Ons Zeeland 1927, nummer 41

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Over 'n nieuw boek, dat Zeeuwsch is; over leugens, een Ferry-boot, de electrificatie.

Vergissen is menschelijk. Wat langen tijd voor een droom is gehouden kan plots een leugen blijken, die alle gekoesterde idealen aan stukken rijt. Niemand minder dan de bekende auteur A. H. van der Feen heeft ons dit dezer dagen nog eens duidelijk gemaakt ,in zijn jongste geestelijke spruit "Herfstleugen", die we, ondanks alle voorliefde voor de waarheid, gaarne in de aandacht van de Zeeuwen aanbevelen. We meenen ons daartoe gerechtigd, omdat "Herfstleugen", behalve een knap litterair werk, een Zeeuwsch boek is, dat evenals Ritter's "Zeeuwsche mijmeringen" in de eigenaardige sfeer van onze provinciale samenleving is gedrenkt.

"Herfstleugen" is de zeer eenvoudige vertelling van twee oude adellijke heertjes, de gebroeders van Bruelis, die in het deftige woonhuis "De Maelstede" te Middelburg den grijze herfst van het leven slijten. Hun wereldje, dat in zijn rust doet denken aan het zachte tik-takken van een antieke Friesche klok komt in beroering als de jongste der twee, Simon, een late liefde opvat voor een nog jeugdige weduwe van burgerlijke afkomst.

Tot een openlijk conflict met den broeder en andere bij de kwestie geïnteresseerde bloedverwanten komt het evenwel niet, want als Simon zijn aanzoek heeft gedaan, ontvangt hij een schriftelijke afwijzing. De teergekoesterde droom is een leugen geweest. Zooals men ziet een zeer eenvoudig gegeven, dat zelfs in een korte novelle verwerkt had kunnen worden. Den heer van der Feen is het evenwel gelukt ook in grooter verband het eenvoudige onderwerp zijn aantrekkelijkheid te doen behouden. Meesterlijk is de teekening van de twee eigenlijk buiten het leven staande oude heertjes en van hun kleinen kring. De schrijver is hierin vaak fijn-ironisch, waardoor het tragische van deze late liefde nog sterker naar voren komt.

Prachtig ook is de heer v. d. Feen, (die reeds meermalen bewees Zeeland goed te kennen) er in geslaagd de bijzondere sfeer van Middelburg vast te leggen. Het Middelburgsche levens-rhythme, zoo geheel anders dan dat in de overige Zeeuwsche steden, en zoo aantrekkelijk voor ben, die de plechtstatigheid van een weinig jachtend, een niet-nerveus, een niet-kloppend en niet-hamerend verleden hooglijk waardeeren, vormt een der waardevolle eigenschappen van dit boek.

Van der Feen's "Herfstleugen" is een echt Zeeuwsch levensgeluid, en het is een genot om er naar te luisteren.

x

De leugen, de ons ontnuchterende, blijft niet beperkt tot de litteratuur, helaas. Als we de samenleving eens afneuzen, blijkt telkens weer hoe de leugen er als kind aan huis is. In allerlei gedaanten en vormen is zij er op uit om zoete droomen te verstoren en ons de knip der werkelijkheid op den neus te planten. De herfstleugen knakte Jhr. Simon van Bruelis; wat wij zouden willen noemen de Ferry-boot-leugen moet wel zwaar drukken op Gedeputeerde Staten, die dachten door den Ferry-droom onder zalige narcose te zijn gebracht.

Na een lange lijdensgeschiedenis en na verbetering der stuurinrichting, werd de boot eindelijk in dienst gesteld. Het merkwaardige daarbij was evenwel, dat de officieele proeftocht, talrijke genoodigden aangeboden, maar van de baan werd geschoven en dat heel in het geheim, met een handjevol invité's aan boord, de zwaar becritiseerde boot geprobeerd werd. De vrees voor overmatige belangstelling, die uit deze wijze van proefstoomen is te destilleeren, heeft ons maar matig kunnen bekoren en zeer zeker werkte een en ander niet mede om het verdachte luchtje, dat de Ferry-boot nu eenmaal aankleefde, algeheel te laten verwaaien. Een goed oog hadden we in het nieuwste Zeeuwsche veer geenszins.

Nu is dezer dagen met de boot een en ander voorgevallen, dat ons in ons pessimisme steunt. Toen er tijdens een vaart een stevige wind woei, bleek de houten schoeiing tegen de kracht van het water niet bestand en zij bezweek.

Het water stroomde over de boot heen, zoodat de motoren en fietsen soms een half el in het water stonden. Het stroomde tot zelfs in de kajuiten. Een reiziger, die onder een der trappen was weggevlucht, werd kletsnat door een matroos uit zijn waterrijke positie bevrijd. Stormen deed het nog niet eens. Wat moet er van dit vaartuig, dat de provincie ettelijke tonnen gouds kostte, terecht komen als het Scheldewater dezen winter eens op z'n kwaadaardigst te keer gaat? Van de boot en van de passagiers? Of zal men zoo verstandig zijn bij ruw weer dit pracht-exemplaar van een Ferry-boot buiten dienst te brengen en aldus erkennen, dat een vergissing, een zeer dure vergissing gemaakt is?

