Ons Zeeland 1927, nummer 49

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Jean Louis Pisuisse; trein contra havens; Middelburg onder het begrootingsmes.

Ook door Zeeland is een schok van ontroering gedaan bij het vernemen van het zeer tragische einde van den kunstenaar Jean Louis Pisuisse. De doodstijding heeft er ons immers opnieuw aan herinnerd, dat de meesterlijke zanger van het levenslied een van de onzen was, een Zeeuw. Weliswaar buiten de provinciale grenzen gegroeid, maar toch een Zeeuw, die zijn land lief had, die er gaarne verpoosde, en die elders het Zeeuwsche leven met zijn kostelijk talent in woord en beeld onder de menschen bracht.

Jean Louis Pisuisse werd 6 September 1880 in Vlissingen geboren. Hij bezocht te Middelburg de H.B.S., was eenigen tijd aan de "Middelburgsche Courant" verbonden, en werd later in de Amsterdamsche journalistiek opgenomen. Als redacteur van het "Handelsblad" maakte hij met collega Blokzijl de beroemd geworden straatzangers-tournée, welke het begin is geweest van zijn loopbaan in de Klein-Kunst. Als vertolker van het levenslied, het chanson, dat hij in Nederland bracht en als conferencier ook heeft hij het hoogste bereikt wat er te bereiken is. Jaren achtereen, avond aan avond, heeft hij met zijn kunst de menschheid gediend. En overal waar bij kwam, in steden, in dorpen, in Europa, Indië of China, heeft bij zijn toehoorders den spiegel van het leven zóó voorgehouden, dat men er weemoedig-stil of luidruchtig-vroolijk bij werd, naar gelang het Pisuisse behaagde. Hij zong en vertelde en bijna nooit verzuimde hij in zijn beroemd geworden tooneel-praatje een brokje Zeeland te leggen. Over zijn jeugd in Zeeland had hij het met een enkel woord, of over een of andere Zeeuwsche gebeurtenis. Soms praatte hij even in de landstaal, en hij zong van het Zeeuwsche leven in het provinciale costuum, dat zou wonder wel bij zijn robuste uiterlijk paste.

Behalve op de planken, is hij ook in het dagelijksche leven een van de onzen gebleven, die gaarne over de deugden van de Zeeuwen causeerde en ook hun typische gebreken niet vergat. Hij hield van de menschen hier en van het land, en de Zeeuwen hielden van Pisuisse, wat bij zijn optreden in de provincie steeds tot uiting kwam.

Bij zijn jongste verblijf in Vlissingen, eenige weken geleden, viel dit voor het laatst waar te nemen .

Voor Zeeland heeft de overledene een niet geringe beteekenis gehad, hij heeft ontelbare malen de aandacht van buiten op onze provincie gevestigd en dit steeds zóó gedaan, dat men het verlangen in zich voelde opkomen, Zeeland te leeren kennen.

Wij moeten hem voor deze vertegenwoordiging, voor deze representatie dankbaar zijn. Evenals voor zijn kunst, welke nooit uit de herinnering zal verdwijnen van hen, die er de ontroering van hebben ondergaan. Een groot Zeeuw is door den dood aan de samenleving ontvallen.

x

Elders hebben we onlangs terloops opgemerkt, dat het vervoer met den locaal-spoorweg door Zuid-Beveland eenige maanden na de opening reeds de verwachtingen overtrof. Alle pessimisme ten spijt, heeft de locaal-spoorweg een zekere populariteit verworven, die vooral in de cijfers over het goederenvervoer tot uiting komt. De betrokkenen bij den tuinbouw waren de eersten, die bij het verzenden van de producten naar de veiling van den trein gebruik maakten, en de landbouwers volgden met de bieten. In enkele dorpen nam de verzending zulk een omvang aan, dat de stations op vele dagen te klein bleken. Over deze populariteit mag men zich verheugen; te ontkennen valt evenwel niet, dat zij ook een schaduw afwerpt. Deze schaduw valt n.l. over de dorpen, welke een haven bezitten en wier begrootingen op deze havens waren afgestemd. De trein onttrekt aan de havens een aanzienlijk gedeelte van het gewone vervoer, de inkomsten verminderen, het budget der gemeentelijke huishouding wordt in de war gestuurd.

Voor kleine plaatsen, die tot nog toe een druk havenverkeer hadden, beteekent de spoorweg een strop en waarvoor dan nog 50 jaar lang een vrij belangrijk subsidie op te brengen is.

