Vorige nummer | Volgende nummer | Overzicht | Online zoeken |
DE BEVELANDSCHE WEEK
Over een stille week, die druk was en over de Zeeuwsche aardappel, die gevaar loopt; vergiftiging te Wolphaartsdijk; politieke kruimeltjes; de historische tentoonstelling te Goes.
De stille week voor Paschen is hier over het algemeen een heel drukke week geworden. De bestuursleden van diverse vereenigingen en instellingen leken wel geïnspireerd door de huisvrouwen, die alles op haren en snaren zetten om vóór de Paaschdagen haar domein tot in de puntjes in orde te hebben. Of was het de tijdens de schoonmaakwoede huiselijke ongezelligheid, die het sterke geslacht in de vergaderzalen hun toevlucht deed zoeken?
De opsomming van de talrijke bijeenkomsten moge hier achterwege blijven. Bij de vergadering van het hoofdbestuur der Zeeuwsche landbouw maatschappij (Z. L. M.) wil ik even blijven stilstaan, omdat daar iets behandeld werd, dat van belang geacht kan worden. Uitvoerig is op bedoelde vergadering gesproken over de wijdte der aardappelhor. (Een aardappelhor is een soort bak van gaten voorzien. Hierop worden de aardappelen, voordat zij gekocht worden, uitgestort. Het kleine goed valt door de hor heen. de grootere exemplaren, die verlangd worden, blijven achter. Door gebruik van de hor ontstaat dus een sorteering.) Met deze hor is men in Zeeland op den duur min of meer aan het knoeien gegaan, door de openingen kleiner te maken, tengevolge waarvan op de markt partijen aardappelen ingevoerd werden die niet aan hooge eischen voldoen. Tusschen de bekende groote Zeeuwsche "pataters" was veel klein goed te vinden. Deze knoeierij met de hor wreekte zich, in Holland bleek men niet meer zoo gebrand op het Zeeuwsche product als vroeger.
De Z. L. M. heeft thans de vraag in studie genomen of moet worden overgegaan tot invoering van een uniforme aardappelhor.
Het antwoord kan niet moeilijk zijn. Zoolang er onder de aardappelkweekers nog gevonden worden die niet beseffen dat een tijdelijke bevoordeeling op den duur maar een algeheele vermindering van vraag naar de Zeeuwsche aardappel moet leiden, kan scherpe contrôle en uniformiteit niet worden gemist.
x
In Wolphaartsdijk heeft zich de vorige week een vergiftigingsgeval voorgedaan, dat aan de 43-jarige gehuwde mej. Hensdijk het leven kostte. Na den maaltijd werd het gezin, bestaande uit vrouw, man en dochtertje onwel, men besteedde er echter niet de noodige aandacht aan, en begaf zich ter ruste. Den anderen morgen was de vrouw dood, terwijl man en kind eerst na geruimen tijd tot het leven konden worden teruggeroepen. Men vermoedt dat bedorven worst de vergiftiging veroorzaakte, welk vermoeden versterkt wordt door het feit, dat de vrouw meer van deze spijs nuttigde dan de andere leden van het gezin.
Het valt te betreuren, dat men in den avond, volgend op den maaltijd, niet naar medische hulp heeft uitgezien. Als drie personen van één gezin ongeveer gelijktijdig onpasselijk worden is er toch genoeg, dat er op wijst. Hier is iets niet in orde. Over het algemeen wacht men op het platteland nog wel wat lang met een beroep op den dokter.
Anderen kunnen zich aan dat droeve voorval, dat mede aan zorgloosheid te wijten is, spiegelen.
x
Behalve in het vereenigingsleven was er in de stille week veel drukte op politiek gebied, door indiening van de candidatenlijsten voor de a.s. verkiezingen van de gemeenteraden.
In Goes is dit niet zonder slag of stoot gegaan, wat de R.K. partij betreft. Even voordat de indiening der lijsten plaats vond, verschenen in de plaatselijke bladen ingezonden stukken over de nummering der candidaten. Volgens de inzenders had op de R.K. lijst Mr. Stieger als nummer één moeten staan en niet, zooals nu het geval was, de heer Simons één en Mr. Stieger 2. Of er inderdaad een weinig "gedraaid" is op de vergadering der R.K. kiesvereeniging, kan ik niet beoordeelen. Wel vernam ik, dat de abottoir-kwestie veel invloed heeft gehad op de samenstelling van de lijsten der diverse partijen, zij het dan alleen daadwerkelijk bij die der R.K. Een bewijs temeer, dat de slagersstrijd gevoerd is op een wijze, die menigeen tegen de borst moet stuiten.
Behalve de bekende lijsten werden er ingediend door de Staatk. Geref.- en de V. D.-partij. Blijkens den uitslag der verkiezingen voor de Prov. Staten. hebben geen van de twee partijen een schijn van kans. De candidaatstelling moet dus meer als een demonstratieve daad jegens de meest aanverwante richtingen beschouwd worden, dan als een serieuze mededinging.
x
Met de historische tentoonstelling in Goes, waarover reeds meermalen werd geschreven, schijnt het heel goed te gaan. De definitieve datum is thans vastgesteld. Van 23 tot 30 Juli a.s. zal de ganzenstad in het teeken der historie en van de vermakelijkheid staan.
A. M. D.
DE KALENDER DER NOORDGROEP
M. Bolle Lz. (overleden); de gevaarlijke jacht op Zeeuwsche lekkernijen; een en ander over de melkveehouderij; iets voor schapenhouders.
Te Haamstede overleed onlangs de heer M. Bolle Lz., oud-burgemeester dier gemeente, in den hoogen leeftijd van 86 jaar. Behalve burgemeester, was de overledene - gesproten uit een der aanzienlijke Schouwse geslachten, die eertijds de dorpen ten stadhuize regeerden en de groote mannen waren in de handelszaken in de stad - vertegenwoordiger der Zuid-Holl. Mij tot redding van schipbreukelingen. Onder groote belangstelling had de ter aarde bestelling van zijn stoffelijk overschot plaats, waarbij tal van personen het woord voerden, zoo ook de voorzitter van de vereeniging van burgemeesters, secretarissen en gemeente-ontvangers op Schouwen-Duiveland, van welke vereeniging de overledene eere-lid was.
x
Tusschen onze delta liggen tal van platen, slikken, banken en schorren, waarop enkele zaken worden aangetroffen, die voor der Zeeuwen smaak als lekkernij worden aangemerkt. Het zijn de "kreukels of krukels" - -zeeslakken -, welke op de slikken worden aangetroffen en bijna elke niet-Zeeuw met afkeer vervult wanneer hij ziet met hoeveel graagte dit slakje gegeten wordt, het zijn de zeeplanten, lamsoor en zeekraal - krabbekwaed - die als voorjaarsgroente graag op tafel wordt gezien.
