Ons Zeeland 1927, nummer 43

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Het bad in Amerika en het bad ten onzent; Zeeland troeft Uncle Sam; een interessant rapport over kosten van electriciteit; landgenoot boven vreemdeling; de regeering en de "Schelde".

Een der hoogere beambten van het Amerikaansche ministerie van handel vertelt het volgende: Mijn vader is in 1840 geboren en leeft nog. Hij kende een man van zaken, die in 1842 naar Engeland was gegaan (uit Cinacinnati) en daar hoorde, dat de eerste minister een badkuip bezat. Hij vond dat buitengewoon interessant en besloot, dat hij bij zijn terugkeer ook zoo'n apparaat zoo meenemen. Op het laatst van 1842 gaf hij na zijn terugkeer een diner en kon toen het nieuwe wonder vertoonen, zoodat een viertal genoodigden er een proef mee konden nemen.

Dit was zoo iets buitengewoons, dat er een verhaal over in de kranten kwam en toen begon de pret. De doktoren vielen de badkuip aan op hygiënische gronden en politici begonnen een oppositie tegen dit schadelijke en weelderige speelgoed uit Engeland, bestemd om den Amerikaanschen eenvoud te verderven. In 1843 kwam in den raad van Philadelphia een voorstel, bepalende, dat dergelijke baden niet genomen mochten worden tusschen November en Maart en het scheelde slechts twee stemmen of dit voorstel was aangenomen ook. In denzelfden tijd belastte de wetgeving van den staat Virginië alle badkuipen met 30 dollar per jaar (toen een zeer hoog bedrag), terwijl er bovendien speciale watertarieven voor golden. De raad van Boston verbood het gebruik van badkuipen, behalve op medisch voorschrift.

Als men nu weet, dat zoowat elke blanke werkman in Amerika een badkamer heeft (die dagelijks gebruikt wordt ook), dat elke moderne hotelkamer een eigen badkamer annex heeft, die alweer regelmatig gebruikt wordt, zoodat kamers zonder badkamer er vrijwel niet bezet worden dan in nood, dan zal het wel duidelijk zijn hoe in Amerika de begrippen over de verzorging van het lichaam met water zich gewijzigd hebben.

x

Bovenstaande uitlating van den beambte van het Amerikaansche ministerie, die we gaarne voor waar aannemen zou voor iemand met een beetje fantasie gemakkelijk pasklaar voor onze provincie gemaakt kunnen worden in verband met de plaats, die de badkuip en het leidingwater in de Zeeuwsche samenleving innemen. Een kleine verdraaiing van enkele feiten en het bericht zou geschikt zijn om de buitenwereld verbaasd te doen staan over de zonderlinge opvattingen van hygiëne, welke in de waterrijkste provincie van Nederland heden ten dage nog door een aanzienlijk deel harer bevolking worden gehuldigd. Vermeld zou dan dienen te worden, dat een groot aantal dorpen geheel verstoken zijn van een waterleiding en dat in die plaatsen, waar men er wel een heeft de badkuip nog tot de dingen behoort waarvan het gebruik als luxe beschouw wordt. Zou een enquête inzake het aantal badkuipen, in Zeeland in gebruik, niet een bedroevend licht werpen op de befaamde Zeeuwsche zindelijkheid, die zich aangetrokken gevoelt tot stoepen en straten, maar die vooralsnog onwennig tegenover het menschelijke corpus staat? Het is moeilijk een schatting in het wilde te maken, doch zouden we er heel ver naast zijn als we veronderstelden dat 1000 Zeeuwen de beschikking over één badkuip hebben. Een kleine aanduiding voor deze schatting vormt het waterverbruik in de plaatsen waar waterleiding is, en dat gemiddeld aanzienlijk lager is dan in de overige provincies van het vaderland.

Waarschijnlijk zou de Amerikaan zijn badkuiphistorie met niet zooveel bravour aan een ondernemend journalist weergegeven hebben, als hij gehoord had wat in Zeeuwsch-Vlaanderen in de debatten over de tot stand koming van een waterleiding alzoo over de hygiëne ten beste is gegeven. Niet onmogelijk, dat bij zich dan bescheiden had teruggetrokken met de verzekering: "In Zeeland hebben ze mij overtroefd."

Overtroeven is in vele gevallen een prettige gewaarwording, doch in dit geval weinig meer dan beschamend. Men zou bijna alle hoop op beterschap laten varen, als uit den aanhef van dit overzicht niet tevens de les ware te trekken, dat in enkele jaren iets geheel kan verkeeren. Soms is voor een omwenteling slechts een toeval noodig.

