Ons Zeeland 1927, nummer 50

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De schandelijk slechte verbinding Zeeland-Noord-Brabant; een verheugende verklaring inzake de motor-veerboot; het daghet in het land van de P.Z.E.M.

De weg, die de verbinding vormt tusschen Zeeland en Noord-Brabant, heeft reeds eerder in ons blad de aandacht gehad, wat begrijpelijk zal zijn voor hen, die zich op de hoogte konden stellen van den toestand, waarin deze weg zich bevindt. Thans is er een nieuwe aanleiding om nogmaals op dit thema terug te komen.

Sedert eenigen tijd n.l. is op het slechtste en gevaarlijkste gedeelte van dezen interprovincialen verkeersader, tegenover het station Woensdrecht, door de Nederlandsche spoorwegen een terrein met hooge palen afgeschut, tengevolge waarvan het weinige uitzicht, dat vroeger in den bocht daar ter plaatse had, geheel verdween.

Eertijds mocht men reeds van een zeer ongelukkigen weg bij Woensdrecht spreken : momenteel is de toestand dermate, dat men onmogelijk meer het begrip veiligheid met den hoofdverkeersader Noord-Branbant-Zeeland kan verbinden. Vooral niet in dezen tijd van het jaar nu een dikke vette laag klei het wegdek schuil doet gaan en op den loer ligt om het verkeer van den dijk te storten. Voertuigen kunnen elkaar in den winter niet passeeren zonder op den zijberm te komen. Deze zijberm is vol diepe kuilen, zoodat een auto, die er op komt tot aan de assen in den modder zakt. Bij het station Woensdrecht gaapt bovendien naast den weg een diepe afgrond, welke onvermijdelijk de plaats van bestemming wordt voor de voertuigen, die bij gebrek aan voldoende uitzicht in botsing moeten komen.

Kortom: de weg die Zeeland met de rest van Nederland verbindt, beantwoordt in de verte niet aan de eischen, welke men aan een middelmatig goeden verkeersader mag stellen. Iedereen ongeveer is hiervan op de hoogte, ook het rijk. En toch wordt van die zijde niets gedaan, om aan dezen toestand een einde te maken.

Daarom juichen we het toe, dat de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer op Noord- en Zuid-Beveland, in samenwerking met eenige zustervereenigingen en de vrijwillige verkeers-inspectie in onze provincie nogmaals het initiatief hebben genomen te trachten den minister van waterstaat tot ingrijpen te bewegen. Zijne Excellentie gewerden dezer dagen eenige verzoekschriften, waarin op het nemen van maatregelen voor den Zeeuwschen hoofdweg is aangedrongen.

Of het helpen zal ?

We weten het niet. Men kan de ambtelijke wegen zoo moeilijk volgen.

Of hulp dringend gewenscht is ?

Zeer zeker. Zelfs zeer spoedige hulp!

Want ieder uitstel beteekent hier vergrooting van de kans op doodelijke ongelukken!

In den Caterspolder waart de Dood rond. Iederen dag kan hij zijn slag slaan, onder het motto : "men heeft mij te lang kans gegeven,"

Laten we hopen, dat het zoover niet komen zal, dat men in Den Haag het onverantwoordelijke, dat zonder twijfel in ieder uitstel van verbetering besloten ligt, zal beseffen, dat men bij uitzondering in Nederland van overheidswege eens een put zal dempen voor dat het kalf verdrinkt!

Temeer daar aan de meest noodige verbetering slechts een bedrag van enkele honderden guldens verbonden is !

x

Een tweede onderwerp dat we bij onze lezers niet behoeven te introduceeren, is de motor-ferryboot (beter de motor-veerbeet), die bestemd is om den dienst tusschen Vlissingen en Breskens te onderhouden. Over deze boot is reeds veel gesproken en geschreven, maar.... nog niet het laatste woord. In de zitting der Provinciale Staten op 21 December a.s. zal de boot n.l. waarschijnlijk weer aan de orde komen. Dit in verband met eenige vragen door den heer Wallien aan Gedeputeerde Staten over deze kwestie gesteld.

In de betrekkelijke vragen legde de heer Wallien nadruk op de berichten en de geruchten, welke over de betrouwbaarheid van de boot in omloop kwamen. Hij wees er op, dat er een wanverhouding bestaat tusschen de grootte en de bestuurbaarheid der boot eenerzijds en de afmetingen der haven te Breskens anderzijds, met als gevolg het herhaaldelijk onklaar raken bij het binnen vallen dezer haven. De heer Wallien schreef Ged. Staten verder : "Langzamerhand klinken de stemmen steeds luider van hen, die vragen, vragen om meer licht in deze zaak, vooral ook, waar nu sinds 13 October de boot uit de vaart is genomen, wederom voor het aanbrengen van veranderingen." De vrager eindigde met de verklaring, dat al veel eerder een spontane verklaring van de boot-commissie gekomen zou zijn, die wellicht veel waarin overdreven werd, recht had kunnen zetten. In het begin der vorige week werden deze vragen door den heer Wallien gepubliceerd en.... zie : Maandag j.l. bevatten alle Zeeuwsche bladen een uitgebreid verslag van een Zeeuwsch persbureau over een tocht met de motorveerboot, gemaakt door eenige leden van de Kamer van Koophandel met enkele autoriteiten, o.w. de commissie van den stoombootdenist. Blijkens dit lijvige verslag heeft mr. van Dusseldorp tijdens den tocht een en ander over de veerboot gezegd, wat van groot belang is. Letterlijk moet gezegd zijn: "Alle deskundigen en ook de scheepvaart-inspectie zijn van de zeewaardigheid van de boot overtuigd. Het rapport der inspectie spreekt van het voldoen aan meer dan de eischen, het is een buitengewoon gunstig rapport. De boot heeft nog geen storm mede gemaakt, doch dezen zomer heeft zij goed voldaan. De critiek bestaat dan ook nog alleen bij de personen, die als criticus geboren zijn ! De directeur, de heer De Jong, deelde mede, dat een zee- en meetbrief voor zeewaardigheid en ook een verklaring van bureau Veritas ten voordeele van de boot in zijn bezit zijn. De soliditeit van de boot, aldus de heer De Jong, is dus officieel erkend.

