Ons Zeeland 1927, nummer 44

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Over twee Zeeuwsche kunstenaars; mooie onbewuste reclame en een van slechter gehalte; een stad zonder boomen; over practische automobilisten; de "Schelde" voor Vlissingen behouden.

Hoewel het gevaar groot is, dat na een tweede afwijking van de vroegere gewoonte (om kunstbesprekingen zooveel mogelijk te weren), meer dan ons lief kan zijn door artistieke produceerende provincie-genooten een beroep op onze daadwerkelijke belangstelling wordt gedaan, (we haasten ons te verzekeren, dat we meermalen een afwerend gebaar zullen maken), kunnen we niet nalaten de aandacht te vestigen op den eersten verzenbundel van J. H. Eekhout, die dezer dagen bij den uitgever G. W. den Boer het licht zag. Deze jonge Zeeuwsch-Vlaamsche dichter is voor onze lezers reeds een goede bekende. Van zijn hand vond menig blij gedicht en menig goed stuk proza een plaats in "Ons Zeeland", dat zich steeds gelukkig achtte het oeuvre van een talentvol en veel belovend kunstenaar onder de provincie-genooten meer bekendheid te mogen geven.

Jan Eekhout heeft thans een gedeelte zijner gedichten doen bundelen en de heer Den Boer heeft ze als "Louteringen" ten doop gehouden. Het is een eenvoudig maar stemmig boekje geworden, dat uiterlijk zich bij het innerlijk aansluit. Over den inhoud zou zeer veel te zeggen zijn, als .... het niet zoo moeilijk was in nuchter proza de schoonheid van den klankrijkdom van het vers aan te toonen zonder aanhaling van vele regels versmaat. Laten we ons aan deze poging, die een vergeefsche zou worden door de beschikbare plaatsruimte, niet wagen, doch liever onze meening over den voortbrengen van zooveel schoonheid kenbaar maken. O.i. behoort Eekhout tot de weinigen onder de jonge dichters, die de waarde van den eenvoud in de kunst practisch belijdt. Dit kan hij doen omdat hij zelf eenvoudig en ongekunsteld is, omdat hij met deemoed tegenover het rijke leven staat. De klanken van dit leven komen gaaf tot hem en gaaf en puur brengt hij ze aan de menschheid.

Eekhout, zou blijkt uit zijn eersten bundel, is nog niet volkomen gerijpt. Hoe gelukkig dit is weet men eerst als men beseft, dat nu reeds veel absolute schoonheid aan zijn talent ontsproot. Alle gedichten in "Louteringen" kunnen ons niet geheel bekoren, doch vele ervan zijn van een sublieme pracht. De bekoring om nu titels en aanhalingen te geven is wel groot, doch neen, het kan niet.

Laten we volstaan met den dank aan den schepper van deze klanken, die zoo weldadig op de ziel smelten als de regen in een dorren zomer op een schroeiende brok land.

De tweede kunstenaar, die we deze week gaarne onder de aandacht willen brengen, is de Noord-Bevelander D. J. Koets, de schilder in Veere woonachtig, met wien's knappe en inhoudsvolle werk we dezer dagen op een tentoonstelling in kennis kwamen. Evenals Eekhout is Koets nog in opkomst, en ook zijn oeuvre biedt thans al zooveel perspectief, dat het den toeschouwer met alle hoop voor de toekomst vervult. In heel veel doeken zijn prachtige resultaten bereikt, die getuigen van een meer dan middelmatig, ja van een bijzonder talent. Voordat Koets aan zijn roeping gevolg kon geven, ging het leven in afzichtelijke vormen aan hem voorbij, het spaarde den opstandige de zweep niet. Maar: het louterde hem tevens, het deed hem de schoonheid ontdekken. In zijn werk vinden we zijn worsteling en zijn overwinning terug.

Koets en Eekhout zijn twee jonge Zeeuwsche kunstenaars, die ons vreugde brengen en die reeds nu (later zeer zeker meer) de aandacht van Nederland naar onze provincie leiden.

Zelfs al zouden we de waardeering jegens hun kunst buiten beschouwing houden, dan waren, we tot het bezigen hunner namen in de "Zeeuwsche week" gerechtigd. Want ze maken onbewust reclame van de goede soort voor de provincie hunner geboorte.