En daar het leven van toevalligheden aan elkaar hangt, zooals sommigen zeggen, zullen we Dante's opschrift voor de waterleiding-ellende in Zeeuwsch-Vlaanderen nog maar niet gebruiken.

x

Toeval mag zeer zeker wel genoemd worden, dat juist in dezen tijd van sukkelen met de electrificatie, als bijvoegsel bij het September-nummer van het tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel een kostprijsberekening van den electrischen stroom bij de groote electrische centrales verscheen. De deskundige die hier aan het woord is, komt op grond van de gegevens der jaarverslagen tot de verrassende slotsom, dat de allergrootste electrische centrales het duurst, de kleinere centrales het goedkoopst werken en dat de verschillen in kostprijs zeer belangrijk zijn. De conclusie van het onderzoek mag wel eens ter dege in de Zeeuwsche ooren worden geknoopt in verband met de propaganda, die in onze provincie steeds gemaakt werd voor de electrificatie op groote schaal. Nietwaar, volgens deze conclusie zou het huwelijk der verschillende gemeenten met de P. Z. E. M. financieel een onverstandige daad kunnen zijn, of liever een daad die financieel meer eischt dan een verbintenis met een kleinere electrische dame.

Toen ons de kostprijzen van den stroom bij de groote electrische centrales onder oogen kwamen, dachten we onmiddellijk aan hetgeen eenige maanden geleden de ronde deed over de onderhandelingen van Goes met de P. Z. E. M. Liet Goes er zich toen ter tijd niet op voorstaan zelf electriciteit te kunnen opwekken en distribueeren die circa 20 ct. per K.W.U. goedkooper zou zijn dan de stroom der P. Z. E. M. Eenige maanden geleden oordeelde men de Goessche berekening zeer flatteus, maar nu, na verschijning van bovenbedoeld rapport kunnen we aannemen, dat de Goessche gemeenteraad met beide beenen op den beganen grond heeft gestaan, toen hij een conclusie trok.

Verschillende zaken wezen er al op, dat de electrificatie van Zeeland den weg der kleine groepering op moet. De laatste aanwijzing, die van het prijzen verschil, is niet de zwakste.

x

Over verschil van prijzen schrijvend, gaan de gedachten naar de arbeidsprijzen hier te lande en naar die in België, hetgeen van waarde is voor het gedeelte onzer provincie, aan den Belgischen staat grenzend. In het Nederlandsche gebied zijn de loonen hooger dan bij de Zuidelijke naburen en van dit verschil wordt door de Belgische grensbewoners niet ten onrechte gaarne geprofiteerd. Ieder jaar als de campagne in de suikerfabrieken begint, trachten ze op Hollandsch grondgebied te werk gesteld te worden teneinde guldens te verdienen, die hen in staat stellen in het eigen land ruimer te leven. Reeds eenige jaren achtereen gelukte het vele Belgen een post in de suikerfabrieken te bezetten, en dit had tengevolge, dat verschillende Zeeuwen opzij gedrongen werden en werkloos bleven.

Gelukkig is hierin thans verandering gekomen, o.a. door de Sas van Gentsche suikerfabriek is voorkeur gegeven aan Hollandsche arbeiders, die toch zeker meer recht op arbeid in Zeeuwsch-Vlaanderen hebben dan de menschen uit het Belgenland. Het stemt tot tevredenheid, dat de oogen der industrieelen in het Zuiden van ons gewest open zijn gegaan en dat werkloosheidsvermindering van genoegzame beteekenis wordt geacht om een tijdelijke verhooging van de post "werkloonen" te gedoogen.

x

Eveneens tot tevredenheid stemt de memorie van antwoord op het voorloopig verslag van de afdeelingen der Tweede Kamer, aangaande het wetsontwerp tot goedkeuring van een overeenkomst met de N.V. Kon. Maatschappij "de Schelde" te Vlissingen gesloten betreffende het verschaffen aan de werf dier maatschappij van een ruimen uitgang naar zee en de ontbinding van de overeenkomst van April 1913, goedgekeurd bij de wet van 1 December 1913.

Aan de beantwoording van het voorloopig verslag laat de regeering n.l. eenige mededeelingen voorgaan, die wel doen inzien, dat in Den Haag het nut van het voortbestaan der "Schelde" in Vlissingen volkomen wordt beseft. Bewezen wordt op het feit, dat de "Schelde" een bedrijf is waar circa 2000 menschen een bestaan vinden en verklaard wordt dat de welvaard van Vlissingen nauw aan het voortbestaan der "Schelde" is verbonden. Volgens de regeering moet men het de maatschappij dus mogelijk maken in het leven te blijven en daarvoor is o.a. noodig de bouw van een breede schutsluis. Zonder deze sluis kan de "Schelde" n.l. niet de groote schepen bouwen, die de stoomvaartmaatschappijen in de vaart brengen, met de sluis valt of staat de "Schelde".