Het inzamelen van deze schor-fauna en -flora is nu juist niet zoo'n aangenaam werkje, vooral ook, omdat het moet gebeuren in natte en slijkerige grond, terwijl de voorjaarszon nog maar heel weinig warmte geeft. Niet denkbeeldig is voorts het gevaar, dat aan een al te lang verblijf op de slikken en schorren is verbonden en wel in verband met het opkomen van den vloed. Reeds dikwijls is 't gebeurd, dat de opkomende vloed de jeugdige verzamelaars van "krukels" of "krabbekwaed" verraste en in een moeilijk parket bracht, daar ze den weg naar den vasten wal op een gegeven oogenblik zagen afgesneden, doordat het wassende water de diepe kreken al had gevuld.
x
De steeds toenemende vraag naar grond voor akkerbouw en als gevolg daarvan intensieve bewerking, de opkomende tuinbouw in sommige streken, heeft ook de aandacht gevestigd op de melkveehouderij, welke bij betere verzorging meer rendabeler kan worden gemaakt.
Over het algemeen zet de Zeeuwsche boer heel zijn hart op 't bouwland, terwijl het weiland - dat toch nog ongeveer 25 pct. van den bodem onzer provincie inneemt - te stiefmoederlijk wordt behandeld.
Daarin zal verandering moeten komen, wanneer men de melkveehouderij meer intensief wil gaan toepassen, terwijl aan de bewerking voor de weiden meer zorg zal moeten worden besteed.
Op een onlangs te Zierikzee gehouden, lezing voor, de landbouwvereeniging ter plaatse, noemde de rijkszuivelconsulent voor Zeeland als oorzaken van minder goede behandeling: slechte ontwatering van vele weilanden, minder goede bemesting, dito beweiding en laat hooien, terwijl hij voorts het nut van melkcontrôle en stierenhoudersvereeniging bepleitte. Midden-Mei wordt te Zierikzee een keuring van melkvee gehouden, waar men veel vee bij elkaar hoopt te zien om het deskundig te laten beoordeelen, in de hoop, dat de veehouders, meer dan tot dusver, hun aandacht zullen gaan wijden aan rasverbetering om daardoor ook een hoogere melkopbrengst te krijgen.
x
Het is van algemeene bekendheid, dat in onze provincie, n.l. in Tholen en Zuid-Beveland, het grootste getal schapen in meer of minder beduidende kudden worden gehouden, welke de schorren en zeedijken afgrazen, terwijl ook de zijkantwegen en sommige binnendijken er voor in aanmerking komen, maar slechts zelden ziet men tusschen 't rundvee, schapen weiden, terwijl toch van deskundige zijde meermalen is beweerd, dat zulks rendabel is.
In de onlangs gehouden jaarvergadering van de vereeniging tot verbetering van 't schapenras in Zeeland, werd er op gewezen, dat het zeer wenschelijk is, dat meerdere deelname komt voor de stamboekkeuringen, omdat daarvoor in Zeeland het schaap, bij juiste teeltkeus, tot een vast type kan worden.
M. d. P.
DE WEEK OP WALCHEREN
Als de prinses verjaart; de kantwerksters van Westkapelle; een jubileerende vereeniging; over een jaarverslag.
De vereeniging "Uit het Volk -Voor het Volk" te Middelburg wil op 30 April, als Prinses Juliana 18 jaar wordt, eenige feestelijkheden organiseeren. Deze vereeniging heeft een verleden achter zich, waarin ze getoond heeft vele mooie volksfeesten te kunnen organiseeren, al lijkt de animo daarvoor den laatsten tijd wat minder te worden. Wij herinneren ons van vóór den oorlog vele mooie Oranjefeesten, die er wezen mochten, dagen, waarop de bevolking van Middelburg en van de omliggende dorpen in opgewekte stemming van den morgen tot den avond feest vierden.
Maar nu schijnt het wel wat anders gesteld te zijn. Genoemde vereeniging denkt nog niet eens aan een feestdag zooals ik hierboven bedoelde. Heel bescheiden is het programma: 's morgens klokluiden, van 12 tot 1 uur carillon-bespeling, van 2 tot 4 uur muziekuitvoering en 's avonds een lichtstoet. Maar toch kost het reeds moeite, om dit programma eenigszins naar behooren uit te voeren. Het gebrek aan geld belemmert wel in de eerste en voornaamste plaats de vereeniging in haar bewegingen. Alles moet zoo sober mogelijk opgezet worden.
Toch is er eenige verwachting, dat de - lichtstoet als de buurtvereenigingen en de hoofden van scholen wat meewerken - zal slagen.
x
De lezers kennen voor het meerendeel wel het dorp Westkapelle, met z'n iet-wat eigenaardige, van de andere Walchenaren gemakkelijk te onderkennen bevolking. Het is een tamelijk arme gemeente, waar weinig kapitaalkrachtige personen verblijven. De mannelijke bevolking verdient een (meestal mager) stuk brood aan het dijkwerk, terwijl velen om voor het eigen gezin aardappelen en tarwe te verbouwen, een stukje land in pacht of eigendom hebben. Sommige mannen en jongens trekken er wel op uit, om op "de Schelde" te Vlissingen of bij graaf- en dijkwerken elders een dagloon te verdienen, dat grooter is dan ze het in eigen dorp kunnen machtig worden.
Met de vrouwen en meisjes is het ook anders gesteld dan op de andere Walchersche dorpen. De Westkappelsche deernen bedanken er voor, om bij de boeren te gaan "dienen". Het liefst blijven ze maar in 't eigen dorp. Enkelen zoeken een betrekking als dienstbode in Middelburg en Vlissingen.