Liever toch hooren we van een Ferry-boot-leugen dan van een of andere ramp op de Schelde. Hoe zuur het dan ook is.

x

De heer Van der Feen is de vader van slechts één leugen, die hier in Zeeland de algemeene belangstelling gaat wekken. Gedeputeerde Staten, waarschijnlijk minder bescheiden, permitteren zich de luxe om er ettelijke op na te houden. De hier bovenbedoelde moge er dan nog een van twijfelachtigen aard zijn, volgens sommigen, een ander geestesproduct van ons provinciale college: de electrificatie-leugen is dat buiten kijf niet. Bedoeld wordt dan vooral de electrificatie der midden-groep en den Noord-groep.

Nog maar steeds wordt er met dit toch belangrijke en naar een oplossing snakkende vraagstuk door de Staten gezeuld op een manier: Komen we er vandaag niet, dan komen we er morgen. Dit is heel erg, maar even erg is het, dat we dezen electrischen slentergang al zoo gewoon zijn, dat we ons niet eens ieder oogenblik gedrongen gevoelen te protesteeren. Zeer velen in de Bevelanden en in de Noordgroep verlangen naar de electrificatie en toch.... de kreet, de luide gil, die aan het verlangen uiting kon geven en die niet van de lucht moest zijn, wordt zoo zelden gehoord. Ook de pers zwijgt over dit geval nog te veel. Daarom deed het goed de vorige week op te merken, dat nu ook de lijdensweg der electrificatie de christelijke bladen in Zeeland te lang gaat voorkomen en dat ook van deze zijde eindelijk op resultaten werd aangedrongen. Vooral voor de Bevelanden verlangt men vrijlating, die daar uitkomst zal beteekenen. Evenals in dit blad, wordt in de christelijke bladen gezegd: Goes moet de electrificatie zelf ter hand kunnen nemen en te Goes zal dit keer de victorie moeten beginnen.

Hoe langer de Provincie aarzelt des te moeilijker zal het worden datgene te bereiken, dat ongetwijfeld bereikt had kunnen worden, wanneer het algemeen belang in de kwestie der electrificatie van het begin der geschiedenis af op den voorgrond was gesteld. Want zij, die, het lange wachten beu, zelf voor electriciteit gaan zorgen (o.w. in de Bevelanden vrij groote instellingen) behooren al niet meer tot de uitzonderingen. En het aantal van deze practische ijveraars voor electriciteit, die wellicht wel eens voor goed voor de propaganda van algeheele electrificatie verloren zouden kunnen gaan, groeit met den dag. Zoo besloten tal van particulieren in Dreischor dezer dagen een combinatie te vormen, teneinde electriciteit op te wekken. Vandaag Dreischor, morgen X., overmorgen Z. En dat alleen omdat van hoogerhand halstarrig wordt vastgehouden aan een droom. Jhr. van Bruelis' droom werd na ééne afwijzing een leugen. Ons provinciale college, dat inzake de electriciteit van bijna alle gemeenten den bons kreeg, droomt nog maar rustig van de liefde verder. De ongevoeligen zijn voor zich zelf gelukkig, maar anderen kunnen ze tot last zijn.

Daarom nog eens: "Herfstleugens".

x

Pessimisme zou den lezer kunnen overvleugelen na bovenstaande droom-leugens en daarom kan het geen kwaad in het slot van dit overzicht eenig tegenwicht te leggen door te wijzen op eenige oude leugens, die een meer waar en een meer te waardeeren karakter aan gaan nemen, of te wel door melding te maken van een en ander, dat o.i. op een verbetering duidt.

Daar is dan o.a. de eerbied voor het verleden, die ook in onze gewesten groeiende is, hetgeen door tal van gebeurtenissen in den laatsten tijd meer dan duidelijk bewezen werd. Onze interesse voor (en daarmede onze genegenheid jegens) de nalatenschap van vorige geslachten is uitgedijd tot een verschijnsel, dat hoe langer hoe meer de aandacht voor zich op eischt. Het is tot ons doorgedrongen dat voorwerpen, herinnerend aan de ontwikkeling der provincie en aan de vroegere samenleving voor den mensch van heden en van de toekomst van te veel waarde zijn om ze met de bijna traditioneel geworden nonchalance te behandelen. Meer en meer wint het inzicht, dat ze voor de provincie bewaard moeten blijven, en dan liefst in een omgeving waar ze tot hun recht komen. Gedurende de historische tentoonstelling te Goes, in den afgeloopen zomer, werd het verlangen naar een oudheids-"kamer" vernomen en thans gaan in Zierikzee stemmen ten gunste van een dergelijke instelling op. Dit laatste in verband met de klokken van het carillon, die afgedankt zijn en vervangen worden door modern materiaal. Enkele inwoners van Zierikzee kanten zich tegen de eventueele verdwijning van deze aloude klokken uit de stad, waar ze geslachten en geslachten achtereen met hun bronzen stemmen gediend hebben. De vrees voor het verdwijnen blijkt alleszins gewettigd met den blik naar het verleden gewend. Ontelbare malen n.l. is het reeds voorgekomen, dat kostbaar materiaal uit Zierikzee verdween, omdat het gemeentebestuur geld boven een historische nalatenschap stelde.

