Ons Zeeland 1927, nummer 20

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE BEVELANDSCHE WEEK

Een en ander over verkeer in het algemeen en over verkeer in Goes in het bijzonder; een goed werk der politie; ons verzuim krijgt wreede en harde lessen; over autobus-concessies; de locaalspoorwegen en de veilingsvereeniging "Kapelle-Biezelinge".

Men weet uit een vorig overzicht, dat in Goes de verkeers-commissie uit den raad, ingesteld om een oplossing van het daar ter stede zeer nijpende verkeersvraagstuk te zoeken, ter ziele is gegaan zonder dat zij ook maar een enkele verbetering het aanzien heeft kunnen geven. B. en W., die nooit enthousiast waren over de bedoelingen der commissie, hebben de verkeers-kwestie uitermate handig op de lange baan geschoven, en, zooals men het zou kunnen noemen "Stiekum laten verloopen". De regeling van het groote verkeer zal zich in de ganzenstad dus wel zoolang laten wachten, totdat een aantal slachtoffers zijn gevallen. Gelukkig dat de politie anders over verkeers-eischen blijkt te denken dan de bestuurderen der stad, en dat zij door aan te dringen op naleving van de regels van den weg tracht naar een vermeerdering der veiligheid.

Tot voor kort was Goes voor de zich van benzine en olie bedienenden een vrij-land, waar de verkeersongerechtigheden welig opbloeiden. Hierin is thans een kentering gekomen, de politioneele dienaren occupeeren zich met de gedragingen der wielrijders en worden niet moe het rechter gedeelte van den weg en van de straat als het eenig juiste aan te wijzen. Op den duur zal dit streven der politie (dat niet met algeheele instemming door de verkeers-vrijbuiters wordt geaccepteerd) zonder twijfel nuttige resultaten afwerpen, en onmogelijk is het niet dat tenslotte zonder medewerking van B. en W., Goes een stadje genoemd zal worden waar men zich kan bewegen zonder een ongevallen-verzekering te hebben afgesloten.

De houding der politie verdient de sympathie van allen, die erkennen dat onze tijd regelmaat op den publieken weg niet missen kan.

Verheugend is het, dat de Goessche Hermandad ook gebroken heeft met de opvatting, dat alleen het motorisch verkeer de veiligheid van den weg bedreigt, en dat Hij zijn blik heeft laten vallen op de trapfietsbestuurders, die gevaarlijker zijn dan over het algemeen wordt aangenomen. Nu nog beteugeling van de voetgangers en we komen waar we zijn moeten.

De beste resultaten zouden zeer zeker ontstaan als de hoofden der scholen zich met de politie voor het verkeer gingen interesseeren. Kunnen B. en W. in deze richting niet een stap doen. Al was het maar om zich jegens den modernen tijd jegens de "Eeuw van het snelle verkeer" te rehabiliteeren.

x

De woorden: "Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst", behouden ook in verband met het verkeer hun waarde. Onze jeugd moet in de gevaren van de straat en in de regels van den weg worden ingewijd. Voor gezin en school ligt hierin een taak besloten, die men niet te licht moet opvatten. Zelden wordt onwetendheid zoo ernstig gestraft als onwetendheid inzake het verkeer. Een tweetal droeve ongevallen, die kersversch in het geheugen liggen, doen dit opnieuw inzien. In Wilhelminadorp kwam een jongetje door onvoorzichtigheid onder een vrachtauto en betaalde zijn onwetendheid met den dood, te Rilland-Bath was het ook een kind, dat met een auto in aanraking kwam. Daar had het ongeluk minder ernstige gevolgen. Deze twee feiten in een week tijds, die plaats vonden in een betrekkelijk klein gebied, stemmen tot ernst. Men kan nu wel de schuld van deze en alle andere voorvallen op de schouders van auto- en motorbestuurders stapelen, doch dan doet men niet verstandiger dan het kind, dat na een val het voorwerp waarover het viel, slaat en schopt. We kunnen gerust de hand in eigen boezem steken en bekennen, dat we de verkeers-veiligheid minder onbevooroordeeld hebben bezien dan andere vormen van openbare veiligheid.

We moeten het roer omgooien, in het belang van ons welzijn en dat van onze kinderen.

x

Daar dit overzicht bijna geheel aan het verkeer gewijd zal worden kan ik niet nalaten even stil te staan bij de autobus-concessies van ons gewest, waarover nu zoo goed als geheel door Gedeputeerde Staten is beslist. De meeste, aanvragers hebben toestemming verkregen om hun dienst verder zij het dan onder toezicht te exploiteeren. Het aantal autobus-ondernemers, dat van de lijst werd geschrapt, is niet aanzienlijk. De tijd is nu niet ver meer, dat de verbindingen van Goes met de dorpen weinig te wenschen zal overlaten. Toezicht waarborgt correctheid en correctheid beteekent voor autobus-passagier verminderd gevaar. Er is destijds hard tegen de concessie-voornemens gesputterd. De praktijk echter heeft bewezen, dat daartoe weinig gegronde aanleiding heeft bestaan.

x

Als laatste onderwerp van verkeer de opening van de locaalspoorwegen op Zuid-Beveland, die Woensdag a.s. geschiedt en die gepaard gaat met enkele feestelijkheden.

De Spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland heeft een aantal notabelen, zoowel uit Zuid- en Noord-Beveland als van elders, uitgenoodigd, met hunne dames, tot eene feestelijke bijeenkomst. Deze zal plaats hebben des middags van 5.30 tot 8.30; bij gunstig weder te Wemeldinge en anders in Schuttershof te Goes. Voor het vervoer der gasten, voor zoover zij langs de nieuwe lijnen wonen, van en naar hunne woonplaatsen, en voor de overige op de lijn Goes-Wemeldinge, zullen treinen worden beschikbaar gesteld.

Te voren zullen commissarissen en Directeur der Maatschappij met een beperkt aantal autoriteiten een rit langs de nieuwe lijnen maken. Ook deze autoriteiten zullen, voor zoover zij langs de nieuwe lijnen wonen, per trein worden afgehaald,

In een volgend nummer zal er over de opening nog wel een en ander te zeggen zijn.

x

De oneenigheid, ontstaan onder de leden van de veilingsvereeniging "Kapelle-Biezelinge", waarover ik eerder een en ander mededeelde, schijnt gunstig te verloopen. Het bestuur is thans met een voorstel gekomen hetwelk bepaalt, dat minstens een derde der bestuursleden buiten Kapelle-Biezelinge moet wonen. De groote twistappel: een bestuursmeerderheid van inwoners van Kapelle-Biezelinge, wordt hierdoor weggenomen.