Wij hebben ons over dit verslag in de pers van harte verheugd omdat het een einde aan veel onzekerheid en aan ontelbare geruchten maakt. De motor-veerbootkwestie schijnt volkomen in orde te zijn, en met andere bladen schijnen we ons aan overdrijving te hebben schuldig gemaakt. We zijn blij dit te kunnen verklaren, omdat we destijds ook onze verdenking niet onder stoelen of banken schoven.

De vraag doet zich evenwel voor : "Waarom heeft men zich niet eerder zoo duidelijk over dit alles uitgelaten als men Zaterdag j.l. deed ? Door een tijdige verklaring had men veel onrust en twijfel uit de wereld kunnen helpen".

Opnieuw is het nut van openbaarheid tot uiting gekomen.

x

Het derde, eveneens bekende onderwerp van deze week is de electrificatie. Evenals in de motorveerbootkwestie, is ook in het electrificatievraagstuk een zeer gunstige wending gekomen. Blijkens een voorstel aan Provinciale Staten zijn de moeilijkheden inzake electriciteit voor zoover de Noordgroep betreft, zoo goed als uit den weg geruimd, en zijn we wel ingelicht, dan is ook voor de middengroep de oplossing ieder oogenblik te wachten. Is dit even een gebeurtenis na een 10-jarige periode van sukkelen en mislukking? Voorgesteld wordt aan de Provinciale Staten om een bedrag ad fl 485.000,- ter beschikking van de P. Z. E. M. te stellen voor de electrificatie van een deel der Noordgroep, te weten voor den aanleg van een hoogspanningskabel van Nieuw-Vossemeer over Sint Philipsland en Anna-Jacoba-Polder naar Zijpe, van een bovengrondsche hoogspanningsleiding van Zijpe naar Brouwershaven en van bovengrondsche laagspanningsnetten in de kommen der gemeenten en buurtschappen: Anna-Jacoba-Polder, Zijpe, Bruinisse, Oosterland, Sirjansland, Nieuwerkerk, Capelle, Ouwerkerk, Dreischor, Schuddebeurs, Noordgouwe, Zonnemaire en Brouwershaven.

Ged. Staten zijn van meening dat het aanbeveling verdient, de door den Raad van Bestuur uitgesproken electrificatie-gedachte zoo spoedig mogelijk tot realiteit te brengen, waartoe, naar den stand van zaken van dit oogenblik, nog slechts de medewerking der Staten wordt vereischt; de betrokken gemeentebesturen hebben nagenoeg alle de hunne toegezegd, zooals de Raad van Bestuur bericht.

Men ziet het: We staan aan den vooravond van een belangrijke gebeurtenis, de Noordgroep zal zonder kijf binnen afzienbaren tijd in een zee van electrisch licht baden. Dit voorstel naar aanleiding van een gelijkluidend verzoek van de P.Z.E.M. is van groote waarde uit meer dan een oogpunt. We bedoelen: het is vooral ook zoo belangrijk, omdat het getuigt van een algeheele wijziging in de oude, weinig te waardeeren taktiek van het provinciale electriciteits-lichaam. Voor het eerst is gebroken met het bekende systeem: "wij wenschen dit, onze wil is wet"; voor het eerst is de weinig soepele ambtenaarlijke lijn vervangen door practisch koopmanschap. Wat toch schrijft de Raad van Bestuur in een toelichting aan Ged. Staten? Niets minder dan het navolgende: "Men is afgestapt van het idée, dat men niet behoefde te vragen naar de geneigdheid der bevolking om stroom af te nemen, maar dat men, gedachtig aan het spreekwoord, dat de eetlust onder het eten wel komt, althans de kommen der gemeenten kan electrificeeren."

Zou men een dergelijke practische taal een half jaar geleden van de P.Z.E.M. verwacht hebben?

Deze woorden vormen een prachtig getuigschrift van de mentaliteit. Ze doen het beste voor de toekomst. hopen, en versterken het geloof, dat ook de middengroep den langsten tijd zonder electriciteit was.

Geruchten omtrent electrificatie dezer Middengroep bereikten ons reeds, en zijn we wel ingelicht, dan zal zelfs nog in deze zitting der Provinciale Staten de kwestie aan de orde komen. Ook over de wijze waarop de P.Z.E.M. op Noord- en Zuid-Beveland te werk wilde gaan, hoorden we. Zonder toelichting durven we verzekeren dat deze werkwijze de eenig juiste genoemd moet worden.

Wie weet of ook de middengroep, alvorens het een jaar verder is, niet met het gas als verlichting heeft afgedaan!

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren:

- dat de vorige week in hotel Britannia te Vlissingen door de directie een dans-avond georganiseerd werd, die schitterend slaagde. De voor deze gelegenheid aangelegde wintertuin was een lust der oogen, het strijkje en de surprises wekten een alleraardigste stemming.

- dat de Goesche gemeenteraad gaat trachten uit te maken wat vloeken is en wat niet.

- dat in het afgeloopen jaar 2463 Wolphaartsdijksche musschen door de leden van "Landbouw en Veeteelt" om het leven gebracht werden.

- dat Sint Nicolaas niet per motor-veerboot de Schelde over durfde steken.

- dat de landbouwers hem "nog zoo'n slecht jaar" hebben gevraagd.

- dat te Haamstede op 82-jarigen leeftijd is overleden de heer W. Boot Wz., in leven ontvanger aldaar.

- dat te Tholen een hond zeer dikwijls zijn voorliefde voor levend schapenvleesch uit.

- dat het havengeld in Breskens veel hooger is dan elders,

- dat een Bachus-patient in Sas van Gent iemand te lijf ging, die hem voor een gevaar waarschuwde. 's Menschen wegen zijn ondoorgrondelijk.

- dat de Centrale Hengstenkeuring te Goes de vorige week niet zoo druk bezocht was als gewoonlijk.