In Ellewoutdijk bedroeg, blijken een bericht in de bladen, de opbrengst der havenrechten over de verloopen 25 jaren gemiddeld fl 4400.- per jaar ; het laagste bedrag in 1902, was fl 1600. , het hoogste in 1921 fl 8600.- en waar het gemeentelijk budget zich in de laatste jaren wel veel heeft aangepast ook aan de vrij belangrijke hoogere ontvangsten wegens havenrechten en die opbrengst, naar vrij nauwkeurige raming, zeker wel tot plm. fl 2000.- (een vermindering van plm. fl 4000.- per jaar) zal kunnen worden teruggebracht, is de vrees niet ongegrond, dat de belasting, die in de beide laatste jaren toch al niet gering was, n.l. 4 procent van het belastbaar inkomen in 1926 en 2.5 pct. in 1927, belangrijk zal moeten worden verhoogd.

Nu ziet men dus, dat de dorpsingezetenen niet ten onrechte wel eens met een onvriendelijk gezicht naar het snelle treintje staren. Tegenover deze minder prettige financieele gevolgen voor de gemeentekas staan evenwel blangrijke voordeelen voor allen, die bij een goed transport belang hebben. Het algemeen welzijn wordt door den locaalspoorweg bevorderd. En wat het zwaarst is moet ook het zwaarst wegen.

x

De laatste maanden van het jaar staan altijd in het teeken van verrassing. Hebben we immers niet Sint Nicolaas en verder de begrotingsdebatten der gemeenteraden ? De laatste eischen weken achtereen de kolommen in de nieuwsbladen voor zich op, en de lezer kan zich te goed doen aan surprises die de raadsleden over de stadgenooten uit storten. Wie het geduld heeft tusschen de uitvoerige betoogen der vroede vaderen de soms listig verborgen verrassingen uit te pikken, die kan zich amuseeren.

Middelburg heeft den begrootingsslag, die volgens een nauwgezet journalist, op den kop af 13 uur en een kwartier duurde, inmiddels achter den rug. Dooden zijn er in het gevecht niet gevallen, maar zonder kleerscheuren is Middelburg er toch ook niet af gekomen. Gedurende de debatten zijn er geen doekjes om de stedelijke wonden gebonden en verschillende leden hebben niet geaarzeld de feiten in het huidige beleid scherp omlijnd naar voren te brengen.

Als men de verslagen nauwkeurig leest, krijgt men wel den indruk, dat het Middelburgsche gemeentekarretje niet zoo prachtig in het spoor loopt als men zou wenschen.

De meeste opmerkingen van de critiek leverende raadsleden betroffen den financieelen toestand der stad, die inderdaad weinig rooskleurig is. Steeg de belasting-afdracht der bevolking van 1919 tot 1926 niet van fl 456.311,29 tot fl 519.598,07, ondanks de waardevermindering van het geld, zooals de heer Jeronimus het uitdrukte. Zeer donker zag dit raadslid de toekomst der hoofdstad in. Op sommige punten bleek de heer Jeronimus ongetwijfeld wat al te somber, doch hij heeft ook heel wat gezegd wat het overdenken waard is, als het ontbreken van een flinke industrie, te hooge belasting, de vlucht van het kapitaal naar elders. Ook andere sprekers hebben op de te zware belasting der bevolking gewezen en o.a. op het moeilijke Middelburgsche werkloozenvraagstuk.

De eindindruk van hetgeen over den Middelburgschen toestand werd gezegd is verre van gunstig.

PISUISSE, Rust Zacht

Zijn portret ligt op mijn tafel

en hij kijkt me lachend aan.

't Is zoo hard, te moeten denken,

dat die man is heengegaan.

Heengegaan, terwijl vandaag nog

klinken kon zijn levenslied,

heengegaan, zoo zonder afscheid.

Waar naar toe? - Ik weet het niet.

Elke week zing ik een liedje,

soms van vreugde, soms van rouw.

Dezen keer, Pisuisse, dat laatste,

want ik zing een lied van jou,

'k Zing een liedje voor de Zeeuwen,

voor de Schelde, voor het strand,

'k zing een lied voor alle dingen

uit je Zeeuwsch geboorteland.

Uit de plek, waar lang geleden

jij je eerste gangen ging.

't Leven heeft je meegenomen,

Zeeland werd - herinnering.

------------------------------------

't Is nu donker in de duinen

en de zee die ziet men niet,

maar ze zingt door grauwe nevels

de motieven van jouw lied,

Weet je wel, die mooie waarheid:

"Durf te leven!", jouw refrein?