In Juli zal het wetsontwerp waarschijnlijk in de Tweede Kamer komen, en van de ontvangst die het daar ten deel valt hangt veel af. Gezien de memorie van antwoord is kans op tevredenheid bij het einde geenszins uitgesloten.

 

VAN EIGEN BODEM

Een oude rechtspleging

door

C. E. R.

In vroeger tijden, zoo b.v. in de 17e en 18e eeuw, maakte men korte metten met vrouwen, die het met de juiste zedelijkheidsbegrippen niet al te nauw pleegden te nemen en waren onze voorouders lang niet malsch met de uitdeeling hunner bestraffingen, want behalve de vele jaren van opsluiting in het tuchthuis, bevatte het vonnis nog vaak de verzwaring van de straf om "in de kooi te worden gedraaid". Deze kooi draaide om een verticale as ; werd een persoon daarin geplaatst en de kooi vlug in het rond gedraaid, dan was daarvan het gevolg, "dat men zich deerlijk begost te bestuyven", zooals een onzer oude Nederlandsche schrijvers het zegt.

Bovenbedoelde vrouwen bezorgden Schout en Schepenen heel wat werk en last.

Zoo verhaalt Speeleveldt ons in zijn "brieven over het eiland Walcheren" het voltrekken van een vonnis te Vlissingen, hetwelk luidde, dat de schuldige in de "kooi zou worden gedraaid".

In een der hoeken van den voorgevel van het stadhuis is een ijzeren kooi met traliën voorzien, welke op een spil draait, en die door een raderwerk, waarvan de as binnen het gebouw bewogen wordt, in werking wordt gebracht.

Speeleveldt beschrijft dan, hoe hij, over de markt komende, deze opgepropt zag met volk, de huizen waren vol van heeren en dames. Alles scheen een vroolijk feest te beloven, doch naderbij komend, zag hij een jonge, flinke vrouw, met neergeslagen oogen, een trapje, tegen de kooi geplaatst, beklimmen, door een dienaar van het Gerecht geleid.

Zij plaatst zich in een ijzeren zetel in het midden der kooi ; een beugel wordt om hare borst, een andere om haar middel gesloten en hare voeten worden aan den stijl van den zetel vastgebonden. De dienaar doet haar hare handen aan de traliën vasthouden en bindt de deur der kooi dicht. Zij sluit de oogen en wordt gedraaid,

"Ik moet u bekennen," zoo gaat Speeleveldt verder, "dat het gezicht eener draaiende vrouw, welke welhaast door de wonderlijke vertrekkingen van haar mond, de uitwerksels eener zoo gedwongen wals begon te toonen, mij zoo vreemd voorkwam, dat ik mij nauwelijks van lachen kon weerhouden. Inderdaad was de zaak belachelijk, indien men het daarbij gelaten had, maar de verontwaardiging moest nog opgewekt worden. Zij heeft nauwelijks eenige weinige keeren, en zeer langzaam, rondgedraaid, of haar plaats wordt door een vrouw van meerder jaren vervangen, welke, even langzaam beginnende, welhaast van trap tot trap vlugger wordt bewogen. Men doet haar eenigen tijd rechts draaien, vervolgens houdt men op om haar een weinig op adem te doen komen en nu wordt zij nog altijd vlugger linksom gekeerd. Het is haar niet mogelijk, deze tegenstrijdige beweging te weerstaan. Vruchteloos tracht zij den mond gesloten te houden. De snelheid der draaiing verdubbelt; de mond opent zich om genade te roepen en in hetzelfde oogenblik ontlast zich de geschokte maag over hare kleeren heen. Het gejuich des volks beantwoordt haar angstig schreeuwen en is het teeken eener zoo schandelijke en walgelijke overwinning.

"Een derde, blijkbaar de schuldigste, wordt nu op haar beurt in de kooi gesloten. Nu neemt eigenlijk het onmenschelijke van de straf een aanvang. Zonder eenige gradatie in acht te nemen, wordt zij onmiddellijk met een altoos toenemende snelheid bewogen.