- dat in den Breskenschen gemeenteraad voor den tweeden keer de stemmen hebben gestaakt over een voorstel, om in de politieverordening een bepaling op te nemen, waardoor het geven van uitvoeringen op Zondag onmogelijk zal worden.

- dat men aan de Thoolsche brugwerken eindelijk tot het storten van het beton voor de pijlers genaderd is.

- dat de molen de "Oude Vos" in Oud-Vosmeer gesloopt zal worden.

- dat Jhr. L. van Citters, burgemeester van Kortgene, in Haamstede benoemd is.

- dat men ook in Tholen pogingen in het werk stelt om de kermis te doen verdwijnen.

- dat mej. G. M. de Liefde dezer dagen 25 jaren als onderwijzeres aan de rijksleerschool te Middelburg verbonden was, welk feit niet onopgemerkt voorbijging.

- dat Goesche gemeenteraad blijk gaf vertrouwen te stellen in den directeur van het gasbedrijf aldaar.

- dat een Serooskerksche moeder er een zonderlinge opvoedings-methode op na hield. Teneinde haar 4-jarig zoontje zindelijk te doen worden stopte zij het ventje uit het bed in een kuip koud water of in een kolenhok.

- dat de suikercampagne weer achter den rug is en in verband daarmede het aantal werkloozen sterk toeneemt.

- dat de stijfselfabriek te Sas van Gent door het springen van een buis van de waterleiding, doorweekt werd.

- dat bij de arbeidsbeurs te Vlissingen rond 160 werkloozen ingeschreven staan.

- dat de Zeeuwsche bakkersbond in Middelburg, Oostburg, Goes en Zierikzee een 2-jarigen vak-cursus zal gaan geven.

- dat de commissie voor de Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding Donderdag te Terneuzen haar eerste bijeenkomst hield.

- dat twee dames op Schouwen-Duiveland het diploma behaalden van den cursus in sorteeren en pakken van fruit, Het waren de twee eerste vrouwelijke leerlingen, die op Schouwen-Duiveland een diploma op landbouwgebied verkregen.

- dat de Middelburgsche politie de hand legde op een 20-jarige jongeling, die zich sterk interesseerde voor muntmeters, inzonderlijk voor den inhoud hiervan.

- dat de gemeenteraadsleden van Westkapelle de vorige week 6 uren achtereen onder gezelligen kout bijeen waren. De vergadering betrof nog niet eens de behandeling der begrooting.

- dat een landbouwer uit Groede op een avondlijk uur door drie personen werd aangehouden, die hem van een portefeuille met fl 6000.- inhoud ontlastten.

- dat een bazar in die gemeente voor de restauratie van kerk, school en onderwijzerswoning tweemaal het aantal guldens opbracht, dat noodig was. Tusschen deze mededeeling en de voorgaande gelieve men geen verband te zoeken.

- dat het r.k. ziekenhuis te Goes 21 December a.s. geopend zal worden.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

 

Toekomstgedachte

Sombere droom, die ik had na

een autotocht, welke mij langs de

entree van Zeeland voerde -

den smallen, modderigen weg bij

Woensdrecht - waarvoor men zoo

vaak het woord "hoofdverkeers-

weg" misbruikt....

Nu het jaar met rassche schreden

naar zijn overlijden gaat,

nadert de Olympiade

en wij houden ons paraat.

Ook ons Zeeland blijft niet achter,

elke stad doet hard haar best;

de provincie wordt ge-schoonmaakt;

de Natuur doet straks de rest.

Spoedig worden de exoten

- kort in Holland gelogeerd -

netjes door brochures voor een

Zeeuwsche trip geïnviteerd.

Maar... . (nu komt de droom).

Met z'n auto komt een Duitscher

op den weg bij Woensdrecht aan

Zeer verwonderd laat hij echter

gauw zijn wagen langzaam gaan.

Soll man denn da drüber fahren ?

Keine Ahnung wo ich bin !

Ist das Seeland ? Nicht zu glauben!

Soll man sò nach England hin ?

Even later ligt Germanus

mét z'n auto in de sloot.

Kreuzmillionen donnerwetter,

dieser Weg führt mich zum Tod!

Weer wat later rijdt een Franschman

door de dunne Zeeuwsche Poort.

Auto slipt al onrustbarend,

zijn impressie is verstoord.

En hij consulteert zijn stafkaart:

Pour Zélande par ici !

Ah, mais non, c'est impossible,

car la route, c'est une bouillie! '

'n Kar met hééle hooge wielen, -

Brabant's glorie - komt daar aan.

Zie je wel, denkt onze Franschman,

'k ben, parbleu, verkeerd gegaan.

Pour Zélande ?, vraagt-ie wijzend.

Ja, zegt onze landgenoot,

maor ier kunde nie passeere,

anders rai de in de sloot.

En arrière - denkt de Franschman,

en hij glibbert door het vocht.

A jamais revoir, Zélande....

Zeeland heeft hij niet bezocht !

- - - -

Toen ik uit mijn droom ontwaakte

en dit liedje plegen ging,

wou ik eerst als opschrift nemen

't woordje : "Welkom, Vreemdeling !"

 

 

VAN EIGEN BODEM

Victor Hugo's reis door Zeeland

door

JAN VERMEER.

Den volgenden middag bezocht Victor de bezienswaardigheden van Middelburg: de Abdij, het Stadhuis, de Statenzaal, het Museum (destijds nog in de Latijnsche Schoolstraat) en het Gerechtsgebouw op het Hofplein. Het meest van al wekte het Stadhuis zijn bewondering; van de vele die hij op zijn omzwervingen gezien had, was er geen dat zoozeer een geheél vormde. In de Statenzaal bewonderde hij de gobelins. Het valt hem op, dat in het Museum geen schilderijen zijn - "misschien omdat Zeeland het eenige deel van Nederland is, dat geen schilder heeft voortgebracht," - maar natuurlijk laat men hem met trots het rad van De Ruyter zien. Als een der overheidspersonen, die hem vergezellen, hem in het Gerechtshof het namenboek aanbiedt, schrijft hij er in: "Justitia veritas, non severitas" - het recht zij waarheid, geen gestrengheid.