Het is te hopen, dat de Zierikzeesche oudheids-vereerders er thans in zullen slagen het weinige, dat de stad nog aan historische voorwerpen bezit, te behouden. Een van onze goede droomen wordt in dit geval dan niet gestoord.

x

De tweede leugen, die in Zeeland een lang leven heeft kunnen leiden en die nu te verdwijnen staat is onze wegen-leugen. We deden steeds alsof we waarlijk wegen hadden, die er nog wel mee door konden en.... ze hadden in werkelijkheid niets van datgene, wat in de eeuw van snelverkeer een weg eischt. De provincie heeft evenwel deze wegen-leugen met energie aangetast. Voor ons ligt de toelichtende kaart op het provinciaal wegenplan voor Zeeland en daaruit blijkt, dat het verkeer in de naaste toekomst heel wat goede dingen te wachten staat. Allereerst zullen de wegen tusschen diverse, dicht bij elkaar liggende plaatsen verbeterd worden, voorts is gelet op goede toegangen tot de veerdiensten (wat dus de verbinding tusschen de diverse deelen van de provincie ten goede komt) en tenslotte is gelet op de communicatie met Noord-Brabant en met België (door de aan rijkswegen grenzende provinciale wegen te voorzien). Door dit laatste bv. zal men van Schouwen-Duiveland mettertijd over een zeer behoorlijken weg Steenbergen kunnen bereiken, van Vlissingen: Noord-Brabant, van Breskens, Neuzen en Walsoorden: België. Er zullen er natuurlijk nog zijn, die op de bijzonderheden van het wegenplan kritiek kunnen uitbrengen, doch in zijn geheel lijkt het ons alleszins geslaagd. Als dit plan de goedkeuring der Staten erlangt, kan Zeeland zich gelukkig achten.

En zeer zeker als achter het plan de spoed staat, die onze tijd t.o. van de verkeersverbeteringen eischt. Ook op dit laatste mag wel eens meer gelet worden dan over het algemeen nog gedaan wordt. Men vergeet maar al te vaak dat de samenleving van 1927 meer haast heeft dan die van 1800. Vooral officieele lichamen doen dat.

 

 

OVERMOEDIG LIED.

Aan den vlieger Sch.

Ik ben die de keetnen verbrak, die mij klonken

Aan d' aarde en het wankel geslacht, dat daar mort! -

Ik ben die hèl juub'lend en -hijgend en dronken

Van zonne de heem'len mij tegenstort!

Mijn is het Ruimterijk boven de wolken! -

Hoor, naar den zind'renden ronk van mijn bloed! :

Los van al leed en verwarring der volken,

Steig'r ik Gods stralende toorts tegemoet!

Mijn zijn de toppen wier schitteringen blinden!

Mijn is de bane der vogelen al!

Mijn zijn de wegen der gierende winden!

Mijn is de adem van 't eeuwig Heelal !

Och, aarddeel der menschheid! Ach, arm'lijke steden

Vol kerven, waar 't menschdom verlangende lijdt! :

Mijn is de hemel! Mijn is het heden!

Mijn is de toekomst! En mijn is de Tijd!

Dwingt mij al honger en moeheid soms neder

Tot 't oude, vaal-grauwe, verkillende nest:

Tòch vind ik mòrgen Gods Eind'loosheid weder!

U zij de áárde.. .., m ij z ij d e r è s t !!

JAN H. EEKHOUT.

 

VAN EIGEN BODEM

Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg

door

JAN VERMEER.

In het jaar 1300, aldus vertelt de oude legende, toen de goede graaf Lodewijk van Crecy over Vlaanderen heerschte, gebeurde het dat men op zekeren dag een poorter van Aarderburg verslagen vond. Langen tijd zochten Schepenen tevergeefs wie zich aan deze euveldaad bezondigd had, maar ten leste vonden ze een schoon jonggezel, die met wolweven zijn brood verdiende, en dien men van den moord betichtte. Zij grepen hem en voerden hem gevankelijk naar 's Graven Steen, waar ze hem in de duistere gewelven borgen, en hem in de eenzaamheid alleen aan zijn eigen sombere gedachten overlieten. Na enkele dagen bracht men hem voor de vierschaar, waar de heeren van den gerechte het vonnis over hem zouden uitspreken. De jonge weversgezel bezwoer zijn rechters, dat hij aan den moord onschuldig was; nimmer had hij zijn handen aan het leven van zijn evenmensch geslagen, geen doodslag drukte zijn geweten. Maar het was al tevergeefs, de rechters sloegen geen geloof aan zijn woorden en veroordeelden hem eenparig tot den dood. 's Anderendaags zou zijn lichaam den scherprechter overgeleverd worden om op het galgenveld, van raven omzwermd, allen die van kwaden inborst waren een afschrikwekkend voorbeeld te zijn.

Tegen den avond zonden de schepenen een priester tot den, armen ter dood verwezen knaap, om hem voor het laatst de biecht te hooren, hem te vermanen tot een berouwvolle bekentenis en voor te bereiden tot den dood. Maar de knaap volhardde ook tegen zijn biechtvader in hetgeen hij voor de rechters getuigd had; nimmer had hij eenig mensch leed gedaan, veel min iemand het leven genomen. De priester, die een vroom en godvreezend man was, zag dat zijn biechteling de waarheid sprak en ried hem aan zich tot de Moeder Gods te wenden. Maria, die niet verlaat wie zich met ganscher harte in haren dienst stellen, zou zich ook over hem in zijn uitersten nood ontfermen. Aldus leerde Sint Bernardus zijn jongeren, dat een dienaar van Maria in der eeuwigheid niet verloren zal gaan.