Lang houdt zij het echter uit, eer zij bezwijkt, maar men geeft haar geen rust. Nu links-, dan rechts-om, altoos vlugger bewogen wordende, begint haar het hoofd geheel duizelig te worden. Zij is niet meer in staat het op te houden. De beweging der kooi volgende, draait en wendt het zich op de geweldigste wijze. Het schijnt zich van het lichaam te willen scheuren. De adem, door de versnelde beweging der lucht gebroken wordende, heeft haar het vermogen tot schreeuwen benomen. Een akelig gebrom doet zich uit hare beknelde borst hooren; haar hoofd en bovenlijf vallen eindelijk op den linkerarm, aan de traliën bestorven, neer. Deze arm schiet door de traliën heen, zich op twee plaatsen kwetsende. Nog eenige draaien, en de arm zou gebroken zijn."

Deze straf werd o.a. toegepast op een vrouw, die op de "cruysbaen liep", zooals het heette, aangezien zij zich op een oneerbare wijze had opgehouden met mannen, en alsof de straf nog niet zwaar genoeg genoeg geweest was, werd zij tenslotte nog voor 6 jaar uit de stad verbannen.

 

ZEEUWSCHE ARCHIVARIA

door

ANDRE WESSELS DOUW.

Cats. De Catten, die oorspronkelijk aan beide zijden van den Rijn woonden, waar men heden nog het Graafschap Catzenellebogen heeft, hebben ook op onze Zeeuwsche eilanden hun woonplaatsen uitgekozen. Tacitus zegt daarvan in zijn Lib de Morib. Germ., dat het een volk was met harde lichamen, vaste ledematen, wreed van aangezicht en hoog van moed, rijk van rede en vernuft.

Een deel van dit volk heeft zich neergezet aan de monden van den Rijn en de Maas en de Schelde. Vandaar de naam Catrijk.

Vooral in Zeeland zijn de katten diep ingedrongen tot in Noord- en Zuid-Beveland. Zij vestigden en bouwden zich de stad Cats op Noord- en het dorp Cattendijke op Zuid-Beveland, 't welk ons duidelijk doet zien, dat deze Catten, ook in ons gewest van ouds gewoond hebben.

Middelburg. Onder de Groote - die ook Goede of Grafelijke steden genoemd werden, was van het Zeeuwsche Viertal (Goes, Zierikzee, Reimerswaal en Middelburg) de laatste wel de voornaamste.

Zelandus, nadat hij het eiland Zeeland gesticht had, deed midden in een hechten Burcht verrijzen, die hij naar zijn Vader Metellus noemde.

Om deze Burcht werden talrijke huizen gebouwd, welke een "heerlijke stede" vormde, die Metellusburch, daarna Mittelburch genoemd werd en thans haar bekenden naam draagt.

St. Maartensdijk. In het eiland Tholen was ook een "smalle" stad gelegen. Als men zoo den naam dier plaats oppervlakkig beziet, dan denkt men dadelijk aan een Heilige.

De naamsoorsprong staat dan ook met St. Maerten in verband. Door den Edelman Franck van Borzellen is op een dijk een Oude-mannen huis gesticht - Kapoenhuis genoemd -. In dit huis moesten, volgens het stichtingsbesluit, zes paar oude mannen, een kapelaan en een jonge maagd onderhouden worden. Paus Hixtus IV vaardigde een bul uit, die voor twee jaar aflaat gold, aan elk, die op St. Maartens-avond aan dit huis iets offerde. Vooral voor de Hervorming werkte deze bul reusachtig, want als de Kapelaan den anderen morgen een kijkje nam op den dijk, die aan het Huis behoorde, krioelde het van Lammeren, Biggen, Ganzen, Hoenderen enz., alles ter eere van St. Maarten. Naar aanleiding van deze, telkens terugkeerende offerande, ontstond den naam van de plaats "St. Maartensdijk".

Zierikzee. Deze, aan Historie rijke plaats, is in 849 gesticht door een zekeren Heer, van onbekend land en geslacht Zieric geheelen. Dit wordt echter zeer bestreden.

Hieromtrent zijn zeer tegenstrijdige meeningen. Sommige meenen, dat zij in verband staan met de Bisschoppen Johannes van Zirxe en Fredericus van Zirxe (1288-1317).

Maar dit staat vast, dat Zierikzee onder Zieric een stad begon te worden en de verzameling gehuchten en huizen, in 849, met een muur en vesten zijn versterkt en bevrijd geworden.