Vervolgens reed men naar Domburg, vanwaaruit Victor Hugo en zijn beide zoons, voordat in het Badpaviljoen het diner werd gebruikt, den Westkappelschen zeedijk bezochten. Ditmaal gelukt het, om den heer Abrahams als gast aan tafel te noodigen. Maar als de gastheer den hotelier om de rekening vraagt, blijkt deze al betaald te zijn. Alle protesten waren tevergeefs; Victor Hugo moest Walcheren verlaten, zonder de hem bewezen gastvrijheid te kunnen beantwoorden.

Den volgenden morgen bracht de omnibus liet gezelschap naar Vlissingen, waar men niet zonder moeite in den wirwar van havens de boot vond, die hen naar Zierikzee zou brengen. Wat zij van Vlissingen zagen, kon hen maar matig bekoren.

De groote toren, door den teboeksteller van deze reisherinneringen als "de overblijfselen van een brand uit de dertiende eeuw" aangeduid, deed hen de hoofdstad van Schouwen reeds van verre kennen. De touristen, die te Zijpe aan wal waren gegaan en vandaar naar Zierikzee waren gereden, kwamen dus waarschijnlijk door de Noordhavenpoort de stad binnen. Het bestuur van de stad stond ter begroeting gereed, en met hen omringde een groote menigte mannen, vrouwen en kinderen het rijtuig, waarin de dichter gezeten was. Twee kleine meisjes, in het wit gekleed, boden bloemen aan. Hoe weinig had Victor Hugo kunnen vermoeden, dal op dit vergeten plekje van den aardbodem, waarvan hij tot voor kort het beslaan zelfs niet vermoedde, zijn naam zoozeer bekend was, en zijn persoon zoozeer gevierd zou worden.

Aan het diner vertelde kapitein Van Maenen, die naar Zierikzee meegereisd was, wie de twee kleine meisjes waren: dochtertjes van een uit de dooden opgestaan inwoner van de stad. Ongeveer een maand terug, kort na den dood van zijn vrouw en één van zijn kinderen, was hun vader, vergezeld van zijn zoontje, bij het vallen van den avond in zijn rijtuig uitgereden. Op een gegeven oogenblik had het paard zijn evenwicht verloren en was van den hoogen dijk, waarover het liep, in de vrij diepe sloot gerold, het rijtuig met zich mee trekkende. Als door een wonder was het kind ongedeerd gebleven en niet te water geraakt, maar de vader was met paard en rijtuig in de diepte verdwenen, Op het luide geschreeuw van het kind waren twee boeren komen aanloopen, die direct alle mogelijke reddingspogingen in het werk stelden. Na een kwartier haalden ze het totaal vernielde rijtuig uit de sloot; na een half uur trokken ze het doode paard er uit. Eerst een uur nadat het ongeluk gebeurd was, werd ook de man uit het water opgehaald. Natuurlijk twijfelden de boeren er niet aan, of het ongelukkige slachtoffer was dood, maar omdat het kind niet ophield met bidden en smeeken, beproefden ze, om het eenigszins tot bedaren te brengen, alles wat men in dergelijke gevallen doet. Een kwartier lang rolden ze den man heen en weer, zonder dat hij evenwel eenig teeken van leven gaf. Het onophoudelijke geschrei van het kind deed hen hun pogingen een- en andermaal hervatten, en tenslotte wilden ze het, en nu voor goed, opgeven, toen het hun toescheen, dat het lijk een arm bewoog. De boeren hernieuwden hun pogingen, en het lijk bewoog den anderen arm. Hardnekkig hield het tweetal vol, en het heele lichaam gaf vage teekenen van leven. Langzaam kwam de doodgewaande bij, en met een diepen zucht tot het leven terugkeerend, riep hij wanhopig uit: "Wat hebben jullie gedaan? Waar ik was, had ik het zoo goed. Ik was bij m'n vrouw en m'n zoontje, ik kwam naar hen toe en zij naar mij; ik zag ze, ik was in den hemel, in het licht.... O, wat hebben jullie toch gedaan? Nu ben ik niet meer dood!"

Met een gebroken arm en andere ernstige kneuzingen, bracht men den man, die ongeveer een uur in het water had gelegen, naar de stad terug. Het bleek de heer Languemois du Does te zijn, een der voornaamste kooplieden van Zierikzee, en als mensch door de heele stad geëerd en geacht. Toen hij hoorde dat Victor Hugo in de stad kwam, wilde hij met alle geweld van z'n ziekbed opstaan, om mee den grooten dichter te begroeten en hem door zijn beide dochtertjes bloemen te laten aanbieden.

Het geheele gezelschap was opgetogen over het verhaal dat kapitein Van Maenen hun deed, en de dames hadden den op zoo wonderbaarlijke wijze tot het leven weergekeerde graag tot den maaltijd uitgenoodigd. Maar het bleek dat men reeds met z'n twaalven was, en om als dertienden gast een geestverschijning te noodigen, leek het gezelschap per slot van rekening toch minder gewenscht.

Ook in Zierikzee bezichtigde Victor Hugo, evenals hij in Middelburg had gedaan, al het merkwaardige van deze oude stad: de straten met hun mooie topgeveltjes, het oude huis in de Meelstraat, door den volksmond met de Tempelieren in verband gebracht, het stadhuis, de kerk, de toren en het weeshuis. Op den zolder van het stadhuis zagen ze den Eskimo in zijn uitgeholden boomstam, waarvan de secretaris Ermerins hun vertelde, boe deze in de vorige eeuw door visschers aan het strand van Schouwen was gevonden. In de Groote Kerk bespeelde de organist ter eere van het gezelschap het orgel, wat Victor Hugo tot een gedicht inspireerde. De 278 trappen van den St. Lievens Monstertoren schrikten hem niet af, en op den top genoot hij, alleen van een van zijn zoons vergezeld, van het onvergetelijke uitzicht op de wijde zee en de vlakke landen van Schouwen, en het stadje dat als een kleinood aan den voet van den ouden toren ligt.