Toen riep de vrome knaap in zijn eenzame cel de Moeder des Heeren aan en smeekte haar dat zij hem zou bijstaan, nu de menschen hem zijn jonge leven wilden nemen. En hij dacht aan de golvende koren-akkers van zijn land, de welige weien, de duistere bosschen, het blauwe water van de breede Schelde al de schoonheid die over de wereld lag uitgestort. Zou hij dit alles moeten derven, hij die de zoetheid van het menschzijn nog slechts zoo korten tijd had genoten en van het wondere boek, dat leven heet, nog slechts de eerste bladzijden had gelezen?

Eén voor één rezen aan den nachtelijken hemel de sterren, en de vogels hielden op met zingen. Al de luide geruchten van het dagleven verstomden, maar onvermoeid rees uit het hart van den armen gevangene het gebed tot Maria, tot wie alle ziel in nood zich wendt, omdat zij alle smarten kan heelen en zoeten troost schenkt aan wien droefheid ten deel werd.

Maria, die een moeder van genade is, verhoorde ook ditmaal den smeekeling. Zij zond den milden, vertroostenden slaap tot hem, en in den slaap een wondervisioen. En waar de knaap op den killen grond lag, overmand door droefheid en vermoeienis, zag hij de Moeder des Heeren in een droomgezicht tot zich komen. Op haar arm droeg zij het Goddelijk Kind, en om haar stonden de Hemelsche legioenen der engelen. Een stralend vuur zette den duisteren kerker in hellen gloed, toen Maria sprak: Vrees niet, wees goedsmoeds en vol goede verwachting, want van mijn goddelijken Zoon kreeg ik hulp en ontferming voor u.

Toen nam het Christenkind pen en perkament, die de engelen hem overreikten, en Maria hield den inktkoker vast, dien zij met zich hadden gedragen. En Jezus schreef enkele woorden op het perkament, rolde het ineen tot een brief en overhandigde het den jongen weversgezel. Neem dit aan, zeide hij, en wanneer morgen de schout en zijn suppoosten komen om u naar de plaats des gerechts te leiden, zeg hun dan dat gij den Baljuw verlangt te spreken. En wanneer ge voor den Baljuw geleid zijt, zult ge hem dit perkament geven, en als hij het gelezen heeft, zult ge ervaren boe barmhartig God, hoe goedertieren Maria is voor allen die in nood verkeeren.

Het visioen verging, even duister als te voren lag de cel in de eenzaamheid van den nacht. Maar buiten begon een nachtegaal te zingen, en een warme gloed doorstroomde den knaap, nu hij zijn leven gered wist, den duisteren, onbekenden dood ontkomen. Hoe traag kropen de nachtelijke uren voorbij, met hoe groot verlangen zag hij door de hooge tralievensters de sterren een voor een verbleeken. De morgenwind woei om den kerker, van alle zijden begonnen de vogels weer te zingen. Nog enkele uren, en de vrijheid zou hem weer ten deel gevallen zijn.

Vroeg in den morgen kwamen de heeren van den gerechte naar 's Graven Steen om den ter dood verwezene met veel statie naar de galg te leiden. Toen vroeg de knaap of hij, alvorens men hem het leven nam, den heer Baljuw nog een woord mocht zeggen. Dit verzoek werd hem toegestaan, en toen hij voor den Baljuw was geleid, overhandigde hij hem het perkament en vertelde er bij, wat hem in den nacht was geschied. En de Baljuw las den brief. Nooit heeft iemand vernomen wat hij inhield, maar terstond werd de gevangene van zijn banden verlost en op vrije voeten gesteld. De galg werd weer weggenomen en al de burgers gingen huiswaarts, God lovende en dankende voor deze wonderbare uitredding.

Niet lang daarna werd er een steenen beeld gemaakt van Onze Lieve Vrouwe met den Inktkoker en buiten tegen den muur der Onze-Lieve-Vrouwekerk geplaatst. Menig Ave-Maria baden de voorbijgangers er voor, terwijl ze vol godsvrucht zeiden:

Ik groet U, Maria, die daar staet,

Gij zijt goed ende ik ben kwaed;

Wilt Gij mijne arme ziele gedinken,

Ik zal U een Ave Maria schinken.

Aldus luidt de schoone legende van Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg, gelijk ze van geslacht tot geslacht is overgeleverd.

Reeds in 1273 - en niet eerst in 1300, zooals in den aanhef der legende gezegd werd - moet het wonder plaats gegrepen hebben, waaraan het beeld zijn ontstaan te danken had. In 1295 is de toeloop van geloovigen en tengevolge daarvan de rijkdom der kerk al zoo groot, dat de bisschop van Doornik, tot wiens diocese Aardenburg destijds behoorde, aan den paus toestemming verzocht om de Aardenburgsche kerk tot een collegiaal-kerk te verheffen, waarin zestien kanunniken dagelijks gezamenlijk den lof van Jezus en Maria zouden zingen. Sindsdien steeg de roem van O. L. Vrouwe van Aardenburg van jaar tot jaar.