x

Een andere reclame voor Zeeland, die niet zoo onverdeeld onze goedkeuring kan wegdragen, is het door een mej. Ochs uitgebroed plan om in Amerika lezingen over onze provincie te houden in een antiek boerencostuum. Ongetwijfeld zal deze Engelsche dame, die iederen zomer 't Schotsche huis te Veere komt bewonen, de nieuwsgierigheid der Yankee's prikkelen in haar zonderling gewaad en mogelijk zal zij op deze wijze aan de bekend-wording van Zeeland in de Verenigde Staten mede helpen. Wellicht weet ze zelfs een aantal Amerikanen te bewegen het volgend seizoen een trip te maken naar het zonderlinge land waar de menschen zoo schilderachtig gekleed gaan. Oogenschijnlijk bezorgt miss Ochs ons winst. Maar: staat er niet een grooter verlies tegenover? Hebben wij Hollanders in het algemeen niet lang genoeg in het buitenland reclame gemaakt met onze kleedij van onze voorvaderen en daardoor een verkeerden indruk van land en volk gevestigd, die er toe bijdroeg dat men ons de Chinezen van Europa ging noemen? Moeten we maar steeds op dezen weg voortgaan, met onwaarheden speculeeren op de zucht naar buitenissigheden van vreemdelingen? Hebben we waarlijk geen betere en even aanlokkelijke attributen bij het lokken van den tourist in het spel te brengen dan ons nationale costuum. Hebben we niet onze landschappen, onze zeldzame luchten, een schat aan stedeschoon en aan antikiteiten? Moet telkens weer de valsche reclame met het boerenpakje in vreemde landen te niet gaan doen wat knappe, artistieke en ingenieuse technische koppen voor ons land bereikten?

Al deze vragen kwamen naar voren toen we hoorden over miss Ochs, die als Zeeuwsche boerin Amerika gaat bewerken en de sproke van ons achterlijk nationale leven weer gaat uitspelen.

Haar reclame-tocht zal ons misschien enkele guldens opleveren. Dat is dan winst. Op het verlies dat wij en zij, die na ons komen, door deze Ochsreclame en door de vele anderen van hetzelfde genre lijden, zal minder gelet worden.

x

"Wij en zij, die na ons komen," schreven we. Want behalve met ons zelve hebben we ook rekening te houden met onze opvolgers op dit ondermaansche. Hieraan werden we de vorige week nog eens herinnerd door een besluit van den gemeenteraad te Goes, dat aan B. en W. machtiging verleende het meerendee1 der boomen in de ganzenstad te doen rooien. Na een, onderzoek door deskundigen was gebleken, dat nagenoeg de geheele Goessche beplanting aan de Iepenziekte stervende is of mettertijd sterven zal. B. en W. dienden daarop het voorstel in van wel zeer verstrekkenden aard, doch het meest verstandige. De eerste tien jaren ongeveer zal Goes het zonder de fraaie boomen moeten doen, die aan de stad zulk een schilderachtig aanzien verleenden, heel veel jaren later eerst zal de aanplanting weer aan behoorlijke eischen beantwoorden. Men mag er zeker van zijn, dat het de Goessche vroede vaderen moeite gekost heeft om een besluit te aanvaarden, dat zóó radicaal de schoonheid der stad gaat aantasten. Maar zij dachten, behalve aan den mensch van heden (die bij een minder doortastenden maatregel gebaat zou zijn) ook aan dien van de toekomst. En daarom kon het offer bereidwillig gebracht worden dan in het geval, dat men zich beperkt zou hebben tot het heden.

x

In Goes vestigde de afgeloopen week de aandacht op den mensch der toekomst, in Middelburg op die van heden. Het laatste in verband met de eindles van den cursus in automobielkennis. In de hoofdstad heeft men reeds eenigen tijd geleden begrepen hoe nuttig en belangrijk het is dat de moderne mensch, die zich van een mechanisch vervoermiddel bedient, in de grondbeginselen der techniek wordt ingewijd. Met veel succes organiseerden twee leeraren der ambachtsschool avondcursussen, die tot doel hebben bestuurders van auto's, met de geheimen van het auto-vak vertrouwd te maken.

Deze Middelburgsche primeur verdient aller toejuiching, omdat bij een cursus als hier bedoeld, ongetwijfeld het algemeen belang betrokken is. Naast de theorie is n.l. aan de practijk gedacht, waardoor de deelnemers aan den cursus tot practische en vertrouwde bestuurders worden gemaakt. Veel te weinig aandacht wordt over het algemeen in ons land nog aan deze kwestie besteed. Het is te hopen, dat het goede Middelburgsche voorbeeld in de overige steden van Zeeland navolging zal vinden en dat het spoedig een gewoonte geworden zal zijn, dat chaufferenden iets meer kunnen dan den motor op gang brengen (als er niets aan mankeert) en richting houden.

x

In ons vorige overzicht wezen we op het gunstige voorloopige verslag inzake het wetsontwerp tot goedkeuring van de overeenkomst met "De Schelde" en we spraken daarbij de verwachting uit, dat de Tweede Kamer op het ontwerp ten gunste van "De Schelde" zou beslissen. In de laatste Kamerzitting der vorige week is dat intusschen geschied. Na eenige gedachtenwisseling nam de Kamer het wetsontwerp aan. Daar we bij de vorige gelegenheid de beteekenis van deze goedkeuring reeds schetsten, heeft het geen nut meer nu daarop terug te komen. Laten we volstaan met de verzekering dat we ons met de inwoners van Vlissingen over de aanneming van het wetsontwerp ten zeerste verheugen. Een zeer belangrijke industrie die nauw met de ontwikkeling der stad verbonden was, is voor VIissingen bewaard gebleven. "De Schelde" krijgt haar groote schutsluis en zal in de toekomst daarom de buitenlandsche concurrentie beter het hoofd kunnen bieden. In de geschiedenis der maatschappij mag het Kamerbesluit der vorige week met gouden letters worden aangeteekend.