Op al zijn omwandelingen door de stad werd Victor Hugo steeds door enkele notabelen vergezeld, en voor het hôtel, waar hij logeerde, stond geregeld een aantal nieuwsgierigen, onder toezicht van twee politieagenten. Voor een tocht naar Brouwershaven stelde een der rijke handelaren in meekrap, de heer Van der Vliet, zijn rijtuig, het gala-rijtuig van de stad, tot zijn beschikking, en de eigenaar fungeerde zelf als koetsier. Men nam niet den kortsten weg, maar reed eerst de heele stad door, om Victor Hugo aan den volke te vertoonen, en overal stonden de menschen voor hun huizen, om den dichter te begroeten. In Brouwershaven hadden huizen en schepen zelfs de vlaggen uitgestoken, en de burgemeester, deftig in het zwart gekleed, ontving het hooge gezelschap en toonde hun het stadhuis. De oude pijnbank, hier bewaard en de z g. n. steenen van de wet, waarmee in vroeger dagen echtbreeksters werden gestraft, wekten in hooge mate de nieuwsgierigheid op. Op het marktplein bleef men enkele oogenblikken voor het standbeeld staan, waarvan hun verteld werd, dat het was opgericht ter eere van een dichter, den eenigen dichter dien Zeeland had voortgebracht.

De Franschen haalden hun schouders op; van Jacob Cats hadden ze nog nooit gehoord. Zelfs Victor Hugo, die toch nagenoeg alle dichters van de heele wereld kende, kon zich aangaande Cats zoo goed als niets herinneren. En zoo hoorden ze hier voor het eerst van Cats' populariteit onder de Zeeuwsche boerenbevolking, waar destijds geen gezin was, of men las er alle avonden, vóór het naar bed gaan, in het boek van zijn gedichten, den Boerenbijbel. De vader des huizes opende den respectabelen foliant met zijn versierde koperen sluiting en las luidop de verzen van den volksdichter, zinspreuken en spreekwoorden op rijm, met een even naïeve als stichtelijke strekking. Over de waarde van deze poëzie kon men natuurlijk niet oordeelen, maar men bracht hulde aan de kleine provincie, die zijn beide groote mannen, een admiraal en een dichter, met een standbeeld wisten te eeren. Vele landen zouden het eerbetoon voor den dichter achterwege gelaten hebben.

In een der huizen van het marktplein merkte men nog de drie merkwaardige gevelsteenen op, met de voorstelling van een jager, een jachthond en een haas, die zich uit de voeten maakt met het veilige gevoel van een stuk wild, dat weet, toch nooit geraakt te worden.

Vervolgens ontving de moeder van den burgemeester het gezelschap, gekleed in Zondagsgewaad, met de kanten muts op en de vier snoeren kralen om den hals.

Bij zijn terugkomst in Zierikzee viel Victor Hugo eenzelfde belangstelling ten deel als bij zijn vertrek; overal stonden de menschen voor hun huizen en groetten hem als den Markies van Carabas uit het sprookje.

Den volgenden dag verliet Victor Hugo Zierikzee en Zeeland en keerde, na een kortstondig bezoek aan Dordrecht, naar Antwerpen terug.

 

IK WEET NIET.....MAAR......

.... het komt me voor, dat afwijking van de aloude traditie in enkele gevallen buitengemeen gunstige resultaten kan opleveren.

Neemt u eens de sollicitatie naar een of andere betrekking. De man, die het baantje te vergeven heeft, ontvangt 265 brieven, aanvangende:

"Naar aanleiding van uwe advertentie in het avondblad van "Krant Zus en Zoo" van 1 April heb ik de eer...." enz.

Kunt u zich voorstellen, dat hij na het 32e epistel, alle volgende aldus aanvangende epistels van eerhebbende baantjes-liefhebbers ongelezen ter zijde legt? Ik wel. Meer dan "Naar aanleiding" krijgt hij van de 233 sollicitaties niet onder de oogen. Slechts als een candidaat de psychologische handigheid heeft begaan, zijn schriftelijken worp naar de betrekking in een abnormalen stand uit te voeren, loopt hij de kans, als wijlen Multatuli, om gelezen te worden.

Over het algemeen houdt de mensch te veel vast aan de traditie, vandaar de ontelbare teleurstellingen.

Behalve bazen over vacante betrekkingen, zijn er nog andere personen, die veel post te verwerken krijgen, welke geheel op de traditie gebaseerd is. Hoe dikwijls zou een minister in zijn veelal korte loopbaan "den" aanhef van "het" verzoekschrift "Geeft met verschuldigden eerbied te kennen" onder oogen krijgen? Waarschijnlijk tot kriebelig en duizelig worden toe.

Is het daarom een wonder, dat de departementale afwijzende beschikkingen de goedgunstige dito's verre overtreft? Natuurlijk niet. In de meeste gevallen heeft de verzoeken-schrijver, wiens geloof traditie is, het aan zich zelf te danken.

Waarom een bede tot den minister altijd in het kleedje gestoken, dat Zijne Excellentie een nachtmerrie moet bezorgen?

Gezien deze overpeinzing, durf ik thans te verklaren niet al te groote verwachtingen te koesteren ten opzichte van de verzoekschriften van V.V.V. en aanverwanten, inzake verbetering van den verkeersweg Zeeland-Noord-Brabant. Want ook deze klachten vangen en weer met den traditioneelen verschuldigden eerbied aan en gaan als een nachtkaars in "het welk doende enz." uit. Waarom het zoo gewichtige verzoek niet in den vorm gegoten, die den verveelden patroon uit de 265 sollicitatiebrieven één epistel ter zijde deed leggen?

Edoch - nog is het niet te laat, en daarom stel ik voor, de reeds in zee gezonden requesten voor den minister van waterstaat door het navolgende verzoekschrift te doen achterhalen.

