Ons Zeeland 1928, nummer 3

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Over een vleiend boek en over onze Zuidelijke buren; de openbare school in Ierseke; Duitschland en de Zeeuwsche paardenhandel; over een goed werk en over aardige feesten.

De bekende Engelsche schrijfster, Marjorie Bowen, heeft haar indrukken over ons land en zijn bewoners te boek gesteld en deze zijn zoo vleiend als men maar wenschen kan. De Engelschman, die het werk van mej. Bowen onder oogen krijgt, moet wel tot de conclusie, dat zijn land (over het algemeen ook nog al niet zóó slecht aangeslagen), toch nog lang niet dàt is, en dat hij tegen een handvol zilver en gewoonlijk een zeeziekte den staat bereiken kan, die het paradijs op aarde vertegenwoordigt. Zulk een ontdekking moet zelfs bij den Brit prettige gewaarwordingen oproepen. Het is voor hem te hopen, dat hij zonder voorbehoud Marjorie Bowen's meening over Holland en de Hollanders kan aanvaarden, hetgeen ons intusschen wel eenigszins twijfelachtig wil voorkomen. Het is de schrijfster tenminste niet gelukt ons te overtuigen, dat de vele goede Hollandsche eigenschappen, welke zij opmerkte, inderdaad bestaan.

Hoe dan ook.... vleiend voor de bewoners van het lage land bij de zee, is Marjorie Bowen's werk in hooge mate. Te vleiend zelfs, wat zijn bezwaren heeft. Hoogst gevaarlijk is het b.v., geruggesteund door dit boek, een vergelijking te treffen tusschen ons land en een anderen staat. Want onwillekeurig doet de lof op de Hollandsche eigenschappen, zonder voorbehoud toegezwaaid, haar invloed gelden en gaat men zich zetelen op den troon. die een vriendelijke schrijfster bereidwillig oprichtte. Als de vergelijking bovendien nog gebaseerd wordt op kwesties, dan is de weg die naar de zelfgenoegzaamheid voert, zou goed als uitgestippeld, en van een bijna magnetische aantrekking.

Het is na bovenstaande overweging dus geen gering waagstuk om aandacht te schenken aan de traditioneele Belgisch-Hollandsche wrijving, die dezer dagen weer eens de aandacht voor zich heeft opgevraagd. Dit keer ging het niet om annexatie, zelfs niet over de rechten op de Schelde, doch over het Kanaal, dat via Zeeland, België met het Noorden verbindt. Te Antwerpen deden zeer onrustbarende berichten, volgens welke een ernstig gevaar boven den vaarweg Antwerpen - Rijn zou zweven, de ronde. Het groote gevaar van zijn oorsprong in beschadiging van de sluis te Hansweert. Deze beschadiging zou dermate zijn dat het verkeer te water geheel in de war gestuurd beloofde te worden.

Een Antwerpsch blad won inlichtingen over het geval in en toen bleek dat de beschadiging van de sluis bestond, doch dat ze slechts van zeer geringe beteekenis was. De herstelling zou in geen geval stopzetting van de scheepvaart eischen. Het blad had hiermede kunnen volstaan, doch deed zulks niet. Aan het bericht werden enkele wenken toegevoegd voor de Nederlandsche en voor de Belgische regeeringen. Nederland werd gewezen op de plichten die het jegens België heeft na te komen, aan België werd nogmaals het uit het Nederlandsch-Belgisch verdrag bekende Moerdijkkanaal warm aanbevolen.

Het treft dat onze Zuider-buren bij een geval als dit, van weinig of geen beteekenis, en niet voortspruitende uit een Nederlandsche geste, dadelijk met critiek en met diverse wenken klaar staan, en trachten uit een toevalligheid munt te maken. Allen die voor een goede nabuurschap ijveren, moet dit pijnlijk treffen. In korten tijd hadden we reeds driemaal gelegenheid op te merken hoe naarstig in België naar motieven gezocht worden die verwijten aan het Nederlandsche adres heeten te rechtvaardigen en hoe fel men tegenover iedere Nederlandsche handeling (voor gemeenschappelijke belangen) gekant is.

Wij daarentegen....

Doch neen, laten we in gedachte houden dat nog eerst kort geleden de lezing van Marjorie Bowen's boek over het voortreffelijke Nederland werd beëindigd.

Ook wij zullen tegenover België wel niet altijd de houding aannemen die de objectieve toeschouwer als de juiste en meest hoogstaande beoordeelt. Als het gaat om een gemeenschappelijk beleid van twee partijen met verschillende belangen, dan blijven fouten en tekortkomingen niet uit. Bij de eene partij, noch bij de andere. En het zijn de fouten en de tekortkomingen die tot de wrijving leiden.

x

Wrijving wil ook nog al eens ontstaan als diverse partijen, ieder met een eigen belang, aangewezen zijn op één enkele beurs. Vandaar de zoo nu en dan voorkomende berichten over meeningsverschillen onder erfgenamen. De een voelt zich al gauw bij den ander te kort gedaan.

Iets dergelijks werd dezer dagen in Ierseke geconstateerd. Het beliep daar weliswaar niet een meeningsverschil tusschen de erfgenamen van een of anderen suikeroom, doch het geval doet er min of meer aan denken.