Kan er nog een beter woord voor

"Luctor el Emergo" zijn?

Ziet, de meeuwen krijschen, glijden,

léven is hun groote wensch,

jouw woord is de krijsch geworden

in den strijd van ieder mensch.

't Is nu donker in de duinen,

koud en klammig is het zand.

maar ze danken je voor alles,

namens je geboorteland.-

-------------------------------------

In het Boek der Groote Zeeuwen

zet men plechtig en precies,

op een héél aparte bladzij

niets dan: JEAN LOUIS PISUISSE.

 

VAN EIGEN BODEM

Victor Hugo's reis door Zeeland

door

JAN VERMEER.

Maar weinige lezers dezer regelen zullen weten, dat de groote romanticus Victor Hugo, de grootste Fransche dichter der negentiende eeuw, in 1866 een uitstapje naar Zeeland heeft gemaakt. Een van zijn reisgenooten heeft er geen boeiende beschrijving van gegeven in een weinig bekend en nog minder gelezen boekje, "Victor Hugo en Zélande" (Parijs 1868), waaraan het volgende ontleend is.

In den zomer van 1866 bezocht Victor Hugo, o.a. van zijn beide zoons vergezeld, de kermis te Antwerpen. Het doel van zijn reis was de hoofdstad van Vlaanderen evenwel niet; dit was en bleef, ook temidden van al de bezienswaardigheden die de oude Scheldestad hun bood, Zeeland, de eilandengroep, die, aan den rand van het vasteland van Europa in de wateren der Noordzee opgerezen, in de verbeelding van den romantische dichter veeleer een verblijfplaats voor zeemeeuwen dan voor menschen scheen.

De vraag was alleen, hoe men uit Antwerpen in dit waterland kwam. Men wist dat Zeeland niet anders dan over het water te bereiken viel, en dat de "Telegraaf" van Antwerpen op Wemeldinge voer. Maar hoe kwam men van Wemeldinge in Middelburg? Eenmaal onderweg, was het te laat om zich te bedenken, en zoo werd voor alle zekerheid kapitein Van Maenen, die hen den volgenden morgen zou meenemen, 's avonds te voren nog even in den arm genomen.

"Hoe komt men in Middelburg?" begon Victor Hugo het gesprek.

"Eerst gaat men naar Wemeldinge," antwoordde de kapitein, "m'n boot zal er u aan land zetten."

"En wat vinden we in Wemeldinge?"

"Een omnibus brengt u naar Goes."

"En in Goes?"

"Niets."

,Geen omnibus?"

"Nee."

"Een huurrijtuig dan?"

"Bezwaarlijk. Men moet het van tevoren bestellen." "Maar hoe ga je dan van Goes naar Middelburg?" "Als je geen maatregelen genomen hebt, ga je zoo goed en zoo kwaad als het kan tot aan het Sloe."

"Te voet?"

"Te voet."

"Wat is het Sloe?"

"Een breede arm van de Schelde, die men met een boot oversteekt."

"En als men aan den anderen kant van het Sloe gekomen is?"

"Dan is men aan den kant van het water."

"Daar is toch zeker wel een logement?"

"Nee."

"Hoever is men dan van Middelburg?"

"Twee mijlen van 5 K.M."

"Die men te voet moet afleggen?"

"Ja,"

"Duivelsch ! maar dan is het bijna onmogelijk om in Middelburg te komen?"

"Bijna."

"wat raadt u ons dan aan, kapitein? We zijn met ons zessen, we hebben twee dames bij ons, die beslist niet te voet kunnen reizen. Moeten we dan onze reis opgeven, of ons morgen met het volste vertrouwen inschepen in uw "Telegraaf" ?"

De kapitein scheen een oogenblik na te denken, voordat hij antwoordde :

"Ieder ander zou ik antwoorden: geef het op. Maar u, meneer, antwoord ik: Ga aan boord."

Met deze woorden nam hij afscheid en liet Victor Hugo achter, misschien geheel gerustgesteld op het punt van zijn reis, maar in elk geval zeer ontrust over de deugdelijkheid van zijn incognito.

Den volgenden morgen tegen acht uur vertrok de "Telegraaf" van Antwerpen, om na een voorspoedige, reis van twee en een half uur te Wemeldingen te landen. Op den wal stond een omnibus gereed, naast een sierlijk, met twee paarden bespannen rijtuig. Toen het gezelschap, met een begeerigen blik op laatstgenoemd vervoermiddel, zich naar den omnibus wilde begeven, trad een onbekend heer op den dichter toe en zei, naar het rijtuig wijzende, in uitstekend Fransch:

"Meneer Victor Hugo, hier is uw rijtuig."

