is aangebracht. Dit is voor deze streek zeker een aanwinst van beteekenis. Vroeger moest men voor een Röntgen-onderzoek òf over de Schelde naar Middelburg of Vlissingen òf over de grenzen België in.

Zoo gaan we ook op het gebied van ziekenhuis-verpleging geleidelijk vooruit. Al komen we wat achteraan, we mogen toch ook profiteeren van de resultaten der wetenschap.

Z. V.

 

IK WEET NIET MAAR

.... het komt me voor, dat we over eenigen tijd in Zeeland zonder.... menschen zullen zitten. Tenminste als het zoo doorgaat als in 1926. Blijkens de kwistig gepubliceerde stand der bevolking zijn er maar zeer weinig steden of dorpen in het Scheldeland, die in het afgeloopen jaar aan menschenhoofden rijker werden, verreweg de meeste zagen - zooals dat officieel heet - het zielental dalen; het leeuwendeel der ambtenaren van den burgerlijken stand had meer door te halen in de bekende folianten dan bij te schrijven. Als ik me niet verrekend heb zijn er zelfs dorpen die, zoo zij op den ingeslagen weg voortgaan, over een dikke honderd jaar ganschelijk ontvolkt zullen zijn, ken ik steden waar over een kloeke anderhalve eeuw de gewiekste huisjesmelker geen droog brood meer zal kunnen verdienen.

Stel u een Zeeuwsche gemeente, die uwe bijzondere genegenheid heeft, voor, bedenk dat de thans kwistig met rasgenooten bedeelde plaats eerlang wellicht aan ingezetenen zal bezitten: 1 B(urgemeester), ontdaan van W(ethouders) en R(aad), een halve stadhuisklerk wiens taak bestaat in het eindeloos opmaken van inventarissen, welke de ratten hem betwisten, 1 versleten veldwachter, die zichzelf tot commandant der N.V. politie-brandweer heeft geproclameerd, 1 arts, zich occupeerende met het enten van eikenboomen, 5 meesterlooze schoolkinderen, 1 op levenslang wachtgeld zittende telefoniste, 1 journalist-stadsomroeperafslager-makelaar-notarisje, 3 onuitroeibare jongemeisjes van 57 tot 61, duizend stuks hoornvee, 20 Fords, 11 postduiven, 72 katten en 3 kanarievogels.

Ik herhaal : stel het u voor en zelfs al woont ge thans in een huis, dat de helft van zijn huur niet waard is, ge zult me moeten toegeven dat aan uw oog een droevig beeld voorbij trekt. Als ge het even hebt gadegeslagen, nietwaar, voelt ge u geroepen uw hersens in te spannen teneinde voor het Zeeuwsche bevolkingsvraagstuk een oplossing te vinden?

Legde ik de vraag voor:

"Is het de lezers van "Ons Zeeland" bekend, dat de meeste plaatsen in onze provincie in zielental achteruit tippelen.... zoo ja.... kunnen zij mij zeggen, welke de oorzaken hiervan zijn.... ", dan weet ik zeker, dat ik een rij van ontvolkingsoorzaken in bezit zou krijgen, waarvan ik verreweg de meeste als juist zou moeten erkennen. De een - o, ik ken dat - schrijft: zoek het bij de landverhuizing naar Canada, de ander dringt me een ritsje lage landbouwprijzen op, een derde wijst met de duim naar het ontbreken van industrie, naar de slechte verbindingswegen met overig Nederland, of naar de Potemkinfilm, nummer vijf vergeet de vermindering der geboorten niet, de zesde stuurt me waarschijnlijk een blauwe knoop en een tractaatje over criminaliteit na den oorlog en ster zeven - om het daarbij te laten - komt een schimplied op rijm op de onbewaakte overwegen ter plaatsing in overweging geven.

Ik noemde daar de vermindering der geboorte, een van de ingezonden antwoorden, die bij een vernuftsprijsvraag niet onder op het cadeaux-lijstje zou prijken. We kunnen er omheen draaien of niet.... een feit is het dat de jeugdige wereldburgers wel een en ander met de dreigende ontvolking onzer gemeenten uitstaande hebben. Merkwaardig is het, dat zij niet meer zoo op ons ondermaansche gebrand zijn als vroeger het geval was.