In Ierseke is het onderwijs, zooals in vele andere plaatsen van het vaderland, verdeeld in bijzonder en openbaar onderwijs. Twee partijen met verschillende belangen heeft men er dus, beide aangewezen op steun uit eenzelfde gemeentekas.

Over dezen steun nu is verschil van meening gerezen. De openbare school was volgens het schoolbestuur, het onderwijzend personeel en de oudercommissies niet zooals ze zijn moest; aan het gebouw ontbrak nog al een en ander. Teneinde dit geheel op te heffen, werd aan den raad verzocht gelden toe te staan. De raad van Ierseke evenwel, in meerderheid rechts, gevoelde er niets voor. De openbare school werd in den ouden toestand gelaten, terwijl wel gelden werden uitgetrokken om een bijzondere onderwijsinrichting daar ter plaatse van een fraai hek te voorzien. Deze daad beteekende olie op het vuur der openbare school-voorstanders. Ze staken de hoofden bij elkaar en besloten Gedeputeerde Staten in te lichten. Naar aanleiding van het adres der betrokkenen aan het hooge provinciale college, stelden twee leden der Staten dezer dagen in Ierseke een onderzoek in. Dit onderzoek is niet in het voordeel van den gemeenteraad uitgevallen. De leden van Ged. Staten bevonden de klachten juist en ze gispten sterk den toestand, waarin het schoolgebouw zich bevindt.

Het is dus te voorzien, dat de raad van Ierseke alsnog de benoodigde gelden op de begrooting zal moeten plaatsen.

x

Zooals bekend, nam destijds Duitschland heel wat Zeeuwsche paarden af. Ieder jaar kwamen de Duitsche handelaren naar onze streken om het materiaal te keuren, dat vervolgens in groote hoeveelheden naar de Oosterburen werd verzonden.

Vooral voor Zeeuwsch-Vlaanderen leverde deze handel belangrijke voordeelen op.

Deze, door de Zeeuwen geapprecieerde handelsconnecties met de Duitschers, heeft door verschillende omstandigheden reeds geruimen tijd opgehouden te bestaan, hetgeen voor de Zeeuwsche paardenfokkers niet zonder gevolgen bleef. Den handel, als hier bedoeld, is het de laatste jaren allesbehalve voor den wind gegaan.

Volgens een bericht in een der Zeeuwsch-Vlaamsche bladen begint er thans weer eenige teekening in den paardenhandel te komen. Geregeld gaan er weer tal van exemplaren de grenzen over, thans evenwel niet de Oostelijke, doch de Zuidelijke. De Belgen toonen daadwerkelijk belangstelling in het Zeeuwsche fokmateriaal. Het merkwaardige evenwel is, dat de Belgen voor eigen gebruik het Zeeuwsche paard niet noodig hebben. Ze brengen de in Zeeland aangekochte dieren op de Belgische markten, waar .... geregeld Duitsche kooplieden verschijnen, die tegen hooge prijzen hun inkoopen doen. Hieruit is af te leiden, dat er in Duitschland opnieuw vraag naar het Zeeuwsche paard is. Het eenige verschil met vroeger is, dat de Duitschers thans inplaats van rechtstreeks met ons te onderhandelen, de Belgen als tusschenpersonen gebruiken.

Het komt ons voor, dat het gewenscht zou zijn, te trachten in dezen toestand verandering te brengen. De fokkers hebben er belang bij, dat de Duitsche kooplieden weer, als in het verleden, naar Zeeland komen, om zich hier van het noodige te voorzien. De tusschenhandel der Belgen levert hen geen enkel voordeel op.

Natuurlijk, zonder werken zal het niet gelukken den paardenhandel met Duitschland weer in de oude goede banen te leiden. Doch, - deze zekerheid moet meer een aansporing zijn om de handen uit de mouwen te steken, dan om zich lijdzaam bij den huidigen toestand neer te leggen.

Er is wat te doen voor de Zeeuwsche fokkers !

x

Onder Westenschouwen is reeds eerder de aandacht besteed aan de beplanting der duinen. Door den strengen winter werd het werk onderbroken, doch thans heeft men opnieuw de beplanting met volle kracht aangepakt. Een 40-tal werklieden is thans bezig aan het effenen der terreinen, het graven van greppels en het steken en inkuilen van helm. In den kweektuin staan ongeveer 250.000 jonge dennen gereed om ter bekwamer tijd in de greppels uitgepoot te worden. Tot dusver is in het duinterrein een oppervlakte van ruim 52 H.A. met ongeveer 800.000 dennen bepoot. De boompjes gedijen goed, terwijl de oudere beplantingen reeds een denkbeeld geven van het mooie geheel, dat het duincomplex eenmaal zal opleveren. Uit een oogpunt van de vastlegging van het zoo hinderlijke en schadelijke stuifzand, het toenemende natuurschoon der omgeving en de doelmatige werkverschaffing, is het werk der beplanting dan ook ten zeerste toe te juichen.

x

Hoewel het niet doenlijk is, in "Ons Zeeland" getrouw melding te maken van de verschillende festiviteiten, welke in den loop van den winter georganiseerd worden, mag in dit overzicht een aanteekening over het maskerade-feest van hotel Britannia te Vlissingen niet ontbreken. Het bal-masqué van Britannia toch is ieder winter-seizoen een Zeeuwsche gebeurtenis.