 

 

De Merelaar.

De dag stond voor de wereld klaar.

In 't bloeisel van den perelaar

daar zong een luide merelaar

zijn rust'loos lied !

Zijn jubel joeg door al het zijnd'

en heller wierd de kim belijnd:

de jonge dag kwam overeind

in 't wijd verschiet!

 

 

Er was een zon, die laaien ging,

er was een haan, die kraaien ging,

en nog een boer, die zaaien ging

op 't beidend veld;

'n blonde boer, die eenzaam trad

langs 't fijn-bedauwde kronkelpad,

maar éven toch geluisterd had

naar 't fluitgeweld!

 

 

En toen gansch d' ommetrek ontwaakt

en nader dag de weerld genaakt

en ook van klaarten was geraakt

héél 't wijd verschiet,

nòg zong, verdoken ergens daar

in 't bloeisel van den perelaar,

die onvermoeide merelaar

zijn rustloos lied !

 

 

JAN H. EEKHOUT.

VAN EIGEN BODEM

Een en ander over Vlissingen.

I.

Toen het plan ter sprake kwam om de "Ons Zeeland"-lezers op papier eens mee naar Vlissingen te voeren en daardoor voor hen de gelegenheid te openen iets meer van de in menig opzicht zoo belangrijke Schelde-stad te weten te komen, dan de buitenstaander (die toch veelal tegen de diverse factoren welke de beteekenis van een plaats vormen "aankijkt") over het algemeen gedaan krijgt ; toen we op weg waren naar den voortvarenden en voor zijn stad zoo enthousiasten burgemeester van Woelderen, verliet ons geen oogenblik het besef, dat de taak welke we op ons genomen hadden, er nu niet een was, die men zoo eens in een verloren oogenblik ten einde kan brengen. Integendeel! Het journalistiek leven brengt opgaven, waarvan de oplossing een allesbehalve lichte afleiding bezorgt, en een bezoek aan Vlissingen, met de daarbij noodwendige journalistieke gevolgen, was er een van dat genre. Niet aantrekkelijk dus door het gemakkelijke en plaisante van het geval, (dat een journalist gelukkig heel dikwijls ontmoet), maar toch weer vol van die bekoring, welke den schaker aan het schaakbord, den wiskundige aan de ingewikkelde berekeningen bindt.

Voordat we de ruime burgemeesterskamer betraden, waar de heer C. A. van Woelderen aan de hand van omvangrijke situatie-teekeningen gedurende enkele uren 'n met veel liefde gekoesterd vak "De bloei en de toekomstmogelijkheden van Vlissingen" zou doceeren, wisten we waarschijnlijk niet meer van de Scheldestad, dan heel veel Zeeuwen, die er eens een keer komen, 't zij om er gedurende den zomer van de geneugten van zee en strand te genieten, 't zij om er een glimp van het groote stadsleven te vangen, dat in onze provincie alleen te Vlissingen (zij het dan nog bescheiden) merkbaar is. Het zou natuurlijk mogelijk geweest zijn, door de litteratuur die over Vlissingen bestaat, enigszins in ons gemis aan houvast te voorzien, doch het leek ons beter, het dit keer eens zóó te wagen. Onbevooroordeeld zetten we ons dus tegenover de theorie, die later in den middag op een tocht door Vlissingen aan de praktijk getoetst zou worden.

Alvorens het onderhoud met burgemeester Van Woelderen weer te geven, zij er de aandacht op gevestigd, dat in een gesprek van enkele uren allerlei details, zeer zeker in de ontwikkelingsgeschiedenis de stad van waarde, niet aangeroerd kunnen worden, en dat zelfs belangrijke onderwerpen in een artikel van beperkten omvang achterwege moeten blijven.

De toekomst van Vlissingen houdt innig verband met de uitbreiding van de haven en het kan dus geen verwondering wekken, dat naar dit onderwerp gedurende het onderhoud vooral de belangstelling uit ging. Vlissingen-woonstad en Vlissingen-industrie moesten, hoe interessant ze ook zijn, terwille van Vlissingen-haven op den achtergrond blijven en vormden slechts de inleiding tot het laatstgenoemde.

De Vlissingsche trias, hierboven vermeld, geniet de laatste jaren een scherpere onderverdeeling dan vroeger veelal het geval was. Deze afbakening der drie zaken, die gezamenlijk de beteekenis der stad vormen, kan het geheel niet anders dan ten goede komen. Ieder onderdeel immers heeft een geheel eigen karakter, stelt eischen van een bepaald genre, is, om 't zoo te noemen: dermate egoïstisch, dat bij minder nauwkeurige onderscheiding een voordeel voor het eene, de ondergang van het andere zou worden.