Hebben wij aan dit laatste niet eenige schuld, vraag ik me af, doen wij wel al het mogelijke om de jeugd van morgen de antipathie jegens den aardbol te laten verliezen? Na gelezen te hebben, dat in Groningen op den 100.000sten inwoner van klein formaat naast de wieg een dik gemeentelijk spaarbankboekje ligt te wachten, moest ik toegeven, dat wij deerlijk in gebreke gebleven zijn. We hebben de mannen die eens onze voetstappen hopen te drukken een tikje verwaarloosd, en de gevolgen ziet men. Waarom zouden we dus niet eens naar Groningen kijken, de wijze les van het attractioneele spaarbankboekje ter harte nemen en deze toepassen op ieder tiende menschenkind, dat onze dorpen en steden huilend komt begroeten. We zouden verder kunnen gaan, omdat we ons niet tot een spaarbankboekje behoeven te beperken. Wat let ons de handen ineen te slaan, Zeeuwen, en wie weerhoudt ons van het voornemen voor iederen tiende adspirant-Zeeuw onze provincie tot een paradijs te maken.

Bakkers moeten b.v. voor 25 jaar vrij brood toezeggen, slagers dito vleesch, sigarenwinkeliers sigaretjes en pruimtabak (na 't 18e jaar), doktoren gratisbehandeling, onderwijzers kosteloos onderricht, terwijl melkleveranciers en café-houders het samen op een accoordje moeten gooien.

Zeeland moet voor iederen tienden wereld-aanvanger zóó verleidelijk worden, dat een tentoonstelling met een Ford voor iederen duizendsten bezoeker er niet aan kan tippen.

Doen ?

Ja ?

Over 100 jaar is ieder dorp in Zeeland een stad van beteekenis,

EGO, (propagandist van het

cadeau-stelsel).

 

TREFFERS EN POEDELS

Het Goesche Ziekenhuis.

Nieuwe ramen, nieuwe deuren,

die nog naar den schilder geuren,

spiegelglad geboende vloeren,

die op zwakke beenen loeren,

groote zalen, keurig netjes,

lange rijen witte bedjes,

operatiezaal - de hel,

folterings-gezondheids-cel,

die aan slachten denken doet,

met een putje voor het bloed. -

Deftigheden - kachelpijpen,

sprekers, die ze éven knijpen,

bloemenschikkende bloemisten,

hanepoote-joumalisten,

fotografen die hun best doen,

meisjes, kellners die de rest doen,

de verpleegsters - stille krachten,

die op zware taken wachten,

taken met veel waterlanders, -

Nu nòg helderder dan anders.

Plechtige verzameling:

klokslag zooveel: opening.

Urenlange redenaties,

felicita-, admiraties,

eere-wijnen, die verlichten,

al-maar lachende gezichten ....

.... strakjes zalen vol met menschen,

die weer wat gezondheid wenschen,

die uit wanhoop niets meer zeien,

menschen, die van pijnen schreien.

Na dien feestelijken keer

lacht men in dit huis niet meer ....

WILLEM TELL II.

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Mode-Snufjes.

U krijgt deze keer een allerlei van de laatste modeberichten. Daar is dan, om te beginnen, de handschoen zonder sluiting, die heerlijk gemakkelijk over de hand getrokken wordt, ruim over den arm valt en een uitgeschulpt randje heeft. Meest ziet men ze dragen in zwart en zand-kleur.

Een groote overeenstemming wordt gezocht in onze sieraden, hoed- en robe-garneeringen.

Zoo wordt b.v. op een vilt-hoedje een speld, schuin gestoken van vijf zacht-rose parels. Dezelfde sieren de teêre oorschelpen en zijn als gesp op de robe geplaatst.

Of wel, een zwart fluweelen toque, die de vorm van een Florentijnsche muts heeft, waarop een broche van onyse, omzet met briljanten, geen echte, dat zou tè kostbaar worden.

De robe van velours, of crêpe satin is streng van lijn en de rok, die in een draperie valt, wordt bijeen gehouden door een gesp van dezelfde steenen als de toque sieren. En de zwart satijnen schoentjes prijken met een miniatuur gespje, eveneens van onyse en diamant.

Op de avond-toiletten worden vaak als eenige garneering twee groote bloemen van chiffon gedragen, in verschillende of gelijke tinten.

De Eton-crop is in den ban en er is een strooming om de haren iets langer te dragen. Zoo ziet men gladgeborstelde kopjes, waarvan de haren in den nek even omkrullen.