De vorige week Zaterdag is in het mooie Vlissingsche hotel het festijn der gecostumeerden en gemaskerden gehouden, en zooals we dat gewoon zijn, is het een volkomen succes geworden. De vreugde was niet van de lucht, de costumes waren opmerkelijk goed verzorgd, de regeling mocht voortreffelijk heeten.

Opnieuw is gebleken, dat de directie een juiste opvatting heeft van hare taak, de moeilijke taak om aan de eischen van een groot aantal uitbundige gasten tegemoet te komen. Niets dan lof hiervoor.

Ook voor Zierikzee willen we ditmaal eens met den regel breken en een uitvoering vermelden. Dinsdag werd daar in de versierde concertzaal, dank zij de speciale zorgen van de heeren H. J. Doelman & Zn., Visser en Breetvelt, de kinder-operette "Sneeuwwitje" opgevoerd, onder artistieke leiding van Mevr. M. Fokker van Grayestein van Rengerskerke-Lyons, en uitstekende piano-begeleiding van Mevr. C. P. de Jonge-van Rijsel.

Van de 35 kinderen die deze operette speelden, telden slechts 2 den leeftijd van 12 jaren ; de overigen waren kleuters van 8-10 jaren. Zeer weinigen van het publiek kunnen inderdaad naar waarde schatten, wat deze prestatie wel beteekent en hoe ontzaglijk veel geduld en toewijding er voor worden vereischt, om alle détails bij te brengen, welke voor de goede mimiek, spel en zang onontbeerlijk zijn.

Een buitengewone vermelding verdient het nimfenballet en menuet in oud Franschen stijl, onder leiding van Mevr. Fokker uitgevoerd, die eveneens voor de mise en scène en toiletjes zorgde.

De titelrol werd vervuld door mej. Ada v. d. Kwast, die naast een lieve en geschoolde stem, goed speelde en haar tooneelfiguur volkomen mede had. De beide koninginnetjes, mej. Maria Constandse en mej. Corrie Doeleman, hebben zich ook uitstekend van hunne taak gekweten, zoowel wat tooneelspel als zang betreft, hetgeen eveneens kan vermeld worden van mej. Nelly Ochtman, die de rol van den Prins vervulde en van mej. Coba de Vos, die de rol van den jager vertolkte.

Het is dus niet te verwonderen, dat de voorzitter van het comité, de heer v. Merle, zeide: "Ik ben ervan overtuigd, dat zoowel jong als oud genoot en als groot kindervriend verheugd het mij zeer, dat ons doel is bereikt, namelijk 500 kindertjes de gelegenheid te geven van een kostelooze voorstelling te kunnen genieten.

Ook de heer de Bree, hoofd der school, heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt, in verband met de handhaving van de orde en goede gang van zaken.

Het geheel werd tot een groot succes.

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat in Vlissingen, nu het vertooningsverbod opgeheven is, de Potemkin-film gedraaid zal worden. Hoeveel geld zou deze rolprent-kwestie den staat gekost hebben ?

- dat de gemeenteraad van Westdorpe een ambtswoning voor den burgemeester laat bouwen, die f 4500 kosten mag. De burgervader, die tijdelijk verblijf hield in Sas van Gent, zal dus spoedig weer temidden der zijnen rusten. Westdorpe ontnam den buurstaat door dit besluit, een machtig wapen in den annexatie-strijd, die nog steeds tusschen beide plaatsen gevoerd wordt.

- dat de inspecteur der belastingen te Middelburg wederom verblijd werd met giften van hen, die het geweten voelden knagen. De kluif bedroeg dit keer fl 800.

- dat de vorige week in Zierikzee, Oostburg, Goes en Middelburg, de eerste cursussen voor bakkersonderwijs geopend zijn, tot groote vreugde van alle brood-etenden.

- dat het aantal inwoners van Goes in 1927 met 221 personen vermeerderde.

- dat werkloozen uit Vlissingen door bemiddeling van de arbeidsbeurs naar Philips uitweken. Gemeentebesturen gelieven hiervan nota te nemen.

- dat in Zierikzee de houten noodwoningen, herinneringen aan de crisisjaren, met den grond gelijk gemaakt worden.

- dat te Stavenisse een groot aantal luiken, ribben en balken, afkomstig van schepen, aanspoelden.

- dat de werkloozen van Oostburg onledig worden gehouden met het sloopen van de oude openbare lagere school, en zóó de gemeente aan een ruim plein helpen.

- dat de "Schelde" te Vlissingen, van de Rotterdamsche Lloyd de blijde opdracht kreeg twee dubbelschroefmotor-mailschepen van circa 18.000 ton te bouwen.

- dat in het Kunstmuseum te Middelburg deze week een interessante tentoonstelling van werken van Zeeuwsche schilders gehouden is.