De industrie b.v. heeft niet dezelfde belangen als het badbedrijf (behoorend bij Vlissingen-woonstad), Vlissingen-haven andere dan de eerste twee. Teneinde in de praktijk hiermede altijd voldoende rekening te kunnen houden, was voor de uitbreiding een systeem noodig, dat de drie belangen terdege onderscheidde, en dat paal en perk ging stellen aan de min of meer lukrake uitbreiding, die in de kleinere steden in ons land en ook elders tot voor kort hoogtij vierde, en die uit stedebouwkundig oogpunt zooveel jammerlijke mislukking te zien heeft gegeven. Uit het Vlissingsche systeem werd de Vlissingsche trias geboren en opgekweekt, tengevolge waarvan reeds nu vrij duidelijk op de situatie-teekening de drie karakteristieke strooken naar voren komen. De industrie overschrijdt de haar toekomende strook weliswaar, (te wijten aan den ouden tijd), doch op den duur zal zij zich beperkt zien tot de haventerreinen en tot het gebied langs het kanaal. De uitbreiding - als zij het niet nòg is - is voor bijna alle steden van eenigen omvang een moeilijk probleem geweest, en de Vlissingsche maakte op den regel geen uitzondering. Daar de stad aan één zijde aan het water grenst, kon haar uitbreidingsplan bezwaarlijk aan die van andere plaatsen getoetst worden. De geografische situatie eischte een uitbreiding met segmenten, terwijl een plaats, die aan vier zijden door land ingesloten is, den groei in een breeden cirkel ken doen plaats vinden. De typische ligging van de stad doet zich direct gelden op een der belangrijkste factoren van iederen stadsgroei, op de verbindingswegen. Dit probleem kon in Vlissingen slechts opgelost worden door overgave aan de ringbaan, waarvan men de verbinding tusschen het strand en den weg Vlissingen - Middelburg de eerste konsekwentie mag noemen. Op den duur zal het natuurlijk bij deze eene niet blijven ; na verloop van tijd zullen verschillende ringbanen het verkeer naar de diverse stadsgedeelten leiden. De eerste die tot stand kwam, is zoodanig aangelegd en verzorgd, dat hij ook van de nog komende de beste verwachtingen doet koesteren.

Het zal wel geen nadere toelichting behoeven, dat moderne en breede verkeerswegen voor Vlissingen-industrie en voor Vlissingen-woonstad van het hoogste belang zijn. Wat de woonstad betreft, deze vraagt trouwens nog tal van andere verzorgingen, en niet de kleinste op aesthetisch gebied. Zoo moest voorkomen worden, dat de toegangen tot de stad ontsierd zouden worden door leelijke kleine huisjes, die niet in het kader van een vooruitgaande badplaats passen. Er werd gezorgd dat in bepaalde wijken de nieuwbouw aan zekere welstandseischen voldeed enz.

Een tweede punt van aandacht vormde de beplanting, die van zooveel invloed op het hedendaagsche stadsbeeld is. De laatste jaren is er in Vlissingen zeer, veel aan boombeplanting gedaan. O. a. bij het Nolle-fort, waar getracht wordt de duinen te bebosschen. Badgasten verlangen een boschrijke omgeving, en daar de natuur Vlissingen in dit opzicht niet verwende, moet de menschenhand de natuur tegemoet komen. De noodzaak hiervan werd in de Schelde-stad te beter beseft, omdat badbedrijf en Vlissingen-woonstad in elkaar overgaan.

Nog zeer veel andere zaken hangen met de aantrekkelijkheid eener woonstad samen, doch de theoretische uiteenzetting van burgemeester van Woelderen beperkte zich ongeveer tot het hierbovenstaande. Later, tijdens den tocht door Vlissingen, hadden we de gelegenheid veel van dat "andere" in werkelijkheid te zien en te zijner tijd zal dit ook in deze beschrijving vermeld dienen te worden.

Aan de excursie ging evenwel een uitgebreid "college" over de havenwerken van Vlissingen en over het verband tusschen de haven en de stad vooraf.

Daarover in het volgend nummer dus eerst.

 

TREFFERS EN POEDELS

 

BRAND.

"....hoch in Bogen spritzen

Quellen Wasserwogen."

SCHILLER

Vlug wat, zei de dorpsveldwachter

tot den brandweeroppergod.

't Is 'n groôte brand bie Janse,

weet je, wi je weze mot?

Ja, zei deze vuurbestrijder

op zijn varkenskweekterrein

en hij holde naar het huisje,

waar de waterslangen zijn.

Met zijn mede-brandverknoeiers

kwam hij voor het "brandspuitkot",

maar de deur die kon niet open,

dank zij houtjes in het slot;

Toen ze zich een zacht kwartiertje

heerlijk hadden dik gemaakt,

werd per saldo dan de deur maar

met een bijl kapotgekraakt.

Schielijk rolt de slangenwagen

op de kinderkopjes-straat,

draderige spinnewebben

zweven aan het apparaat.

Bij des heeren Janse's huize

wordt de boel gedemonteerd,

doch de vastgeroeste straalpijp

moest eerst half geruïneerd.

Janse's vuurtje brandde lustig,

door geen element gestoord,

op de straat ging de comedie

van het brandgezelschap voort....

Héél de boel lag klaar, maar hoe moest

nu toch ook die slang weer aan

't kraantje van de waterleiding

vastgeschroefd of vastgedaan?