Het waren vooral de dokter en de Herv. predikant, die aan de meisjes van hun dorp wat meer bezigheid en inkomsten wilden verschaffen. En rekening houdende met den volksaard, wilden ze de meisjes laten werken in het eigen dorp. Ze kwamen op het idee - daarin zeker bijgestaan door hun echtgenooten - om de meisjes aan het kantklossen te zetten. De pogingen hiervoor aangewend, slaagden wonder boven wonder.
Waren er in het begin 10, thans zijn er al 39 meisjes, die het kantklossen beoefenen. En op de eerste jaarvergadering der vereeniging, die dezer dagen gehouden is, kon tevens worden medegedeeld, dat de financieele toestand ook gezond is. Ontvangen was ruim fl 2800, uitgegeven ruim fl 2500, terwijl het bezit der vereeniging te schatten is op ruim fl 1000.
Een woord van hulde aan de dames en heeren, die het initiatief tot het kantklossen hebben genomen en de onderneming zoo goed beheeren, is hier zeker op zijn plaats. Zij hebben er toe meegewerkt, dat de maatschappelijke toestand van dit dorp wat is verbeterd.
Wel jammer, dat mevrouw Engelbrecht, de leidster der cursussen, de gemeente heeft verlaten. Haar leerlingen boden haar bij haar afscheid een aardig souvenir aan.
x
Wij kunnen niet in ons wekelijksch overzicht van alle jubileerende dorpsvereenigingen melding maken. Maar een uitzondering willen wij maken met het 25-jarig jubileum van "Het Groene Kruis" te Arnemuiden. En wel omdat het hier een dorp betreft, waar de hygienische toestanden voorheen zoo ontzaglijk veel te wenschen overlieten. Nu wil ik niet beweren, dat hier nu alles "in de rozen" is, maar het moet worden erkend, dat er veel is verbeterd.
Het Groene Kruis begon te Arnemuiden met 31 leden, nu het er 420 (de gemeente heeft pl.m. 450 gezinnen). Wàt een artikelen voor ziekenverpleging zijn er in die 25 jaar aangeschaft en gebruikt. Maar bovenal welk onzegbaar nut heeft de wijkverpleegster (tevens kraamverpleegster en t. b. c.-huisbezoekster) hier niet teweeg gebracht. Met dankbaarheid kon het in de herdenkingsvergadering gezegd worden: de verzorging der zuigelingen is veel verbeterd, de zuigelingensterfte - waardoor Arnemuiden vroeger berucht was - is aanzienlijk verminderd en in den toestand en de verpleging der ongelukkige t. b. c.-lijders is belangrijke verbetering te constateeren.
Welk een werk hier voor een verpleegster is te doen, moge nog blijken uit het jaarverslag over 1926. Niet minder dan 5224 bezoeken legde zij af!
Het gaat in den regel zoo - en dit is ook te A. het geval - dat de oprichters van zulk een vereeniging niet meer mogen zien het succes, dat hun werk bekroont.
x
De gemeente-archivaris publiceerde het verslag over 1926 van het Archief en de Stedelijke Oudheidskamer. Ieder die daar wel eens een vluchtig kijkje heeft genomen, of - nog beter - eenige studie heeft gemaakt van het verleden van Middelburg en omgeving, weet wel, welke schatten daar bijeen verzameld zijn. Het archief werd in 1926 weer met enkele aanwinsten verrijk uit de 18e, 19e en zelfs uit deze eeuw, n.l. - wat de laatste betreft - het archief van het plaatselijk vluchtelingen comité (1914-1919).
De Oudheidkamer werd in 1926 buitengewoon druk bezocht. Het cijfer der bezoekers sloeg het record van alle vorige jaren. Ook hier werden aanwinsten verkregen.
Gaarne wekken wij hen, die nog nooit een kijkje hebben genomen, op, ten spoedigste hun verzuim te herstellen. Hun moeite zal rijkelijk beloond werden.
DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Over wegenverbetering; P.Z.E.M.strubbelingen; over oesters en kreeften; over schoolartsen in W.Z.-Vl.; het Aardenburgsche Meisjeskoor.
Fynes Moryson, een tijd- en landgenoot van Shakespeare, roemt in zijn waardevol reisboek de vrouwen van Zeeland als de mooisten "in the Low Countries" en toont zich bovendien over onze wegen vol lof. Mocht deze voortreffelijke 16 d'eeuwer echter thans eens een kijkje kunnen nemen in Zeeland, en dan speciaal in Zeeuwsch-Vlaanderen, ik vermoed, dat, terwijl hij zijn complimenteus oordeel over de Zeeuwsche vrouw natuurlijk ten stelligste zoude handhaven, zijn uitspraak over onze wegen zich toch wel eenigszins wijzigen zou.
Dit vooral na kennismaking, per auto of per fiets, met enkele hoofdwegen naar België!
Zoo is het bijv. met den weg van Hulst naar de Belgische grens sinds jaren allerellendigst gesteld, hoewel door de dagelijksche besturen van den A. N. W. B. en de K. N. A. C. reeds in 1924 bij Ged. Staten van Zeeland hardnekkige pogingen werden gedaan, teneinde wat verandering in dien onhoudbaren toestand te verkrijgen.
Doch eindelijk lijkt het er toch naar alsof de bemoeiïngen dier vereenigingen met eenig succes zullen worden bekroond. De Minister van Waterstaat heeft tenminste in zijn Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer betreffende zijn begrooting voor 1927 medegedeeld, dat overwogen wordt, om ook enkele naar België leidende wegen op te nemen in het Rijkswegenplan.
Wij hopen nu maar binnenkort 's Ministers "overwogen wordt" veranderd te zien in "besloten is", en dat dan, naast den weg Hulst-België, eveneens voor spoedige verbetering in aanmerking zullen komen de weg van IJzendijke, en deze van Sluis naar de Belgische grens.
x
Dezer dagen werd te Sluiskil door de licht-commissie der P. Z. E. M. een vergadering gehouden, waar ter sprake word gebracht het feit, dat een twaalftal personen absoluut hebben geweigerd het nieuwe, driejaarlijksche contract te teekenen, omdat zij geen lust gevoelden het luttel bedrag van fl 0.50, zegge vijftig centen, bij te dragen voor de bestrijding der onkosten, door de commissie gemaakt, teneinde den stroomprijs met fl 0.05 per kilowat te verminderen.