Veere. Veere heeft zijn naam te danken aan Campen, een voorname plaats op Noord-Beveland, 't welk in 1530 met de algemeene verminking ten onder ging. Er was een veer, dat de verbinding met Walcheren onderhield en daarom Campveer genoemd werd. In 1332 was het reeds een voorname plaats. In 1358 werd het een stede met Poorten en Torens. Nadat Vliete ook ten onderging, werd het de voornaamste visschershaven van Zeeland. Later liet men het eerste deel van den naam Campveere weg waardoor de stad gewoon Veere genoemd werd.

De Edelman Wolfert van Borselle liet er een hecht Kasteel zetten en omdat dit op zandigen grond werd opgetrokken, heette dit "Zandenburcht". De naam Zanddijk, een vóórdorp van de stad Veere, staat hiermede in verband.

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo....

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender......

Vindt u het interessant te hooren:

- dat de Ned. Blindenbond, die ook in Zeeland een afdeeling heeft, besloot witte wandelstokken ter beschikking van blinden en dooven te stellen.

- dat de gemeenteraad van Scherpenisse de gemeentegebouwen tegen stormschade verzekerde.

- dat drie jeugdige Goessche avonturiers een snoepreisje naar Rotterdam maakten, waar ze echter door de politie werden opgewacht om weer aan de betrekkelijke huisnummers te worden afgeleverd.

- dat op de Wester-Schelde nabij Walsoorden het schip "De Vier Gebroeders" werd aangevaren, tengevolge waarvan het in de diepte verdween. De zes opvarenden volgden gelukkig dit laatste voorbeeld niet.

- dat de Minister van Waterstaat nog maar niet kan besluiten geldelijke hulp te verleenen voor den aanleg van een vluchthaven in den Stoofpolder aan het Zijpe.

- dat de toren van Schore zich voor fl 130.-- in orde wil laten maken.

- dat in het nieuwe kerkgebouw der Geref. gemeente te Biezelinge de eerste dienst gehouden werd.

- dat de oud-leerlingen der tuinbouwcursussen te Kapelle gedurende de winteravonden gebruik mogen maken van een schoollokaal met gratis vuur en licht. De gemeenteraad onttrok evenwel de privaten aan het gebruik.

- dat de Nutsleden in Zierikzee dit seizoen zullen kunnen luisteren naar dr. W. v. d. Sleen, Louis van Gaasteren, den ster-correspondent van de "N. R. C.", mevr. Emein-van Buren en den heer Poldermans uit 's Gravenpolder.

- dat gedurende September de Vlissingers fl 16004,17 meer van de spaarbank haalden dan zij er op brachten. Toch is er in die maand geen kermis gehouden.

- dat de centralisatie der mosselkweekers geheel is doorgevoerd. Alle bestellingen gaan dus voortaan over het hoofdkantoor te Bruinisse.

- dat een onbekende nachtelijke wandelaar een niet te weerstaan zwak had voor 20 kippen van een landbouwer in Meliskerke.

- dat 22 leerlingen tot de eerste klasse der rijkslandbouwwinterschool werden toegelaten.

- dat de Belgen van de voorgenomen fuif ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Terneuzensche Kanaal afzien, zoolang ze er niet zeker van zijn, dat de tusschen, Nederland en, België hangende kwesties worden opgelost.

- dat het zoo opmerkelijk stil is om en in Aardenburg.

- dat de schippers in de Zierikzeesche haven geen goede communicatie met den wal hebben, door het groote verschil tusschen hoog en laag waterstand en daarom het gemeentebestuur verzochten in de muren trapjes te laten aanbrengen. Voorts achten de schippers een groen havenvuur gewenscht. Door aan de verzoeken tegemoet te komen, zal het gemeentebestuur Zierikzee als haven aantrekkelijk maken.

- dat voor de oudheidkundige verzameling van het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen den laatsten tijd weer zeer vele waardevolle voorwerpen zijn ontvangen.

- dat de financieele toestand van Middelburg het niet toelaat de wethouders te pensioneeren. Moge deze zuinigheid op menig ander gebied in de hoofdstad worden toegepast.

- dat de café-houders te Axel een blauwtje haalden bij den nieuwen gemeenteraad met hun poging, om de kermis weer in het leven te roepen.

- dat in de hoofdstad een Bach-vereeniging is geboren, die zich ten doel stelt de uitvoering van Bach's werken te Middelburg te bevorderen.

- dat de minister van marine Maandag in Vlissingen vertoefde en o. a. het opleidingsschip, de "Noord-Brabant" inspecteerde.