De korte collier van groote steenen wordt geheel in de tint van de robe gekozen. Heel, mooie ziet men in zacht-rose koraal in granaat, turkoois of smaragd. De langere kettingen, die op de avond-toiletten gedragen worden, windt men twee maal om den hals, knoopt ze op zij vast en laat ze van den schouder afhangen.

De rokken blijven, n'eu déplaise de voorspellingen van het hoofd van de hoofdzaak, Gaston Boudou, even kort als ze waren.

Alleen de avond-robes worden iets langer gedragen, maar dan ook alleen, als de vorm van de robe het eischt.

De cape, de korte, zal dit voorjaar zeer en vogue zijn. Er werd ons een heel elegant toiletje getoond van zwarte crêpe de Chine, met hoogen col, gesloten door drie simili-knoopjes. Een nauw mouwtje werd eveneens gesloten aan den pols met drie knoopjes van simili. Over het gladde en korte rokje hing geheel in het rond een lange, zwart-zijden franje.

Op dit bekoorlijk toiletje werd een korte, zwarte cape gedragen, die vastgehouden werd door twee grootere knoopen van simili.

Een ander toilet werd ons getoond, dat als middag èn avond-robe kon dienen.

Op een fourreau van bleek-rose crêpe Georgette, een overkleed van zwarte crêpe Georgette, mouwloos en met sterk décolleté. Om dit van avond in middagrobe om te tooveren, werd een soort schoudermanteltje van, de zwarte crêpe omgeslagen, dat van voren losjes werd toegeknoopt. Een gratieus èn gedistingeerd geheel.

We besluiten ons mode-babbeltje met iets, dat u zeker niet onaangenaam is en wel een recept, waarmee u manliefs verhemelte kunt strelen.

Spaghetti in Schelpen.

De spaghetti wordt in kleine stukjes gebroken en gekookt in water met wat zout er in. Wanneer ze gaar zijn, laat men ze uitdruipen op een vergiet. Nu vermengt men ze met een tomatensausje, vult er de schelpen mee, bestrooit ze flink met geraspde Parme-Zaansche kaas, overgiet ze met gesmolten boter en laat ze in een flink verwarmde oven goed bruin bakken.

E. B. B.

 

 

Uit de Zeeuwsche oude doos.

 

 

Betje schrieft een brief vrom an Arjaen.

 

 

Ik bin is even neer ezeten,

M'n zo net klaer mie eten,

Ik è gin werk mi, dat noe liet,

'k Docht noe eb ik is even tied.

Ik è zo net klaer mie 't stieven,

'k Docht noe gae ik een briefje schrieven.

Anders dienk je vast a gauw,

Da 'k je nog vergeten zou,

Ongeveer een dag of negen,

Eb ik van joe een brief ekregen.

En die gaf net de Post,

's Aevonds as ik naer bedde most,.

Die zei: "Betje, oor is ier,

Ier è je een briefje van je vrier,"

'k Docht, wat zou die prakkezeeren,

'k Weet van vrieën nog verkeeren.

Open breken, dat kon nie,

Want daer was nog volk bie,

'k Lees h'm dôken op m'n gemak,

'k Steek h'm stilletjes in m'n zak,

Anders staen ze mè te schumen,

't Is te doen om je of te plumen.

Den orendag ik gauw naer 'uus,

De twidde meid bleef voe me thuus.

Toen ik thuus kwam en ik keek:

Docht ik: "Da's wee een gemeène streek."

Maer ik kon h'm toch wè lezen,

't Schrift, dat kon wè beter wezen,

En je schrieft me, dat de kat,

Toen je net aan 't schrieven zat,

Uut de wiege van den jongen,

Op den inktpot is esprongen.

Kiek, daer kan ik niks van zèn,

Een ongeluk kan den besten èn.

As een kat in 't nauwe kom,

Geeft ie dikkels nergens om.

Ik è onze poes a meer zien spriengen,

Op die veugels, die zo ziengen,

En de katte, die ad beet,

Eer het beèstje 't zelvers weet.

Maer dat komt er niks op an:

Ik weet er noe toch ôles van.

En je fouten en gebreken

Eb ik over 't oot ekeken.

Ik begriep, dat je mien agauw

Eens alleenig spreken wou.