De splitsings-bacil zal zich nu wel tevergeefs op deze vereeniging werpen. Gelukkig!

A. M. D.

DE KALENDER DER NOORDGROEP

Vogelkennis gewaardeerd; een strijd tegen het overtollige water, die veel kost; over een afscheid en over de bebouwing van het Vrije te Zierikzee.

In de te Middelburg gehouden vergadering van het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen, is o.a. tot lid dezer vereeniging benoemd de heer J. Vijverberg, hoofd der school te Noordgouwe, de schrijver van verschillende tijdschriftartikelen en werkjes, waarin de schrijver, verdienstelijke vogelfotograaf en kenner, de hier op ons eiland levende en strevende vogels heeft afgebeeld en besproken, waardoor hij verschillende eigenaardigheden van de gevleugelde stoffage in ons landschap op duidelijke en aangename wijze den lezer heeft voorgezet. Genoemde heer, die in woord en geschrift hierdoor ook veel heeft bijgedragen tot meerdere of diepere kennis omtrent ons doorsijpeld en vergeten stukje grond en het vreemdelingenverkeer daarheen in niet geringe mate heeft bevorderd, mag o.i. deze benoeming als een eer beschouwen niet alleen, maar als een bewijs van waardeering voor het werk, dat hij op dit gebied heeft verricht.

x

Het waterschap Schouwen, een der groote polders onzer provincie, voert sedert eeuwen een dubbelen strijd. Millioenen zijn er in den loop der jaren ten koste gelegd aan dijken, bestortingen, paalwerken, bezinkingen etc. om te zorgen dat de erfvijand geen terrein won en op de meest bedreigde posten een sterke verdediging tegenover zich zag geplaatst. Maar aan de binnenzijde van den dijk had men, en heeft men nog, niet minder strijd te voeren en wel tegen het overtollige polderwater dat, een halve eeuw geleden nog, Schouwen in één groot moeras herschiep, met hier en daar een dorp of afgelegen boerenhoeve als trieste oase in een groote binnenzee. Langzamerhand is aan dezen onhoudbaren toestand een eind gemaakt door betere bemaling. Zoo verrees nu weer al eenige tientallen jaren geleden in het district Flaauwers, aan de Zuidzijde van Schouwen, een groot stoomgemaal, dat enkele jaren geleden er een tweede machine bij kreeg om met nog grooter kracht het overtollige binnenwater uit den polder te werpen. In de regenrijke maanden staat echter nog te veel kostelijk bouwland onder water, waardoor de kwaliteit van dien grond er niet bijster op vooruitgaat. Na vele vertoogen en herhaaldelijk aandringen in de algemeene vergadering van genoemd waterschap, heeft men het vorig jaar besloten om in den Osse, in het Noorden van Schouwen gelegen, een tweede gemaal te plaatsen, ditmaal geen stoomgemaal, maar een motorgemaal, dat, naar men aanvankelijk meende, niet zooveel zou kosten. Op verlangen der algemeene vergadering ging men voor deze kwestie in consult bij een professor, die daarvoor een plan ontwierp. Nu men eenmaal begonnen is, blijken de kosten niet mee te vallen. De aanvankelijke raming is ver overschreden, ja ze nadert bedenkelijk het dubbele, zoodat deze 't bedrag, door Schouwen's eerste deskundige geraamd, aardig nabij komt. De bouw van het gemaal en de machine gaat niet zooveel over de schreef, maar de bedelving en verbetering van de toestroomingswegen, waarmede de specialist schijnbaar niet gerekend had, vragen groote bedragen. Men zal al aardig dicht bij 1928 genaderd zijn vooraleer dit gemaal het overtollige Osse-water in het Brouwershavensche gat werpt.

x

Na 44 jaar aan de school verbonden te zijn geweest nam eind April de heer M. N. Leeuwe, onderwijzer te Renesse, afscheid wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd. In waardeerende woorden herdacht de burgemeester dier gemeente bij het officieel afscheid in de school ten aanhoore van leerlingen, oud-leerlingen en autoriteiten, de verdiensten van den heer Leeuwe als onderwijzer en als ingezetene. Verschillende mooie geschenken werden den scheidenden "meester" aangeboden" terwijl een serenade van het plaatselijke muziekkorps niet achter bleef.

x

In de laatste raadszitting te Zierikzee, is wederom de kwestie van de bebouwing van het Vrije ter sprake gekomen, over welke zaak zooveel pennen in beweging zijn gekomen, ook in de groote pers, waarin men voor de schoonheid van ons rustig stadje opkwam. De voorzitter meende, dat deze kwestie schromelijk overdreven was. Toen de Ambachtsschool daar werd gebouwd, werd het silhouet in dat deel van het Vrije bedorven en toen naderhand van de Touwbaan het uitzicht werd belemmerd door de daar gebouwde villa's, heeft men geen protesten gehoord en nu komt men bij de bebouwing van de Westzijde van genoemd stadsdeel met protesten en adressen. Op oude kaarten uit de 16e en 17e eeuw is nog te zien, dat het Vrije ook toen al bebouwd was. Wanneer dat nu weer gebeurt, ,dan keert men eenvoudig tot vroegere toestanden terug. Uit den raad gingen echter stemmen op, dat men niet dezelfde vroegere toestand terug kreeg, omdat nu huizen gebouwd worden, die niet op architectonisch schoon kunnen bogen. De raad ging ten slotte accoord met de toezegging van den eigenaar van het bouwterrein om 8 M. uit den weg met veel tusschenruimte te laten bouwen, zoodat het silhouet op de torens en poorten van uit genoemd stadsdeel behouden blijft.

M. d. P.

DE WEEK OP WALCHEREN

Vlissingen en de "Schelde"; een gelukkige beslissing; over enkele jubilea; een besluit van den Polder "Walcheren"; en "Een groote dag voor Vlissingen".