De voorzitter der licht-commissie, de heer H. J. Colsen, meende achter deze raadselachtige weigering iets als dwarsdrijverij en dorpspolitiek te bemerken. Wellicht niet ten onrechte.
Tenslotte werd door de vergadering besloten de onderhavige personen nog acht dagen tijd te geven ter tekeening van het contract. Blijven zij echter bij hun dwaas voornemen, dan zullen zij zich gedurende de eerste jaren gebonden zien aan het oude contract en alzoo dus fl 0,05 per kilowat meer betalen moeten dan anderen.
Wij twijfelen er niet aan of zulk een rechtspraak zou zelfs de koppigsten bekeeren!
x
Er zijn vanuit Ierseke reeds een flink aantal partijen zaaioesters naar Engeland, Frankrijk en Denemarken verzonden.
Laatstelijk vertrok met een lading zaaioesters naar Denemarken het Deensche stoomschip "Käte Grammerstorf" van Sunderland,
Door Cokso zijn eenige partijen van 30 en 40 K.G. verkocht aan een consortium van Zeeuwsche Kweekers. De prijs, fl 0,90 per K.G., schijnt nogal mee te vallen.
Ook is men te Ierseke met de kreeftenvisscherij aangevangen. Er werden tot nu toe nog maar weinig kreeften aangebracht. Men wijt de geringe vangst aan de koude. Bovendien ondervindt men bij het visschen veel hinder van zeesterren in de korven.
De kreeftenprijs schommelt tusschen fl 2,25 en 2.50.
x
Op een door de Ouder-commissie der 0. L. S. I te Breskens uitgeschreven vergadering, welke bezocht werd door ongeveer veertig belanghebbenden: vertegenwoordigers van Ouder-commissies, Volksonderwijsafdeelingen, Groene Kruisafdeelingen, van het Onderwijzers genootschap, den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en door hoofden van scholen uit Breskens, Oostburg, Nieuwvliet, Groede, Schoondijke en Biervliet, heeft de heer C. Hoek (Vlissingen) in een met innige aandacht gevolgde rede uiteengezet de onmisbaarheid van den schoolarts. Het betoog van den heer Hoek kwam, in 't kort, hierop neer, dat het schoolgaand kind zeer vele gevaren bedreigen, die door niemand anders kunnen worden bestreden dan door den man, die zich geheel en al wijdt aan het kind: den schoolarts.
Naar aanleiding van deze rede nu en op voorstel van Dr. J. G. Rademaker, de Breskensche Gemeente-Secretaris, besloot de vergadering alle gemeenten in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen om samenwerking te verzoeken teneinde tot het aanstellen van schoolartsen te kunnen komen.
Welke gemeente, vragen wij ons af, zou de bedoelde samenwerking kunnen weigeren?
x
Er is, geloof ik, geen plaats in Zeeuwsch-Vlaanderen, waar het vereenigingsleven weliger tiert als in het toch zoo verdeelde Aardenburg. Daar hebben wij nu bijv. het Aardenburgsche Meisjeskoor, dat onder de eminente leiding staat van mevrouw Van den Broecke-De Man en ons, vergissen wij ons niet, al meer dan één lente vergastte op een, waarlijk alleraardigst gespeeld, zangspel.
Thans heeft het Meisjeskoor ons verrast met "Een Bloemenspel", geschreven door de leidster zelf. De inhoud van dit zangspel is wel een tikje, doch heel aannemelijk, pessimistisch.
Verscheidene bloemen n.l. hebben Bloemenfee gevraagd naar de aarde te mogen gaan en daar te leven als mensch onder de menschen. Bloemenfee verzet zich, zij wijst haar kinderen op het harde van het aarde-leven, maar de bloemen houden aan: zij hebben zich immers de schaduw-kleurige aarde tot een Paradijs gedroomd? Dan zwicht Bloemenfee voor hun aandrang. Zij veranderd de bloemen in menschen.
Natuurlijk stelt de aarde de mensch-geworden bloemen erg teleur, en in een plotseling hevig opstormend hongeren, trekken zij op zoek naar het door hen verlaten rijk, waar de liefelijke Bloemenfee troont. En vinden. Gaarne schenkt Bloemenfee hen weder de oude gestalte terug.
De opvoering van dit zangspel slaagde zóó goed, dat, naar ik verneem, door menigeen in de omliggende gemeenten het verlangen kenbaar is gemaakt, het Aardenburgsche Meisjeskoor ook daar eens te kunnen hooren in "Een Bloemenspel".
v. d. E.
.....................................
Wie van het heden niet leert, verstaat de toekomst immer verkeerd.
Elkander leeren begrijpen is de groote levenskunst.
ZITTENDE BIJ .....
A. LIJSEN
Als deze regelen in druk verschijnen, is 't waarschijnlijk al gebeurd. Bij leven en welzijn heeft de heer A. Lijsen Middelburg en Zeeland dan reeds verlaten, en is hij van bekende en hooglijk gewaardeerde persoonlijkheid in een provinciestad van kleine verhoudingen, geworden een van de vele ongenoemden, die in de massa der Hollandsche residentie, verloren gaan.
Toen ik den grijzen, op het eerste gezicht uiterlijk al bejaarden, innerlijk nog zoo jeugdigen en vitalen musicus opzocht in zijn groote ouderwetsche woning, die zoo volkomen past bij de Middelburgsche kade waarop men door haar hooge kleine vensters uitziet, was de op handen zijnde gebeurtenis duidelijk te bemerken. Het huisgezin maakte zich op voor de verhuizing, de hal klonk hol, in de anders waarschijnlijk met veel zorg geschikte voorkamer vormden meubelen en ander huisraad, voor het meerendeel al "onttakeld", een artistieke chaos tusschen de grootere kostbare voorwerpen, die nog hun voormalige plaats innamen.