- dat uit Krabbendijke een gezin met niet minder dan zeven kinderen verdwijnt, met bestemming Canada. Toch zijn er nog, die naar de oorzaken van Zeeland's ontvolking zoeken.

- dat de vereeniging tot voorlichting bij beroepskeuze in de hoofdstad gedurende 1927 totaal 37 verzoeken om advies ontving. Een rijke oogst kan men dit niet noemen. Hoe staat het met de zustervereeniging in de Bevelanden ? Reeds ter ziele ?

- dat in Sas van Gent dit jaar weer een Carnavaloptocht gehouden mag worden.

- dat in Axel vanwege het Groene Kruis een moedercursus in het leven is geroepen. 38 deelneemsters meldden zich aan. Welke plaats neemt het initiatief vaders voor hun taak gereed te maken?

- dat de haven- en kadegelden te Stavenisse in het afgeloopen jaar rond fl 6300.- waard waren.

- dat bij een landbouwer onder de gemeente Arnemuiden onbekenden kans zagen in een nachtelijk uur 6 kasten open te breken en een flink bedrag aan geld van eigenaar te doen verwisselen, zonder dat zij in den arbeid gestoord werden. We wisten dat de Zeeuwsche lucht een zwaren slaap veroorzaakte, doch een onverstoorbare tuk als hier lijkt ons overdreven.

- dat de eerste hand gelegd is aan de werken bij de prise d'eaux van de waterleiding aan de Oranje Zon, welke werken vele werklooze spieren in beweging gaan brengen.

- dat de ambachtsheer van Kruiningen f 1000,- afzonderde, teneinde de Ned. Herv. Kerk aldaar van nieuwe ramen te voorzien, welke in overeenstemming zijn met den Gothischen stijl van het gebouw.

- dat niet elke reflector van iedere Zeeuwsche fiets aan de eischen beantwoordt.

- dat men in Den Haag nog steeds Oost-Indisch doof is voor de verzoeken, betreffende den levensgevaarlijken weg bij Woensdrecht.

- dat er zoo nu en dan al een vleugje Lente in de luchten hangt.

- dat men zoo weinig hoort over de reclame voor Zeeland in verband met de Olympiade.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

ALS DE BLAREN VALLEN..

door

JAN VERMEER.

Lente, Zomer, Herfst en Winter zijn elkaar in geleidelijken overgang opgevolgd. Het wisselend spel der seizoenen is aan ons oog voorbij getrokken in al zijn menigvuldige en bonte schakeeringen. Weer is, als alle jaren, uit de kale winterakkers nieuw leven ontsproten, weer heeft het land, als immer tevoren, in overvloed van bloem en vrucht gebloeid. En dan komt de Herfst, die de blaren der boomen doet vergeelen en wegrotten, tot de najaarswinden ze in bonte dwarreling op den grond doet vallen, waar ze langzaam verdorren. Nu gaat het jaar sterven. Steeds korter worden de dagen, steeds langer de nachten. Steeds lager staat de zon aan den hemel en al minder en minder wordt de kracht van haar stralen. Het jaar gaat dood, en met haar sterven schijnt ook de natuur den doodsslaap in te glijden.

Als de eerste blaren van de boomen vallen en het jaar langzaam-aan ten einde spoedt als het najaar in het land komt, begint voor de Zeeuwsche boeren een tijd van betrekkelijken rust. De boer leeft het dichtst bij de natuur, en naar haar loop regelt zich zijn werk. Zoo zijn de wintermaanden voor hem een periode van gedwongen werkloos zijn, in zooverre dan een boer werkloos kàn zijn.

Op Walcheren begint, begon althans, het winterseizoen reeds in de eerste week van October, de Annetje-Liesjesweek. Tusschen de beide Annetje-Liesjesdagen van het jaar, dien van Mei en dien van October, ligt het zomerhalfjaar. De boerenknechts en -meiden verdienen in deze periode evenveel als in het winterhalfjaar, dat weliswaar twee maanden langer duurt, maar waarin van hun krachten zooveel minder gevergd wordt dan in de zomermaanden. Met Annetje-Liesje kunnen knechts en meiden dus hun dienst verlaten, of weer bij denzelfden boer of dezelfde boerin inhuren. Tot welk van beide zij ook besluiten, in alle gevallen is de Annetje-Liesjesweek een week van feest en jolijt, hetzij ter inwijding, hetzij ter uitluiding van de vijf zomermaanden, waarin gewerkt wordt zoolang de zon aan den hemel staat - en langer. En ofschoon de Liesjesdag in Mei drukker is dan die in October, kan het toch op den eersten Donderdag van Wijnmaand zoo vol zijn in Middelburg, dat je in de middaguren op de Markt en de Burg en in de Lange Delft over de hoofden kunt loopen.

Annetje-Liesje wordt alleen op het platteland van Walcheren gevierd, zelfs in Arnemuiden, dat toch in zooveel opzichten afwijkt van de overige plaatsen van het eiland. Overal elders in Zeeland is deze feestdag onbekend ; daar loopt de dienst van Mei tot Mei. Hetzelfde geldt ook voor Nieuwland, dat zich in oude zeden en gebruiken bij Zuid-Beveland aansluit. Zelfs in Middelburg is de Annetje-Liesjesdag onbekend ; de stad ondergaat hem alleen, maar viert hem niet mee.