De gemeenteraad van Vlissingen heeft onverwacht een hoogst belangrijke beslissing moeten nemen ten aanzien van de werf "de Schelde", die wel eens de hartader van Vlissingen is genoemd.

Het ging er om "de Schelde" weer opnieuw concessie te verleenen om buizen, rails en geleiddraden in, op of boven gemeentegrond en -water te leggen en om dan tevens een overeenkomst met het Rijk aan te gaan voor het vergoeden van gemeentewege van een zeker bedrag. Hoe groot dat bedrag is, is niet vooraf met zekerheid te zeggen, maar het zal zijn het verschil tusschen het bedrag aan belastingen en lasten, door "de Schelde" te Vlissingen te betalen en het bedrag, hetwelk een gelijksoortig bedrijf in een andere gemeente moet betalen. "De Schelde" - en dit zou dan door deze overeenkomst tevens vastgelegd worden zou gedurende de eerstkomende 60 jaar niet meer dan fl 38,000 aan belasting en lasten aan de gemeente Vlissingen betalen.

Ging de gemeenteraad hierop in, werd dus aan "de Schelde" een maximum-bedrag aan belastingen gegarandeerd, dan zou men inderdaad een bepaalde industrie beschermen en ondersteunen. Daartegen had een groote minderheid in den Raad blijkbaar bezwaar. Al zou "de Schelde" 20 of 25 pCt. dividend uitkeeren, al gingen de zaken nog zoo schitterend, meer dan fl 38.000 aan belasting en lasten zou de gemeente Vlissingen toch niet opstrijken.

Maar nog meer bezwaar had men tegen de haast, waarmee hier een zoo gewichtig besluit genomen moest worden. Omdat de Tweede Kamer zoo bitter weinig heeft uit te voeren en maar vroeg met vacantie gaat en vóór het reces deze overeenkomst tusschen den Staat en de gemeente Vlissingen nog moet bekrachtigen, moest de Vlissingsche Raad op spoedbestelling werken. Daarvoor gevoelde men weinig.

Toch is na twee Raadszittingen en urenlange debatten het voorstel van B. en W. met 11 tegen 7 stemmen aangenomen. De burgemeester heeft zich beijverd om het voorstel er door te krijgen, want voor hem stond het vast, dat "de Schelde" bij verwerping uit Vlissingen zou gaan. En dan was Vlissingen genekt. Een der directeuren van "de Schelde", tevens Raadslid, kwam er openlijk voor uit, dat Vlissingen door zijn ligging en outillage groote bezwaren voor "de Schelde" heeft, en dat het gemeentebestuur dus in een of anderen vorm hiervoor wel eenige compensatie mag geven.

Als dus dit contract door de Staten-Generaal wordt bekrachtigd, staat vast, dat Vlissingen weer voor 60 jaar "de Schelde" houdt. Een feit van zooveel beteekenis, dat ik er in dit weekoverzicht eenigszins uitvoerig over meende te moeten schrijven.

Het gaat hier zelfs over een grooter dan een plaatselijk belang. Tal van arbeiders, buiten Vlissingen woonachtig, vinden er hun bestaan.

x

Ik meet nog melding maken van enkele jubilea. Vooral in de onderwijzerswereld is er druk gefeest. De heer M. A. Romijn te Domburg vierde zijn zilveren jubileum als onderwijzer aan de Openbare School aldaar. De voorzitter van het Huldigingscomité complimenteerde den jubilaris in tegenwoordigheid van den Burgemeester, de Raadsleden, den Inspecteur L. O. en de schoolkinderen, waarna toespraken volgden van Burgemeester, Inspecteur L. O., Hoofd der school, voorzitter der Ouder-commissie en dokter. De heer Romijn had in ontvangst te nemen: een bloemenhulde, een gouden horloge met dito ketting en een enveloppe met inhoud. De schoolkinderen werden getracteerd en des avonds bracht het muziekgezelschap en de zangvereeniging den jubilaris een serenade.

In Arnemuiden herdacht de heer J. J. van Doeselaar het feit, dat hij 25 jaar geleden in functie trad als hoofd der Openbare School. De jubilaris heeft zich echter niet strikt tot deze betrekking bepaald. Hij heeft zich ook verdienstelijk gemaakt als secretaris der Chr. Bewaarschool, voorzitter van het Groene Kruis, over welke organisatie ik laatst nog iets schreef en voorzitter van het muziekgezelschap.

Ook bij dit jubilea ontbrak het niet aan toespraken en cadeaux. In een samenkomst, waarin de Inspecteur van het L. O., het gemeentebestuur, de ouder-commissie, het onderwijzend personeel, een huldigingscomité, ouders van schoolkinderen en de hoogste klasse der school tegenwoordig waren, werden hartelijke, vereerende woorden gesproken. Als cadeau werd hem een eiken schrijfbureau met fauteuil aangeboden.

Ten slotte zij nog vermeld, dat de heer J. P. den Boer Sr., een krasse baas van 71 jaar, op 1 Mei j.l. herdacht, dat hij 55 jaar geleden in dienst trad bij het Middelburgsch Muziekkorps, toen nog de Schutterijmuziek genoemd.

Duizenden repetities en concerten heeft de jubilaris meegemaakt en nog werkt hij geregeld daaraan mede. Een prestatie, die toch zeker vermelding verdient.

