Ons Zeeland 1927, nummer 18

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

Zuid-Beveland in bloei; waar blijft de propaganda voor mooi Zeeland; plannen voor 't mosselbedrijf; over een zonderlingen inzamelaar van handteekeningen.

De wonderlijke sproke van het voorjaar leeft weer in ons midden. Wat bracht zij ons al niet: zoo, schetterende vogels, blauwe luchten, teer groen boomversiersel en.... bloesem. Witte bloesem, die onder het zonlicht, tusschen nazwartende stammen en boven het diep-bruin der aarde van een smettelooze blankheid is. De boomen bloeien op Zuid-Beveland! In enkele weken heeft de lente het droefgeestige land herschapen in een blanken tuin, waar vreugde om de reinheid heerscht, in een lusthof, die het oog verrukt in een wijdsche ruimte die is als een bedehuis zonder grenzen, waar schuchtere maagden zich opmaken voor het met ontroering verbeide uur der huwelijksplechtigheid. Zuid-Beveland is thans de jonge bruid van Zeeland, geval in een weelde van witte bloesems....

De winter die hier in toon zoo hard kan zijn, is vergeten, de voorjaarsmildheid heeft zich als onder een zegenend gebaar over het land gelegd.

Ons gewest is thans op z'n mooist. De poging om dit te verklaren blijkt echter een mislukking, men moet de schoonheid komen zien. De vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer kan nooit meer succes hebben met haar opwekking naar Zeeland te komen dan in dezen tijd. Ieder die, thans Zuid-Beveland, het centrum van de tuinbouw, aandoet, en b.v. een uitstapje maakt van Goes over Kloetinge naar Kapelle en Wemeldinge, zal bij terugkeer in zijn stad of dorp de roem der schoonheid van Zeeland, als een bazuin voor zich uitdragen.

Het verwondert me daarom, dat V. V. V. in deze dagen zoo weinig van zich doet hooren. Waar blijven de programma's en de circulaires, die in woord en beeld ons bruidsgewest bezingen, waar de lokkende advertenties, waar de samenstellingen van autotochten langs de bloeiende boomgaarden?

In de Betuwe maakt men zich weer op om duizenden gasten te ontvangen. Wat doet men hier?

x

Op 12 Mei a.s. zal te Goes weder een conferentie gehouden worden ter bestrijding van de malaise in het mosselbedrijf. Wanneer genoegzaam deelneming bestaat, zal worden overgegaan tot de oprichting eener Coöperatieve Verkoopvereeniging.

Dat men in visscherijkringen zeer met dat plan is ingenomen, valt op te merken uit het feit, dat alleen uit Ierseke reeds zich een veertigtal kweekers als voorloopig lid hebben opgegeven.

Op het ogenblik ligt te Ierseke het Duitsche stoomschip "Treu", van Hamburg. Deze stoomer zal twee millioen zaaioesters naar Denemarken vervoeren.

Als iets heel bizonders geldt in Ierseke het volgende: Ongeveer 15 jaar geleden werden op de Schelde onder 't Goesche Sas en onder Ouwerkerk twee, uit Frankrijk ingevoerde, langoesters uitgezet. Nu heeft de oesterkweeker Mieras in den "Broek", onder Bergen op Zoom, zoo'n exemplaar gevangen!

x

Dat het inzamelen van handteekeningen nog al eens vreemde dingen oplevert (Ego heeft er laatst al eens over gespot) was onlangs in Wolphaartsdijk op te merken.

Bij het vaststellen der candidatenlijsten voor den gemeenteraad bleek, dat er bij het onderteekenen van de katholieke lijst, namen van kiezers op voorkwamen, die hun handteekeningen niet hadden geplaatst. De schuld hiervan school niet bij genoemde partijgenooten, doch bij den inzamelaar der handteekeningen. Deze had een jongetje van 12 jaar den naam van zijn vader op de lijst laten plaatsen, waartegen de vader een schriftelijk bezwaar inbracht bij den voorzitter van het stembureau. Voorts kwamen er nog twee namen ten onrechte op de lijst voor.

Na aftrek van de drie onderteekenaars waren er niet voldoende handtekeeningen.

Een nieuw bewijs, dat voor inzamelaars van handteekeningen hetzelfde geldt als voor collectanten van liefdadige doeleinden: Neemt niet de eerste de beste.

A. M. D.

 

DE KALENDER DER NOORDGROEP

Een schilderijententoonstelling van Heuff; boomen, die verdwijnen; over het Paaschvieren, dat veranderd is.

Gedurende de Paaschdagen is te Zierikzee in een der lokalen der ambachtsschool een tentoonstelling gehouden van schilderijen, etsen en prenten, welke de heer H. Heuff uit Heemstede, in den loop der jaren maakte naar natuur- en stadsgezichten van Schouwen. Zeeland met zijn typische oude stadjes en karakteristieke vaderlandsche architectuur heeft zijn hart en speciaal Zierikzee trok hem aan.