Excellentie,

Daar ons ter oore kwam, dat bij het rijk plots plannen gevormd zijn om den inderdaad weinig goeden weg Noord-Brabant-Zeeland afdoende te verbeteren. zult u ons veroorloven, onze bezwaren tegen het plan voornoemd kenkaar te maken. Vooraf zij medegedeeld dat alle onderteekenaars aangeslagen zijn in de inkomsten- en wegbelasting en de helft voor een aanslagbiljet der vermogensbelasting in aanmerking komt.

Alle deze personen verzoeken u eerbiedig de wegverbetering in Zeeland voor eens en voor goed van de baan te schuiven. Een eenigszins behoorlijke en bereidbare weg door den Caterspolder toch zou absoluut niet dienstig zijn aan de provinciale belangen. Zulk een weg zou op vrije dagen den uittocht der Zeeuwen naar elders, o. a. naar het aangrenzende België, in de hand werken, waardoor de kapitaalvlucht uit Zeeland eerst recht een aanvang zou nemen. Een berijdbare weg zou vreemdelingen kunnen verlokken, onze provincie te bezoeken in snel rijdende verkeersvoertuigen, die in deze dagen dermate zijn toegerust, dat ze niet bevorderlijk zijn voor den bekenden eenvoud onzer provincie-genooten. Behalve door deze mondaine doch vreedzame touristen zou een behoorlijke weg benut kunnen worden door lieden met oneerlijke bedoelingen, welke een aanval konden ondernemen op de Zeeuwsche vrouwelijke jeugd en op de Zeeuwsche brandkasten.

Verbetering van den weg zou vermindering van kans op ernstige en misschien doodelijke ongelukken inhouden, hetgeen ons niet wenschelijk voorkomt in verband met het feit dat Zuid-Beveland vele doktoren, twee splinternieuwe ziekenhuizen en ontelbare goed geoutilleerde begrafenisondernemingen telt.

Op bovenstaande motieven baseeren wij de vrijheid u te verzoeken de reeds wellicht gereed liggende plannen tot algeheele verbetering van den Zeeuwschen hoofdweg alsnog te doen intrekken.

Het welk doende enz.,

EGO en aanhang.

 

 

TREFFERS EN POEDELS

De Bevelandsche Tuinbouwschool

Voor den Bevelandschen tuinbouw

wordt een school geprojecteerd,

op die school wordt in de toekomst

't wonder-van-den-grond geleerd,

Echter is de teere kwestie,

van de kleur nog niet beslist.

Men begrijpt, dat elke Zeeuw zich,

hieromtrent goed vergewist.

'n Rechtsche school wordt door de "Linkschen"

niet bepaald geprefereerd.

'n Linksche zou onhandig blijken,

wordt er zeer te-Recht beweerd.

'n Tuinbaas moet toch kunnen toonen,

dat hij goede lessen nam,

'n Boom mag appels laten vallen,

mits niet heel ver van den stam.

En een "Roode-school" ligt thans nog

ver van 't zoete Zeeuwsche ooft.

Roode scholen - Roode kolen

en die mogen niet gestoofd!

Onze magistraten staan voor

'n zeer genuanceerde keus,

combinaties, complicaties,

ingewikkeld is het heusch. -

Samenvoeging aller kleuren ?

Neen, die hoop vervliegt in rook;

dat bederft de "hoop der natie"

en de toekomst-vruchten ook.

Samenwerking - neen, dat gaat niet,

doe geen olie bij het vuur;

Magistraten, U de uitspraak,

ook al zijn de vruchten zuur.

------------------------------------

In den grond plant men een zaadje,

en dat zaadje, dat ontspruit....

welke fractie legt dit wonder

Aan het vragend menschdom uit ? -

 

 

WILLEM TELL II.

Een goedhartig mensch is blind, een edel mensch

sluit de oogen.

 

 

Men mag er trotsch op zijn, niet trotsch te zijn.

 

 

 

 

DE VROUW AAN HET WOORD

We worden werkelijk een wereldstad ! Dit dacht ik, toen ik op 26 November langs de verschillende rayons dwaalde, om onze Hollandsche acteurs en actrices in actie te zien als verkoopers en verkoopsters.

't Ging hen handig af en ze wisten, met het gemak hun eigen, ook in dit huidje te kruipen.

Zoodra je de Kalverstraat in flaneerde, voelde je de stemming al. Daar was iets gaande ! Maar vlak bij Gerzon kreeg je de stemming - een van 31 Augustus - pas goed te pakken.

Dringen moest je, want je werd gedrongen. Lachende dames, lachende heeren, lachende politiemannen.

En onverbiddelijk waren ze, de ridders van den Heiligen Hermandad ! Op sommige momenten, wanneer het publiek tè veel opdrong, vormden ze een keten en dwongen ze, hand in hand, het publiek tot wijken.

Zie, dát was buitenlandsch. Ook kreeg je dit gevoel, toen je al die bekende en geliefde tooneel-figuren, chique gekleed, hun waren aan zag prijzen.

Op den avond van dienzelfden dag, terugkomend van den vroeg-film bij Tuschinski, kreeg ik wéér het gevoel, dat we nu toch heusch een wereldstad worden.

Maar deze keer stemde dit weten me droef.

Vreemd, te denken, hoe je daar rustig bij Tuschinski zat en maar even van je af, pang ! pang ! pang ! drie menschenlevens verwoest werden.

Wat was het allerakeligst, in-luguber, dat staan van die drommen menschen, rondom het standbeeld van Rembrandt. Je begreep er eerst niets van, dacht aan een troep vreemdelingen, die, laat nog, het standbeeld gingen bezichtigen.

Een taxi-chauffeur zei

"Ze lijken wel gek, d'r is niks meer te zien, ze is nou toch al dood."

"Ja, man," weer een ander, "bemoei je niet met de vrouwen, 't loopt altijd mis af."

"Zeker een vrouw zich van 't leven beroofd," concludeerden we en we liepen door.