In overeenstemming met zijn leeftijd wellicht, mocht de heer Den Boer, namens het bestuur van het korps, uit handen van den voorzitter ontvangen een wandelstok met zilveren knop. Directeur en werkende leden offreerden hun confrater een enveloppe met inhoud.

x

Ten slotte zij vermeld, dat de Polder Walcheren met groote meerderheid van stemmen besloot, tot het doen graven van den watergang Koudekerke-Vlissingen, teneinde voor de waterloozing den omweg over Middelburg te vermijden. Wel waren er commissarissen, die alleen een gemaal afdoende achtten, maar ze legden zich bij de meerderheid, die alleen met het dijkgeschot rekent, neer.

x

Het is voor de haven van Vlissingen en daardoor voor de geheele gemeente, Zondag j.l. een dag geweest, die voor de toekomst van beteekenis kan worden. Aan het door de Steenkolen Handelsvereeniging uit Rotterdam in de haven opgerichte bunkerstation is in den nacht van Zaterdag op Zondag het eerste schip aangekomen om te hunkeren. Het was de Buena Vista van de Noorsche reederij Fred. Olsen, te Oslo, welk schip den dienst onderhoudt tusschen Christiania, Londen en de Kanarische eilanden en dat is ingericht voor passagiers en vracht, en behoorende tot een vloot van 74 schepen. Men heeft dit heugelijk feit feestelijk herdacht. Het Noorsche schip lag gepavoiseerd aan den bunkerponton, toen zich ongeveer half tien daar enkele autoriteiten vervoegden onder wie de burgemeester, de heer C. A. van Woelderen, de hoofd-ingenieur van den rijkswaterstaat, de heer Brinkhorst, de ingenieur, de heer Brenkink, de inspecteur der belastingen de heer Prakken, de hoofd-ingenieur der S. H. V. de heer Valstar, de agent dier maatschappij, de heer Schrijver.

Aanwezig was ook het muziekgezelschap "Ons Genoegen" en dit deed zich hooren, toen de burgemeester zelf aan het touw trok om den grijper met steenkolen te openen en zoo te ledigen in het schip.

 

DE WEEK IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN

Een actie van Z.-Vl. klompenkappers; op het Sasser cement; de emigratie naar Canada; iets over de dranksmokkelaffaire.

Het is het Zeeuwsch-Vlaamsche, en trouwens het gansche eigenlandsche klompenkappersbedrijf de laatste jaren allesbehalve voor den wind gegaan. Oorzaak: felle, niet te breidelen concurrentie uit het naburige België.

Waarlijk, het wèrd hoog tijd voor "verzamelen blazen"! ....

Op een onlangs - en eindelijk! - te Hulst gehouden vergadering van klompenkappers, zijn dan ook de klachten als een kwade slagregen uit de monden der belanghebbenden neergekomen.

Daar kwam dan o.m. aan het licht, dat de kostprijs van honderd paar klompen in Zeeuwsch-Vlaanderen, Clinge, ongeveer fl 72,-, in Belgisch Clinge frs. 743,80, d.i. ongeveer fl 52.- bedraagt. Nu heeft België den uitvoer van boomen, voor de klompenindustrie bestemd, radicaal verboden. Hier komt nog bij, dat in België op klompen een invoerrecht wordt geheven van frs., 36 op honderd paar, plus 2 pCt. waarde-taks. Dit alleen reeds sluit alle concurrentie met België voor de onzen uit. Verder bleek bovendien, dat de invoer in ons land van Belgische klompen en de uitvoer van boomen uit Nederland bijkans geheel onbelast is. Het laatste heeft natuurlijk tengevolge, dat de Belgische klompenkapper ten onzent boomen koopen komt.

Teneinde nu een wederopleving der klompenindustrie te verwekken, heeft de Hulstsche vergadering zeer noodig geacht: a. het heffen van een invoerrecht op buitenlandsche klompen; b. beperkende bepalingen op den boomenuitvoer, en in overweging gegeven een algemeene actie op touw te zetten. Contact te dien opzichte met de klompenkappers in Noord-Brabant achtte de vergadering wel wenschelijk. En dan gezamenlijk hameren maar op steeds hetzelfde aambeeld bij Regeering en bij Kamerleden persoonlijk. Immers, de aanhouder wint!

En hij zàl winnen vertrouwen wij. Want de strijd der klompenkappers is een strijd voor een goede zaak!

x

Sas-van-Gent heeft het wielerseizoen grandioos ingezet. Wat overigens te verwachten was, blijkens het werkelijk schitterend wedstrijdprogram. Niet minder dan 2500 personen woonden de jongste wedstrijden bij.

De mooiste strijd-van-den-dag is o.i. wel geweest de achtervolgings-race tusschen de koppels Ranschaert-Van Hee en de Gebr. Picavet, de Hulstenaars Ranschaert en Van Hee hebben zich wederom heel knappe renners getoond, terwijl de Picavets zich deden kennen als taaie strijdgevers. Het is jammer, dat Van Hee's achterband het tijdens de "achtervolging" op een zeker moment opgaf, zoodat Ranschaert den strijd zonder partner moest voortzetten.

In de afvalrace trof ons vooral de snelheid van Deblock en Polis.

Dat ook in West-Zeeuwsch-Vlaanderen langzamerhand de belangstelling voor de wielersport ontwaakt, blijkt wel uit het feit, dat momenteel in Sluis het gerucht gaat, dat enkele sportliefhebbers een plan hebben gevormd voor den aanleg van een wielerbaan aldaar.

x

Daar de werkloosheid in ons kleine landje eer toedan afneemt, verwacht men, dat binnenkort weer zeer velen naar Canada zullen emigreeren.

Op de laatst gehouden vergadering van den gemeenteraad te Groede, heeft men met algemeene stemmen besloten iederen emigrant een voorschot te verleenen, echter tegen degelijke borgstelling. Voor elken persoon is ongeveer fl 450 benoodigd, waarvan de emigrant zelf fl 100 stort. De gemeente geeft 1/3 van het ontbrekende als voorschot tegen 5 % (1/3 bedraagt ongeveer fl 120), De rest draagt het rijk bij.

Voorwaar een wrang besluit. Doch het kàn nu eenmaal niet anders ....

x

Naar wij vernemen, duurt het onderzoek inzake de tragische smokkelaffaire te Sluis nog altijd voort. Geen der beide aangehoudenen wil de vragen der justitioneele autoriteiten beantwoorden. Ze zwijgen als steenen.

't Spreekt echter vanzelf, dat zulks het onderzoek ten zeerste belemmert.

Toch bezit de justitie de overtuiging, dat de affaire van Sluis in nauw verband staat met die te Sas-van-Gent van verleden jaar (toen werd eveneens een auto, beladen met alcohol, aangehouden).

Inmiddels wordt de Belgische grens streng bewaakt. En verleden week had te Sas-van-Gent nog een algemeene fouilleering plaats op de aldaar werkende Belgische arbeiders.

v. d. E.

DE VROUW AAN HET WOORD

In de hall van het Amstel Hotel zijn alle tafeltjes bezet.