Het was gedaan met het incognito van den dichter, waarop hij zoo gesteld was. Victor Hugo had gemeend Zeeland te gaan ontdekken, maar het kwam anders uit: Zeeland ontdekte Victor Hugo.

De onbekende heer, die hem zoo hoffelijk begroet had, bleek Fransen van de Putte te heeten en een zoon te zijn van een der bekendste en geachtste ingezetenen van Goes, lid der Provinciale Staten en van de Eerste Kamer.

Kapitein Van Maenen had n.l. direct den beroemden Franschman herkend, en gemeend zijn komst naar Goes te moeten seinen. Zoo kwam het dat Victor Hugo al terstond bij het betreden van den Zeeuwschen bodem een even welgemeend als onverwacht welkom werd toegeroepen.

Langs de groene weilanden van Zuid-Beveland reed men naar Goes. Victor Hugo maakte zijn reisgenooten op alles wat bezienswaardig was attent. Hij behoorde tot die menschen, die van alles genieten, waarvan maar bij mogelijkheid te genieten valt, en zijn bewondering vond in het mooie landschap, waardoor zijn weg hem thans voerde, ieder oogenblik nieuwe stof. Nu eens was het een boerderij, dan een kudde schapen of een dier in de weiden, dat zijn aandacht trok, maar zijn enthousiasme vermocht de andere leden van het gezelschap nog niet mee te sleepen. Dit alles vertoonde het Hollandsche landschap ook overal elders; het onbekende, het eigenaardig Zeeuwsche, ontbrak nog. Totdat opeens een algemeene kreet van voldoening en verrassing weerklonk: de locale kleur was verschenen in de persoon van een klein meisje van acht à tien jaar en een jongetje van denzelfden leeftijd, beide in boerenkleeding. Nu wist men tenminste, dat men in Zeeland was.

Na een uur rijdens bereikte men Goes, waar ten huize van de familie Fransen van de Putte een lichte maaltijd gebruikt werd. Victor Hugo dronk er op het welvaren van het land. Vervolgens werden de kerk en het stadhuis bezichtigd, en juist toen men afscheid wilde nemen, werd een bezoeker aangediend: een man van ongeveer dertig jaar, geheel in het zwart gekleed. Het bleek een dominé te zijn, die het een voorrecht achtte om Victor Hugo de hand te drukken, niet alleen als dichter, maar ook als de verdediger der humaniteit, als de held der literaire revolutie van 1830.

De roem van den grooten romanticus, die zelfs tot in dit afgelegen land was doorgedrongen, was hem reeds in de eerste uren van zijn verblijf in Zeeland wel op ondubbelzinnige wijze gebleken.

Na een rit van twee uur bereikte men het Sloe, waar een boot het gezelschap overzette. Op den Walcherschen oever stond een tweede rijtuig gereed, nog comfortabeler dan het eerste. Kapitein Van Maenen had gelijk gehad: Victor Hugo kon zonder bezwaar de reis naar Zeeland ondernemen. De eigenaar van het tweede rijtuig bleek de heer Abrahams te zijn, de toenmalige hoofd-redacteur van de Middelburgsche Courant, en een vriend van Fransen van de Putte.

Omstreeks zeven uur in den avond kwam men te Middelburg aan. Victor Hugo zou hier verblijf houden in het destijds eenige deftige hôtel van de stad, het Hôtel-Bulterijs (tegenwoordig "De Abdij"). De heer Abrahams had reeds een zestal kamers voor het Fransche gezelschap besproken, en alles voor hun komst in gereedheid gebracht. Als tegenprestatie noodigde Victor Hugo hem tot den maaltijd uit.

Maar de gastheer had in letterlijken zin buiten den waard gerekend. Toen hij zonder den minsten argwaan een maaltijd voor zeven personen bestelde, antwoordde de hôtelier met een lakoniek "nee". Wat was het geval? In Hôtel-Bulterijs dineerde men, zooals destijds bij Middelburgers van stand gewoonte was, 's middags om drie uur, en wie te laat kwam, vond den hond in den pot. Gelukkig had de heer Abrahams in dit geval voorzien, en zijn rol van gast met die van gastheer verwisselend, noodigde hij het gezelschap uit, hem naar zijn woning te volgen, die slechts op eenige schreden afstands, n.l. in de Gistpoort, gelegen was. Op een keurig met bloemen en vruchten versierde tafel vonden Victor Hugo en de zijnen hier een overvloedig souper klaar staan, waaraan alle eer bewezen werd, en dat opnieuw de waarheid bevestigde van het woord der Vlissingsche dichteres Betje Wolff :

"Gastvrijheid, waard de gouden eeuw,

Dekt nog de tafel bij den Zeeuw."