De ets "St. Lievens Monstertoren" toont duidelijk, hoe de kunstenaar houdt van het bouwkundig schoon van oude monumentale architectuur. Het saamhoorige van toren en buurtwoninkjes is aardig uitgedrukt en men voelt hoe de kunstenaar met zijn onderwerp vertrouwd is, als ware hij sinds jaren een Zierikzeeënaar. Tot schoone klaarheid kwam de kunstenaar in de fraaie prent "Raadhuis van Zierikzee", waar 't Renaissance torentje van 't stadhuis, waarlijk bestelijk, door de speelsch-geëtste lijntjes wordt geïnterpreteerd.

x

Op de buitenplaats "Heesterlust", gelegen te Schuddebeurs, onder de gemeente Noordgouwe, zijn dezer dagen een 30-tal zware iepenboomen geveld, welke moesten verdwijnen voor den aanleg van den breeden weg, die van Zierikzee naar Brouwershaven zal worden aangelegd. Thans is men bezig nog een groot aantal boomen te rooien op 't "Zeeuwsch Velp" en wel vanaf de oude Tol tot aan den hoek van de groote buitenplaats "Mon Plaisir", eveneens om ruimte te maken voor den nieuwen verkeersweg. Een groot aantal linden en ook enkele majestueuze kastanjes zullen moeten vallen, waardoor voor deze mooie boschrijke omgeving, eenmaal het buitenverblijf van Zierikzeesche magistraten of adellijke familiën, een groot deel van haar natuurschoon verloren gaat.

x

De Paaschgebruiken in onze streek zijn langzamerhand aan 't verdwijnen, zoo ze al niet geheel verdwenen zijn, want uitvoeringen, danspartijen en wat dies meer zij, kan men nu niet direct onder echt-Paaschgebruiken rangschikken.

In het begin dezer eeuw had men op verschillende plaatsen nog tal van eigenaardigheden ter gelegenheid van den tweeden Paaschdag, welke echter langzamerhand in onbruik zijn geraakt of bij de wet verboden zijn.

De loterij-wet van dr. Kuijper maakte een eind aan veel vreugde op Paasch-Maandag, al meende de wetgever, dat de jeugd beschermd diende te worden tegen het "gokken" naar een sinaasappel, starren of spekjes en schroosels. Na 20 jaren Loterijwet "gokt" men dan ook niet meer(? ?). Geen bazar, tentoonstelling, op welk terrein ook, of men vindt er altijd verkapte of onverkapte loterijen, omdat men weet, dat de bezoekers graag een kansje wagen naar een mooien prijs. Maar.... soit! We moeten de overheden en wetten des lands gehoorzamen, maar 't spijt ons dat de jeugd voor enkele centen tegenwoordig op Paschen niet meer mee kan gokken naar een lekkere paaschkoek of sinaasappel, men neemt dan maar een rolletje tabak van twijfelachtige kwaliteit; werkelijk een verfoeilijk surrogaat!

M. d. P.

 

DE WEEK OP WALCHEREN

Over het Paaschfeest, over een vergadering en over een kostbaar lapmiddel; de bewoners van den Middelburgschen Noordweg in den modder ; gunstige perspectieven voor Vlissingen; over "Kinderzorg".

Het Paaschfeest is op ons eiland weer op de gebruikelijke wijze gevierd. Wat was het Paasch-Maandag druk op den Middelburg-Domburgschen weg! Dank zij het ongedacht mooie weer konden de Vlissingsche en Domburgsche café-houders goede zaken maken.

Op Paschen-drie trekken als naar gewoonte, vooral tegen den avond, de boerenzoons en -dochters, de boerenknechts en -meiden naar Middelburg om er op hun bekende, bij de burgerij minder geliefde manier, uiting te geven aan hun Paaschvreugde.

Het was voor de boeren wel een hard gelag, om hun personeel twee dagen vrijaf te geven, aangezien de werkzaamheden te velde door de aanhoudende, hevige regens maar slecht opgeschoten waren. Paschen zette in met zonnig, droog weer en dus was de verleiding groot om maar eens een flinken zet te geven. Ik heb dan ook op 2n en 3en Paaschdag verschillende boeren, vooral in de morgenuren, zien werken op den akker.

Het vereenigingsleven op de dorpen staat nu weer voor eenige maanden zoo goed als stil. Alleen het Bestuur van den Polder Walcheren vergadert morgen (30 April) en zal enkele belangrijke voorstellen in behandeling nemen. Dit college komt blijkbaar liever dàn bijeen, als andere vereenigingen de leden niet in beslag nemen.

De bevrijding van Walcheren van het overtollig regenwater - een kwestie, misschien even oud als het eiland zelf - komt ook nu weer ter sprake.

Het is met de bemaling van dit mooie eiland, zoo rijk aan natuurschoon, treurig gesteld. Men kan hier gerust van een lijdensgeschiedenis spreken. In de Algemeene Vergadering van den Polder Walcheren is het boeren-element in de meerderheid. En nu is het van algemeene bekendheid, dat een Walchersche boer uitermate zuinig is, ook in de gevallen, dat zijn zuinigheid de wijsheid bedriegt. Wat hier uitredding kan brengen is een stoomgemaal (of wil men het nog moderner een electrisch gemaal), maar de algemeene poldervergadering wilde tot heden daaraan niet gelooven.

Ja, wel werd in 1917 door de vergadering bevestigend beantwoord de vraag of een bemalings-inrichting wenschelijk werd geacht. En als er weer eens een keer een bijzonder nat seizoen was geweest, kreeg het Dag. Bestuur weer opdracht met voorstellen te komen. Hieraan werd steeds trouw voldaan, deskundigen kwamen met plannen, maar de algemeene vergadering schoof ze even zoo dikwijls op de lange baan. De centen, de centen!

Het Dag. Bestuur wil het nu maar op een andere manier probeeren. Het herinnert aan de verschillende plannen en voorstellen der laatste 15 jaar, stelt nog eens de gebreken van den tegenwoordigen toestand in het licht, laat de stichting van een gemaal nu maar rusten en komt ten laatste met het voorstel de ergste gebreken te ondervangen door het graven van een nieuwen, flinken watergang van den Steenheulweg te Koudekerke tot nabij Vlissingen. Maar nadrukkelijk wordt er bij gezegd, dat de hoofdgebreken hierdoor geenszins ten volle worden weggenomen.