Na een heeleboel gesukkel

en nog veel meer theorie,

was toch het moment gekomen,

dat de slang... wel potverdrie,

riep de oppergod chagrijnig.

En dat was niet ongegrond,

want de waterslang die lekte

erger dan een zieke hond.

Dus het nuttig resultaatje

aan het einde van de slang,

was iets dikker dan een paling

en plusminus even lang. -

Toen de krijgsraad constateerde:

"'t Loop nie mee van deze keer,"

was er in 't actief van Janse

geen verbrandbaar stukje meer ....

 

 

WILLEM TELL II.

DE SCHELDE-ZENDER

 

 

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant te hooren:

- dat te Rilland-Bath de vorige week Maandag de eerste steen gelegd is voor de nieuwe Ned. Herv. Kerk.

- dat te Biervliet een arbeidersvrouw onder eenigszins verdachte omstandigheden overleed, zoodat het parket uit Middelburg een onderzoek instelde. De vrouw bleek echter een natuurlijken dood gestorven.

- dat de schepen, die de verbinding tusschen Sluis en Brugge onderhouden, vervangen worden door een snellere motorboot.

- dat de schoolkwestie in St. Joosland ter ziele is, nu de raad f 24.831 beschikbaar stelde voor den bouw van een bijzondere school.

- dat het gas in Axel gas met een luchtje blijkt. Volgens verschillende berichten zou de directeur der gasfabriek betrokken zijn bij de corruptie-gevallen, die sedert een maand in ons land aan de orde van den dag zijn.

- dat volgens de Kroon het openbaar vervolgonderwijs in 0. en W. Souburg terecht werd opgeheven door den raad.

- dat de inwoners van Borssele nog steeds pompwater boven leiding-dito prefereeren.

- dat uit den gemeenteraad van Vlissingen een stem opging om de vacature van inspecteur van politie niet aan te vullen.

- dat B. en W. van Goes op groote schaal stoepen van particulieren opkoopen voor een kwartje per stuk, teneinde het aantal trottoirs in de stad uit te breiden.

- dat de gemeente Renesse zonder arts zit en dat het geheele Westelijke deel van Schouwen slechts door één medicus wordt bediend.

- dat de Middelburgsche politie de hand aan het snelverkeer houdt doch met tact en beleid te werk gaat.

- dat te Colijnsplaat drie landbouwers een volledige electrische installatie op hun hofsteden hebben laten aanbrengen. Het aantal electriciteit-opwekkers groeit met den dag.

- dat Prins Hendrik een bezoek bracht aan de Eerste Nederl. Coöp. Suikerfabriek te Sas van Gent.

- dat in Waarde een 2-jarige tuinbouwcursus aanving, met 17 discipelen.

- dat het Tweede Kamerlid v. d. Heuvel den minister van binnenlandsche zaken wees op de gevolgen voor Zuid-Beveland van het Engelsche plan om Nederlandsche Kruisbessen te weren.

- dat bezitters van een radio-ontvanginrichting den directeur van het rijkstelegraafkantoor van hun bezit in kennis moeten stellen.

- dat de inwoners van 's Gravenpolder 's Zondags weer in de café's terecht kunnen, dank zij wijziging van de pas gewijzigde politieverordening, waardoor alles bij 't oude blijf.

- dat in Hoedekenskerke voortaan geen natte oefeningen met de brandspuit meer gehouden zullen worden. Deze exercities kostte de gemeente n.l. 50 pop per jaar.

- dat een Noorsch stoomschip tegen het Nollehoofd bij Vlissingen liep en het hoofd een wonde toebracht, die met een lap van f 20.000 verbonden moest worden,

- dat de heer van Dalsum te Hulst de voorgenomen Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding in een brochure een volksmisdaad noemde. Men schermt graag met groote woorden aan den overkant.

- dat verschillende gemeenten op Schouwen-Duiveland zich onder de vleugelen der P. Z. E. M. gaan koesteren.

- dat 3 St. Philipslandsche raadsleden, die als zoodanig bedankt hadden, spijt kregen en op hun post zijn teruggekeerd.

- dat men in Kattendijke gedurende de raadsvergadering het spel van kat en hond nog steeds niet beu is.

- dat de vorige week in Goes een beroeps-tooneelgezelschap optrad voor een nagenoeg uitverkochten schouwburg. Verschillende theater-directies in Amsterdam en Den Haag moeten bij het vernemen van deze gebeurtenis flauw gevallen zijn van verwondering.

- dat het Dresdener Kreuzchor in de hoofdstad onzer provincie veel betalende bezoekers en zeer veel applaus oogstte.

- dat de benoeming van een boekhouder der coöperatieve roomboterfabriek te Aardenburg geschiedde, zonder dat er een oproeping voor plaats heeft gehad. Verschillende Aardenburgers vinden dit niet "comme il faut".

- dat in de St. Janstraat te Middelburg een 3-jarig knaapje door een auto werd overreden en gedood.

- dat de Goesche huisvrouwen zoodanig van de straatschrobziekte bezeten zijn, dat de gemeenteraad een medicijn in den vorm van een schrobverbod moest toedienen.