De heer Lijsen was in den waren zin des woords door "Ons Zeeland" overvallen, het duurde daarom enkele minuten voordat het interview over de aarzeling heen kwam.
In het aangrenzende vertrek was mevrouw Lijsen met een hulp, voor de reis aan het sorteren en inpakken. De stemmen klonken tot voor door, van tijd tot tijd werden ook wel enkele woorden tot ons gericht, huishoudelijk, tusschen de bezigheden in. Het verzoek om een portret van het slachtoffer, bracht in de andere kamer het geluid van schuivende laden, de wedervraag op den drempel of het misschien een verlovingsportret mocht zijn (zij: "mijn man staat daar zoo mooi op, weet u". Hij, na een vergoeilijkend gebaar: "mijn vrouw ziet me zoo graag jong, hè".) gaf daarop het vroolijke tintje aan het weifelend onderhoud, dat meermalen een goede introductie tot het innerlijk is gebleken.
Het interview "liep".
"Op 19 jarigen leeftijd dan, verliet ik het conservatorium in Den Haag en ging ik naar Parijs om verder te studeeren. Totaal ben ik 4 jaar in Frankrijk geweest, heb er als violist aan verschillende orkesten en theaters gewerkt. De laatste 2 jaar hoofdzakelijk in het Zuiden van Frankrijk en in het Noorden van Spanje.
Toen ik 23 was reisde ik naar Holland terug om er organist en kapelmeester van de schutterij in Franeker te worden. Mijn verblijf daar was niet van langen duur, in October 1879 werd ik benoemd tot leeraar aan de kweekschool in Middelburg, waar ik tot 1921 les gaf. In dat jaar hebben ze me pensioen gegeven. Dit is eigenlijk mijn heele levensloop".
Twee vingers van de rechterhand plukken spelend in den grijzen baard, waarin het gelaat half verscholen gaat, in de klare oogen tegenover me lees ik een tikje ironisch de vraag of het genoeg is of niet.
"U heeft een belangrijk aandeel gehad in het Middelburgsche muziekvereenigingsleven, mijnheer Lijsen?"
Een klein, maar ontegenzeggelijk beperkend, gebaar gaat het antwoord vooraf. "Och ja, daar kom je zoo toe. Ik heb aan de zangvereeniging "Oefening en Ontspanning" 18 jaar meegewerkt, en ook in het orkest "Kunstliefde". Het laatste is nu echter op de flesch. Denk je daaraan? Aan het vereenigingsleven hebben we het te danken, dat we ons hier zoo gauw thuis zijn gaan voelen."
Iets zachter: "Ik ben nu heelemaal een Zeeuw. Als het aan mij lag, zou ik hier ook gebleven zijn."
De oogen dwalen naar de aanduidingen der verhuizing, dan naar de kade. "Maar een vrouw wil wezen waar de kinderen, vooral waar de kleinkinderen zijn, niet?"
Een korte pauze. De vingers zoeken thans bijna nerveus in den baard. Dan: "Zeeland is een heel mooi, een wonder mooi land."
We zwijgen. . . ., in de achterkamer het geluid van huishoudelijk beredderen, voor het huis davert een boerenwagen over de keien, de voorjaarszon loopt weifelend van het klavier op tot den wand tegenover me, waar enkele fijne stemmige schilderijen afkeurend schijnen te wachten op de komende reis.
De sfeer van oud-Middelburg, het rhythme van het rustige historische verleden voel ik plots binnen deze
muren aan.
"U heeft wel veel gecomponeerd, nietwaar?"
"Ik heb veel muziek geschreven, cantaten en liederen gemaakt, composities voor viool ontworpen. Wolters heeft er uitgegeven, en Alsbach en Thieme ook wel."
"Hoe heeten uw Zeeuwsche werken?"
De heer Lijsen denkt na.... "Liederen van Poldermans heb ik op muziek gezet, dan het Zeeuwsch-Vlaamsche volkslied, verder is er een tooneelspel van me "Het ronde putje", dat ook elders wel is opgevoerd door Antoon Sistermans."
"En u was ook dikwijls solist op concerten?"
Smakelijk: "Ja, dikwijls, Nu ik 72 ben, denk ik er natuurlijk niet meer aan." Vlug daarop: "Thuis wordt nog veel gespeeld. Dat wel. Al is het dan niet meer zoo vaak als vroeger, toen de kinderen nog thuis
waren."
"Die zeker zeer muzikaal zijn?" "Dat zijn ze, maar er is er slechts één in de muziek. Bij Mengelberg speelt die...."
Mevrouw Lijsen gelooft het goede portret gevonden te hebben, neemt deel aan het gesprek als ze hoort dat het over de kinderen gaat. Vreest plots het onderhoud te storen, excuseert zich met een bijna coquet gebaartje: "U interviewt mij toch niet."
Gevraagd naar zijn jongste werken, vertelt de heer Lijsen, dat daartoe behooren "Zeeuwsche kleuren en klanken", waarvan spoedig de premiere in Middelburg zal gaan, en "Kerstverhaal", dat juist gereed kwam.
"Welke m'n plannen zijn? Ik weet het werkelijk niet. Nog veel muziek schrijven, hoop ik."
Het onderhoud loopt ten einde, het officieele ten, minste.
Een verzoek "om het verhaal vooral niet te mooi te maken," begeleidt me als de grijze musicus me hoffelijk uitgeleide doet.
Als de zware deur achter me in het slot is gevallen, ik op den zonnigen voorjaarsmorgen over de kade loop, bedenk ik hoeveel invloed ten goede de heer Lijsen op het muzikale Zeeuwsche leven gehad moet hebben.
Bijna een halve eeuw heeft hij zich onafgebroken met zijn geheele zoo rijke innerlijk aan de kunstzinnige samenleving in onze provincie gegeven, ruim 40 jaren diende hij het muziekonderwijs, ontelbare liederen, Zeeuwsche liederen, getuigen van zijn oorspronkelijk en veelzijdig talent.
De heer Lijsen aanvaardde in 1879 een taak, die wellicht menig keer zwaarder bleek dan hij in den aanvang kon vermoeden. Moest na vervulling van deze taak een promotie plaats vinden.... het zou er een worden met den hoogsten lof.