Toch zal dit lapmiddel nog aardig wat geld kosten. De raming bedraagt fl 111.000, wanneer het werk in den zomer wordt uitgevoerd, en fl 131.000, wanneer dit in den winter plaats heeft. Maar tot graven in den winter zal alleen dan besloten worden, indien het Rijk het nadeelig verschil (f 20.000) bijpast, wat ook billijk is, daar dan meteen een prachtige gelegenheid voor werkverschaffing ontstaat.

x

Na de bewoners van den Seisweg komen nu die van den Noordweg in de modder te zitten. Zooals bekend, krijgen de buitenwijken van Middelburg rioleering. Thans is de Noordweg aan de beurt. Een metersdiepe geul wordt gegraven, teneinde daarin de buizen te leggen. De bewoners van den Noordweg hopen nu maar, dat het werk zooals beloofd is, 15 Mei gereed is. Op den Seisweg heeft zich door het kwelzand wekenlange stagnatie voorgedaan, zoodat er wel eenige reden tot vrees is.

Inmiddels moet het drukke verkeer Middelburg-Domburg òf over Grijpskerke-Oostkapelle òf door den z.g.n. Schotelweg geleid werden. In beide gevallen heeft men met absoluut ongeschikte en hoogst gevaarlijke wegen (smal wegdek en scherpe bochten) te doen.

Nu men toch den Noordweg voor zoover het 't gebied van Middelburg betreft, onder handen heeft, willen gemeentebestuur en polder Walcheren gezamenlijk de bestrating van 4 op 5 M. breedte brengen. Ook de bestaande stoepen en trottoirs zullen in een beteren toestand gebracht worden, wat zeker broodnoodig is.

x

Vlissingen's Overheid en burgerij heeft de laatste jaren wel geleerd, niet meer te schrikken van Jobstijdingen. Deze stad heeft in erge mate te lijden gehad van de malaise en van de bezuinigingsmaatregelen. Ik noem slechts het vertrek van een groot gedeelte van het Belgische loodswezen en van het garnizoen, het invoeren van een dagdienst voor de Mij. Zeeland in plaats van een dag- en nachtdienst, de overbrenging van een deel der spoorwegwerkplaatsen naar Susteren, het afbranden der Nedpam, welke onderneming nu op het punt van liquideeren staat, enz.

Daartegenover staat wel het regeeringsbesluit tot den aanleg van een nieuwe haven, maar de toekomst zal moeten uitwijzen, of en in hoeverre hiervan verbetering van den economischen toestand te wachten is.

Toch mag nu gezegd, dat zich gunstiger perspectieven voor Vlissingen openen en dat wel voor de naaste toekomst. 1 Mei wordt n.l. te Vlissingen een kolenstation van de Steenkolenhandelsvereeniging gevestigd, waardoor de schepen uit Antwerpen voortaan niet meer naar Rotterdam moeten om te bunkeren. Bij dit kolen-station zullen natuurlijk eenige werkkrachten te werk worden gesteld.

Dan zal verder het verkeer met Zeeuwsch-Vlaanderen, speciaal het autoverkeer, levendiger worden, als in het a.s. najaar de nieuwe ferry-bootdienst Vlissingen-Breskens tot stand zal komen.

De werf "de Schelde", de hoofdbron van inkomsten voor Vlissingen, zal bovendien beduidend worden uitgebreid. De plannen voor een nieuwe sluis, waardoor het mogelijk zal worden de grootste schepen op de werf te bouwen, en voor de onteigening van plm. 200 woningen voor uitbreiding van de fabrieksterreinen zullen vrij spoedig haar beslag krijgen. Als binnen enkele jaren de sluis gereed is, is het redelijkerwijs te verwachten, dat op "de Schelde" nog meerdere en grootere schepen zullen worden gebouwd.

Ik gun den nijveren Vlissingers van harte meerdere opbloei van hun stad.

x

De vereeniging "Kinderzorg", waarvan de stichting van dien naam uitgaat, vergaderde vorige week te Middelburg. Op deze bekende stichting zijn, blijkens het jaarverslag, momenteel 136 voogdijkinderen en 31 diaconiekinderen ondergebracht, welke cijfers spreken van de noodzakelijkheid van haar bestaan. Dat zij talrijke vrienden heeft, bewijzen wel de vele giften, vooral in natura, die het heele jaar door binnenkomen. Maar toch kost het groote moeite om met de beschikbare gelden rond te komen, omdat er zoovele Herv. gemeenten zijn, die in de verste verte hun aanslag niet betalen. Kan dit niet anders worden?

De A.

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Het Belgische badseizoen; en Sluis en Cadzand; het voortreffelijke Aardenburgsche Gasthuisbestuur ; de ontwapening begonnen; iets over suikerbieten.

De prachtige Paaschdagen hebben het Vlaamsche kustseizoen geopend. Het weer houdt danig vast; de lucht lijkt wel zomersch! Daardoor heeft ook Sluis reeds menig vreemdeling, Amerikaan, Engelschman, Duitscher, Franschman, en wie weet welke nationaliteiten nog meer, binnen zijn groenen walgordel gezien.

Sluis is een stedeke dat klaarblijkelijk onweerstaanbaar aantrekt. Om Jantje-van-Sluis, de kleurige klokkenist van het raadhuis op de markt? Om de grauwe ruïne, de "Steenen Beer", langs de schilderachtige vaart? Om het bekoorlijk-antieke aspect van enkele straatjes? Welnee, Enkel en alleen omdat Sluis in Holland ligt. De door Sluis dolende uilgebrilden voelen zich in Holland. En Sluis is zoo eenig gemakkelijk te bereiken vanaf de Vlaamsche kust. 'n Uurtje trammen of auto'en, en ge zijt er. En 's avonds terug in hotel of pension, vertelt ge elkander met stralende blikken: ik ben vandaag in Holland geweest en heb er Hollandsche "café-cramique" (?) genoten!! (Gezwegen nog van de Hulstkamp).