- dat te Hansweert een stuurman in een staaldraad bekneld geraakte en hem een been werd afgeknepen.

- dat de pensioensbijdragen van de Souburgsche ambtenaren door de gemeente worden betaald.

- dat het op den Langeweg in Oudelande zou spoken. Nachtelijke fietsers zouden door een onmenschelijk wezen besprongen en afgerost zijn.

- dat de vorige week de gewone jaarlijksche openstelling der mosselzaadbanken plaats had.

- dat men ook in Sas van Gent verkeerspuzzles heeft, die de raadsleden bij de rondvraag tot spreken inspireerden.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

 

Er zijn menschen, die wanneer zij geen argumenten

meer hebben, achter het masker der slimheid schuil

gaan.

 

Goede vormen zijn dikwijls niet meer dan een vernis,

dat in het vuur van een gesprek onmiddellijk loslaat.

 

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Komt u maar eens gauw kijken," zei de beminnelijke chef van een van die gesloten mode-paleisjes, die moeilijk te betreden zijn en alleen maar wagenwijd open staan als je beurs van een respectabele dikte is.

Maar ten gerieve van mijn Zeeuwsche lezeressen, slip ik er in met een middelmatig gevuld beurse.

Hij is juist weer terug van zijn tweede bezoek aan la ville lumière. Het eerste was in Augustus en hiervan vertelde ik u al een en ander.

Dit tweede bezoek is voor u en mij vruchtbaar, want we komen nu zoo alles te weten, tot in de finesses, wat Madame la Mode, die grillige, onweerstaanbare decreteert.

Ik geef u dan eerst de kleine bizonderheden, de kostelijke raffinementjes, die we noodig hebben om dezen winter weer up to date te zijn.

De haren, mijne dames, worden werkelijk iets langer gedragen, al ziet men, zèlfs in Parijs, waar de vrouw eerder nog geneigd is een nieuwe mode slaafs te volgen, den korten jongensbol, glad gestreken door bandoline.

Maar de vrouw, die het zich als een zware zonde zou aanrekenen om niet geheel in de mode te zijn, heeft een kopje met eenigszins lange, streng geönduleerde lokken. Het hoofdje is er echter niets minder klein om en de ingang van de hoedjes blijft even nauw als die geweest is.

En de hoedjes zelf? Het vliegkapje met de twee coquette vleugeltjes aan weerskanten, in het begin van de herfst zoo en vogue is in den ban gedaan. De dracht werd te algemeen. Een vrouw die zich respecteert, draagt niet wat iedereen draagt. Wel valt het hoedje van dezen winter over de ooren en ver in den nek, maar aan weerskanten komt toch een bescheiden lokje haar kijken.

Toques en cloches gaan het meeste. Ze omsluiten het hoofd ook zoo heerlijk.

Zwart vilt ziet men veel dragen. Ribbeltjes en kneepjes vormen eigenlijk de garneering van dit mooie, soepele vilt en 't is me opgevallen van hoe grooten eenvoud de meeste modellen zijn. Wat niet wegneemt, dat een speld van bewerkt koper of staal nogal kostbaar is, al lijkt deze garneering van het hoedje dan ook eenvoudig.

Een cloche van beige vilt, met een band om den bol van soepel bruin leer, afgesloten met een ornament van bewerkt rood-koper is buitengemeen chique, maar.... peperduur!

Een toque van zwart vilt, die nauw het hoofd omsloot, had dwars over den bol een breede band van zwarte velours, die op zij, vlak achter het oor eindigde in eenige lussen.

Maar genoeg over onze hoeden, anders blijft er geen plaats over om u te vertellen, wat ik aan mantels en japonnen zag.

De tailleurs, die men in het buitenland zoo gaarne des morgens draagt, hebben alle het korte jaquet-model en ze zijn gegarneerd met vele zakjes en hebben meestal een smal ceintuur van Suède, waarop een miniatuur zakje om het even kleine zakdoekje in op te bergen.

Deze gemakkelijke ochtenddracht, die vaak zoo sportief aandoet, bestaat uit een sweater of vest, een geplooid rokje en het korte jaquet-manteltje. Soms draagt men over deze drie kleedingstukken nog een cape of lange mantel in raglan-model van dezelfde stof, gevoerd met een stof van een andere tint, die dan tevens de breede revers en mouw-omslagen vormt.

Natuurlijk zijn deze 4 pièces voor de koude wintermorgens. Van Kashabure, ratiné of Crépella worden ze vervaardigd, terwijl ze in flesschengroen, cacao, helder grijs of marine gedragen worden.

Permitteerd men zich de weelde van bont-garnituren, dan komt astrakan, nutria, geschoren lam of lynse het meest in aanmerking.

De petite robe, die, voor de gezellige middig-visitetjes, is vol volants, schulpen, draperies en tunieks!

Op mooie herfstdagen draagt het modieuse vrouwtje haar petite robe zonder mantel met een mooien, donkeren vos om den hals. Is het wat frisch, dan wordt de lange mantel gedragen of het korte jaquette van geschoren bont.