(Slot volgt).

------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hoe meer men zich zelven leert kennen, hoe zachter men over zijn naaste gaat oordeelen. Zelfkennis maakt nederig.

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat de rechtsche en linksche Wolphaartsdijkenaren (politiek rechts en links, wel te verstaan) er ieder een dokter op na zijn gaan houden.

- dat te Vlissingen 16 schipbreukelingen van de bij Schotland gezonken "Georgia" aan land werden gebracht.

- dat de harmonie-vereeniging "Euphonia" te Goes op 2den Pinksterdag 1928 ter gelegenheid van haar 40-jarig bestaan een groot muziekfeest organiseert. De staatsspoor zou overwegen dien dag extra-treinen te laten loopen om de muzikale inwoners van Goes te vervoeren.

- dat veldwachter Wisse van Wilhelminadorp de vorige week naar aanleiding van zijn 25-jarig dienstjubileum danig in de redevoeringen, cadeaux en bloemetjes werd gezet.

- dat men aan den Neuzenschen straatweg bij Zaamslag getracht heeft met behulp van een ijzeren hek de tram te doen derailleeren. Zeker vrienden van snelverkeer in het spel.

- dat ook in Zierikzee onderzocht zal worden of daar wellicht gas met een luchtje gestookt is.

- dat in Tholen een venijnige en krachtpatserige rukwind een landbouwschuur als een kaartenhuis in elkaar drukte.

- dat in 1923 de Vlissingsche politie 11 koppen aan hooger personeel telde en thans nog slechts 5.

- dat Gedeputeerde Staten den rechtstoestand der ambtenaren in dienst der provincie willen regelen.

- dat het gemeentebestuur van Zierikzee nogmaals trachten zal van Gedeputeerde Staten een betere havenverlichting los te krijgen. Waarom geen beroep op Sinterklaas gedaan?

- dat de strand-concerten in Vlissingen voortaan op Vrijdag- inplaats van op Woensdagavond gehouden zullen worden.

- dat de beklaagde in de bekende Aardenburgsche kwestie door de Middelburgsche rechtbank is vrijgesproken.

- dat de loonen van het personeel der Middelburgsche gasfabriek hooger zijn dan van de collega's te Goes.

- dat de werkloozen van onze hoofdstad waarschijnlijk het kanaal te Oranjezon zullen gaan verlengen en de duinen aldaar zullen beplanten, bij wijze van werkverschaffing.

- dat de paarden van den reinigingsdienst in Middelburg niet zooveel eten als sommige raadsleden wel denken, en dat op dezen post evenmin als op andere posten van gemeentewerken bezuinigd zal worden.

- dat de Aardenburgsche raad besloot het thans in hooger beroep in behandeling zijnde proces tegen het Burger Gasthuis stop te zetten.

- dat Vrijdag j.l. 10 jaren geleden het Zeeuwsche landbouwhuis te Goes geopend werd.

- dat de politie in Middelburg dit jaar rond 1300 processen-verbaal opmaakte tegen 700 in 1925.

- dat het Zuid-Bevelandsche à capella koor morgen voor "Zeelandia" in Rotterdam optreedt.

- dat de Middelburgsche begrooting de raadsleden 13 1/4 uur deed spreken.

- dat Gedeputeerde Staten zeer schaarsch zijn in hun mededeelingen over de electrificatie.

- dat te Goes op 82-jarigen leeftijd overleed de heer J. J. Ochtman, die gedurende 60 jaren een belangrijke plaats in het openbare leven der ganzenstad innam.

- dat de Zierikzeesche brandweer waarschijnlijk gereorganiseerd zal worden.

- dat de directie van de "Schelde" in Vlissingen afwijzend beschikte op de door de vakbonden ingediende verzoeken tot loonsverhooging.

- dat 13 Januari de burgemeester van Wemeldinge gehuldigd zal worden en dat een gedenkteeken hem ter eere zal worden opgericht.

- dat ook in Krabbendijke het aantal broeikassen toeneemt.