INTERVIEWER.
.......................................
Het is niet genoeg de zwakken op te helpen, ook
steunen, moet men hen.
DE VROUW AAN HET WOORD
U heeft het natuurlijk in de couranten reeds gelezen, hoe Kees van Dongen, de Hollandsche schilder, die in Parijs zoo grooten naam verworven heeft, in onze hoofdstad exposeerde.
Het was werkelijk een evenement en al wat de Kunst liefheeft en liefhebbert in de Kunst, was tegenwoordig bij die feestelijke opening.
Er was toilet gemaakt, meer dan anders, vooral door de dames.
Was dit te danken aan het feit, dat Van Dongen in al z'n dames-portretten zijn hang naar weelde en luxe, naar al wat schittert en glanst naar voren brengt?
In ieder geval, deze geboren Hollander, die, naar men zegt, zoo gaarne vergeet, dat hij Hollander is en zich absoluut Parijzenaar voelt, kan geen al te slechten dunk krijgen van de Hollandsche vrouw. De meeste dames hadden hun mantels te bewaren gegeven en toonden zich in hun zeer flattante robes d'après-midi.
Het was er tjokvol, toch herkende men hier en daar bekende figuren uit de tooneel of literaire wereld.
Daar was Riek Hopper, een zacht-rose bloem op langen stengel even tegen de lippen houdend.
Lotje Röhler, "de vrouw met de hooge col", kwijnend leunend tegen den fluweelen rug van een der zitbanken.
Saalborn, z'n markante kop, met de wilskrachtige kin scherp afstekend tegen den muur waartegen hij leunde.
De Leven-teekenaar "neemt" hem even. 'n Paar vlugge krabbels na een moment van scherp turen en Saalborn staat op het papier.
Ies Querido loopt met wat verveeld gezicht rond, hij houdt niet van menschen-verzamelingen en wacht op het oogenblik, dat hij de schilderijen rustig kan bezien.
Een hooge punthoed, een joviaal gezicht eronder, een glundere lach.... Evert Pieters, de Larensche schilder, gekomen om Van Dongen de hand te drukken.
Barbarasso, bekend bij jong en oud, geeft een groet hier, een hand daar, kijkt in het rond en z'n gezicht is een en al spot en humor.
Dat is het aardige van zoo'n feestelijke opening, men herkent er de kopstukken uit Kunstkringen, men beziet en becritiseert elkaar, want, van de schilderstukken waarvoor men dan eigenlijk gekomen is, ziet men bitter weinig op zoo'n dag.
Daar ga je eenige dagen later op je gemak van genieten.
Kees van Dongen liet dien middag op zich wachten. Half drie zou de tentoonstelling geopend worden en 't was ruim drie uur toen er onder de vele wachtenden, die bijna schouder aan schouder stonden, dat bekende gemompel opging, wat je zoo goed kent van de rijen wachtenden op het voorbijgaan van de Koninklijke stoet. "Daar is-ie! Daar heb je 'm!"
Ja, daar was hij dan! Alle halzen rekten zich uit. Maar ze zagen hem pas goed, toen hij na de openingsrede van Albert Plasschaert de verhooging betrad.
"Wat een faunenkop!" zeiden we tegen elkaar. Ja, een faun! met geestige oogen en een mond vol sarcasme.
Reeds was de mare gegaan, dat Kees van Dongen geen woord Hollandsch meer kende, maar hij logenstrafte dit, door in een klein beetje gebroken Hollandsch het publiek zijn dank te betuigen voor de groote opkomst en.... hier kregen de oogen een oolijke uitdrukking en maakte de slanke hand een gebaar naar de muur waar zijn werk hing....... Wat ik te zeggen heb, hangt hier."
Hij had het pleit gewonnen, althans bij de vrouwen!
Het is zoo gemakkelijk de sympathie te winnen, het ligt soms alleen maar in een gebaar, een lach.
En Kees van Dongen kent de vrouwen!
De thee werd rondgediend, witte tandjes beknabbelden de knapperende koekjes, slanke handjes brachten gratievol het theekopje naar het soms wat al te roode mondje.... de stemming was er!
E. B. B.
TREFFERS EN POEDELS
Paaschos.
"Dat wat je niet weet............"
Op een mooien dag voor Paschen
loopt een Paaschos langs de straat,
droevig-starend, als beseft-ie,
dat het om zijn leven gaat.
't Was een heele knappe Paaschos,
voor die dagen goed bewaard,
aan z'n lijf had-ie nu bloemen
plus 'n strikje aan zijn staart.-
En de eigenaar die belde,
hij noteerde menig pond;
telkens als-ie dat gedaan had,
zwierf een glimlach om zijn mond.-
Arme os liep al maar verder
met z'n bloemen en z'n strik;
soms geleek zijn kop te smeeken,
en zijn mondgeluid een snik.
Voor de ramen van de huizen
keken hem de menschen na.-
'k Heb een bief besteld, zei Moeder.
't Zal een fijne zijn, zei Pa. -
---------------------------------------
Op den tweeden Paaschdag 's middags
na het capieus diner,
gingen ze gedrieën fietsen,
Pa en Ma en een logé.
Ze bereden verre wegen,
waren lente-achtig blij,
gingen toen echt-zomersch zitten
in een malsche groene wei.-
Kijk, wat gek, zei de logé plots,
ginds die koe, vlak voor dat paard,
heeft - hij schijnt er wàt verguld mee-
'n strikje bovenaan zijn staart!
Zou dat nou - zei Ma verwonderd -
nog een Paaschos zijn, misschien?
Tja, zei Pa, die koe heb ik óók
meen ik - wel eens meer gezien.