De bepaalde middag-tailleur is van een groote elegantie. Ik zag er een, waarmee ik graag direct had weggeloopen. Van cacao-kleurige crêpe satin was dit mooie geheel, waarvan het rokje in klokken viel, doch niet wijd was, de casáque, vast op de rok, van beige crêpe Georgette en het jasje als een huzarenvest, geheel omzoomd met donkeren vos.

Voor deze middag-tailleurs is crêpe satin het meest en vogue, verder zwarte cheviot en zwart fluweel. De kleuren zijn: grijs-blauw, pistache-groen, cacao. En het bont waarmee ze gegarneerd worden: nutria, hermelijn, grijze astrakan.

Helaas, ik zie alweer, dat ik moet eindigen en de rest van al wat ik zag moet bewaren tot ons volgend

babbeltje.

E. B. B.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

19 October. Van droevig drama bij Winterswijk vertelden mijn couranten. Boer hoort twee schoten; vertelt er van aan een passeerend burger; die gaat met het nieuws naar de politie en politie ten slotte op onderzoek uit. Lugubere vondst; twee lijken; man en vrouw; beiden Amerikanen; 50 Duitsche marken op zak. De man bleek 'n 77-jarige, de vrouw 70. Stumpers; konden nog best een mooien ouden dag gehad hebben. Zeker levensmoede, "Gekheid", zei Wybo, "zal wel weer liefde geweest zijn!"

Ben op mijn wandeling overvallen door een stortbui; geschuild in een paraplu-winkel.

20 October. Blij dat de Kamervergaderingen weer begonnen zijn. Maakt de gesprekken vlotter. Met Breeduitstra gedebatteerd over de verschillende wetsontwerpen; had 't weer hardnekkig over de Pesterijen en Telen-grappies. Hoe hatelijk! Veel bewondering voor de Robavermannen, die zoo gewiekst waren, dat zij in plaats van in voor-arrest in de schatkist terecht kwamen. Er zijn nog menschen met doorzettingsvermogen, zei ik fier. "Ja," grijnsde Breeduitstra, "de aandeelhouder wint in Holland". Kreeg vanavond 'n brief met strafport van neef Henri, Liesbeth deed gramstorig. Port smaakt alleen 's morgens. Neef Henri schreef, dat zijn schoonmoeder met dolle geweld over den Oceaan wil vliegen. Die kerel boft altijd. Weet nog best, dat zijn oudste zoon opperhoutvester der Koninklijke Domeinen werd, omdat hij zoo'n mooie hazenlip had.

21 October. Wat 'n beroerdigheid is er toch op aarde. Nu villen ze elkaar weer in Macedonië en 't is potdorie nog niet eens slachtmaand. Worden de menschen nu nooit wijzer. Ik was in mijn eerste levensjaren al pacifistisch aangelegd, vooral wanneer een sterkere jongen met zijn knie op mijn borst zat, of mijn lieve broer het eerst bij den pook was. In het land waar de citroenen groeien, is Mussolini weer bezig; die heeft herbergen laten sluiten, omdat er een Duitsch lied gezongen werd; de kerel is in staat om een conflict met Primo de Riviera uit te lokken, indien er een Spaansche-griep-golfje Italië binnenkabbelt.

22 October. Banditisme overal! Lees ik zoowaar in mijn krantje, dat ze in Noordwijk aan Zee weer een postbeambte in zijn kantoortje overvallen en tegen den grond geslagen hebben, om zijn kas te bemachtigen. Vroeger waren de struikroovers nog zoo beleefd om je de keus te laten tusschen je geld en je leven; nu azen ze op allebei. Liesbeth had geen medelijden. Waarom, zei ze, keek die vent niet om, toen hij iemand hoorde aankomen; dacht zeker, dat 't maar een klant was, die goed genoeg was om 'n half uur te wachten. Dat is zoo'n beetje de gewoonte op de postkantoren. Laatst had ze zelf ook bij een loket een kwartier lang geduldig met een gulden op 't marmer staan te tikken, zonder dat de post-zegelverkooper zich gewaardigde om naderbij te komen; had den suffert ten laatste met haar tom-pouce op zijn knikker geslagen; dat hielp!

23 October. Met Breeduitstra ter receptie geweest naar vriend Kukelkamp, die, 25 jaar aannemer was. Tien redevoeringen, geen wijn. Breeduitstra woest. Daar was reden voor. Waarom doen ze hier niet net als in Parijs, waar dezer dagen 'n monument voor gevallen schrijvers - in den oorlog - werd gesticht en Poincaré de redevoeringen niet liet uitspreken, maar inmetselen. Veel te zachtzinnig, brulde Breeduitstra; de kerels moeten zelf ingemetseld worden en dan de ruimte netjes aangevuld met gewapend beton. Samen naar een café.