In Zeeuwsch-Vlaanderen, op Zuid-Beveland en in Nieuwland eindigt de zomer-periode ongeveer een maand later, n.l. met Sint-Maarten (11 November). Deze heiligendag, in alle westersche landen van groote beteekenis, speelt ook hier een belangrijke rol, maar is daarentegen op Walcheren weer geheel onbekend. De boerenknechts en -meiden verhuren zich van den eersten St. Maarten tot den anderen, of ook wel van 1 Mei tot 1 November. Ook het burgerlijke leven ondervindt den invloed van dezen dag. Ambachtslieden als smid, timmerman en wagenmaker sluiten hun jaarrekeningen met St. Maarten af, en wanneer deze opgemaakt en rondgezonden zijn, wordt een bepaalde namiddag vastgesteld, waarop de klanten komen afrekenen. Wanneer deze op den zitdag hun schuld hebben voldaan, worden ze door den leverancier onthaald en blijven enkele uren gezellig napraten. Deze gewoonte heerscht in Nieuwland en meest alle dorpen van Zuid-Beveland, maar zooals het met nagenoeg alle volksgebruiken het geval is, sterft ook deze langzamerhand uit.

Even later in November trekt de Zuid-Bevelandsche boerenbevolking op naar de Goesche toondagen. Oorspronkelijk, toen inderdaad met St. Maarten de veldarbeid een einde had genomen, waren dit de eerste twee Dinsdagen in November, respectievelijk de "blinde" en de "goede" toondag genaamd. Tegenwoordig, nu men de zomerperiode wat gerekt heeft, zijn deze toondagen wat opgeschoven naar den derden en vierden Dinsdag in November. Vooral de laatste is de toondag bij uitnemendheid, en wordt om die reden dan ook de "goede" genoemd. Heel Zuid-Beveland trekt op dezen marktdag naar Goes. Op andere "Diesendagen" moge het er druk zijn, op den "goeden toondag" is het overweldigend vol in de straten en op de pleinen van Zuid-Bevelands hoofdstad. Den heelen morgen rollen de huifwagentjes, langs alle wegen die toegang geven tot de stad, aan, om bij de uitspanningen hun vrachtje af te zetten. En het duurt niet lang, of honderden boeren en boerinnen, Protestantsche en Roomsch-Katholieke beide, vullen het oude stadje met het kleurige vertoon van hun kleedij, hun groote zilveren knoopen, de strengen roode bloedkoralen met gouden sloten, de mooie kanten mutsen. De boeren trekken eerst naar de beestenmarkt, die bij deze gelegenheid wordt gehouden, maar de boerinnen en de boerendochters trekken in breede scharen door de winkelstraten en zoeken in de bakkerswinkels naar die speculaaskoeien, die in suikerletters den naam dragen die haar voor 't oogenblik het meest aanstaat. Tegen den middag vinden ze elkaar weer aan de lange smalle tafels achter sommige winkels en in de herbergen, waar men uitgespannen heeft. De buikige koffieketels staan reeds te dampen, hoog opgestapelde schalen met brood, koek en kaas noodigen tot toetasten. En niet tevergeefs !

Wanneer de zaken verhandeld zijn en de inwendige mensch versterkt is, keert men niet, als op andere Dinsdagen, terstond naar huis. Integendeel, de eigenlijke pret begint nu pas; vandaag is het immers toondag, en wat zou een toondag zijn, waarop niet gedanst werd ?

Er is een legende die vertelt, dat de Zeeuwsche boeren stijf en houterig zijn. Voor een zekere categorie van de bevolking van onze provincie moge dit waar zijn, voor de Zuid-Bevelandsche boeren en boerinnen gaat het in geen geval op. Ge moet ze zien dansen, in "het Slot Oostende" of in "de Prins van Oranje" uitgelaten en onvermoeid, uur aan uur, zoolang de muzikanten nog geluid uit hun instrumenten weten te halen.

O, nergens in heel Zeeland wordt zoo gedanst als in Goes, en nergens in Goes wordt zoo gedanst als in "de Prins van Oranje", en geen dag in het heele jaar wordt er zoo gedanst als op den goeden toondag. En ge moogt het dan betreuren, dat het niet meer de ouderwetsche dansen zijn, de polka's en mazurka's en de slepende walsen, en de zevensprong, en de Jan Pierewiet :

Tralalalalala, Tralalalalala,

Tralalalalala, Trala-lalalala.

Jan Pierewiet, Jan Pierewiet, Jij rare sinjeur,

Ik mag je niet, ik wil je niet, scheer je weg van

m' n deur.

Goeien avond, meneer,

Op een anderen keer.

Goeien avond, juffrouw,

't Is niet aardig van jou.

Ach neen, men stept en charlestont in Goes al net zoo goed als in Londen en Parijs. Maar waarom dit betreurd; men wil toch niet vergen dat het leven in Zeeland stil zou staan, terwijl het overal voortgaat en zich aanpast bij de steeds veranderende en immer wisselende omstandigheden van den tijd ?