WILLEM TELL II
HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND
13 April. Had vannacht 'n wonderen droom. Ik zag Europa in vogelvlucht. Op de plekken waar de verschillende hoofdsteden plachten te liggen, zat nu een vorst of 'n president. Allemaal hielden ze op den gekromden wijsvinger van hun rechterhand een duifje en ze spraken als uit één mond tegen deze diertjes: "haal me een olijftak" waarop een wild geklapwiek volgde: de volkeren applaudiseerden; de vredesduiven vlogen uit! Van alle kanten repten ze zich vleugelroeiend naar één centraal punt en streken toen neer op Genève. Daar hakten ze ieder een olijftak los, trekkebekten tegen elkaar en koerden eenparig: "vrede, vrede. . . . "
De inwoners van Genève hoorden dat, maar ze schenen het verkeerd verstaan te hebben, want ze kwamen met duivenboonen aan en voederden de vogels. "Vrede, vrede", koerden de duifjes; weer begreep men niet, en sjouwde ieder nieuwe voorraden graantjes aan. Acht weken lang duurde dit misverstand, en toen geleken de ranke duifjes op logge eenden en wilde men haar laten zwemmen in het meer van Genève. "We gaan weg, steunden de stakkers, pikten de olijftakken op en probeerden te vliegen. Maar 't mocht geen vliegen heeten; 't was een op en neer geschokfladder, pijnlijk om aan te zien. Eerst vielen de olijftakken en daarna de duiven. 'n Paar zenuwtrekkingen. Vormloos hoopje veeren. 'n Klagende stem riep: "arme vrede", maar de monarchen en presidenten schokten van 't lachen. "Doodgedineerd", grinnikten ze, "wel kostbaar, doch netjes".
Werd met hoofdpijn wakker. Las in me courant, dat voorbereidende ontwapeningsconferentie te Genève mislukt is. Word angstig te moede. Wat voor vreemde gave, heb ik er nu bij gekregen?
14 April. Heb heden voor 't eerst weer vogelkooi moeten reinigen. De parkiet in den tocht gehangen; scheen er echter tegen te kunnen; 't beestje werd eerder hupscher!
Warm het voorstel van Wybo ondersteund, om van 't ex-hanenhok een volière te maken, met parkiet als eerste bewoner. Liesbeth was er tegen. Toch doorgegaan, want we hielden voet bij stuk en Krimp van Duimen liet onverwacht de kooi terughalen. 't Dier zat wel wat eenzaam in 't groote hok, maar we hebben het zoo geschoven, dat ie 't torenhaantje kan zien. Lok-ei weggenomen.
15 April. De jeugd vandaag met Paaschvacantie thuis gekomen; zeer opgeruimd; veel rommel gemaakt. Op last van Liesbeth met wandelstok eenige charges gemaakt. Opgeruimde kamers, schijnen geen opgeruimde kinderen te kunnen verdragen. Jossie verbannen naar achterhuis; achterhuis niet opgeruimd; Jossie schreide; harmonieert beter. Levensproblemen!
Hedenavond poes ontdekt in het kippenhok; ze mauwde zoo; bleek opgesloten. Heeft Jossie gebakken; die loopt weg met menageries. Parkiet verdwenen. Zeker weggewipt door 't raster. Wat veertjes als souvenir. Overbodige attentie. Zeg maar niks. Nooit geen slechte tijding overbrengen, beweert Cicero; je wordt er mee vereenzelvigd. Kippenhokdeurtje op een kier gezet; veeren over de schutting geworpen; poes gestreeld.
16 April. Parkiet vermist. Tante Louise schrijft, dat ze geen logees kan hebben; ze komt zelf. Beppie pruilt; Liesbeth en Wybo klappen met deuren. De poes en ik wisselen wijsgeerige blikken. Heb netje met Paascheieren voor Jossie gekocht.
Op wandeling mr. Mierick van Peuteren gesproken. Vertelde dat Ras Tafari van Abessynië aan Mussolini twee leeuwen en aan Hindenburg 'n koppel zebra's geoffreerd heeft als bewijzen van vriendschap en voortbrengselen van zijn land. Heb me altijd sympathiek over dat volk uitgelaten; zal me moeten matigen. Genoeg aan Hollandsche fauna. Mr. Mierick liet zich ook zeer pessimistisch uit over verhouding met België.
Hedennacht wederom pot met kleefstof bij Roosteren gevonden. Schijnt ernst te worden met pogingen om ons Limburg aan België te lijmen. Vriend gaf douaniers de schuld. Die laten zonder pas passeeren, krijg je vanzelf ongepaste en onpasselijke geschiedenissen. Ik vat het niet tragisch op. Beter stijfsel in Limburg dan bommen op Zierikzee.
Paaschdagen. Liesbeth vertelt aan kennissen, die ze uitlaat, dat we allemaal naar de bollenvelden waren gegaan, als tante niet gekomen was. Daar hoor ik van op!
Tante Louise is een bijzonder mensch, naar ze weer vertelde. Toen ze kind was leed ze aan nervositeit. "Te aantrekkelijk", meende de dokter. Later kon ze geen keus doen uit de huwelijkscandidaten; zooveel kwamen er. Weer tè aantrekkelijk. Nu is ze chronisch verkouden wegens overvloedige kleeding. Nog te aantrekkelijk! Kortom: slachtoffer der aantrekkelijkheid. Zou je op 't eerste gezicht niet zeggen en op 't tweede: reken je uit dat de familie klein en haar vermogen groot is.
19 April. Hoorde van kapper, dat dr. Doorloop woorden heeft gehad met Breeduitstra. De laatste had hem verteld, dat er in 't ziekenhuis te Goes, sinds men 't naast een stilstaand water gebouwd heeft, voor fl 500 minder chloroform gebruikt was, en daar is niets van aan. Uit diezelfde bron gehoord, dat men Breeduitstra als societeitslid wil royeeren. Hij moet afschuwelijke dingen gezegd hebben over enkele regeeringslichamen. Geloof 't gaarne. Kon er 't juiste niet van aan de weet komen. 't Moet iets zijn van een babybox, welke hij naar den Raad van State wilde zenden; maar dat zal wel onzin zijn; snap er tenminste niets van.
UIT DE OUDE ZEEUWSCHE DOOS
Van een klompenmaker, die voorzanger wilde worden.
't Was op een warmen zomermorgen,
Dat Joost, de klompenfabrikant, -
- Of wilt ge liever klompenmaker -
Zijn weg nam door het mulle zand.
Hij liep, of liever vloog daar henen,
En baadde bijna in het zweet,
Dat straalde van zijn roode wangen,
Al zuchtend: phu!, wat is het heet!