De Belgische badplaatsen, van Ostende tot Knocke, gaan ongetwijfeld een grandioos seizoen tegemoet. ... en een ferm uur, Knocke voorbij, ligt de Zeeuwsch-Vlaamsche badplaats: Cadzand. Neen Cadzand is eigenlijk geen badplaats, doch zou er een kunnen worden. En, gezien de toch zoo aardige en gunstige ligging en het benijdenswaardig-breede strand (spoelt het strand bij Heyst en Knocke niet radicaal weg?) een zeer, zeer loonende badplaats.

Helaas! .... het mankeert ons aan den noodigen ondernemingsgeest....

Dies zal Cadzand wel altoos blijven wat het momenteel is en altoos was: een doodstil dorp vlak nabij de gouden duinen, vlak nabij de luide Noordzeegolven. Een ander "zee"-gebouw dan het tegenwoordige "Badhuis" zal er wel nimmer verrijzen ....

x

Naar in een onzer gewestelijke bladen verluidt, hebben en Gasthuis en Weeshuis te Aardenburg hun landerijen bij openbare verpachting heel duur verpacht. Zoo duur zelfs, dat voor enkele huurders het behoorlijk opbrengen van de pachtsom bijna onmogelijk wordt. Het spreekt vanzelf, dat de borgen der bedoelde huurders thans niet weinig in angst zitten.

Het Burger-Weeshuis nu, verlangt volmaakte nakoming van het getroffen huurcontract; het Burger-Gasthuis echter, in een opwelling van mildheid, verleent, met goedkeuring van Gedeputeerde Staten, op aanvraag ontslag van huur, ontheft tevens den borg van zijn verplichtingen en gaat dan over tot het opnieuw publiek verhuren der vrijgekomen perceelen.

Dit zal dus voor menigeen een heerlijk kansje zijn, de eerst afgestane perceelen later wederom, en dan tegen een lageren prijs, in eigen huurbezit te zien!

x

De Terneuzenaren verwachten elk oogenblik de aankomst van het stoomschip "Lovland", dat geladen zijn zal met.... plus minus 3000 ton kanonnen van zwaar kaliber en een algeheele afbraak van munitiefabrieken, afkomstig van de forten der Dardanellen! Deze eigenaardige "Lovland"-lading is bestemd voor de te Terneuzen gevestigde N.V. IJzer- en Metaalmaatschappij "Scrap", welke dit oorlogsmateriaal verder sloopen en in grondstoffen voor staalfabrieken omtooveren zal.

Is de ontwapening begonnen??

x

Om van den hak op den tak te springen: de landbouwers hier, zeggen dat de uitzaai van suikerbieten minstens twee weken ten achter is. Door de vele regens gedurende den laatsten tijd zou n.l. de gesteltenis van den bodem zoo ge-(ver-)worden zijn, dat het land op het oogenblik niet met het gespan kan worden bewerkt.

v. d. E.

 

IK WEET NIET ....... MAAR .....

.... het komt me voor, dat de dichters, journalisten, teekenaars en fotografen, die zich omstreeks April en Mei uitsloven om in woord en beeld de heerlijkheden van de lente te vertolken, wel eens een beetje van de werkelijkheid afdwalen.

Als zij de witte pracht van een kersenboomgaard in bloei bezingen en in den geest van den marktjood vol enthousiasme uitroepen: "Gaat dat zien, de witte bruid noodt u ten gast, de zon jubelt. . . . ", dan vergeten zij er bij te vertellen, dat je op den tocht naar de lentebruid je winterjas en twee paar sokken aan moet trekken, en dat je verstandig zult doen, hoed of pet te verankeren, in verband met den Novemberschen storm, die Engeland met Britsche vrijgevigheid over de lage landen uitstort.

Als de voorjaars-ministreelen pennen: "Het jonge jaargetijde kleurt de luchten, de mensch voelt zich als herboren, nieuwe krachten ontwaken, hij weet zich sterk en gezond. . . . " dan zou ik er geen gulden om durven verwedden, dat dergelijke meneeren tijdens het schrijven niet ettelijke keeren geniest hebben tot ze paars en rood werden. En als zij het niet deden, dan waren er toch nog altijd wel enkele huisgenooten, die vanwege het luchtenkleurende seizoen vrij verkwistend met aspirine omgingen.

Neen.... met de waarheid nemen de dichters en aanverwanten het in het voorjaar niet zoo nauw. Ze kunnen het b.v. heel aardig op rekening van de lentezon schuiven, dat in deze dagen huis en hof den mensch te klein wordt, dat hij verlangt zijn vleugels uit te slaan, en dat hij zijn woning ontvlucht. Maar in de meeste gevallen is deze lentezon niets anders dan een om een bezem gedrapeerde dweil, die in handen van de huiselijke schoonmaakgoden op het geslacht man even afschrikwekkend werkt als de onvervalschte Afrikaansche zon in de Sahara op den Eskimo-tourist. Beiden slaan er van op de vlucht, de eerste zoekt heil buiten de huisdeur, de tweede weet niet hoe snel hij weer bij zijn sneeuw en ijs en levertraan in het Noorden zal komen.

Voor de 100 mannen die dezer dagen de buitenwegen opzoeken omdat de lentezon ze zou wenken, geldt algemeen: "cherchez de schoonmaak". En niets anders.

Wie aan mijn inzicht in deze mocht twijfelen, neuze maar eens in Zeeland rond, waar de groote slag der vrouwen in alle huisgezinnen momenteel geleverd wordt of pas geleverd is. De buitenwegen en de straten zijn gevuld met het sterke geslacht, op welks gezichten zich nu juist niet de groote behoefte naar voorjaarslucht afteekent.