Noe dat eb ik al lange edocht,

Dat je 't eène of 't are zocht.

As je ier of daer stoeng wachten,

Eb ik je nog al eens uut elachen.

En as ik zo an m'n werk bin,

Eb ik er toch is glad gin zin,

Om m'n eigen in te laeten

Mie de jongens van de straete,

Want de vrouw roept sebiet:

"Zo verproat je net je tied!"

En dan roept ze, dat zo ard,

En dan kiekt ze deksels zwart.

Kiek, dat kan ze nie verdraegen,

En ze zou je 't hof afjaegen,

't Is dan ok maer 't ôllerbest,

Dat je tegen niemand klest.

Je begriept ik è gin zin,

Noe ik toch maer dienstbaer bin,

Om voe zulke flauwe zaeken

Mie de vrouwe in de moeite te raeken.

En ik oud er ok ni van,

Om daer tegen Piet of Jan,

Die zo in de rondte loòpen,

Flauwe proatjes te verkoòpen,

Want die bin zo zot en flauw,

Dat je er kwellek van worden zou!

Somtieds staen ze gek te scheren,

Net of ze 't in d'r oot mankeeren.

En die bin den meèsten tied

't Gauwst der mooie jonkleven kwiet.

Want ôltied bluuft bie 't proaten nie,

Dikkels komt er nog wat bie!

Moeder eit zo dikkels ezeid:

"Betje, bluuf jie mè mien meid,

Je kunt ôltied wè zo bluven,

Laet je kameroads mè schuven.

Je bint nog gin daartig jaer."

Ik mot zeggen, dat is waer,

Ik è in trouwen nog gien zin,

Zo lank as ik nog nie ouwer bin

En ik kan gerust verklaeren,

Wil voe mien de moeite spaeren

Dus beste Arjaen, noe voe 't leste,

De groetenisse thuus en ôllemaele 't beste.

BETJE.

HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND

26 Januari. Door protectie van invloedrijken vriend, de officieele opening van nieuw ziekenhuis te Goes bijgewoond. Gekke geschiedenis! Er was geen zieke te bespeuren. Propvol gezonden. Moet vlug veranderen, wil 't goed gaan. Er werd enorm gespeecht. .. maar de port was voortreffelijk. De dames kregen thee. Blij dat ik 'n heer was. 'n Klein incidentje. Verpleegster snibbigde tegen me: "Meheer, kijk uit," en ze wees op haar rood bevlekt schortje. "Bloed me neus!" vroeg ik. "Neen meheer, U morst met port!" -

"En ik heb niets in me handen!" - "U liet het ook net vallen."

Infame affrontatie. Me van geen schuld bewust, maar 'n paar doktoren keken me zoo doordringend aan, dat ik m'n blindedarm, alarmeerende knipoogjes voelde geven. Op zoo'n opening niet gesteld zijnde, beenen gemaakt en mezelf als volkomen genezen ontslagen. Hoop er nooit weer te komen.

28 Januari. Weer hersteld van de reis naar Goes. Liesbeth gaf port de schuld, wat niet juist was; had achteruit moeten sporen. Vanavond in de soos besproken, het St. Philipslandsche geval, dat het hoogst gezag aldaar zoo verfrommelde.

Ruimdenkendheid geroemd van den man, die zonder morren of ingezonden stuk, fl 40.- betaalde voor een 2-persoonsdiner. Afgekeurd de uiting van Breeduitstra, die zeide, dat dergelijke royaliteit beter paste in het koninklijke Haagje dan in het boersche Sint Philipsland, dat geen staatsruif heeft voor dergelijke holleholle-gijserij te bevredigen. Ingestemd met griffier Dorrias, die prees, de fijngevoeligheid der beklaagden, toen zij den havenmeester een vluggen, zachten dood toewenschten, hoe vaak immers worden in gelijke gevallen, grove uitdrukkingen gebruikt.

29 Januari. Liesbeth vanmiddag humeurig, daar daghitje wel 'n haar, doch geen zout, in de soep gedeponeerd had. Meisje ontslagen. Ben de bui ontvlucht en wandeling gemaakt langs singel. Geënterd door jhr. Poetspanne Verboendere, die zeer enthousiast was over een door hem bijgewoonde snelblusdemonstratie aan het Vlissingsche Galgeveld, juist voor 'n week terug. Aldaar tot tweemaal toe, ledige pakkisten en houtkrullen bespoten met benzine; vlam er in, "Jumbo" er op en vuur meester. Kon me daar moeilijk mee vereenigen. Wie snelblusschen wil, doet beter, de proefkonijn-voorwerpen, met water te bevochtiger." dan met het zoo brandbare eau d'auto.