Maar even verder weer een groep menschen, waarvan één, in 't midden, zich interessant voelend, vertelde :

"Pisuisse heeft zich een kogel door 't hoofd gejaagd."

Een koude hand lei zich op onze harten.

Pisuisse !, welke ras-echte Amsterdammer kent "Swiep" niet ?

En als in een film, zoo joegen al z'n mooie liederen door je bol.

Problème, ein Weib, Durf te leven! en nog zoo velen.

Pisuisse dood ! Och neen, het moest een vergissing zijn.

We spoedden ons naar huis, in een naargeestige stemming, dezelfde, die hing over het Rembrandtplein.

"Zet de radio aan, straks komen de pers-berichten."

Ja en toen hoorden we heel het droevig drama en we bleven zwijgend bijeen.

Als we Zondag, Maandag, Dinsdag het Rembrandtplein passeerden, zagen we altijd weer drommen menschen bij het standbeeld staan, turend en wijzend naar den grond, waar niets te zien viel.

Hoe eigenaardig is dit toch in den mensch, het altijd weer willen zien van een onheilsplek. Wàt hopen ze te zien ? Bloed ? Omwoelde aarde ? Ik en weet het niet, maar 't treft me altijd weer, dien hang naar het sensationeele.

Nu staan de couranten vol (als u dit leest, wordt er al niet meer over geschreven, we leven zoo snel!) van herinneringen aan Jean Louis en ook aan Jenny Gilliams.

En vandaag loopt heel Amsterdam uit om de uitvaart te zien van den geliefden en zijn vrouw, zooals ze gaan zullen door de stad heen.

De muziek zal droef opklinken en de slippendragers zullen herkend worden en de kransen en bloemtuilen zullen ontelbaar zijn en Amsterdam zal tranen plengen om die daar weggebracht worden, door vele, vele vrienden en bewonderaars.

Maar gisteren werd zonder eenig uiterlijk vertoon weggebracht Tjakko Kuiper, den man, die raak door het hart schoot, pang ! pang ! pang ! Pisuisse, Jennny en toen zichzelf.

Drie moorden heeft hij op z'n geweten en met den laatsten heeft hij z'n eigen jonge leven afgesneden,

En hij is toch óók een moeders kind !

Arme moeder Kuiper ! Ik heb aan u gedacht, toen ik las, dat uw jongen begraven was,

't Is uw jongen en mischien weet u alleen wàt er vooraf is gegaan aan dit vreeselijk gebeuren. Wellicht hebt u al maanden tevoren op het verwrongen gelaat van uw kind het leed en de haat gelezen, die in hem woelden. De strijd, de drang, om te komen tot dit vreeselijke.

We worden een wereldstad en daarmee gaat gepaard, véél leed, veel zondig gebeuren.

Moeder Kuiper, ook is mijn hart begaan met u.

E. B. B.

 

 

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

30 November. Onze predikant op visite gehad. Hij was zeer klaagzaam. Er werd teveel beslag gelegd op zijn vrijen tijd, door gemeentenaren, die meer om een praatje, dan om zijn hulp verlegen waren. Hij wist geen raad. 'n Nijdigen hond aanschaffen leek hem tegen den goeden vorm; een vergadering voorwenden vond hij oneerlijk; de dienstbode laten verzekeren, dat er iemand is, zou een poging beteekenen om dat meisje nog beter te leeren jokken en feitelijk een goedkeuring dezer ondeugd zijn.

Het eenigste wat er overschoot, zou een gekruide verwensching zijn; doch dit is in fragranten strijd met de christelijke beginselen.

"Als de vrouw maar flink is," brieschte Liesbeth.

Inderdaad ! Voor mij bestaan des dominees moeilijkheden niet.

Kwam vanavond te laat op de vergadering van W. I. K. De regent van Cheribon is overleden en ik had thuis zijn naam moeten voorlezen uit de krant.

1 December. Vandaag bezoek gehad van mijn neef Felix Bladergroen. Dat is het literaire genie onzer familie en van zijn roem straalt veel op ons af. Toen de redactie van de "Nieuwe Gids" gezamenlijk de griep had, heeft er eens een schets van hem in dat tijdschrift gestaan. Van dien datum af, dateert zijn vermaardheid. Tegenwoordig schrijft hij niet meer ; heeft het veel te druk. Zit in alle huldigings- en eerecomité's, die er voor levende en doode artisten worden opgericht. Momenteel werkt hij als 'n paard in de commissie, die zich ten doel stelt om Heyermans "in de kou" te zetten, zooals de vakterm voor het plaatsen van een standbeeld schijnt te wezen. Liesbeth voelde veel voor dezen arbeid. Heyermans is voor haar geen vergetene. Iederen keer, dat ze de visch te duur vindt, denkt ze aan hem. Neef was prachtige ervaringen rijk. 't Interessantste geval was Annie van Ees. Twee jaar had hij werk gehad, met het verzorgen van haar afscheid-tournee ; nu zij weer begonnen is met tooneelspel, zal men dit ook niet onopgemerkt voorbij laten gaan en dan moet er langzamerhand gedacht worden aan haar laatste voorstellingen; want mevrouw Theo Maan, die daaraan pas met haar 70 ste jaar begon, was al in de tachtig, toen ze er eindelijk mee klaar was.

Wybo 't huis ingestormd met de tijding, dat Aljechin schaakkampioen 1927 is. De laatste maanden hebben ze hem en Capablanca telkens wakker gemaakt onder den wedstrijd, opdat de overwinnaar nog iets aan zijn titel had.

2 December. Krimp van Dulmen is weer hersteld van zijn val. Kleine wandeling met hem gemaakt. 's Jonge, 's jonge, wat loopt die maar slecht ! En t is net zooals Breeduitstra zegt : wanneer je het op dien leeftijd nog niet kan, dan, leer je 't nooit. Krimp heeft tijdens zijn huisarrest de wereld-politiek bijgehouden. Er was groote beroering in Genève op de ontwapeningsconferentie geweest. Alle afgevaardigden zijn woest geworden op de Russische delegatie en alle buitenlandsche bladen, deelen in de verontwaardiging. "Hebben ze dan op grootere krijgstoerusting aangedrongen?" vroeg ik. "Wel neen," riep Krimp, "die onbeschaamde kerels drongen op ontwapening aan!" Ik was in mijn verbazing bijna ons café voorbij geloopen, maar Krimp greep me gelukkig. Ja! wel wandelt de mensch in raadselen....