- dat een Wemeldingsch meisje van een zolder viel, met het hoofd op een fiets terecht kwam en zich dusdanig bezeerde, dat zij naar het ziekenhuis overgebracht moest worden.

- dat de Vlissingsche raad de Gevangenhuisstraat niet ten doop zal houden,

- dat in Vlissingen een inval gedaan werd in een tehuis voor kippen. Het bleek dat de eigenaar zijn dieren liet verhongeren en de taaiste kippen het leven deelden met half vergane lijken van meer voor honger toegankelijke collega's.

- dat in Zeeland den laatsten tijd veel gevallen van vermoedelijken meineed zijn behandeld.

- dat een driftig knaapje te Heinkenszand met een klomp het hoofd van een kameraadje bewerkte, totdat deze bewusteloos neerviel.

- dat een 9-jarige jongen over een sloot in Wemeldinge wilde springen, uitgleed en verdronk.

- dat de Middelburgsche padvindsters-kermis uitstekend slaagde en het benoodigde geld in het laadje bracht.

- dat de doorloopende openstelling van den telefoondienst in Goes 1 December ingevoerd is,

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

TREFFERS EN POEDELS

Sint Nicolaas-Avond

Helverlichte winkelstraten

waar de menschen kijken, praten,

critiseeren, lachen, snappen,

groote stappen, kleine stappen.

Uren-winkelende menschen,

die niet vinden wat ze wenschen;

of veeleischende beminden,

die niet wenschen, wat ze vinden.

Echt-verliefde schoolbank-paartjes,

heerlijk in de vlegeljaartjes,

"zij" krijgt mét een blozend kleurtje

fijn een (niet te duur) odeurtje.

De belooning zal wel komen,

zie de maan schijnt door de boomen....

'n Vader koopt bazar-sche dingen

voor z'n kleine lievelingen,

financieel een beetje hinder,

zelf 'n hapje eten minder.

Veel-van-plan-zijnde mevrouwen,

schrik der magazijn-juffrouwen;

zoemende automobielen,

kapitaal tot aan de wielen,

passagiers met bont behangen,

veler blikken van verlangen.

Oude menschjes met z'n tweeën

- oudervreugd van lang gelejen-

die herinnering bewaren,

toen hun kinders - kinders waren.

Kinders, die op 't bellen letten,

Niklaasavond-postpakketten,

anoniem aan alle kanten,

groot gebruik van ouwe kranten.

Dank aan wie het kinderleven

zulk een jeugddroom heeft gegeven.

 

 

Armenhuisje - levensrampje,

zuinig het petroleumlampje.

Moeder, komt-ie hier ook strakjes,

met z'n knecht en met z'n pakjes?

't Moeder heeft een traan bedwongen,

Sinterklaas is dood, m'n jongen ....

 

 

WILLEM TELL II

 

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Wat Parijs draagt.

Daar zijn dan allereerst de beeldige avondjaponnen, gegarneerd met imitatie diamantjes.

Deze garneering, waarvoor men eerst den neus optrekt, omdat men niet gaarne valsche steenen draagt, is echter op zoo fijne en eenvoudige wijze aangebracht, dat de meest gedistingeerd vrouw er niet voor schroomt zulk een garneering te dragen op haar avondkleed.

Een robe van zwart crêpe satin b.v., waarvan de taille tot even over de heup bestaat uit breede banden, die omzoomd zijn met kleine diamantjes.

Al deze banden vallen, in een slip naar beneden, evenals het rokje, dat in een schuine punt valt. Deze robe is mouwloos en laat den linkerschouder bloot, terwijl de japon daar opgehouden wordt door een schouderbandje van crêpe satin omrand met diamantjes.

Het aardige van deze garneering is, dat de steentjes nu eens wit, dan weer zwart omrand zijn. Daar ze aan iedere kant twee kleine gaatjes hebben, worden ze gemakkelijk op de stof vastgehecht.

Een andere avond-robe van witte crêpe Georgette had op den linkerschouder, die bloot was, een epaulet van diamantjes in zwarte omranding, waar voor en achter een vleugel van de stof uit viel. De taille van deze voorname robe werd bijeengehouden door een ornament van dezelfde steentjes, waaruit een losse slip van de rok ver naar beneden hing.

Weer een andere noviteit zijn de avondrobes van een soort zijden kant met groote mazen in geometrische dessins.