30 Januari. Krimp van Dulmen op visite gehad, die vertelde een historie uit Zuidzande, welke duidelijk beeld gaf, van de brutaliteit sommiger ongunstige personen. In gemelde plaats drie kwartjesvinders met Belgisch dialect gewerkt en ook den winkelier L. bezocht. Dien oppassenden burger om water gevraagd, wat later voorwendsel bleek, om hem uit zijn winkel te verwijderen. Toen individuen vertrokken waren, winkelier stroop afgewogen en als naar gewoonte de handen aan zijn broek willende afvegen, miste hij twee pijpen.

31 Januari. Met Wybo, mijn oudste, gesproken over verbreeding der Vlissingsche sluizen. Hij was er voor, ik niet. Er heerscht te weinig zuinigheid bij de gemeente-beheerders. Men moest meer denken aan dat litteraire economische voorbeeld, dat Hamlets moeder gaf, die expres vlug hertrouwde, om de kliekjes van het begrafenismaal, weer op te dienen bij haar bruiloft.

Waarom schrijven de Vlissingsche havenbeheerders niet als verplichtend voor, dat ieder schip langs de kade moet schuren, dan krijgen ze een kostelooze, zij het langzame verbreeding van vaargeul.

1 Februari. We hebben een nieuwe dienstbode, 'n Kleine annonce bracht redding. Had ditmaal geen bellemeisje gevraagd, wijl de kinderen, vorigen keer, daaruit aanleiding putten, om van schelle-vischje te spreken. Ongelukkiger wijze droeg het kind 'n vlechtje. Na vele grappen op kwispelstaarten is de stumper "China in Holland" gedoopt. "Ik heet Sina Versprille", zei het argelooze wicht, toen ze voor het eerst dien bijnaam hoorde.

 

 

Schetsen uit Zeeland.

 

 

D'n Boonselink

door

JEEVEE.

Scheele Wullempj' oad 'n boonselienk ëvange,.... 'n kalf van 'n béest! 2 )

Of 'n in z'n nopjes was!.... Kà je begriepe,.... zoô'n butekânsje viel êlleken dag nie voor.... drie kwartjes premie van de jachtopziener, in misschien. .. 't was winter.... wel 'n riesdaelder voo 't vel! .... In à je dan mà boereknecht bin, .... mit 'n kot mit kleine kinders, .... dan smaek zoo'n faveurtje wel..... 't Was t'r ânders an verdiênd oor! .... Ie oade d'r wat moeite voo motte doê! ....

In November oade 'n 't gat al ëvoonde, toen t'n tusschen de staepels deur liep. . . . 't Gieng rechtuut 'n aeverstaepel in.... Dae zaete vee muzen in! .... Die frat zoô'n boonselienk ook wel op! .... Mà Wullempje docht alleênig mar an 't butekânsje, dat 'n zou oa, as 'n 'n te pakken kreee,. . . . in van 't oagenblik, dat 'n 't gat voond, liep 'n te verzinnen, oe of 'n d'n stienkerd vastkriege zou.... Ie wèrkte mit vallen in klemmen, dooi' oênders in eiers,. ... oalderlei f'rtuten verzon 'n, mà 't was òchend an òchend mis....

Mà noe oade 'n 'n dan toch ësnapt.... Van 'n êndje zag 'n al, dat de valle toe lag! .... Gauw an de kânt van de troalietjes ëkeke.... in jawel, oor,..,. dae sprong sinjeur tegen d' iesdere roêdjes op.