Schrijvers en dichters kunnen er in het voorjaar wat van maken.

Het zal me dan ook niet verwonderen als eerstdaags blijkt dat het courantenbericht, volgens hetwelk te Souburg een bruid van 79 jaar en een bruigom van 71 lentes zich weldra in den echt zullen storten, uitgebroed is door een van de penvoerders, die het met de werkelijkheid omstreeks April en Mei op een accoordje gooien. En mocht het toevallig niet zoo zijn, dan komt er spoedig iemand in proza of poëzie vertellen, dat dit huwelijk op rekening van het voorjaar geschoven moet worden. Ik zal geen Ego heeten, als ze voor die gelegenheid Goethe niet van stal halen en hem in April laten zeggen:

"Im schönen Monat Mai,

Wenn alle Knospen sprangen. . . ."

Als de bewuste huwelijksaankondiging geen verlate Aprilgrap is, als er spoedig werkelijk in Souburg in den echt verbonden zullen worden de bekoorlijke 79-jarige "Zij" en de wakkere onversaagde 71-jarige "Hij", dan zou ik zoo zeggen: laten we er het voorjaar even goed buiten houden als bij de naar zon snakkende schoonmaak-vluchtelingen.

Als U mij vraagt: "Wat moeten we voor dit geval dan in de plaats van de lente schuiven" dan antwoord ik bij voorjaarsuitzondering:

"Mensch,- ik weet niet alles.

Ik zit in de schoonmaak,

Ik ben voorjaarsslachtoffer,

Ik zag de bloeiende fruitboomen,

Ik nies. . . . "

EGO, (na de schoonmaak een

geschikte bruidsjonker).

 

VAN EIGEN BODEM

VEERE

door

JAN VERMEER.

Van alle Zeeuwsche steden en dorpen is er geen die zooveel aantrekkelijkheid bezit voor den vreemdeling als Veere, het stille stadje aan de noordoostkust van het eiland Walcheren. Bij honderdtallen trekken de vreemdelingen er heen, elken zonnigen Donderdag die de zomermaanden schenken, Belgen, Franschen en Amerikanen, een enkele Duitscher en een verdwaalde Nederlander, dicht opeengepakt in de groote touringcars, allen op weg naar het stadje dat voor hen één groot openluchtmuseum is, waarvan de beroemde gouden beker van Maximiliaan het middelpunt vormt. In ijlende haast draven ze door de nauwe straten, bezoeken het stadhuis, bezichtigen de kade, beklimmen het dak van den Kampveerschen toren om er te genieten van het wijde uitzicht over zee en land, koopen tenslotte wat prentbriefkaarten en keeren dan weer naar hun badplaatsen terug, dankbaar en voldaan nu ze ook dit nummer van hun programma met zooveel succes hebben afgewerkt.

Er zijn er ook die Veere op een andere wijze bezoeken. Dit zijn de minnaars der romantiek, zij die de schoonheid liefhebben en een hartstocht in zich omdragen voor oude, stille dingen. Te voet komen zij den langen, rechten weg van Middelburg geloopen, als togen ze ter bedevaart, en met een rust en een bedaardheid als konden ze over het eeuwige leven beschikken, wandelen ze door de stille straten, staan ze aandachtig te kijken naar elk oud trapgeveltje, elk pitoresk hoekje, en turen urenlang over de grijs-blauwe golven, waar alleen een visscherspink zijn grauwe zeilen spant en een paar wit-grijze meeuwen zich wiegelen op den stroom, om dan weer krijschend op te vliegen.

En dan zijn er nog de schilders, zij die de schoonheid van water en lucht, van boom en steen op hun doek weten vast te leggen, zóó weten weer te geven dat het tot een nieuwe schoonheid wordt voor allen die het aanschouwen. Vroeg in den morgen, als de luchten nog grijs zijn en de zon ternauwernood boven de kim is, zitten ze reeds op de smalle kade, aandachtig achter hun doek, en trachten de duizendvoudige wisselingen van lucht en water te vangen in lijn en kleur. En als de zon achter den horizont gedaald is en de eerste sterren openbloeien in den avondlijken hemel, zitten ze er nog en luisteren ontroerd naar dien harmonicaspeler, die op de bank voor zijn huis gezeten, aan zijn instrument de weemoedige wijsjes ontlokt van liefde en dood.

De geschiedenis van deze stad? In Veere, waar elke steen zijn eigen geschiedenis schijnt te hebben, komt men er als vanzelf toe, naar haar te vragen. En inderdaad heeft deze stad een geschiedenis als weinige andere in deze landen, een historie van roem en rijkdom, van eer en luister. Reeds in de dertiende eeuw verhief zich hier het groote en sterke kasteel Magdalon, waarop Floris V, "der keerlen vorst", in 1290 waarschijnlijk eenigen tijd residentie heeft gehouden. In het midden der veertiende eeuw, toen van menige groote stad van tegenwoordig nog geen schijn of schaduw te bekennen was, kreeg Veere zijn stederechten en werd dientengevolge omgeven van muren en wallen. Willem van Beieren schonk haar in 1349 tolvrijheid door Holland en Zeeland, wat haar met de grootste steden gelijk stelde. Gedurende de veertiende en vijftiende eeuw nam de stad van jaar tot jaar in rijkdom en aanzien toe wat zij niet het minst te danken had aan haar ambachtsheeren, de heeren van Borssele, die, op het nabijgelegen kasteel Sandenburg zetelende, door hun uitgebreide relaties met vele vorstelijke hoven van Europa, menig belangrijk voordeel voor hun geliefdste bezitting wisten te verwerven. Het voornaamste dezer privileges was wel het Schotsche stapelrecht, het monopolie van den linnen handel op Schotland, door Veere omstreeks het midden der vijftiende eeuw verkregen. Het Schotsche Huis en het Lammetje, de merkwaardige huizen aan de Kade te Veere, herinneren nog aan deze periode van ongeëvenaarden bloei voor het nu van allen handel en vertier beroofde stadje.