- dat het in Ter Neuzen nog gewoonte is de loonen van transportarbeiders in café's uit te betalen, hetgeen in de jongste gemeenteraadsvergadering door een der raadsleden werd afgekeurd. De vrouwen die met het transportgeld de eindjes der week samen moeten knoopen en de Zaterdagsche magnetische aantrekking van de opgeslagen waar in het buffet kennen, zijn met dankbaarheid voor deze tip vervuld.

- dat het electrische licht te Vlissingen goedkooper is geworden.

- dat een autobestuurder uit IJzendijke te Aardenburg een 5-jarig jongetje deed bloeden door een onjuiste manoeuvre met zijn vehikel en na de aanrijding verder spurtte, zonder zich om zijn slachtoffer te bekommeren. Daar ooggetuigen het nummer van den zonderlingen chauffeur onthielden, konden wij hem 't handboek der etiquetten voor benzine-weifelaars doen toekomen ; de politie een ander souvenir.

- dat de oude straten in de kom der gemeente Westkapelle wederom een jaar langer leven is gegund door B. en W., tot genoegen van vele eksteroog bezittenden.

- dat de R.K. Kiesvereeniging te Goes zich tegen de afschaffing der kermis verklaarde.

- dat de Harold Lloyd, die de vorige week in Middelburg de jeugd in trossen door de straten trok, niet echt was. Voor velen onzer Middelburgsche lezers is deze mededeeling wellicht overbodig.

- dat vele Zeeuwsche huisvaders met vrees den uitslag van het examen voor het nieuwe rijbewijs tegemoet zien en niet weten hoe bij stralen het gezag onder het schoolgaand en examen doend kroost te handhaven.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag

Adieu

 

TREFFERS EN POEDELS

Groot gelijk

Ik schreef een briefje aan het Arnemuidsche bruidje om impressies, nadat ze tot tweemaal toe de ondertrouwformaliteiten had teniet doen verklaren.

Hier is het antwoord.

WILLEM TELL II.

Nee, meneer, het is geen grapje,

wat we hebben uitgehaald,

Dàt gedeelte van Uw briefje

affronteerde me bepaald,

Maar 't zit zoo - U moet eens hooren,

m'n galant dat is een man,

die nooit over één nacht ijs gaat,

heusch, daar houdt m'n schat niet van.

Telkens als we ondertrouwd zijn

telt-ie eens z'n centen na,

na de eerste ondertrouwing

zeid-ie: "'t Is weer noppes, Ka!"

En ik mocht toen kiezen tusschen

trouwen - zonder ooievaar,

of voorloopig nog geen bruiloft....

nou - ik koos het laatste maar. -

En de tweede keer toen zeid-ie:

"Ka, we bin noe ondertrouwd,

mè werentig - in me spaerspot

istet - al wat blienkt - gin goud."

En - meneer - die twidde keere

gebbe me ook maar gezeid:

Ooievaar en gin contanten,

geeft de grootste naerigheid.

Dus zodoende bin ons beidjes

nog in eer en deugd verloofd,

en m'n è mekare plechtig

nog gin trouwpartij beloofd....

Ja - noe ja - wanneer natuurlijk

ons dat beest te glad af is,

zulle we misschien wel zegge,

dat dan driemaal - scheepsrecht is!

 

DE VROUW AAN HET WOORD

O, 't zien opschieten van den boel! lederen dag een stapje verder. Wat is dàt heerlijk! Natuurlijk gaat niet alles van een leien dakje.

Zoo is 't b.v. een tegenslag, dat de matten in de boerenkamer al liggen en de loodgieter maar plompweg verklaart, dat hij een buis van de waterleiding juist door dien grond moet leggen.

Hendrikje, de werkvrouw, en ik kijken elkaar aan. Hebben we dáár nu zoo voor geploeterd, dat er weer mannen zullen komen, die meedoogenloos onze heele schoone kamer in een mesthoop gaan herscheppen?

Maar de buis ligt en de mat ligt ook weer en ik zit even in een van die gezellige boerenleunstoelen met de kleurige kussens van stramien, uit te blazen van een werk-roes van 's morgens half zeven tot nu klokslag vier, met een lekker kopje thee en een van de knapperende koekjes, die een goede geest me bracht.

Goeie hemel, wat is 't mooi buiten, zucht ik.

Want als een, schilderij ligt daar voor me, in de prachtigste tinten die u zich kunt denken, de tuin in herfsttooi.

Zoo mooi zou rijk, zoo smartelijk toch ook, die half vergane pracht!

De eenden liggen onbewegelijk in het vijvertje. Als stille, witte zwanen zijn ze.

Heele fijne vogel-geluidjes dringen door de halve open deur.