Steeds blazend, hijgend, met een tronie,
Nog boller dan de volle maan,
Stond hij toch eindelijk voor de woning,
Van Dominée en schelde aan,
De meid kwam voor, verschrikt en bevend,
Zij dacht bij 't hard geschel aan brand,
"Is Dominée thuis?" vroeg Joost zeer haastig.
"Ja," sprak zij, wat is er aan de hand?"
"Niets, niets!" maar ik moet Dominée spreken.
"Er is toch soms geen kwaad geschied?
je vrouw bevallen, of een zieke?"
"'k Moet Dominée spreken, anders niet!"
"Zoo," zegt het meisje en sloft henen,
Joost blikt haar vol verlangen na.
Tot zij verschijnt en op zijn haastig
"Mag 'k binnen komen?" antwoordt "Ja!"
Hij klimt de trap op en klopt weldra
Aan het studeervertrekje aan.
Treed na het "binnen" in de kamer,
Waar hij voor Dominée blijft staan.
"Zoo," zegt de predikant zeer vriendelijk,
"Wat wou je hebben, goede man?"
"Och Dominée, mag ik gaan zitten?"
Vraagt Joost, die haast niet staan meer kan.
Hij zet zich en veegt van zijn tronie,
Het zweet met een roodbonten doek,
Legt zich gemakkelijk achterover
En steekt de handen in z'n broek.
"Nu, Dominée, zal 'k U vertellen,
Waarom gij men thans bij u ziet:
U moet dan weten, gisteravond,
Zat 'k in mijn kamer, naast mijn Griet,
Toen Japiks Klaas ons kwam bezoeken.
Dag Joost, zei bij. Dag Klaas, zei ik,
Hoe maak je 't, vroeg hij, en je Griet?
Best zei ik, zet je een oogenblik.
Wel Joost, begon hij verder, heb je
Het nieuws uit 't dorp nog niet gehoord?
De voorzanger die ligt op sterven,
Een zonnesteek heeft hem vermoord,
Nu weet ik, jij kunt zoo mooi zingen,
Heb jij niet in zijn baantje trek?
Je kunt er licht naar solliciteeren."
"Wel ja", zei ik, "dat was niet gek!"
Ook Griet zei dadelijk ja en amen,
O, 's nachts droomde ik er akelig van,
En Griet niet minder en nu Dominée,
Als ik om 't baantje vroeg, wat dan?"
De Dominee lacht om van te schudden,
Zoo iets heeft hij nog nooit ontmoet,
Maar hij wil graag een grapje hebben,
En zegt: "Ja Joost, ik weet zeer goed,
Dat gij zoo fraai en schoon kunt zingen,
Maar zie je, daarbij hoort nog meer:
De zanger moet goed kunnen lezen,
En ook verstaanbaar evenzeer,
Kom, laat me eens een proefje hooren."
"Dat zal 'k", zegt Joost, "ik heb een stem,
waartegen wis geen os kan bulken!"
Hij schraapte z'n keel en zegt, hm! hm!
"En lezen! 'k Heb de Ginoveva
En Cathecismus in mijn hoofd,
En teksten kan ik er wel duizend,
Verhoor me, als je 't niet gelooft."
"Nu Joost", zegt Dominée, "'k wil eens vragen,
En sta je deze proef goed door,
Zoodat het antwoord mij bevredigt,
Dan zul je 't baantje hebben hoor!
Dus luister; Je zult zeker weten,
Toen Noach in de arke kwam,
Hij drie zonen had, Sem, Cham en Japheth,
Zeg, wie nu de vader was van Cham."
"De vaâr van Cham?" vraagt Joost,
"Neen, dat is een strikvraag,
Waarmee 'k niet graag mijn hersens plaag."
"Nu ja," zegt Dominée, "'k moet bekennen.
Dat iedereen niet raden kan,
Maar raadpleeg met je vrouw er over.
En breng me later 't antwoord dan."
Joost keert nu spoedig naar zijn woning,
Griet komt hem tegen op het pad,
Nieuwsgierig, zoo een vrouw kan wezen,
Of hij 't voorzangersbaantje had.
"Nu Joost, hoe is het afgeloopen",
Is 't eerste, wat haar mond ontgaat.
"O ja", zegt Joost, "'k krijg 't baantje zeker,
Want Dominée was lang niet kwaad,
Hij lachte, o, om van te schudden,
En was zoo vriendelijk en goed,
Hij deed me zeker honderd vragen,
Waarop ik antwoord gaf met spoed,
Maar één ding, zie, dat kon ik niet raden,
Nu 't was dan ook een duivelsvraag,
Maar, zei hij, vraag het aan je Grietje,
En breng me 't antwoord nog vandaag."
"Nu en dat ding!" "Ja, zie je, Noach,
Die had drie zoons, Sem, Japheth, Cham,
En nu vroeg hij, licht wist hij 't zelf niet,
Wie of de vader was van Cham."
"En wist je dat niet? Ezel, kuiken,
Jou domme, lompe varken, hond!"
Meteen gaf Grietje hem een oorveeg
Waardoor hij als verslagen stond,
"De molenaar van 't dorp, o lomperd,
Die heeft drie zoons, Jan, Piet en Klaas,
En wie is nu van Piet de vader,
Vertel me dat eens, slimme baas!"......
Thans schoot een lichtstraal hel en flikkerend,
Door 't duister van Joosts hersens heen.
"De vaâr van Piet, dat is, ik weet het,
De molenaar van 't dorp alleen!"
En als de wind, zoo 't kon nog sneller,
IJlt Joost weer heen en voelt geen grond,
En schept geen adem voor hij nogmaals
In Dominées studeerkamer stond.
De Dominée lacht in zijn vuistje,
"Komaan, zegt hij, "vertel ons spoedig,
Wie wel de vader was van Cham!"
En Joost treedt geheimzinnig nader,
En fluistert aan des Dominées oor:
"Wanneer ik zeker ben van 't baantje,
Dan wil ik het u zeggen hoor,"
Joost trekt zich nog een beetje nader,
En zet thans alles op één worp....
"De vaâr van Cham?" Nu hoor, Cham's vader...
Dat is de molenaar van 't dorp!"
H.