Behalve met Engeland en Schotland dreef Veere, vooral omstreeks 1500, een levendigen handel met Biscaje in Spanje. Het verval van Brugge doet den bloei van Veere van jaar tot jaar toenemen; de Hanzesteden bezochten van de Nederlandsche havens vooral Veere, waar ze de veiligste reede van Zeeland vonden en bovendien de krachtigste bescherming van de zijde der overheid en de meeste voorrechten aantroffen. Niet zelden vertrokken in dezen tijd op één dag zestig in- en uitvarende schepen uit de haven van Veere dezelfde haven waar thans alleen een paar hoogaarzen geankerd liggen, in afwachting tot het tij gunstig zal zijn om uit te varen ter vischvangst.

Zoo is Veere in haar bloeitijd, een machtige onder de machtige Zeeuwsche koopsteden. Teistering van brand (1510) noch van pest (1518) kunnen haar deeren; de bevolking is te levenskrachtig, haar handel en nijverheid zijn te welvarend dan dat tijdelijke tegenslagen haar bloei zouden kunnen belemmeren. Omstreeks het begin der zeventiende eeuw zijn hier de kantoren gevestigd van Balthazar de Moucheron, de voornaamste, de ondernemendste onder de kooplieden van zijn tijd, die zijn vloten uitzendt naar alle landen der aarde en van Veere uit den wereldhandel wil beheerschen, totdat een bankroet al zijn plannen den bodem inslaat. En het schijnt of Veere lief en leed van zijn energieken burger moet deelen, want terwijl overal elders in de Republiek der zeven provinciën de handel toeneemt en het goud zich opstapelt in de kisten der kooplieden, gaat Veere's bloei langzaam, maar met ontstellende zekerheid, tanen.

Toch houden zich in het rnidden van de zeventiende eeuw nog een vijftienhonderd man bezig met de zeevaart. En hoewel in de achttiende eeuw de bevolking reeds gedaald was tot vierduizend zielen, schonk de handel nog altijd vrij goede winsten, vooral ook door het nog steeds van kracht zijnde Schotsche stapelrecht, waarvan de contracten nog in 1748 werden vernieuwd. In het voorafgaande jaar was Veere's politieke beteekenis weer opnieuw gebleken, toen haar bevolking, evenals in het rampjaar 1672, door haar manifestatie ten gunste van den Oranjevorst het sein gaf tot een beweging die zich over de geheele republiek uitbreidde.

Wanneer vervolgens het gansche land een tijdperk van vernedering en verval op elk gebied ingaat is ook voor Veere het einde van haar welvaren en bloei aangebroken. De handel verloopt geheel en al; in 1795 wordt het stapelrecht opgeheven en verlaten de kooplieden de stad, waar voor hen nu toch geen winsten meer te behalen zijn. Wanneer de regeeringsvorm verandert, trekken ook de aanzienlijke standen weg, en de overblijvende bevolking vindt in visscherij en landbouw slechts een karig bestaan. In 1801 wordt Veere door een hevigen watervloed geteisterd, die de helft der stad overstroomt. Acht jaar later brengt het bombardement der Engelschen haar aanzienlijke schade toe. Vervolgens wordt zij door de Fransche troepen bezet, die de groote kerk tot kazerne en militair hospitaal inrichten en het monumentale gebouw onherstelbaar verwoesten. Een zware storm doet in November 1836 tal van huizen instorten; vele andere had men reeds zelf afgebroken, uit gebrek aan bewoners.

In het midden der vorige eeuw wordt Veere ons beschreven als een bouwval. Voor zoover de groote huizen niet gesloopt zijn, staan ze leeg en verlaten, de wind heeft er vrij spel door de gebroken ruiten en de regen stroomt ongehinderd binnen door het dak. Geheele straten zijn tot bouw- en weiland geworden, de haven is verzand en biedt nauwelijks ligplaats voor een paar ondiepe visscherspinken. Nauwelijks wonen hier negenhonderd menschen, waarvan de meesten, de allerlaagste standen misschien uitgezonderd, dan nog van elders afkomstig zijn.

Sindsdien is er in Veere veel veranderd, maar waarschijnlijk nog meer gebleven. De bevolking is slechts met enkele honderden toegenomen, en nieuwe huizen zijn er niet veel bijgebouwd. Enkele pogingen om het stadje weer te doen opleven uit zijn verval, hebben schipbreuk geleden: het kanaal door Walcheren, met opzet tot dat doel langs Veere geleid, heeft haar verloren handel niet terug kunnen brengen, en de fabriek van Fokker bleek een anachronistische vergissing in dit middeleeuwsche stadje.

Want steden zijn als menschen: zij worden geboren en sterven, maar het eeuwige leven heeft er geen.

 

DE VROUW AAN HET WOORD

In een van mijn vorige babbeltjes vertelde ik u van den punt- en vierkanten vinger en beloofde u nog iets te vertellen van de overige vingersoorten.

U kunt nu uw a.s. echtvriend controleeren. Bevallen u zijn vingers niet.... dan neemt u hem waarschijnlijk

toch!

Wij krijgen dan nu den spadel- en den kegelvormigen vinger.