Reeds in 1296 doet koning Eduard I van Engeland er een bedevaart heen en, verleent bij die gelegenheid de stad, die destijds een druk handelsverkeer met Engeland had, vele voorrechten en vrijheden. In 1300 bezocht Philips de Schoone, koning van Frankrijk, haar op zijn zegetocht door het pas veroverde Vlaanderen. En wanneer Eduard III van Engeland in 1340 een roemrijke overwinning op het Fransche leger behaalt, trekt hij den volgenden dag naar Aardenburg om er Maria te danken voor de zege, die hij aan haar voorspraak meende te moeten toeschrijven. Ook in later eeuwen kwamen vorsten hun knie voor O. L. Vrouwe van Aardenburg buigen; zoo in 1425 Philips de Goede, in 1466 zijn zoon Karel de Stoute, in 1470 koning Eduard IV van Engeland.

Maar ook anderen kwamen tot het wonderdadige beeld: zij die van kwalen en nooden verlost hoopten te worden of een gewichtige onderneming wenschten te aanvaarden. En het duurde niet lang of Aardenburg werd ook een gerechtelijke bedevaartplaats, en vele misdadigers kwamen voor het beeld der Moeder Gods vergeving smeeken voor hun zondige bedrijven.

In de 14de en de eerste helft der 15de eeuw bezat O. L. Vrouwe van Aardenburg een vermaardheid als maar weinige miraculeuze beelden in de Nederlanden. Indrukwekkend groot was de stroom van pelgrims, die ieder jaar optrokken naar Aardenburg, tot steeds meerderen bloei der stad, die in den handel met deze bedevaartgangers een van haar hoofd-bronnen, van bestaan vond.

Jaarlijks werd het wonderdoende beeld bij de processie van het Heilige Bloed in triomf omgedragen. Bovendien trokken elk jaar op den vierden Pinksterdag uit het nabij gelegen Brugge de kanunniken van Sint-Salvator, die van O. L. Vrouwe en die van den Eekhout naar Aardenburg ter bedevaart, waar zij, nadat de mis was gezongen, zich allen rondom het beeld schaarden en het Salve Regina zongen. Vervolgens bracht elk de H. Maagd zijn groet, door te buigen of met het hoofd te knikken; het volk noemde daarom deze processie de knikprocessie.

De Hervorming, die in 1580 ook tot Aardenburg doordrong, maakte aan dit alles een einde. De O. L. Vrouwekerk, meer en meer verwaarloosd, werd in 1625 gesloopt. Het miraculeuze beeld ontkwam aan de schennende handen der beeldenstormers en werd naar Brugge overgebracht. Daar werd het in den gevel van het stadhuis geplaatst, en bleef daar in vereering tot de Franschen het in 1792 vernielden. In 1853 liet de magistraat van Brugge uit witten steen een nieuw beeld van O. L. Vrouwe van Aardenburg maken, volkomen gelijkend op het oude. Ook in de kathedraal van de stad wordt het beeld van "O. L. Vrouwe met den inktpot" nog vereerd. En ook in Aardenburg is haar devotie weer opgeleefd; zoowel in den gevel van de kerk van Maria's ten hemel Opneming als daarbinnen prijkt haar beeld, en in 1904 herstelde Paus Pius X haar eeredienst weer, door een vollen aflaat te verleenen, gedurende het octaaf van Pinksteren te verdienen, aan allen die zich in oprechte devotie neerbuigen voor het wonderdoende beeld van de Moeder Gods.

 

TREFFERS EN POEDELS

H. B. S.-Rampjes.

Zijnde de gepermitteerde publi-

catie van een brief eener Zierik-

zeesche H. B. S.-bakvisch aan on-

dergeteekende.

. . en op school - dat moet je hooren -

krijgen we nou handwerkles,

vind-je dat nou noodig voor een

meisje van de H. B. S.?

'k Zie me al een jumper breien

na zoo'n razend proefwerk Fransch,

weet je wel, dat ik veel liever

'n extra-dreamy-boston dans?

Babykleeren gaan we maken,

als-maar lapjes in je schoot.

Pa zegt, het kan nuttig wezen,

maar ik vind het idioot. -

Laat ze liever dansles geven

in het gymnastieklokaal,

met de H. B. S.-bond-jaszband

en de leeraars allemaal !

Wim, wat zou die ééne lachen,

weet-je wel, daar 'k over schreef;

maar hij moet maar niet gelooven,

ik hem nog een kansje geef.

Of een les in motorkennis

was misschien nog wel zoo wijs,

('k straal vàst bij het rij-examen

voor m'n nieuwe rijbewijs).

Maar dat naaien - niets gedaan hoor,

als je 't mij vraagt: dankjewel,

voor alweer zoo'n zalig uurtje,

dat je hunkert naar de bel,

Stel je voor, dat ik geregeld

nog een handwerk-strafwerk krijg,

's avonds niet m'n tennisschoenen,

maar een kinderhemdje rijg!

'k Ga m'n brief sluiten, Wimpie....

.... tot zoover Miss Zierikzee.

't Restje is niet voor Ons Zeeland,

want dat is voor mij privé. -

WILLEM TELL II.