Daar zitten, hangen, bungelen, alle nationaliteiten. Men ziet er de elegante Francaises met de zwartomrande oogen en de knal-roode lipjes. Ze dragen de creaties van Lelong, Chéruit, Lanvin, etc., met een gratie, die de Amerikaansche schoonen, de Duitsche, de Engelsche, de Noorsche, hen benijden.

Er is een zekere spanning in al die vrouwen en de hen begeleidende mannen, hoewel véél kalmer, kijken toch ook telkens van hun courant naar de groote draaideuren, waardoor wat ze verwachten, komen moet.

Immers, de deftige portier, de man, die z'n staf van chasseurs, huisknechten, lift-boys en conducteurs dirigeert met de gestes van een Mengelberg, heeft het verklapt: zoo dadelijk zal Anna Pawlowa, de Russische danseres, aankomen.

En aller verwachting is hoog gespannen.

Telkens als de portier met z'n staf naar de peristyle holt om gasten te ontvangen, kijken in spanning de oogen der vrouwen door face à main of uilebril.

Maar nog komt ze niet.

Eindelijk.... een gebaar van den portier, dat zegt: daar is ze! en alles kijkt.

Een eenvoudig gekleed, tenger vrouwtje loopt de hall door, gaat, zonder om- of opkijken, naar de lift, stijgt omhoog.

De teleurstelling is groot. Dàt Anna Pawlowa!

En de vrouwen in saamhoorigheid, fluisteren 't elkaar toe, als een geheim, dat ze samen deelen:

"Ze is niet mooi en ze is óók niet erg jong!"

Maar als ze den volgenden avond - ze zijn er allen heen gegaan - haar stervende zwaan zien, of haar Bacchanale, dan zijn zelfs zij vergeten, dat deze kunstenares van Gods genade niet mooi en niet jong is.

Of zouden ze ooit kunnen vergeten het diep smartelijke, zoo wonder mooi uitgedrukt in het sterven van de smetteloos witte zwaan? Of het gebaar, waarmee ze de slanke handen uitbreidt als de dood nadert en ze ineenzinkt, trillend nog in laatste stuiptrekking. Is er iemand in de zaal geweest, die dacht aan haar leeftijd? En was dit bezielde gelaat, dat in iederen dans weer anders was, deze kop vol expressie, dàn tintelend van vitaliteit, dan weer van een onzegbare mélancholie niet van een wondere schoonheid?

In de hall van het Amstel Hotel is altijd wel iets bizonders te zien,

En waren de vrouwen die er zaten teleurgesteld, omdat Anna Pawlowa er zoo heel gewoon uitzag, beter troffen ze het, toen het gezelschap van den Britsch Indischen prins de hall doorschreed.

Er was een begrijpend lachje op de gezichten van de getrouwde heeren, die zaten en keken.

Tsjonge! die prins! drie lieve gratie-vrouwtjes had die!

Daar was het tengere, heel donkere kind-vrouwtje, als een exotische bloem.

Het mooie ovaal van haar ivoorkleurig kopje met de donkere oogenpracht omlijst door een zijden shawl, die los afhing tot aan haar kleine voetjes. Het ranke lichaam gehuld in zijden sarongs, die van een wondere pracht waren.

Aan weerskanten van het fijne neusje twee schitterende briljanten.

Naast haar liep een lange, donkere vrouw, lang niet zoo mooi, maar met de trekken van een Boeddhabeeld. Op haar voorhoofd, vlak boven de neus, droeg deze vrouw een ornament van juweelen van groote waarde.

Een middelmatig groote vrouw, wat mollig, over de zijden sarongs een bontmantel, was de derde van het gevolg.

Was het wonder, dat, bij het instappen in de wachtende auto's, de traditioneele slagers-jongen, die overal met z'n neus bij is, vol humor riep:

"Hij is ook niet gek, die prins! hij hep ze in alle soorte!" en onder het galmen van: "Vier meter lang, twee meter dik!" zwiepte hij met edelen zwier op z'n stalen ros, om in een niets ontziend vaartje den verlopen tijd in te halen.

In onze goede hoofdstad is altijd iets te zien, wat de moeite van het kijken waard is.

E. B. B.

 

 

VAN EIGEN BODEM

Reimerswaal

door

JAN VERMEER.

Doodsch en eenzaam is de wijde watervlakte die zich aan de oostzijde van het eiland Zuid-Beveland uitstrekt, en bekend staat onder den naam van het verdronken Zuid-Beveland. De Oosterschelde stuwt hier zijn wateren rusteloos tegen de hooge dijken die het eiland omsluiten, en naarmate de kracht der winden meer of minder hevig is, slaan haar golven hooger of lager boven den spiegel der zee op. Niets doet denken aan het feit, dat hier eenmaal land was, en toch, waar nu de schipper zijn schip door de golven stuurt, stuurde eenmaal de boer zijn ploeg door vruchtbare akkers. Vele dorpen lagen hier, maar niemand herinnert zich hun naam; alleen kent men nog dien der stad Reimerswaal, eenmaal in het noord-oosten van dit landschap gelegen.

Omstreeks het midden der dertiende eeuw wordt Reimerswaal het eerst genoemd, en reeds in 1300 is het een plaats van eenige beteekenis. In 1355 krijgt zij twee vrije jaarmarkten; twintig jaar later, in 1374, wordt ze tot een stad verheven, die zich geleidelijk ontwikkelt, steeds meer inwoners tot zich trekt en binnen zijn wallen de nering en het vertier van jaar tot jaar ziet toenemen. In de vijftiende eeuw is Reimerswaal reeds de derde der vijf "goede steden" van Zeeland; alleen Middelburg en Zierikzee hebben ter Statenvergadering stem vóór haar, Goes en Tholen zijn haar minderen in rang. In deze eeuw valt ook haar bloeitijd, als centrum van niet minder dan achttien welvarende dorpen, in twintig ambachten gelegen, waarin vele hofsteden, heerengoederen, lusthoven, sloten en kasteelen verrezen. Een steenen muur, met torens versterkt, omringde de stad; drie poorten gaven toegang tot het rondomgelegen land. Met haar twee kerken en haar evenvele kloosters was Reimerswaal de geestelijke hoofdstad van geheel Zuid-Beveland. Het privilege dat graaf Willem III haar reeds in 1315 had geschonken, maakte haar tot de stapel- en marktplaats van alle goederen die uit Brabant naar Zeeland en in omgekeerde richting vervoerd werden. Wel legde in 1450 een geweldige brand twee derden der stad in de asch, maar zoo groot was de energie der inwoners, dat de stad weldra met nieuwen luister uit haar puinhoopen herrees en binnen korten tijd tot grooter aanzien dan immer tevoren was gekomen.