Bij den eersten staat het gedeelte om den nagel wijd uit. De man met den spadelvormigen vinger is een ijdeltuit en is er vast van overtuigd, dat hij in alles uitblinkt. Hij wéét het! Zijn meening is de juiste. Verlegenheid kent hij niet, hij is bijna van een arrogante vrijmoedigheid.

In hun zalig zelfvertrouwen wijzen ze iedere hulp af, wat hen vaak leelijke parten speelt, want wie is er, die iedere hulp van buiten af kan ontberen?

De spadelvormige vinger is hoogst impulsief, denkt niet, maar handelt.

Dapper zijn zij in hooge mate en zij hebben een ware doodsverachting. In het leger behooren de spadel-vingers tot de onvermoeiden, geen marsch is hen te lang, geen bepakking te zwaar.

Het zijn natuur-liefhebbers en geboren globe-trotters. Handenarbeid is hun fort. Maar altijd moet het grof werk zijn. Geef hun een stuk land te spitten en ze zijn in hun element.

Hebt u een dienstmeisje met spadelvormige vingers, ze zal werken van vroeg tot laat, al schrobben en boenen dat het een lieve lust is, maar laat haar niet het teere servies afwasschen, dat u zoozeer chériseert, ware verwoestingen zou ze aanrichten, want haar handen kunnen het fijne porcelein niet hanteeren.

Zet een spadel-vinger geen uitgezocht hors d'oeuvre, of oesters met champagne voor, een flink bord boerenkool met worst zal hem beter smaken.

Een architect met spadelvormige vingers zal u een solide huis bouwen, verwacht echter niet van hem, dat er eenige gratie van lijn in zijn bouwwerk zal zijn.

Heel anders is het gesteld met den kegelvormigen vinger, die als het ware het midden houdt tusschen den puntigen en den vierkanten.

De bezitter van kegelvormige vingers is prettig in den omgang, vredelievend, zoekt in iedereen het goede, heeft de behoefte alles om zich heen te verfraaien, houdt van orde en regelmaat en tracht altijd en overal de poëzie te vinden. Nooit zal bij stijfhoofdig vasthouden, maar eerlijk toegeven en ongelijk bekennen als hij gefaald heeft. Gulhartig, is hij altijd bereid te geven, waar nood is. Niets is er wat hem niet interesseert en hij kan luisteren naar andermans klachten met volle belangstelling.

Sproedelend van geest is hij in gezelschap direct het middelpunt.

Maar.... helaas, dat niets volmaakt kan zijn.... hij is van een grenzelooze bandeloosheid. Als hij eenmaal op hol slaat, is niets in staat hem weer in het gareel te brengen.

Een vrouw met kegelvormige vingers is het zonnetje in huis, weet van niets iets te maken, kan met weinig geld wonderen doen, kan rekenen, haar dienstbode dresseeren met tact, ze binden aan haar huis, is een gastvrouw, die het haar gasten zóó weet te maken, dat ze nergens liever zijn dan bij haar.

Maar, o wee, als ze iemand ontmoet, die haar dwaze kopje op hol brengt en haar huis en haard doet vergeten. Ze zal niet terug te houden zijn, en roekeloos zich in het avontuur storten.

Nu wil ik u nog enkele bizonderheden vertellen van de levenslijnen.

Natuurlijk is het ondoenlijk zonder teekening van een en ander u duidelijk te maken welke bizondere dingen er wel in de handlijnen te zien zijn, maar in een van m'n volgende babbeltjes hoop ik u nog iets te vertellen hiervan.

We zullen 't dan hebben over de drie hoofdlijnen van de hand, de levenslijn, die van het hoofd en van het hart.

Misschien kan ik er u nog zooveel van bijbrengen, dat ge uw kennissen kunt verrassen met voorspellingen - geen al te booze - en ontsluiering van hun karakter. U zult eens zien, hoeveel handen er dàn naar

u uitgestoken worden!

E. B. B.

 

TREFFERS EN POEDELS

UTOPIE

"Dezer dagen werd per schip

"naar Terneuzen aangevoerd

"een lading oorlogsmateriaal,

"ter verwerking aldaar op

"een fabriek tot landbouw-

"werktuigen."

Op de Schelde naar Terneuzen

vaart een boot met stalen last,

hóóggestapeld tot het midden

om den hoogen houten mast.

't Zijn de gruwel-apparaten

van een militaire macht,

waarmee in den jongsten oorlog

menschen worden afgeslacht.-

Weliswaar is 't maar een beetje,

'n microscopisch onderdeel

van de massa moordwerktuigen

in ons edel werelddeel,

maar tòch is het een genoegen,

die antipathieke vracht

kalm naar een fabriek van landbouw-

werktuigen te zien gebracht. -

Zóó'n fabriek, millioen maal grooter,

moest hier in Europa staan,

waar door alle wereldlanden

ernstig werd aan meegedaan.

Met de afspraak: "Oorlogswapens

alle hier gedeponeerd!"

was 't maatschap'lijk kapitaal reeds-

volgestort zelfs - gefourneerd.

't Welvaartbrengend dividend was

vaster dan ooit één bestond

en het fabricagemotto

't gulden wachtwoord: Volkenbond.

WILLEM TELL II

 

HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND

20 April. Tante Louise is heden vertrokken. Liesbeth lachte bij het afscheid. 't Was een gulle lach. Weet nu overtuigend zeker, dat gul en gastvrij niets met elkaar hebben uit te staan. Dacht aan den wijsgeer, die naar onaangename bezoeken verlangde, omdat de narigheid niet opweegt tegen de blijdschap bij het scheiden.

Heb tante naar het station geaccompagneerd. Moest haar tweemaal over 'n druk kruispunt loodsen. 't Leven is een leerschool. Besef thans de ware beteekenis van het woord "kruispunt" evenals ik aanvoel de moeilijkheden, die de sleepbootkapiteins hebben ondervonden, toen zij het casco van de "Statendam" het zeegat moesten in-manoeuvreeren.