't Is midden October! de kachel brandt zachtkens, alle deuren en ramen staan open.

De pergola's vuurrood nu, want de ranken van de wilde wingerd omslingeren die geheel. Overal bloeien de zacht-lila herfstseringen en de dahlia's in alle tinten.

Hoe rijk, hoe warm!

"Mevrouw, de soep kookt over!"

Ik ren naar de keuken,

Is 't niet wreed, dat je op zóó'n dag moet koken, werken?

Pallieter zou er den brui aan hebben gegeven en op zóó'n dag het leven ingedronken hebben met volle teugen.

Maar deze kostelijke levenskunstenaar had Charlotte, die voor den pot zorgde en Hendrikje kan niet koken!

We hebben nu in alle kamers van het huis gewoond. Telkens als we net heelemaal ingeburgerd waren, werden we verjaagd omdat dan weer die kamer in orde gebracht moest worden.

Dan trokken we er met leedwezen uit. Want met een paar lappen een tinnen vaas met dahlia's of een gemberpot vol van die heerlijke, oranjekleurige lampionnetjes en een troep kussens, maak je een kamer van een knussigheid, dat 't zeer doet die te verlaten.

Het a.s. mevrouwtje wist wel wat ze deed, toen ze zoo liefjes vroeg of we nu de boerenkamer en de keuken ook nog in gingen wonen.

Want dàt is het! Als je maar een weekje in een vertrek gewoond hebt dan is de sfeer er.

En sfeer is er!

Toen de groote schilder kwam, die eenmaal het huis bewoond had, toen, gelooft u me, hield ik m'n hart vast. Want ik voorvoelde, dat 't hem tòch pijn zou doen het huis weer te zien, waar hij zulke gelukkige jaren had gesleten en waar zulke prachtige doeken ontstaan waren, doeken vol leven en kleur en zonneweelde.

Stil ging hij rond, als iemand die slaapwandelt en we zagen de verschillende aandoeningen zich afspiegelen op zijn reeds verweerd gelaat.

En toen we zaten in de boerenkamer, vóór de schouw, vóór ons, beschenen door de ondergaande zon de boschpartijen in vuurrooden gloed, toen zei hij met een zucht die als een verademing klonk:

"Ja, 't is goed zoo, er is sfeer. Ik ben jullie dankbaar, dat die er gebleven is."

Lastig zijn op sommige oogenblikken van die harde knikkers in je keel!

Overmorgen gaan we huis toe.

De vacantie is om en het huis is nu zoo ver, dat de werklui, die nog buiten werken ook zonder ons voort kunnen.

Het huis is klaar en ons sprookje is uit. Want zoo langzamerhand was 't of je dit huis in orde maakte om er eeuwig en eeuwig te blijven, er samen oud te worden.

Maar er komt jong leven in, met jonge, mooie idealen en je gaat een nieuw sprookje maken, waarin je niet de hoofdrol hebt, maar een bijrol, die je, o, zoo gaarne speelt, omdat je zoo heel innig de hoofdrol gunt aan het jonge leven, dat hier geluk en blijheid komt zoeken.

"Ga je nou heusch weg, juffrouw?" vraagt Jan en hij kijkt je trouwhartig aan.

"Ja, Jan, heusch! de koek is op, jong!"

"Maar je komt toch nog wel eens?"

"Nou en of !"

Overmorgen gaan we weg. Staan we niet meer om half zeven op liggen we niet te luisteren naar die heerlijke stilte om ons heen, kwaken de eenden niet als we in den tuin komen, lokt het kleine vogeltje niet, dat heen en weer, heen en weer vliegt. Overmorgen roetschen de trams en de auto's voorbij ons huis in stad, neemt het drukke leven ons weer op, ga ik voor u naar modeshows en vertel u van het groote stadsleven.

Tot weerziens dan!

E. B. B.

 

 

Iemand die geen eigen wil heeft, en alles doet, wat

hem gevraagd wordt, noemt men goedhartig.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