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren:

- dat het plan van wethouder Joziasse (St. Ger.) om 's-Gravenpolder geestelijk droog te leggen, niet door gaat, omdat de heer De Koster bedankte als raadslid en diens plaats werd ingenomen door een liberalen dorpsbestuurder. Verwacht wordt dat deze de beenen van de jeugdige 's-Gravenpoldrianen wel van den dansvloer kan zien gaan op de tonen, van een dans-pirament.

- dat te Zierikzee de sigarenfabriek "Borneo" afbrandde en mitsgaders duizenden rookertjes op ongewone wijze in rook vergingen.

- dat welgeteld 90 Iepen, geboren en getogen te Aardenburg, aan de veel gevreesde Iep-ziekte ten offer zijn gevallen.

- dat de nieuwe klokken voor het carillon van Zierikzee weldra van Engeland naar Zeeland zullen oversteken.

- dat de gemeenteraad van Hoedekenskerke stieren van meer dan 9 maanden en hengsten boven de 2 1/2 jaar de wet gaat stellen. Deze dieren zal, bij politie-verordening, het weiden verboden worden. Tot nu toe is van de zijde der betrokkenen geen protest aangeteekend. Als de raad van Hoedekenskerke na deze zwijgzaamheid maar geen Mussoliniaansche neigingen krijgt!

- dat de Middelburgsche huisvrouwen in het komende voorjaar een 10-jarig vereenigingsleven zullen vieren. Men is het nog niet eens over de vraag of deze fuif door het zwakke geslacht van 1927 (Z. M. de man) opgeluisterd zal mogen worden.

- dat in het land van Zierikzee iemand per advertentie z'n geloofsbroeders excuses aanbood, omdat hij gedurende de kermis zich verstout had te glimlachen en te dansen.

- dat er voor de Goessche Gasthuispoort 260 candidaten staan te trappelen om den administrateurszetel te veroveren.

- dat gisteren de weg Vlissingen-Middelburg door een motorrijder berijdbaar verklaard is, weshalve 's man's verstandelijke vermogens onderzocht zullen worden.

- dat de suikerbietenverbouwers goede contracten met de suikerfabrieken afsloten, tengevolge waarvan de slechte oogst voor de eerstgenoemde niet zoo nadeelig kan zijn als zij het doen voorkomen.

- dat de heer A. Bakker, vader van de burgers van Koudekerke is geworden.

- dat in Vlissingen een comité werd opgericht met het doel gelden bijeen te brengen voor het Dorus-Rijkers-fonds.

- dat in "het Vrije" te Zierikzee twee van de vier lantaarns tevergeefs om licht smeeken. Men fluistert dat de gasfabriek daar ter stede onmogelijk aan dit verzoek kan voldoen, wegens gebrek aan gas, doch vooralsnog hechten we weinig geloof aan deze duistere fluistering.

- dat in de jongste gemeenteraadszitting te Zoutelande besloten werd ook in de toekomst gedurende den Zondag tentjes op het strand te weren.

- dat de S. D. A. P. in Zeeuwsch-Vlaanderen belangrijke waterschade leed.

- dat een onbekende (naar wiens adres de politie zeer nieuwsgierig is) naar Tholen overstak en daar kans zag bij een eerzaam winkelier een namaak biljet van 10 gulden in klinkende munt om te zetten.

- dat een landbouwer te Biervliet, 's morgens uit de veeren rijzende, tot de sombere ontdekking kwam, dat al zijn appelen en zijn 15 kippen (zonder haan) zonder zijn voorkennis, gedurende den nacht van eigenaar waren verwisseld.

- dat bij het graven voor de rioleering in Tholen een volledig menschelijk geraamte gevonden is.

- dat de minister van marine a.i., antwoord gevend op de vragen van het kamerlid Lindeijer, inzake het plaatsen van een verlichtingsmotor aan boord van de motor-afhaalboot no. 8 te Vlissingen, verzekerde, dat een en ander volkomen in orde is. Drie weken voordat het ministerieele woord inkwam, had de motor evenwel de listigheid gehad stuk te slaan. Weer een bewijs dat op de departementen het onmogelijke mogelijk is.

- dat op den weg Baarland-Kwadendamme een motorrijder op een auto strandde en een arm brak.

- dat het personeel van de Vlissingsche tram meer loon wenscht te ontvangen.

- dat de schilders in Veere elkaar nooit negeeren. Dit bericht stamt evenwel van een bureau, welks mededeelingen slechts onder voorbehoud worden gepubliceerd.

- dat na de laatste lintjes-regen geen enkele Zeeuw zich miskend achtte.

- dat de pachter van het veer Wolfaartsdijk-Kortgene droomde dit jaar zware verliezen te lijden. Maar gelukkig dat droomen nooit uitkomen.

- dat de Zoutelandsche klok al geruimen tijd een meeningsverschil van 20 minuten heeft met de Amsterdamsche, wat evenwel niet aan het laatste tijdwijsapparaat ligt.

- dat in Vlissingen een commissie zal worden benoemd, die een onderzoek bij "gemeentewerken" daar ter plaatse gaat instellen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Daar kwamen we dan op een druilerigen Septembermiddag, bepakt en bezakt met al wat men voor een verblijf van eenige weken in een leegstaand huis noodig heeft, in Blaricum aan.