Eerst als de avond gevallen is - en niet, zooals op gewone marktdagen, reeds in den middag keeren de boeren en boerinnen van Zuid-Beveland huiswaarts. Eén voor één rijden de wagens ratelend de stad uit, de duistere wegen van het Land van Ter Goes over, waar de veilige lampenschijn der hofsteden als lichtbakens in den nacht den weg wijzen. De toondag is voorbij, de Zondagsche kleeren worden in kist en kast geborgen.

En dan begint de winter over de Zeeuwsche landen te komen....

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Hij is piccolo in een groot hotel.

Hij is - z'n naam duidt het al aan - klein, bizonder klein zelfs.

Een rozig snuitje heeft hij en in dat melk-blanke jongensgezicht lachen een paar helder-blauwe kijkers.

Vlug als water is hij ! Als de groote, goud-gegalonneerde portier, die Simson tegenover David met hem vormt in z'n handen klapt en "quick" zegt, dan rennen z'n koddige in lange broek gestoken beentjes om een auto voor te laten komen, een brief te posten, of een van die honderd kleine dingen te doen, waarvoor een piccolo bestemd is.

Iedereen heeft schik in hem, maar vooral de vrouwen. En hij weet het. Hij trekt er partij van.

De manier, waarop hij, op een zilveren blaadje een brief komt brengen aan een van de rijke Amerikaansche dames, die in de hall zitten ! Als een Middeleeuwsche page is hij en Miss's America's hart is stormenderhand ingenomen.

Ze lacht hem toe door haar vervaarlijken uilenbril, ze vraagt hem hoe oud hij is, "Twaalf jaar!" liegt hij.

Hij is vijftien, maar z'n heele familie is klein en je zoudt eigenlijk kunnen zeggen, dat het jog uit een goed piccolo's-nest kwam.

Miss lacht verteederd en ze is erg verwonderd, dat hij al zoo goed Engelsch spreekt. Ze laat een stevigen fooi op het zilveren blaadje vallen en de jongen is één en al dankbaarheid,

Ongelooflijk zooals de vrouwen hem vertroetelen. En Simson, z'n opperhaas, moet heele lofzangen aanhooren op zijn piccolo.

Het jong staat alweer bij een deftige auto, helpt een oude dame bij het uitstappen, neemt haar taschje en parapluie aan of het een heilig reliquie is, zwaait den tourniquet voor haar open, plant haar voorzichtig in een van de groote hall-stoelen, alles met een zorg en liefde die het oude hart streelt en goed doet.

Jog kent z'n Pappenheimers. Daar zit wat voor 'm op !

Jog krijgt niet alleen fooien, maar ook doozen bonbons, Haagsche hopjes, dassen, boorden. Z'n heele familie wordt door hem van toilet-artikelen voorzien.

Ik ben er zelf ingevlogen, vond hem een reuzen-jog. Maar ik leerde hem van een anderen kant kennen. Ik stond in de garderobe, hij met een van de huisknechten in de hall. Hij zag me niet.

"Zeg, Sjors," hoorde ik de huisknecht zeggen. "Die mevrouw van veertien heeft gevraagd of je haar japon even naar de stoppage wil brengen !"

Mevrouw van 14 kende ik. 't Was een van die oudadellijke dametjes, die van een zeker bedrag moeten rondkomen.

"Dat kale wijf van 14 ?", de anders zoo zachte, keurige stern was plotseling ver-Jordaneescht "Ze ká-me wat vertelle, hoor !"

"Nou, daar leit-ie !" zei onverschillig de huisknecht. "Je mot zellef maar wete wat je doet."

"Ze kan voor mijn part stikke !"

Hij pakte de japon aan, frommelde die in elkaar en smeet 'm in een hoek van de garderobe,

Toen kwam ik te voorschijn.

Hij schrok geweldig, had z'n gewone liefheid niet ineens terug en zei tamelijk plat:

"O, is uwe daar?"

Ik wilde eerst een boet-predicatie houden, maar slikte de woorden weer in.

Hij raapte de japon op, ging er op een holletje mee weg.

Heel den tijd, dien ik nog in het hotel doorbracht, had hij een schuldig gezicht en ik denk, dat hij opluchtte toen hij me zag vertrekken.

Ik heb het niet tegen den almachtigen Simson gezegd, want.... had ik mijn deel niet zelf bijgebracht aan Jog's onbeschaamde brutaliteit ?

Dit hebben wij vrouwen zoo sterk, het kleine, teêre trek ons aan. We verwennen onze baby's vaak te veel en onze kleine hondjes en wonderkinderen en piccolo's.

En dan hebben we stierlijk het land als zoo'n verafgood wezen onverdragelijk wordt ! Waarschijnlijk had dit jog, als-ie niet zóó klein was geweest, als-ie er niet zóó koddig had uitgezien in z'n kleine uniform, een gewonen, aardigen, rakker geworden.

Nu, wetend, dat al wat vrouw was hem koesterde en verwende, was hij van een arrogantie, die maakte, dat je hem plotseling onverdragelijk vond.