12 October. Vandaag met Wybo naar Meliskerke geweest. 't Wemelde er van de menschen en crimineele experten. Ivans, Herman Middendorp, William Hels en dr. Watson liepen er met hun helden te snuffelen en dr. v. Ledder Hulsebosch sloop rond met een gezicht alsof hij zelf niet voor vivisectie op landbouwers terugdeinsde; 't was om te rillen. Met een geheelen stoet naar de boerderij van den bewusten L. gewandeld, waar gelijk bekend, de misdaad bedreven is. De eigenaar zette het droef geval nog eens in den breede voor ons uiteen. Gistermorgen bij zijn kippen-hok komende, was er, ondanks het vergevorderd uur, geen kip te zien; hoewel er 's avonds nog twintig hadden samengetroept voor de laatste voedering; en 't gekste was dat het grendeltje, evenals 12 uur vroeger, gewoon dichtgeschoven was. De dorpspolitie wist met het geval geen raad, doch het parket uit Middelburg stelde scherpzinnig en onmiddellijk vast, dat de kippen gestolen waren. Toen kwamen de detectives los, die met vergrootglazen achtereenvolgens langs huis en hof kropen en telkens voetstappen van elkaar vonden, wat tot heel wat onaangenaamheden leidde, Sherlock Holmes moest dicht bij de oplossing geweest zijn, want na gevraagd te hebben of een van het personeel soms holle kiezen had, klom hij als een kat tegen den toren op, om den weerhaan te interviewen, maar 't was altemaal op niets uitgeloopen.

13 October. Ben altijd eenigszins huiverig voor den dertienden; meestal loopt er wat mis in de huishouding. Begon vanmorgen reeds aan 't ontbijt, toen Wybo de kamer uitgestuurd is. Kwam zoo: Liesbeth las een berichtje voor uit Rotterdam, behelzende dat een onverlaat van een 15-jarig meisje de vlechten afgesneden had, "'t Werd tijd," zei Beppie. "De vent hield zeker veel van haar," opperde Wybo. "Zwijg", gebood Liesbeth, "'t is mij ook bijna eens overkomen, Ik liep in de Langeviele, dertig jaar geleden, en opeens sloeg iemand op mijn vlecht, ik keek om...." "En toen sloeg-ie zeker op de vlucht!" riep Wybo. "Ja," zei Liesbeth, maar toen we allen spontaan ook in lachen uitbarstten, barstte ook de bom bij haar.

14 October. De werkster vertelde ons, dat er in Oostkapelle nog een bakker woonde, die op den grooten internationalen brood- en beschuit-wedstrijd geen medaille gewonnen had. Ongelooflijk!

15 October. Met Breeduitstra lang over den toestand in Mexico geboomd. Vreeselijk, vreeselijk. De generaals sneuvelen er als katten. Die schijnen daar de domheid te hebben om mee te vechten. Uiterst ongezond! 't Zou verstandig van hun zijn, wanneer ze een voorbeeld namen aan hun Europeesche collega's; oorlog of geen oorlog; die worden twee-en-negentig jaar. Breeduitstra gaf ze groot gelijk, hij was 't volkomen eens met den Ierschen Soldaat, die een schampschot in zijn rug trachtte goed te praten met de verontschuldiging, dat hij liever vijf minuten laf was, dan heel z'n leven dood. Heb aan mijn vriend gevraagd of er nu in Mexico nog een graf voor den "onbekenden generaal" zou komen. "Je begint geestig te worden, Zijdewind," zei hij tot mijn groote verbazing.

16 October. Heb de vereerende uitnoodiging ontvangen om collectant in mijn kerk te worden. Voelde er veel voor, maar Liesbeth was er gloeiend tegen. Ze zei, dat het de carriere onzer kinderen zou vernietigen, indien men hun kon verwijten, dat hun vader "om een cent" liep. Heb daarop bedankt. Maar goed ook, want Krimp van Dulmen begon nu al met hatelijkheden over buidel- en schaaldieren.

17 October. Naar aanleiding van een artikeltje in "Ons Zeeland", met postdirecteur diepzinnig geboomd over de talrijke cyclonen, die de laatste jaren ons land teisteren. Hij schoof de schuld op het teveel aan propaganda voor den Vrijwilligen Landstorm, want wie storm zaait, zal orkanen oogsten. Zal de grap morgen op de soos te pas brengen. Vanavond nog even naar den melkboer geweest, met de klacht van Liesbeth, dat zijn product naar carbolineum smaakte; de man kon er niets aan doen; zijn waterleiding was dezer dagen gerepareerd.

18 October. Op soos het gesprek naar cycloon geleid: weinig succes met mijn geestigheid. Gelukkiger was de notaris met een mobilisatie-herinnering. Logeerde destijds met zijn familie in Domburg. Iederen keer, dat de tweede meid haar uitgaansavond had, kwam ze met gloeiende wangen en verwarde haren thuis. "Komt van den zeewind," zei ze dan. Maar twijfelde aan de waarheid van haar woorden, waarom notaris op zoo'n bewusten avond haar gangen liet nagaan. Argwaan bleek gegrond, 't was de zeewind niet, maar de Landstorm.