Op 't station veel drukte. 'n Excursie of zooiets. Tante was bevreesd, dat de trein te klein zou blijken en gaf uiting aan een gedachte, die sprak van bereidwilligheid tot achterblijven.

Ik dacht aan de kruispunten, aan ontstemde verkeersagenten en aan de oogen van Liesbeth. Dat schonk me doodsverachting en aldus een zitplaats voor tante bevochten. Inspanning noodig en goed geweest, want toen de trein, met 5 minuten vertraging wegstoomde, liet hij op 't perron een vrouw met zes kinderen achter. Tragisch noemden ze dat thuis.

21 April. Tegen Krimp van Dulmen, mijn gal uitgestort wegens de dwaze Franschen, die te Camembert een gedenkteeken onthulden, voor mejuffrouw Harel, die indertijd een nieuw soort kaasjes maakte. Dan zijn wij in Nederland flinker. Wie denkt er bij ons aan om standbeelden op te richten voor Caspar Flick, mijnheer van Houten of, voor de uitvinders van de Haagsche hopjes, Alkmaarsche jongens, Goudsche moppen en Arnhemsche meisjes?

Krimp van Dulmen spoorde me dringend aan, tot onderdrukking van mijn nationale trots. Zoolang er in Haarlem nog een monument staat voor Laurens Jansz. Coster, die de boekdrukkunst niet uitvond moeten wij ons koest houden, meende hij.

22 April. Kleine onaangenaamheid met, of liever door Sientje. Eergisteren was er een juffrouw geweest, met een busje, die voor weet-ik-wat genootschap op een of andere grondslag, een fooitje verlangde. "Daar geven we niet aan", zei Liesbeth tot Sientje. "Daar geven we niet aan", zei Sientje tot de juf met het hand-auto-busje. Dat was verkeerd en daarom 't kind er op gewezen, dat zij in den vervolge, bij dergelijke boodschappen, den naam moest voegen van de overheidspersonen, die haar de opdracht gaven. Sientje besproeide haar belofte tot beterschap met eenige tranen, om derzelve waschechtheid, zooals Wybo fraai zei, te demonstreeren.

Vandaag de crisis. Mevrouw de weduwe Kukelmeyer, plaatselijke grootheid, bijgenaamd de "theetante", die, naar booze tongen beweren, aan het afleggen van lange, vervelende visites sukkelt, waartegen zij de huizen harer kennissen als kuuroord gebruikt, naderde doelbewust onze woning. Met een prachtig gebaar, deed Liesbeth de kamer ontruimen en commandeerde aan Sientje: "Zeg dat er niemand thuis is". Ze vloog toen er gebeld werd. "Mevrouw zegt, dat er niemand thuis is", kefte ze ijverig. Liesbeth werd blauw in 't gezicht. Sientje zwom weer in tranen. We zullen nog een badhuisje moeten bouwen.

23 April. Kleine wandeling gemaakt langs stedelijke singels, vervolgens langdurige wedloop, met mijn hoed, die afwaaide. Ik had verloren - wedstrijd zoowel als hoed - in dien Breeduitstra niet had ingegrepen. Toch 'n aardige kerel! Zeeuwsche vrind beter als Zeeuwsche wind. Breeduitstra vertelde me nog dat het laatste kievitsei door een Wolphaartsdijkschen boer gevonden was. Opgezonden aan de Koningin. Eer voor de provincie.

24 April. Dezer dagen 'n briefje gezonden aan oom Bernard, die leeft van 'n bescheiden pensioentje en nog eens zal sterven aan z'n asthma. Had in bedoeld briefje met veel geestdrift, de schoonheid der bloesemende boomen in het Zeeuwsche landschap beschreven. Vond hedenmorgen 'n kaartschrijven in de postbox, vermeldende, dat oom, indien hij geen tegenbericht kreeg, zich in persoon wilde overtuigen van al dat moois. Kan er niet van eten. Breek m'n hoofd, hoe ik dat gevaar moet keeren. Huisgenooten zien me bezorgd aan. Ze doen lief tegen me. Ze moesten eens weten.

25 April. Briefkaart geschreven aan Oom Bernard, dat storm der laatste dagen, alle schoonheid der bloesemende boomen in het Zeeuwsche landschap, weggevaagd heeft en dat we veel hinder hebben van morgen- middag-, avond- en nachtmisten. Ik hoop dat 't helpt!

Kinderen ongewoon lastig. Beppie vecht met Wybo en Jossie rolt om den haverklap met breekbare voorwerpen van de trap. Vacantie te lang. Ze vervelen zich. Geklaagd tegen dr. v. Puffelen, dir. der H. B. S. Die deed me verwijten. Ik begreep 't belang der kinderen niet. Vacanties veel te kort; nimmer te lang. Nog eens belang van 't kind. Hij wandelde vergenoegd verder. Thuis vond ik Wybo met bloedende wang; Beppie hinkte achter een gezwollen oog en Liesbeth zat met een verbandtrommel naast Jossie, die schreeuwde.

26 April. In de leeszaal interessant artikel gevenden over gilde-wezen en moderne organisatie. Goed gedocumenteerd naar de soos en daar handig 'n boom opgezet over de wonderen der organisatie. Weer veel succes. Breeduitstra was er ook; - van royeeren hoorde ik niets - hij vertelde naar aanleiding van mijn betoog, dat in Groningen de melkboeren zoo'n sterken bond hebben, dat er momenteel uit de kas, studiereizen naar Amerika bekostigd worden. Gister was er een afdeeling naar de Niagara-watervallen vertrokken. Merkwaardig.