In 1520 begint de rij der jammeren die Reimerswaal te gronde zouden richten. Wederom werd de stad in dit jaar door een fellen brand geteisterd, die meer dan driehonderd woningen en vele pakhuizen in de asch legde. Nauwelijks had de stad zich ook eenigermate van deze ramp hersteld, of de St. Felixvloed van 5 November 1530 scheen haar met algeheelen ondergang te bedreigen. De westenwind wies reeds in den vorigen morgen aan tot een geweldigen storm; met hevige snelheid steeg het water, en op den middag, nog enkele uren voor hoogwater, stroomde de zee reeds over enkele dijken. Nog hield de dijk bij Lodijke het uit, maar ook deze werd meer en meer bedreigd. Eindelijk begeeft ook hij het, en men brengt den heer van Lodijke ijlings het bericht dat de dijk, ter wijdte van nog geen twee ellen, doorgebroken is. Indien hij bevel geeft met man en macht het gat te stoppen, kan het water wellicht nog gekeerd worden. Maar de heer van Lodijke - aldus vertelt de volksoverlevering - denkt er niet aan; smalend zendt hij de boodschappers weg en zegt hun, dat het hem een genoegen is de zee voor zich te zien arbeiden, daar ze kosteloos en in korten tijd een haven graaft, juist daar waar hij er reeds lang een had gewenscht, maar wegens de hooge kosten niet had kunnen verkrijgen. Met deze boodschap gaan de mannen heen. Het gat was weldra 30 ellen breed en 40 ellen diep geworden, zoodat aan stoppen niet meer viel te denken, en ongehinderd stortte de zee het vruchtbare land binnen, alles vernielend wat zij op haar weg ont-ontmoette. Achttien bloeiende dorpen werden overstroomd, tal van menschen vonden in de golven een ontijdigen dood. Nog heden staat de plaats van de doorbraak bij de schippers bekend als het gat van Lodijke.

Alleen Reimerswaal, dat tusschen zijn eigen dijken lag, werd voor totale overstrooming gespaard, al had de stad veel te lijden van het water. En hoezeer haar ligging verzwakt was, nu al het omliggende land drijvende was, bleek reeds twee jaar later, toen de noordwesterstorm in den nacht van 2 op 3 November 1532 het water tot acht voet hoog in de kerk opstuwde. Toch wist Reimerswaal zich telkens van de stormen, die over haar muren woeien, eenigszins te herstellen, en hoe ellendig en armoedig het er ook gesteld was, het bleef dan toch nog altijd de derde stad van Zeeland, waarin Philips II zich in 1549 met veel pracht en praal deed huldigen als toekomstig graaf van Zeeland.

Twee jaar later teisterde een nieuwe overstrooming de stad; de stormvloed van 14 en 15 Februari 1551 sloeg een groot gedeelte van den dijk die de stad omringde weg. Ditmaal werd ook het slot van Lodijke verwoest. Den 2en en 3en November 1555 werd de dijk, inmiddels weer hersteld, nogmaals weggeslagen, maar zwaarder dan ooit te voren werd Reimerswaal geteisterd door den storm van 12 en 13 Januari 1557. Het meerendeel der stadsmuren en poorten viel om, het stadhuis en de kerken stortten in, met de meeste huizen en zoutkeeten. En alsof de maat van haar rampen nog niet volgemeten was, brak op 31 Augustus 1558 wederom een felle brand uit in de reeds haast tot een bouwval geworden stad. In 1561 en 1563 werd Reimerswaal opnieuw overstroomd, zoodat zij in twaalf jaren tijds zesmaal de verschrikkingen van het water en éénmaal die van het vuur te lijden had.

Na deze rampen waren de dagen van Reimerswaal geteld, al zou zij nog bijna een eeuw haar bestaan rekken. De bede om steun, die de ongelukkige inwoners tot 's lands regeering richtten, werd afgeslagen; in den benarden tijd waarin de Nederlanden destijds verkeerden viel er niet te denken aan het te hulp komen van een stad die toch reddeloos verloren was. Korten tijd daarna, in 1573, toen de vrijheidsoorlog op zijn felst woelde, kwamen er Zeeuwsche troepen in Reimerswaal om de stad tegen een mogelijken aanval van de Spanjaarden te verdedigen. Toen het hun evenwel bleek dat de stad onverdedigbaar was en zij haar toch ook niet aan den vijand prijs wilden geven, staken ze er den rooden haan in. Dit was het einde van de stad, die zich nu vrijwillig uit de rij der "goede steden" terugtrok; zij had trouwens geen burgers meer, bekwaam genoeg, om haar ter Statenvergadering te vertegenwoordigen.

Maar steden hebben een taai leven, ook al schijnt alles tot haar ondergang samen te spannen. Want nog altijd waren er bewoners die de oude stad, waarin hun voorouders, geslacht op geslacht, hadden geleefd en gewerkt, niet wilden verlaten, hoe ellendig haar toestand dan ook was. Eerst in 1626 begonnen de inwoners af te breken wat er nog stond en alles te verkoopen wat maar te gelde gebracht kon worden; het zink van de daken, de schoorsteenen, de fundamenten van de kerk en den toren, een vleugel ven het stadhuis, een der standspoorten, kortom alles wat nog overeind stond. Toen besloten de Reimerswalenaars, meerendeels arme visschers, eindelijk hun stad te verlaten; de meesten hunner vestigenden zich in het nabijgelegen Tholen, waar ze leefden van de vischvangst, die ze bij voorkeur uitoefenden in den omtrek van de plaats waar eenmaal de stad hunner inwoning had gestaan. Door onder elkaar te huwen hielden ze zich nog lang afgescheiden van de Thoolsche bevolking; nog in de tweede helft van de achttiende eeuw onderscheidde men de Reimerswalenaars van de Tholenaars.