....'t Was 'n kanjes.... z'n snute was gries van d'n ouderdom! .... In kwaed, man,. .. . kwaed ie beet in de troalies, dat de pitten d'n in stonge ...........Eigenlijk was 't 'n misselik zicht,..........dat stomme dier, dat zoô in de benauwdheid zat! Ma daèr oade Wullempje absoluut gin gevoel voor.... kà je begriepe ie stong 'r mit smaek op te kieken.. . . Rang! ......de boonselienk snokte as 't waere de troalies nut de gaeten .... Mà Wullempje was nie verschrokke.... trouwens. . . . 't beêst kon oak nie bie z'n.... Ie zàt in de valle, in ie bleèf 'r in.... zoolank as Wullempje 't wou.... In die stong d'r mar op te kieken,. . . . in zoo zachtjesan zag je dat gezicht verândere:. .. . 'n slim lachj' op z'n bakkes,. .. . kleine vêrrekesoagjes.... oalebêie wieze nae 't puntje van z'n neuze.... Afijn,. ... ie keek vreêd scheel! .... Drie kwartjes premie. . . . 'n riesdaelder voor 't vel. .. misschien wè drie gulden.... dat kon weer is 'n oallef pintje liië....

"Zoo", zeid 'n, "è 'k je daer eindelik.... j' ei j' eige lank toai ëhoûwe.... mà noe bé je 't kind van de rekenienge.... Gae mar is mee.... m'n voader.... dan zà Wullempje j' is netjes in de pit verzupe". ..

't Was of d'n boonselienk 't verstong.... ie vloog deur de valle in ie rammeld' an de troalies, as of t'r gin stik van eêl zou bluve....

Ma Wullempje pakte de vall' op, in ging d'r doôdgemoedereerd mee op stap nae de pit. .. in 't weitje. .. Dae zou'n de valle, mit d'n boonselienik d'r in, oonder waeter oûwe, net zoo lank, tot d'n stienkerd doôd zou weze....

Zoô stekkerd 'n dus mit de valle lings de schure.... in zóó slaet 'n d'n oek omme of dae loapt 'n d'n Doaven Leen tegen 't lief!

D'n Doaven Leen! !.... Broêrder oade 'n à nie kunne treffe! ....

D'n Doaven Leen!......

Die regeerde daer op d' ostie zoowat eêl de zaek... te minste.... ie verbeelde 't z'n eige.... ze liete 'n mar 'n bitje in z'n soppen gaer koke,. . . . in as 't 'r nie op an kwam, oe of iettewat ëdae wier, dan gaeve ze 'n z'n zin mar .... ânders liep'n 'n eêlen dag te zeuren.... Je kon d'r toch nie mee redeneere! .... Eêl z'n leven was 'n doof ëwist.... op school' oade'n nooit ëgaê.... ie was dus zoo lomp as 'n vêrreke.... As 'n wat vrimds zag.... miek 'n voo z'n eige mar nut, oe of tat in mekoare zat.... in zoo as iè 't uutlei, was 't waer .... dae viel niks meer an te verbugen!. .. As je 'r tegenin gieng, dan kò je gauw op je boadje kriege.... In oonderd keer op 'n dag was 't: 'k E wel 'n veuroôd!. . . . " of: "M'n veuroôd is goed!". . . . Dae bedoêlde 'n dan z'n verstând mee....

Je begriep wè, dat 't mit dat verstând belabberd ënoeg ësteld was,. . . . mar iè voond z'n eige de piet. .. iè wist 'talleêne .... iè zou 't oaltied heter doê.... 'n ander wist 'r niks.... niemendoale van....

Wullempje wou dus mà zoo gauw meugelik mit z'n valle lings D'n Doaven Leen ééneglippe. Mà jawel!. .

Zit 'n d'r in?" (ie wees op de valle).

"Ja," knikte Wullem,

"Wat mò je noe doê?"

"Gae verzuup' in de pit", lipte Wullempje dàt d'n

Doaven 't an z'n moond zag.... (in ampersaant wieze nae de pit .... ).

"Mò je nie doê .....je mot 'n in 'n zak laete loap' in dan doô-slaê............... Wacht mar 's even!"

Wullempj' oade de smoor in... tien tegen eêne ......of 't liep schiet uut, noe die kwelbroek z'n neuze d'r

weer in stak.... Broêrd nog toe oak! .... Afijn....ie zou'n z'n zin mà geve goed beschouwd gieng

't mit zoô'n zak oak best .....in as 'n 't nie dee, dan liep koezien te zeuren van eeuwigheid tot ame....

Dae kwam 'n nut 't waegenuus oor, mit 'n superbaele in 'n êndje klippel of drie, viêre.... Ie keek triomfantelik nae Wullempje, in al ieuw 'n z'n moond toe' toch zei eêl z'n wezen: "M'n veuroôd is goed!" Ja, ja, 'k è wel 'n veuroôd!"