We gingen zoo vol goeden moed, we hadden alle geopperde bezwaren van vrienden en familieleden weggelachen en toen we - de regen viel juist bij onze blijde incomste bij stroomen neer - onze koffers neerzetten in de boerenkamer mèt de schouw, toen keken we elkaar aan en onze blikken spraken boekdeelen!

Bom! zei de mooie, ouderwetsche klopper met het zwaantje op het bovenluik van de straatdeur.

"Hè! ik schrik me doods" zei ik, eenigszins bleek om m'n neus, maar ik bleef in leven.

"Als je nou ook zoo van àlles schrikt, moet je niet in een leeg huis trekken," zei hij, die onder alle omstandigheden des levens de kalmste blijft.

"De slager van Blaricum!" annonceerde een man, die me een boekje onder den neus duwde.

Juist had ik hem een bestelling gedaan, toen wederom de klopper onbarmhartig neerkwam en het me bleek, dat dè slager van Blaricum een fictie bleek te zijn, want slager no. 2 kwam zich aanmelden.

Toen ik net even op adem kwam, verscheen dè bakker, mitsgaders dè melkboer, dè groentenman en allen hadden ze dubbelgangers.

't Was moeilijk ze weg te poeieren en ik verzon de list van; we blijven hier maar drie weken, maar in November komt de nieuwe mevrouw en die zal dan wel beslissen wie ze neemt.

't Was laf, maar de regen en de somberheid van een leeg huis hadden er schuld aan.

Ik denk, dat het jonge vrouwtje me erg dankbaar zal zijn als dit heirleger van leveranciers 't haar zuur komt maken,

Want iedere leverancier is een klop op de deur!

"Wat een bende!" zuchtte ik, niet doelende op de menschheid, die ons tot klant wilde maken, maar op den vloer, de trappen, de kasten, alles vol spinraggen en stof.

"Ik ga eerst dweilen!" m'n Hollandsche aard verloochende zich niet.

"Dat doe je!" zei goedmoedig de man, die z'n houten pijpje al achter de kiezen had en zich reeds kip-lekker scheen te voelen.

Ik kreeg de schoonmaak-woede in m'n bloed, stroopte de mouwen van m'n werkschort op en toog naar de keuken om schoonmaak-attributen te zoeken.

"Morgen komen de werksters, zou je maar niet even wachten?" vroeg een bezorgde stem.

"Denk je, dat ik die trap op naar de slaapkamer ga, of in die keuken ga kokerellen?"

"Och," zei-die, "voor één dag!"

Ik haalde m'n schouders op, Een man, hè? U voelt dat! Dies toog ik naar de bijkeuken om water in m'n emmers te pompen. Op, neer, op, neer! maar geen druppel water.

Man met de pijp komt er bij. Pompt ook, onderzoekt.

"'t Ding werkt niet, komt morgen in orde. Buiten is een kraan, zullen we daar even water uit halen:"

Door den stroomenden regen waden we door den tuin tot waar de kraan staat.

Kraan open, wijd open, geen druppel!

Gijs, de tuinman, die al eenige weken bezig is wat orde in de bosch-chaos te brengen, ziet ons vruchteloos gedraai.

"De waterleiding is nog niet aangesloten! D'r ben wel twee mannen 'weest, maar ze ben weer weggegaan, net!"

"Heelemaal niet net!" lach ik ondanks allen tegenslag.

"'t Is een stopwoordje," licht mijn echtvriend in.

"Maar je kan wel 'n paar emmertjes bij Aaltje van de buren krijgen, net!"

We gaan gedrieën naar bu'vrouw, ieder met een emmer.

"Wê-ja, mensie, kom binne, kom binne," noodt Aaltje en zoo goed zijn we niet, of we moeten zoo nat als we zijn binnen komen, in de mooie kamer, met de vaasjes met gemaakte bloemen op de antieke kast en de oude prenten aan de wit-gepleisterde muren.

't Is een gezellige kennismaking en Aaltje, goede, dikke Moeke, biedt ons al haar gerei aan om 't ons gemakkelijk te maken en terwijl een milde lach om haar vriendelijk aanschijn speelt, zegt ze:

"Je kom maar, menschies, je kom maar, hoor! Wa' toch ook 'n mense om je nou niet aan te sluiten. Nou maar, je komt maar, net hoor!"

Als Aaltje ons eindelijk vrij laat, sjokken we met onze volle emmers huis toe.

't Is een macabere stoet zoo in dien plensenden regen, waarbij nog uit de emmers van de stadsmenschen het water aan weerskanten over den rand stroomt.

Gijs lacht eens, maar hij zegt niets.

Ik voel, dat hij denkt:

"Sukke mensies toch!"

Stop! m'n ruimte is vol! Mag ik dan maar in een volgend kletsje doorgaan? Net!

E. B. B.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

28 September. Aan 't ontbijt heeft Wybo, zoo ook zijn zuster Beppie, onbehoorlijk luid gelachen, om het door de courant verhaalde feit, dat te Beverwijk een politie-agent in ruste, die zich te onzaliger ure had laten verleiden, om voor den fiscus als bewaker bij iemand binnenshuis op te treden, des nachts om drie uur buitenhuis is geworpen. Heb als vader en vaderlander, de kinderen op het ongepaste van hun vroolijkheid gewezen. Ook al sierde dezen oud-veldwachter de martiale uniform niet meer; al was zijn postuur onaanzienlijk en zijn kracht verzwakt: als vertegenwoordiger van ons staatsgezag, diende bij geëerbiedigd te worden, zelfs door de menschen, dien hij 't ambtshalve lastig moest maken. Liesbeth bedierf het paedagogisch effect, dat zich reeds op het aanschijn van mijn zoon en dochter. afspiegelde, door haar besliste verzekering, dat ze den narrigen dwarskijker, onmiddellijk het huis uitgebonjourd zou hebben.