In zwart of grijs-bruin zijn deze robes van een bizondere elegantie. Ik zag een mooi model, waarvan het rokje uit vier geplisseerde volants van de smalle kant bestond, die van voren korter vielen dan van achter. De taille, van de breede kant, was geheel glad-getrokken, maar daarover heen was een gedrapeerde corsage van zwarte crêpe Georgette, bijeengehouden door een gesp van strass.

Een andere van grijs-bruine kant was geheel mouwloos en had een rond décolleté in den rug. De rok was in vele pijpplooitjes aan de taille gezet en viel als een kort sleepje naar beneden. Een breed ceintuur van zijden lint in dezelfde tint van de kant, sloot op de heup met een grooten strik.

Van ongemeene pracht zijn de avondmantels, die op deze elegante avond-robes gedragen worden.

Het meest in zwang zijn die van gebrocheerde lamé en crêpe Haï-kaï.

Een goud-bruine zag ik met rooden weerschijn, als de kleur van wilden wingerd waar het late najaarszonnetje op schijnt. Deze jas had een énormen kraag van vison met breeden omslag langs den voorkant en groote ballon-manchetten.

Een redingote van goud-gele crêpe Haï-kaï met zalmkleurigen weerschijn, viel recht naar beneden in 4 godets, die een sierlijke golving in de jas brachten.

Een smalle kraag met revers van vison en niet al te breede manchet garneerden fijntjes deze prachtmantel, die met één knoop van strass sloot.

Een cape van lamé in zacht-blauw met zilver-grijzen weerschijn was omzoomd met zilver-vos.

Op de avond-toiletten worden geen fantasie-corsages meer gedragen. Wie zich de weelde kan permitteeren draagt thans twee zacht-rose of witte camélias of wel twee orchideeën in de tint van de robe.

Zwart is absoluut voorgeschreven als middag-dracht. Is er ook iets voornamers denkbaar, dan een mantel van zwart laken of crépella, gegarneerd met astrakan of breitschwanz, een hoedje van zwart vilt, met een bescheiden speld of ander ornament in diamant, een kleine fijne voile, die even maar de oogen overschaduwd en zwart suède handschoenen ? Wanneer hierbij nog zwart zijden kousen met satijnen of suède schoentjes gedragen worden, dan is een volmaakte harmonie èn distinctie verkregen.

De handschoen, die men dit seizoen prefereert als middagdracht, is de lange zwarte mousquetaire van suède, die de hand zulk een bizondere gratie verleent.

Een platte tasch van antiloopleer in zwart of grijs behoort bij de middag-dracht, des avonds, bij het dansen of in het theater worden kleine, geplooide taschjes gedragen van zwarte zijde, bezaaid met paillettes in zwart of staal.

Als ik u nu nog vertel, dat "le Gardenia" van Isabey als parfum overheerlijk is en "Vers le jour" van Worth een niet minder zalige geur is, dan weet u weer hoe de Parijsche vrouw zich kleedt en parfumeert.

E. B. B

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

23 November. Vandaag de kamer gehouden. Was onprettig. Gister naar den toondag te Goes geweest en kijkje genomen in het vlooien-theater. Zeer interessant, maar ik had 'n onrustigen nacht. Heden me verdienstelijk gemaakt door het schrijven van een brief naar het Carnegie-heldenfonds, ten behoeve van den struischen, doortastenden jongeling uit Zaamslag, die een ijzeren hekje van de rails haalde, vóór de tram passeerde ; had hij gewacht totdat dit vehikel voorbij was, dan zou 't best mogelijk geweest zijn, dat er 'n spijltje van verbogen was geraakt.

24 November. Kreeg uitnoodiging voor spoedeischende vergadering van "Onze Vloot". Breeduitstra beweerde, dat de bijeenkomst was uitgeschreven om mij te royeren als lid, als zijnde verdacht van antimilitaristische neigingen. De onwaarschijnlijkheid lag duimen dik op dat praatje en 't bleek dan ook ongegrond. Toch heb ik bij den aanvang der vergadering voor alle zekerheid, flink luid om een kogelfleschje geroepen aan den kellner. Majoor Heetemelk hield een rede over dreigende aftakeling bij de Marine. Zeer slecht te volgen. Begreep er alleen uit, dat men op 't punt staat om kruisers te schrappen en dat dit niet goed is. In de pauze aan een jonge luitenant gevraagd, waarom 't zoo gevaarlijk was, als ze die kruisers afschrapten. Die maakte het me spoedig duidelijk. In den loop der jaren zijn de kruisers zoo vaak geschilderd, dat er een dik verfpantser op zit, even hard als 't andere pantser ; wanneer ze nu plotseling aan 't schrappen gaan, verliest zoo'n schip de helft van zijn gevechtswaarde. Dat kon ik me indenken en daarom heb ik op 't eind van de vergadering voorgesteld, dat men minister Lambooy zou verzoeken, bij wijze van compromis, iedere kruiser voor de helft te schrappen. Tot m'n groote verwondering barstte er een homerisch gelach los. 't Was heelemaal niet belachelijk. Misschien is 't echter blijdschap om de goede oplossing geweest.