3 December. Kleine oneenigheid thuis. Kolenhandelaar twee mud anthraciet gebracht ; den geheelen morgen op den kouden zolder met de keukenweegschaal bezig geweest. Moest telkens niezen van de guurheid en het kolengruis ; witte zakdoek zwart geworden. Ik dacht, enfin, het is toch Zaterdag, maar Liesbeth had een andere opinie. Werd beschuldigd van de neiging om onzen zeepsop-magnaat rijk te willen maken. 't Viel me eigenlijk nog mee ; ze had net zoo goed kunnen beweren, dat door mijn opsnuiverij het tekort van 20 K.G. kolen ontstaan was. Daar liep de leverancier nu toch gelukkig tegen op.

4 December. Om de kinderen aangenaam bezig te houden voor Sinterklaas gespeeld. Zware stem opgezet en rare geluiden uitgestooten ; met ketting tegen de deur geslagen en dreigend een zak voor stoute kinderen binnengestoken. Heb altijd veel aanleg voor tooneelkunst in dit genre gehad. Ik weet nog best, hoe ik aan de zoontjes van Breeduitstra een zenuwtoeval bezorgd heb als zwarte Piet, en die waren toch heusch niet bang uitgevallen. Ook nu was alles uitstekend verloopen, wanneer Jossie niet, uit lijfsbehoud, met zijn blokken was gaan gooien. Liesbeth poogde de situatie nog te redden, door hem te waarschuwen, dat het zijn vader niet was, doch toen verloor ik net mijn baard en moest ik afdeinzen voor het bombardement.

6 December. Gister geen journaal kunnen bijhouden. De jeugd was dol van uitgelatenheid. Ze hebben me uit louter dankbaarheid met 'n parapluie op m'n hoofd geslagen. 't Is natuurlijk goed bedoeld, maar toch vind ik dat de eerbied, die het kind voor zijn ouders behoort te hebben, bij ons eenigszins taant. Van mij hebben ze dat niet, want ik was op dit punt bijzonder gevoelig. 't Heugt me nog duidelijk, hoe ik dagen lang ontroerd ben geweest, toen ik las, dat prins Blahud, de stichter van de baden te Bath, tevens voorbeeld der kinderlijke liefde, altijd in tranen uitbarstte wanneer hij in den vreemde een varken zag, dat op zijn vader, koning Lud, geleek. Op de soos was jhr. Poetspanne in vroolijke bui ; hij tracteerde zelfs. Later hoorde ik van Breeduitstra, dat hij al zijn schulden had kunnen betalen, door dat iemand hem een groot crediet gegeven had.

 

MET HET SCHETSBOEK DOOR ZEELAND

U wilt eens wat teekeningen zien van Zeeland? Best mijnheer!....

En zoo trok ik er op uit, gewapend met fiets, schetsboek en potlood.

De eerste reis zal zijn van Vlissingen over West-Souburg naar Koudekerke. Spoedig is Souburg bereikt, waar de huisjes ingedommeld zijn rondom een pleintje, als doen zij hun winterslaap. De lange, kale boomen, verhoogen nog de najaarsstemming.

De ondergaande zon werpt lange schaduwen over het pad, die opklimmen tegen de muren en een fel contrast vormen van licht en donker.

Alle kleur is verdwenen, in een somber najaarsgrauw.

Kil is het, en de vette aarde klontert aan fiets en schoenen. Een eind verder treuren kale wilgen en spiegelen hun mager lichaam in het water der sloot.

De zon verdwijnt langzaam achter de wolken, die zich aan de horizon opstapelen.

De schaduwen worden vager en vager, de nacht treedt in.

BOB.

 

 

Wie koren heeft, krijgt meel geleend.

VEREENIGINGSNIEUWS.

Zeelandia in Den Maag

Zeelandia in Den Haag heeft een feestavond in het Gebouw de Vereeniging aan de Willemstraat gehouden. De zaal was overvol - de vereeniging telt nu al bijna drie honderd leden - en velen moesten zelfs teleurgesteld worden. Er heersen weer zoo'n echte, Zeeuwsche geest.

Allereerst werd door allen staande het vereenigingslied gezongen, waarna door de tooneelvereeniging onder de uitstekende leiding van den heer Fred. J. Corljé, het alleraardigst blijspel in twee bedrijven van J. A. H. Abeleven : "Mevrouw is op reis" werd opgevoerd.

We willen volstaan met mede te deelen, dat het publiek na afloop heel lang en hartelijk applaudisseerde.

Na de pauze werd nog ten tooneele gebracht een spannend één actertje van Alfred Sutro, vrij bewerkt door Charivarius "Spel van 't Spel". Ook dit oogstte veel succes.

Het zangkoor zong onder leiding van den heer I. A. Swenne, o.a. het Schouwsche volkslied en - op veelvuldig verzoek - De Spijskaart van Zöllner, dat zelfs herhaald moest worden. Ook het strijkorkest, dat den avond met muziek aanvulde, heeft dapper zijn best gedaan. Alles bij elkaar een avond Zeelandia waardig. De voorzitter, de heer A. K. Vogel, heeft den avond met eenige hartelijke woorden geopend, waarin hij bij voorbaat de medewerkenden zijn dank bracht.

 

 

Beoordeel nooit iemand naar de snelheid, waarmee

hij zich weet te verplaatsen: de kleine wijzer van de

klok is even nuttig als de groote.

 

 

Armoede loopt spoediger in 't oog dan rijkdom :

men verbergt lichter eenige goudstukken dan een

scheur in zijn rok.

 

 

Wie alle menschen geen goed kan doen, kan toch

alle menschen iets goeds wenschen.