24 October. Vannacht rijk gedroomd. In Doorn geweest bij ex-keizer, Kachelblokjes gekocht, merk "de dubbele adelaar". Eigenhandig gekloofd. Krasse oude heer. In goede stemming, Had een bruiloftje in 't zicht. Zijn zus, een heusche prinses, gaat trouwen met een jongeling. Vond het fijn - de keizer ziet u. Gaf nog eens 'n verzetje; alsmaar houtjes hakken wordt stierlijk vervelend. Zou een prachtig-patriottisch vers voordragen, getiteld: "Wijk nooit of nimmer". Mocht nog portret van het jonge paar zien. Viel er van achterover. Wat een bruid! Ruïne van Brederode is er een beestje bij! Zal meer moeite hebben om 'n korstje door te bijten, dan om in haar baard te lachen; krokodillenleerachtige huid en dan zoo'n melkmuilachtige man. Werd duizelig. "Is dat 'n prinsesje," stamelde ik; "ik las ... ik dacht......"

"Je hebt teveel sprookjes gelezen, ouwe jongen," zei de keizer en ik werd wakker. Heb vandaag veel en vrijwillig voor Liesbeth gewerkt.

25 October. Eigenaardig onderwijs tegenwoordig. Komt Beppie thuis met het op te lossen raadsel, wat of een gewoon en 'n buitengewoon hoogleeraar is. Met Wybo geconfereerd en als antwoord opgesteld, dat een buitengewoon hoogleeraar niets gewoons weet en een gewoons hoogleeraar niets buitengewoons.

Mr. Mierick moet van dokter alle opwindenden arbeid vermijden; er zal een speciaal consult worden gehouden of hij nog postzegels verzamelen mag.

VEREENIGINGSNIEUWS.

 

 

Als voorwoord: een vriendelijk verzoek aan heeren secretarissen, om de mededeelingen, voor "Ons Zeeland" bestemt, vroeger in te zenden. Nu komen komen "deze" veelal te laat in mijn bezit, waardoor vertraging in de plaatsing ontstaat. Dit als oorzaak, dat van den Cabaretavond, die "Zeelandia" DEN HAAG houdt (heeft gegeven) op Donderdag 27 October, nu melding wordt gemaakt. Onder leiding van den heer Ortelee en gegeven in "Huize Bieno" aan de Hovegracht, is een zeer afwisselend program den leden aangeboden.

"Eigen" strijkorkest, "eigen" zangvereeniging, "eigen" solisten, "eigen" voordrachtkunstenaars en misschien nog meer "eigen". Waarlijk, met zooveel "eigen's" is deze vereeniging wel te benijden. En nu de plannen: men overweegt een "eigen" dansclub, waar de oude dansen zullen worden beoefend. Op 29 November gaat in "de Vereeniging" een tooneelavond; op 7 December in "Huize Bieno" het Sinterklaasfeest. Mijn compliment aan de voormannen van "Zeelandia".

En nu "Zeelandia" te ROTTERDAM, wier "eigen" zangvereeniging op 20 October haar eerste lustrum vierde. Aan huldiging geen gebrek, sprak reeds de voorzitter van de zangers, de heer Kraak - tevens jubileerende voorzitter -, de feestrede, waarin het wel en wee der zangclub werd gememoreerd, ook de voorzitter van "Zeelandia", de heer Blaas, heeft een opwekkend woord doen hooren en bood namen de vereeniging de "feestvierende club" een mooie muziekkast als blijvend aandenken aan.

Vele leden van de Haagsche zangvereeniging "Zeelandia" waren aanwezig, waarvan de Directeur, de heer Swenne, het Rotterdamsche zangkoor huldigde en een fraaie mand met bloemen aanbood. Ook één der eigen leden, de heer Geense, complimenteerde voorzitter en secretaris en bood hen een prachtige mand met fruit aan, deze verrassing vond algemeene bijval. Na dit officieele gedeelte, kwamen de jubileerende zangers en zangessen, onder leiding van hun Directeur, den heer Zuiderdorp, zelve aan het woord en vertolkten zeer verdienstelijk een 6-tal liederen. Mej. Franse bracht tot variatie een Zeeuwsche declamatie - de Verkesblaeze -, daarna volgde nog een blijspel en tot slot een gezellig bal, onder leiding van den heer Pieterse. Ook dit feest blijkt dus wel geslaagd.

Op 2 November is 't feest in "Maison Boer" te AMSTERDAM. "Jong Zeelandia" zal opvoeren "In Dollarland", een kinderoperette in 3 bedrijven, door W. J. Nobels, muziek van W. P. A. Franse. Wanneer de vele duizenden Zeeuwen in Amsterdam woonachtig deze feesavond nu eens met een bezoek vereerden, wat zouden zij zich spontaan als lid laten inschrijven. Maar hoe komen zij "het" te weten? Adverteeren in de Amsterdamsche couranten is veel te kostbaar en zouden zij het wel lezen?

Daar is natuurlijk maar één middel, en dat is alle Zeeuwsche families - buiten Zeeland - abonné op "Ons Zeeland".

In HAARLEM gaat de gemeenschappelijke provinciale feestavond op 28 en 29 October, in den Schouwburg aan den Jansweg. Daar zal door de gecombineerde tooneel-menschen één blijspel worden gegeven.

VER. RED.