In 1634 verkochten de Staten van Zeeland de resten der stad, de straatsteenen en de overblijfselen van poorten en muren, voor fl 540,90. De vorderingen van haar crediteuren bedroegen echter een hoogere som, "zoodat de stad insolvent is gestorven", gelijk de geschiedschrijver Boxhorn het niet oneigenaardig uitdrukt. Tegen het eind der zeventiende eeuw vond men er nog slechts een hooggelegen weiland, waarop schapen liepen te grazen. Later werd het geheel door de zee overspoeld.

"De Vogel" noemen de schippers de plek waar eenmaal Reimerswaal opkwam, bloeide en verging. En als ze er met hun schepen overheen varen, komt hun wellicht nu en dan in de herinnering dat ginds in de diepte de bouwvallen liggen van wat eens een welbevolkte en aanzienlijke stad was. Een enkele herinnert zich misschien de overlevering van den machtigen heer van Lodijke, die de zee voor zich liet werken, maar zelf slachtoffer werd van zijn roekeloosheid. Maar dan wenden ze den steven en zeilen verder, over de doodenstad heen, de steden der levenden tegemoet.

IK WEET HET .... MAAR ........

.... het komt me voor, dat ik reeds eerder gewezen heb op het materieele dat zich in het leven heeft gedrongen. Het heeft ervan weg alsof het ideëele door de ronkende motoren en door de stampende zuigers van het aardsche is verdreven, en alsof al het mooie, het poëtische een algeheele ver-materialiseering heeft ondergaan.

Als ik me bij uitzondering eens populair mocht uitdrukken, zou ik me niet schamen de verklaring af te leggen, dat het menschdom "aan het geld is geraakt", zooals een enkeling van ons aan den drank. Het woord geld beheerscht den mensch, men hoort het boven het lawaai van den jazz-band, boven het gestamp en geronk van machines en motoren uitklinken.

Geld.... geld.... geld....

Men kan de oogen naar links of naar rechts wenden, het eenige wat men ziet is geld; ieder gebaar, iedere handeling vormen de vier letters g . e . l . d met de opdringerigheid van een in roode vlam gevatte lichtreclame.

Let u maar eens op het tikje tegen de pet van den tramconducteur. Het stelt 2 1/2 cent voor; bestudeert de armen waarmee de kellner in het café jassen en hoeden offreert en u zult spoedig weten, hoe hij 5 en hoe 15 procent van de gemaakte verteering uitbeeldt; luistert maar hoe de intonatie wordt in de stem van hem of haar, die u aan de deur "Gelukkig Nieuwjaar" wenschte, als hij of zij geconstateerd heeft hoe ge den wensch in contanten weet te waardeeren!

Uw bankier zoowel als de jongen die uw fiets schoonmaakt, van uw leveranciers van sokken en grutten tot aan uw collectant voor liefdadige doeleinden toe.... allen hebben ze tenslotte eenzelfden arm en eenzelfde stukje krijt, waarmede zij op het levensbord in opvallende letters het woord "geld" schrijven, meestal nog met een dikke streep er onder.

Men lacht om den jood, die in het vuur van zijn kwanselpartij tusschen de tanden sist: "Nebbesj .... wat kan me die saak khosten", terwijl men inwendig misschien wel honderd keer per dag niets anders doet.

Een handeling terwille van de handeling, een daad om de daad behoort tot de zaken die in het levens-woordenboek reeds langen tijd geleden werden geschrapt.

Als ik vandaag in het water val en hem, die 't genoegen smaakt me aan de golven te ontrukken met een minzaam en toch dankbaar gebaar z'n congé als redder geef, me naar huis begeef om van kleeren te verwisselen en aan het geheele geval nooit meer denk, weet ik, dat de menschelijke opinie niet malsch zal zijn. Immers: voor zulk een daad verwacht men méér, zoo goed als men van mij als huisheer meer verlangt dan een extra-handdruk, wanneer ik m'n toegewijde hulp in de huishouding 25 jaren in de gelegenheid heb gesteld haar menschlievende inzichten aan me te voltrekken.

Onze tijd heeft de goede daad, de ideëele bedoeling in zilver omgezet!

Met groote voldoening heb ik dezer dagen opgemerkt, dat ik niet de eenige tegenstander van dit alles ben; dat er in het Zeeuwsch-Vlaamsche een landsbroeder woont, die m'n oppositie tegen de materieele wereld deelt en die door daden van zijn opvattingen getuigt. Ik bedoel m'n Axelsche broeder, die in een nonchalante bui een slordige honderdduizend pop verloor en den vinder daarvan een blanke gulden, twee kwartjes en één dubbeltje in de palm van diens hand drukte. Ik weet wel.... anderen dan hij en ik zouden de terugbezorging natuurlijk beloond hebben met een paar lappen van honderd, omdat al die anderen zelf "aan het geld zijn geraakt", en geen greintje gevoel voor het ideëele bezitten. De Zeeuwsch-Vlameling en ik vonden een waardeering jegens den vinder van 0.16 procent in contanten welletjes, omdat wij beiden in een eerlijkheid iets anders zien dan een hulpmiddel om geld te maken.

Ik zal contact met den strijder tegen het materialisme zien te krijgen en samen zullen we verder arbeiden aan den sleutel die de oude ideëele wereld weer kan ontsluiten.

Welke broeders reizen er mee naar den overkant?

EGO (Reiskosten komen natuurlijk niet voor mijn rekening).

 

TREFFERS EN POEDELS

De Schelde-werf toch in Vlissingen.

Goed zoo, Schelde, 't is te prijzen,

dat ge op Uw stukken staat

tot Uw eer strekt dat besluit van

Vlissingen's gemeenteraad

Al zijn Uwe ingewanden

niet van zwakke plekjes vrij

kom, de tijd heelt alle wonden,

de inflatie is voorbij!

Laat ze op de "Schelde" schelden,

werven uit het buitenland,

vecht als razend om die nieuwe

mailboot van de "Nederland" -

Maak ze trotsch, de Nederlanders,

als dat schip naar Java gaat,

toont op alle oceanen:

Huygens - Neêrlandsch fabrikaat!

Thans met nieuwen moed begonnen

steeds de werven uitgebreid.

maakt Uw nieuwe breede sluizen

sluizen van welvarendheid!