25 November. Wat moet je in een klein land toch voorzichtig zijn. Nog geen week geleden heb ik mijn slager een lesje gegeven in het suggestief adverteeren, of een collega van hem in Nijmegen is daarachter gekomen en paste het toe, door in een annonce te beweren, dat H. M. de Koningin, bij haar laatste bezoek aan die stad, voor zijn winkel haar auto had doen stoppen, (verrukt als zij was door het daar geëtaleerde spek), om daarna een deel van die vettigheid, waarmee een varken zich van zijn gunstigste zijde probeert te doen kennen, aan te knopen voor de winterprovisie van haar hofhouding,

't Liep storm om dit koninklijk goedgekeurde spek. De concurrentie woest. "Slagerscourant" tot onderzoek gedwongen en baron Van Geen heeft nu alles tegengesproken. Neen, zoo heb ik 't niet bedoeld. Al erg genoeg, dat jagers en hengelaars met spek schieten ; wanneer slagers daaraan beginnen, waar is dan het eind ?

26 November. Wat is er toch 'n berusting te putten uit de dingen om ons heen. Hoeveel menschen verlangen niet naar een geweldig hooge betrekking en toch : hoe gevaarlijk is 't ; hoeveel veiliger is het voor den rustigen burger. Daar heb je nu wijlen dien mijnheer Bratianu, die in Roemenië de vorige week nog de peentjes opschepte! Die heeft waarlijk zijn dood aan zijn voornaamheid te danken. Toen de machtige geopereerd moest worden stond heel 't land op stutten. In de operatie-zaal wemelde het van de hoogwaardigheidsbekleders, zoodat de operateur, dr. Mecianu de kluts kwijt raakte en zijn mes niet meer kon hanteeren, toen hij in 't interieur van den staatsman verzeild was geraakt. De minister van Eere-dienst Angelesen, moest toen, als voornaamste aanwezige, de chirurgie voortzetten. De operatie slaagde natuurlijk uitstekend, maar de arme Bratianu verliet 't land der levenden. Was hij 'n boerenknecht geweest: Mecianu had zijn verstand niet verloren en hoogstens uit nonchalance zijn schaar in de wonde achtergelaten ; maar daar is overheen te komen.

27 November. Wandeling met Krimp van Dulmen ging niet door. Gister is hij bij 't repareeren van zijn dak-antenne, over 'n draad gestruikeld en raar terecht gekomen. Dat noemen ze nu een "draadlooze", met hun humbug-reclame! Laat mij dan maar 'n knot sajet ophouden, al plagen ze me daar altijd mee.

28 November. Op soos belangrijke besprekingen over 'n zekeren prof. Vogt uit Berlijn, die met Duitsche machines reeds twee jaar de hersenen van Lenin in een laboratorium te Moskou aan het onderzoeken is. Hij heeft ze nu reeds in 34.000 porties gehakt en verblijde de Sovjets, mitsgaders het Russische volk met wonderbare mededeelingen over de prachtige eigenschappen van dien revolutie-man. Dan vindt hij weer weefsels, die duiden op genie van bovenmenschelijken aard, dan weer op verrukkelijk combinatie-vermogen enz., maar nooit vergeet mijnheer Vogt er bij te voegen, dat hij nog maar aan 't begin van zijn taak staat. Griffier Dorias noemde 't wetenschappelijke zwendel en volksbedriegerij. "Laten we naar ons eigen kijken", schokschouderde Breeduitstra. "De menschen verstaan hier, dat spelletje van "aap wat heb je mooie jongen" ook uitstekend."

29 November. Ja de wereld wil bedrogen zijn. Beppie mocht vanmiddag het nieuwe zusje van haar vriendinnetje bekijken en Liesbeth scherpte haar in, dat ze de flinkheid van de jonge wereldburgeres hemelhoog moest loven, doch al 't heelemaal niets leek, moest ze zeggen: zoo fijntjes heb ik nog nooit een kindje gezien!