"En dat drie-ploegen-stelsel van amateur-worstelaars dan," wierp ik op.

"Daar heb ik een man voor in huis," zei Liesbeth fier.

Voelde me niets op mijn gemak, totdat ik mij herinnerde, dat er indertijd boekjes waren verschenen van mijnheer Servaas de Bruin, die je alles met zijn schrifturen in drie maanden kon. Terstond geïnformeerd in den boekwinkel. De bediende wist niets van een driemaandsche boks- en worstel-methode af. Wel verklaarde hij, dat een verre neef van hem, verbazend gespierd was geworden, door iederen dag een ei en 'n uur halter-oefeningen te nemen. Ik kon dien halter misschien wel overnemen, want neef lag al 'n half jaar in een ziekenhuis, daar dat zware instrument op z'n voet gevallen was. Voor de eer bedankt; zal Liesbeth dagelijks twee eieren vragen!

29 September. Guur weer vandaag. In buitenland ook. Vooral in Genève, volgens de bladen. De Volkenbondsvergadering is uiteengegaan. - Liesbeth heeft 'n nieuwen haard gekocht. Ik mocht den ouden verkoopen. Achtereenvolgens vijf tweedehand-handelaars in huis gehad. De eerste bood twee kwartjes; onder den druk der spontane-verontwaardiging, is hij ons huis uitgedreven. De anderen boden nog minder. Terug naar den eerste. Die wilde zijn bod handhaven, mits we zelf het ding brachten. Laten vragen of 'n ander hem ook mocht brengen. Werd goedgevonden, Sientjes vader 'n kwartje laten verdienen. Toen die man kwam afrekenen, moest er ook nog 'n kwartje of voor huur van het handwagentje. Heb met inkt-gom-elastiek des avonds de spreuk: "Eigen haard is goud waard" uit mijn woordenboek weten te krijgen.

30 September. Van de officieele gebouwen hing de driekleur. Na informatie bleek dit ter eere van mijnheer Kannepee, ambtenaar ter secretarie, die veertig lange jaren de gemeente diende, zonder er ooit aan te denken om ontslag aan te vragen. Daar Liesbeth de kamers moest doen, ben ik uit sympathie voor den jubilaris, naar zijn receptie geweest. Goede sigaren en treffende speeches. De burgemeester deelde mede, dat hij geen ridder-orde had kunnen loskrijgen, daar de gehuldigde nog geen 65 jaar was en nog nooit met een vorstelijk persoon gedineerd had, doch op grond van zijn goede zorgen, voor de destijds bij hem ingekwarteerde militairen, mocht hij hem het mobilisatie-kruis overhandigen. De gas-directeur bood hem daarna als troostprijs, uit naam van zijn vereeniging, een zilveren steekpenning aan, en het secretarie-personeel offreerde twee wandborden, voorzien van de spreuken "Rust roest" en "Ledigheid is des duivels oorkussen". Vriend Kannepee zeer dankbaar. Op de wandborden had hij echter gaarne andere spreuken; hij moest toch al zooveel steken onder water pareeren, vanwege zijn naam.

1 October. Met Breeduitstra en Krimp van Dulmen breedvoerig eenige brandende kwestie's behandeld. Kwamen tot allesins bevredigende oplossingen. Ten aanzien van de Middelburgsche wethouders-pensioenen besloten we propageering van het volgende denkbeeld. Zoolang de heeren wethouder zijn, dient er voor hen een zegel van 60 cent op een rentekaart geplakt te worden, waarna de betrokkenen, indien ze het geluk hebben den 65-jarigen leeftijd te bereiken, eigenhandig hun ouderdomspensioen mogen invorderen ten postkantore hunner woonstee.

3 October. Op aandringen van een neef, lid geworden van de vereeniging tot aanbouw van gemeente-ziekenhuizen te Vlissingen. Eerst maakte ik bezwaar tegen het doel, omdat het met de geldmiddelen van Vlissingen zoo beroerd gesteld is, doch neef bracht mij tot het betere inzicht, dat juist in ziekenhuizen, die middelen opgekalefaterd kunnen worden. Wybo is met strafwerk van de H. B. S. gekomen om 'n reden, die ik ongemotiveerd durf noemen. Toen de leeraar naar een vloeistof vroeg, dewelke niet bevriest, had de schandere jongen: kokend water gezegd. Wat is daar tegen?

4 October. Op soos uitbundige vreugde over den afwezigen notaris, die altijd pochte, dat hij meer dan tienduizend gulden besteed had aan de opvoeding van zijn dochter en nu genoegen moet nemen met een schoonzoon, die slechts fl 1200. verdient. We vonden het een verdiende afstraffing, uitgezonderd dokter Snijder, die veel in de suiker heeft laten zitten. Als je nog altijd 10 pCt. voor je kapitaal kreeg, mocht je van geluk spreken, zei hij.