Maar 't leven zal hem wel mores leeren. Over 'n jaar of twee is-ie toch een stuk gegroeid en is al z'n charme weg. Arme dier ! dan valt hij van z'n troon en staat er in zijn plaats weer een ander jog uit een nest van dwerg-joggies.

Maar we kunnen wel wat minder afgoderij plegen,

wij vrouwen ! E. B. B.

 

TREFFERS EN POEDELS

CONTEMPORAINS

Zie de leliën op het veld,

Zie hoe schoon zij bloeien.

Wie doet haar van zorgen vrij,

Daar zoo heerlijk groeien ?

Wie gaf hoor die stille pracht,

Wie dat kleed, zoo rein, zoo zacht,

Zonder zijns gelijke ?

Zie daar op het oorlogsveld

duizenden gewonden,

zie hoe gillen ze van pijn ;

moorden zijn geen zonden !

Wie gaf toch voor veertien jaar,

dat bevel, dat wreed gebaar,

zonder zijns gelijke ?

Zie hoe koopt men nù zelfs nog

mitrailleurs, kanonnen,

wordt het slijk der aarde niet

zwaar genoeg gewonnen?

't Moest reeds in de keel gesmoord,

"Oorlog", 't zondig gruwelwoord,

zonders zijns gelijke. -

Zie het Land van Maas en Waal,

landje van ellende,

Wie bracht daar dien watervloed,

wáár het oog zich wendde ?

Wie bracht daar die stomme smart,

wie dat leed, zoo nijpend hard,

zonder zijns gelijke ?

Zie het dagelijksch bericht

in de ochtendbladen :

Wéér een huis voor Maas en Waal,

lichter levenspaden.

Wie dáár nam, liet niets meer staan,

wie daar gééft, voelt zich voldaan,

zonder zijns gelijke. -

Zie de rokjes van de vrouw

steeds maar hooger stijgen,

zie hoe graag zij allemaal

slanke beenen krijgen.

Wie was wel die stille kracht,

die die beenen, rein en zacht,

in de mode heeft gebracht,

zonder zijns gelijke?

Zie zoo'n korte-rokken-vrouw

op heur rijwiel trekken,

zie hoe kuischelijk zij haar

beenen tracht te dekken.

Wie was wel die stille kracht,

die ze weer te voorschijn bracht ?

't Is een paradox, voorwaar,

zonder zijns gelijke ! -

WILLEM TELL II.

De K.L.M. Film voor "Handelsbelang"

Dinsdag 10 Januari draaide in den Schouwburg te Middelburg de film van de Kon. Luchtvaart Maatschappij voor de leden van de Vereeniging "Handelsbelang". De heer A. van der Paauw, chef der Afdeeling Handel en Vervoer bij de K. L. M., leidde deze film in door een overzicht te geven van de ontwikkeling van het vliegwezen in het algemeen en de ontwikkeling van de K. L. M. in het bijzonder. Deze zeer leerrijke en onderhoudende film geeft een overzicht van het werk der K. L. M., toont de fraaie en doelmatige inrichting der vliegtuigen, geeft menig mooi panorama van uit de lucht en ten slotte de kranige praestaties van de piloten Geysendorffer en Scholte, met den Amerikaan Van Lear Black en van luit. Koppen.

De woorden van dank, door den voorzitter gericht aan de Maatschappij en den heer Van der Paauw, alsmede de hulde aan den ijverigen secretaris van "Handelsbelang", den heer Stofkoper, aan wiens initiatief ook deze voorstelling wederom te danken is, waren zeker niet misplaatst.

Door de welwillendheid van den heer Van der Paauw zijn wij in staat enkele foto's uit deze film te plaatsen.

 

HET DAGBOEKVAN PHILEMON ZIJDEWIND

11 Januari. Vandaag is, welgeteld, de honderd-vijfen-tachtigste huldigingsrede tegen kapitein Smoolenaars, door de honderd-vijf-en-tachtigste autoriteit aan het twintigste diner, uitgesproken. De man moet er slecht aan toe zijn, zeggen ze. Totaal zwart aangeslagen, door den walm der welsprekendheid en voorts alle teekenen dragend van een indigestie-crisis. Er schijnen nu nog slechts drie bioscopen te zijn, waar hij niet befuifd is. Er komt dus doorzicht. Gelukkig voor dien zeeheld ; zou jammer zijn wanneer je wegens menschenredderij, amok-maker zou worden. Je hebt best kans, dat de "Alhena" in de toekomst wat uit de buurt van zinkende schepen blijft. Mooi zou 't niet zijn, maar na al hetgeen zich in Rotterdam afgespeeld heeft, zijn er genoeg verzachtende omstandigheden aan te voeren.

12 Januari. De geschiedenis herhaalt zich ! De waarheid van die oude spreuken komt toch telkens uit. Massa's menschen zijn nu verbaasd, omdat de Fransche natie in twee woedende kampen is verdeeld, wegens oneenigheid over een partijtje diggels, dat te Glozel opgegraven is, en dat de justitie er zelfs bij te pas gaat komen. Mij verwondert het niet. Ik ken mijn algemeene geschiedenis.

Reeds bij de Grieken bestond er een schervengericht !