We zijn trotsch, als van Uw helling

weer een boot de zee in gaat,

toont, hoe onze Zeeuwsche Schelde

spijkers met twéé koppen slaat. --

Als hij 't nog eens kon beleven,

met z'n rasecht Hollandsch brein,

ik weet zeker, dat Michieltje

'n paar jaar lang weer trotsch zou zijn!

WILLEM TELL II

 

HET JOURNAAL VAN PHILIEMON ZIJDEWIND

4 Mei. "Wanneer je je niet eerst kwaad maakt in Nederland", placht mijn grootvader te zeggen, "bereik je niets", en waarachtig er steekt waarheid in de woorden van mijn voorzaat. Nauwelijks flink gefulmineerd tegen de barbaarsche gedragingen der nationale lente, of ze is zoo zachtzinnig geworden als een peinzend meisje. Het windje is als een zalf voor je stramme leden geworden, in het smetteloos hemelazuur zeilen zonverheugde wolkjes en de boter in ons vloodje was heden wederom om te smeren. Wanneer ik niet van zoo'n nette familie was, zou ik er waarachtig over denken om een vers te schrijven. Vandaag voor 't eerst 'n fietstocht gemaakt. Half uur lang genoten van de heerlijke natuur, daarna thuis 'n paar uren bezig geweest om met benzine de rijwielolievlekken uit broekspijpen te halen.

5 Mei. 't Is me te heet vandaag. "Hop of drop", zei Sientje vanmorgen. Wilde in van Dalen's groot woordenboek der Nederlandsche taal naar de beteekenis van die Sybillijnsche spreuk speuren, maar ik had er de moed niet toe. Heb wel permanenten dorst. 't Valt me nu pas op dat er zooveel café's in de stad zijn. Ze ergeren me. Zoolang ze niet gratis schenken, dienen de autoriteiten ze te sluiten.

Met postdirecteur een wandelingetje gemaakt. Gesproken over de on-vorstelijke milddadigheid van baron Edmond Rothschild, die een gift gaf van dertig millioen francs, voor de oprichting van een biologisch instituut, dat zich in het bijzonder zal bezighouden, met het bestudeerden van de chemisch-physikalische functies der klieren. Postdirecteur merkte op, dat mr. Mieriek van Peuteren, nu wel eens onder contrôle kon komen. Deed of ik het begreep. Zal mr. Mierick zelf wel polsen.

6 Mei. Gister voorspelde het weerbericht koelte. 't Was dus nu warmer. Dat die menschen zelfs bij deze temperatuur nog lust tot liegen hebben. Panamahoed opgezocht. Die is mij dierbaar. Er deint 'n zee van waarheid in dien naam; behoedt me voor zonnesteek en beschermt m'n teint. De wetenschap dat bruin modekleur is, bekoort me wel, maar toegeven aan die neiging doe ik niet; Ned. Indië een schip op strand; van verwaandheid tot opstand is slechts één stap en ik heb er weinig idee in om ook neergeslagen te worden. Mr. Mierick ontmoet. Hij was triestig. Huiselijke oneenigheid. Deed confidenties. Had gister portefeuille verloren met twee duizend gulden. Verzekerd tegen verliezen. Vanmorgen de geheele zaak door eerlijken vinder thuis bezorgd. Gulden fooi gegeven. Zijn vrouw nijdig. Als 't geld niet teruggebracht was, nog 'n gulden voordeel gehad. Ze vond dat-ie beter dien vent 'n uitbrander had kunnen geven. Heb vriend met meegevoel hand gedrukt. En passant naar klierenkwestie geïnformeerd; hij bromde iets binnensmonds; nog niets wijzer.

7 Mei. Met lieflijke vrije Zaterdagmiddaggedachten huiswaarts gekeerd; schaduw van boomenlommer, luie stoel en wat tijdschriften in 't verschiet. Fata morgana! Meiregen en Meizon hadden van de tuingazons prairies gemaakt. Moest grassnijden; wel wonder, dat ze nog niet verlangen, dat ik het afgraas. Maakte onder mijn hondenwerk eerst nog plannen om een schaap te koopen, maar bedacht tijdig dat die ook geschoren moeten worden. In vrijen tijd met Jossie, die thuis lastig was, gespazierd. Op straat eveneens lastig. Scène's bij iederen ijsco-wagen. Gedreigd met winterteenen. Gaf niet. Toch ijswafels en toen gezanik om bij den drogist zalf te halen.

8 Mei. Met Liesbeth op rouwbeklag geweest bij den echtgenoot van onze oude huisnaaister, die hem door den dood ontvallen was. Man eerder vroolijk dan somber. Had kruik Hulstkamp voor hem. Liesbeth vroeg bits of dit zijn eenige bron van troost was, waarop de weduwnaar zei: "Neen juffrouw, ik heb er nog twee in de kast staan". Bezoek zeer kort. Liesbeth houdt niet van sterken drank.

9 Mei. Gras groeit als kool. Ingenieursplan. Kinderen aangemoedigd er zooveel mogelijk op te gaan zitten. Ze vertikken het. De oudste fietsen liever als er iets te doen is en Jossie zei: "Hoe moet u 't dan snijden als 't zoo plat ligt en in de war zit". Gevraagd of hij geen vriendje met 'n bok had. "Eduard Varkensvisscher" juichte Jossie, "en die lust bloemen ook!"

10 Mei. Op soos midden in de vacantie-plannen. Ik reis dit jaar naar buitenland, maar naar Italië ga ik vast niet heen. Daar moeten verschrikkelijke toestanden heerschen. Breeduitstra vertelde, dat zijn aangetrouwde achterneef, onlangs te Rome is gearresteerd, omdat hij blootshoofds de fascistische vlag passeerde en toen zijn hoed niet afhaalde en Krimp onthulde, dat zijn zwager Veltmens, met een heel gezelschap was gearresteerd, op 't vermoeden, dat ze na een onrechtmatige aanhouding in Italië, en teruggekeerd in hun vaderland, zich ongustig over Mussolini zouden uitlaten. Hoe krijgen ze zooiets toch in hun hoofd. Bepaald kronkel in de hersenen wegens te veel maccaroni-gebruik.