"Gae mar 's mee," zeid'n, "op de weië!"....

Wullempje schokte mit de vall' in z'n ând achterop.

D'n Doaven ieuw de zak ope, - dae wier gin woord 'bie ësproke, - Wullempje douwde de valle, mit de kleppe nae benee d'r in.... lihtte die v'rzichtig op, in jawel oor,.... d'n boonselienk viel in de zak....

Gauw de valle weg-ësliengerd.... in viêr ânden frommeld' as de weeregij 'n kropp' an de zak. . . . 'n touwtje d'r roond.... goed stief.... neer-ëgooid op de weië.... ieder 'n klippel .... op 't'r knieën.... ieder an 'n kânt: ....

"Slae!" commandeerde d'n Doaven.

Ze sloege d'r op as berevleis .... slag oûwe.... toe mà jongers.... geef ze mà peper. . . . 't is je moeder nie.... dosse mar.... één, tweê, één tweê....

D'n boonselienk vocht voo z'n leven.... die levendige zak kronkelde woonderlik tusschen de twee vinters in.... Beslist kreeg 'n verschêië goêie opstoppers,

in oe toai of zoô'n sinjeur oak is.... zeker zou'n loodje motte leggenoa,. . . . as 'n 't nie mit d'n Doaven Leen te doên oad oa.... de man mit z'n veûroôd....

As gekke zaete ze te slaen.... Wullempj' in d'n Doaven.... slag oûwe deeë z' à nie meer.... dat kò je mit die windzak toch nie vol oûwe....

In eêns geeft 'n Wullempje zoô'n geweldigen klap op z'n klippel, dat de stikken in de splinters roond Wullempje z'n kop vliêge

D'n Doaven ziêt 'tgin eens .....ie dos mà deur.... twint dat Wullempje 'n ândere klippel pakt.... In de boonselienk gae nog mar olderdebolder over de weië. ..

Wullempje begin oak weer.... poêl op nieuwe reeke.... d'n boonselienk begint 't op te geven.... D'n Doaven oor 't gewaer in raek noe eelemael' in furie..... ie slee mà raek.... zie niks as de zak....

.... Boons!.... boven op Wullempje z'n duum. Wullempje vliêg as 'n veêr' overênde, klis z'n ând uut: "Oalemachtig!.... àloeie!.... au!.... au!...."

Dan gauw z'n vermorzelden duum in z'n moond,.... "mm!.... mm!.... mm!" zuge mà jongers, zuge: ...."mm!.... mm!".... op dien vulen duum, in: .... "mm!... !" treveel-trappe van de piene ......van d'n eênen voet op d' ânderenl.... In scheel kieke, meneertje.. scheel kieke.. je leven zoo niet ëziê...

D'n Doaven dost' oal dien tied mà deur.... zag Wullempje gin eens.... De zak lag slap as 'n slenter!.... "mm!...

mm! Stommerik! kêrmde Wullempje.... in ie wees mit z'n goêien duum de weië op,.... schopte mit z'n voet nae d' eige kânt....

In jawel oor,.... dae vloog d'n boonselienk as de weerlicht over de weië. .. . z'n staert nae bove,.... laet vortgae, jongers.... mit gin tuug paeren oe je 'n in'oald!....

D'n Doaven Leen keek 'n nie lank achterop,.... ie nam de zaak zooas 'n was.... pakte de zak in de klippeltjes op, in gieng nae 't waegenuus.... Ie zei niks van z'n veûroôd.... Wullempje zag 'n gin eêns.

Die stong dae nog mar op z'n duum te zuugen,....

in te treevel-trappen.... in scheel te kieken: "mm!...mm!......mm!.... 'k è 't wel ëdocht.... stomme ezel..........!"

In plekke van 'n butekânsje van 'n gudlen of drie, vier' oade 'n noe 'n duum, tweemal zoo dikk' as ânders, mit 'n naegel, pimpelpaers in blauw....

De man mit z'n veûroôd oade 'n zak ënome mit 'n gat 'r in, - 'n gat te veel, zoo je wil.....

1) bunzing.

2) De Zeeuw zal weten, dat de klinkers, waarboven het teeken ^ voorkomt, gerekt worden uitgesproken. Dit lijkt me eenvoudiger dan het dubbele letterteeken te gebruiken ....