In China is het oorlogsrumoer wat bedaard. Breeduitstra zegt, dat dit uit een kleine oneenigheid tusschen de hooge en lage legerrangen voortspruit. Tot nu toe was het in China, evenals elders, de gewoonte, dat de officieren de onderscheidings- en de soldaten de litteekens kregen. De laatsten zijn nu zoo onbeschaamd geweest, om met het voorstel tot omdraaiing der rollen te komen. Rare Chinezen !

13 Januari. Wat kunnen kinderen toch rare vragen stellen. Daar informeerde ons Jossie warempel aan 't ontbijt, met gloeiende belangstelling, wat of pantoffelhelden eigenlijk waren. Aller oogen richtten zich op mij ; zeker omdat ze het antwoord van het hoofd des gezins verwachtten, maar ik wist niet zoo vlug m'n gedachten te formuleeren. Sientje bracht uitkomst ; die mompelde onder het theeschenken door, dat pantoffelhelden mannen waren, die hun vrouw met een pantoffel sloegen.

"Dus u is toch geen pantoffelheld ?" riep Jossie luidruchtig tegen mij. Uit het diepst van mijn ziel uitgeroepen ; "Nee, mijn jongen."

Wybo gekort in zijn zakgeld. Toen Liesbeth klaagde over de dreunende vrachtauto's en het steeds drukker wordende verkeer, langs onze woning, troostte onze oudste, haar met de woorden, dat het van "voorbijgaanden aard" was.

14 Januari. Prachtig weer vandaag. Heerlijke, leerrijke wandeling gemaakt met Krimp en Breeduitstra. Gesproken over de Bisamratten en de gevaarlijke concurrentie, die deze de konijnenvellen op de Nederlandsche jaskragen willen aandoen. Gesprek afgedwaald naar zilvervossenteelt. Breeduitstra 'n geniaal plan ! Hij wilde deze cultuur laten uitoefenen in normaal- en onderwijzerskweekscholen; van schoolvossen was de waarde toch af ; de aanvoer overtreft de vraag en dat bederft de markt maar.

15 Januari. Postdirecteur op de thee gehad. Was naar Rotterdam geweest. Had Henri ter Hall's nieuwste revue gezien ; tapte Buziau's laatste moppen. Hij wist nu, dat er voor de vensters van de bankgebouwen tralie-werk gezet wordt, om de directie's alvast aan de gevangenis te doen wennen en dat eerstdaags deze gewoonte tot de gasfabrieken wordt uitgebreid. Voor notariskantoren is het voorloopig niet noodig, daar de menschen, naar wie deze lokaliteiten vernoemd zijn, onder curateele van een regeerings-commissie komen. Voorkomen is beter dan genezen. Vroeger ving men gaarne dieven, doch die liefhebberij moest beperkt worden, daar er gebrek aan gevangenissen begon te komen, Ja, ja, de wijsheid hoort men uit den mond der dwazen en de gekken krijgen de kaart !

16 Januari. Naar propaganda-vergadering van de padvinders geweest. Kon de spreker niet verstaan, want ik zat tusschen een clubje jongelui, dat zich de welpen-horde noemde. Origineele knapen. Hun voorzitter droeg den naam van "specht", de secretaris dien van "inktvisch" en de penningmeester luisterde naar den titel van "buideldier". 'n Echte beestenboel, maar 't kon moeilijk anders, want dan liepen ze kans, de donatie van de "Dierenbescherming" te moeten missen.

17 Januari. Beppie met strafwerk thuis gekomen. Het brutale nest had aan haar leerares gevraagd, of zij wel wist, dat de blos der jeugd op haar eenen wang hooger zat dan op den andere. 't Goeie mensch stond zeker nog in de grondverf. Moderne dames, zou jonkheer Poetspanne Verboendere zeggen, zijn nu eenmaal net als de groote bladen, die tweemaal per dag verschijnen ; de avond-editie is beter verzorgd dan het ochtendblad. Ondertusschen heb ik Beppie waardig de les gelezen.

 

MET HET SCHETSBOEK DOOR ZEELAND

Er zit iets stemmigs in het water.

Hebt u wel eens opgemerkt, wanneer u aan een waterkant zit of midden op het water in een bootje, hoe vreedzaam uw stemming dan kan zijn. Ge krijgt dan zoo'n berustend gevoel, zoo kalm, zoo tevreden. En wanneer dan traag een zeilschip aankomt, dan zit daarin zoo'n bekoring, dat men haast sentimenteel wordt.

Steeds weer is er een wisselende schoonheid. Nu eens komt er grootsch en statig een stoomschip op u af en geeft u een ongekende sensatie, dan weer is het een klein bootje, dat als een zielig wezentje schijnbaar

hulpeloos ronddobbert.

En als straks de zon zal ondergaan, dan is er zoo'n vrede en zoo'n rust over u gekomen, dan zoudt ge niets liever wenschen dan daar te blijven, daar waar de golfjes hun eindeloos spelletje spelen, daar waar zij immer en immers blijven voortkabbelen en dan zingen het eeuwige lied, van kracht en van moed, van storm en van branding, maar ook van schoonheid en macht, van vrede en berusting, het eeuwige lied van de zee.

Op de Schelde....

BOB.