Ons Zeeland 1928, nummer 5

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Propaganda in verband met de Olympische spelen; de ontvolking van Zeeland trekt de aandacht; twee steden in 1927; bedrijven die op sterven liggen.

Hoewel het zeer waarschijnlijk wel geen verband met elkaar zal houden, verheugen we er ons toch over, dat korten tijd nadat een opmerking daarover gemaakt was in de "Schelde-Zender", ons een ware zending drukwerk bereikte, waaruit blijkt hoe er in Zeeland gewerkt wordt teneinde de bezoekers der Olympische spelen te bewegen onze provincie te bezichtigen. De diverse vereenigingen, welke onlangs besloten een gezamenlijke actie ten gunste van het vreemdelingen bezoek tijdens de Olympiade te voeren, stelden een commissie samen, en deze commissie heeft thans de eerste resultaten van haar werk naar buiten gebracht. Een circulaire, waarin de aandacht wordt gevestigd op driedaagsche rondreizen in Zeeland en naar Brugge is in diverse talen vertaald en naar ruim 1700 reisbureaux verzonden, vergezeld van enkele exemplaren van een folder, waarin op overzichtelijke wijze op de schoonheid en de diverse attracties van ons gewest wordt gewezen.

De kosten van een driedaagsche rondreis zullen, pension inbegrepen, fl 50.- bedragen, terwijl de reis het navolgende programma omvat : Zij die Maandagavond arriveeren, logeeren in Goes. Dinsdagmorgen wordt met tram een rondrit door Zuid-Beveland gemaakt en een bezoek gebracht aan de Goesche markt. Per boot vertrekt men naar Zierikzee, lunch aan boord. Na terugkomst in Goes wordt gedineerd en dan naar Middelburg of Vlissingen gereisd. De Woensdag geeft : tocht per auto naar Brugge, waar geluncht wordt, terug naar Middelburg of Vlissingen. Donderdag's wordt een rondrit over Walcheren gehouden, daarna volgt een bezoek aan Middelburg, en tot slot is een diner in het hotel. Begint de reis op een anderen dag dan op den eersten der week, dan is de volgorde der uitstapjes eenigszins anders, in verband met de marktdagen, doch behalve de volgorde verandert er niets.

We stellen er prijs op te verklaren, dat we met genoegen de eerste poging van Zeeland om de Olympische spelers en aanhang in onze provincie te krijgen, hebben gade geslagen. Er is reeds goed werk verricht. Zeer te waardeeren is het, dat Zeeland de eerste provincie is die een beroep op de vreemdelingen deed. Bravo.

x

De ontvolking van Zeeland heeft in breeden kring de belangstelling gewekt. Behalve in de provinciale pers is in de groote bladen aandacht aan deze kwestie gewijd. In de "N.A.C." lazen we over de vermindering, verder in het Handelsblad. Naast de pers hebben anderen zich er mee bezig gehouden, o.a. de r.k. kiesvereeniging te Sas van Gent. Volgens een motie, door deze vereeniging aangenomen, vindt de teruggang der bevolking in Zeeuwsch-Vlaanderen zijn oorzaak in de groote werkloosheid en in de zich uitbreidende zedeloosheid. Door het laatste wordt het aantal geboorten steeds minder, in 1927 had Zeeuwsch-Vlaanderen geen 20 geboorten per 1000 inwoners meer, terwijl dit getal voor Nederland nog bijna 24 bedraagt. In de motie worden als middelen ter verbetering van den ongunstigen toestand genoemd : steun voor vakkundige ontwikkeling, werkverruiming en werkverschaffing en krachtige beteugeling van de openbare zedeloosheid. Of het ontvolkingsvraagstuk van Zeeuwsch-Vlaanderen, dat alle overeenkomst vertoont met dat in de geheele provincie, op te lossen zou zijn als de overheid tegemoet kwam aan de verlangens in de motie vervat, lijkt ons wel twijfelachtig. Doch dit willen we hier niet in het geding brengen. Van meer waarde momenteel is, dat de ernst van de Zeeuwsche bevolkingskwestie door een vereeniging als waarvan hier sprake is, beseft werd en dat de leden hun gedachten erover lieten gaan. Dien weg moet het op en daarom maakten we van de motie gaarne melding.

x

Zooals dat te doen gebruikelijk is, hebben de voorzitters van de verschillende gemeenteraden in de eerste bijeenkomst van den raad in 1928 een overzicht gegeven van het wel en wee hunner gemeente in het afgeloopen jaar.

Zoo deden ook de burgemeesters van Middelburg en Vlissingen.

De Middelburgsche burgervader kon, zooals te verwachten was, geen erg optimistisch geluid doen hooren. De heer Dumon Tak wees er op, dat verbetering van den economischen toestand van Middelburg achterwege bleef en dat van opleving der zaken geen sprake was. De gemeente staat nog steeds in het teeken der werkloosheid, zei spr. en de minder gunstige financieele toestand houdt daarmede zeer nauw verband. Gewezen werd op de tot stand gekomen regeling omtrent de ziekenverpleging, en op de abattoir-kwestie wel nog steeds hangende is. Tot slot zei de burgemeester, dat zuinigheid geboden is, doch dat deze niet van dien aard mag zijn, dat besluiten, noodig voor de gezondheid en welvaart, er door achterwege blijven.

Tot zoover de heer Dumon Tak, wien het zwaarder als iemand anders zal vallen, den toestand van Middelburg zoo zwart te moeten afteekenen.

Gelukkiger was de burgemeester van Vlissingen, wiens Nieuwjaarsrede van vele goede verbeteringen getuigde. De heer Van Woelderen herinnerde aan den steun van het Rijk voor de buitenhaven, aan het bunkeren in de haven, dat de verwachtingen overtrof (tot 31 Dec. hebben er al 222 schepen gebunkerd), aan de gelukkige beslissing van "De Schelde", waardoor een nieuwe sluis zal worden aangebracht, aan den aan te leggen weg N.-en St. Joostland-Vlissingen, aan de groote bedrijvigheid in de bouwvakkers (161 nieuwe woningen werden voltooid).

Tegenover al deze blijde mededeelingen stonden er eenige van minder gezelligen aard. De bevolking verminderde in 1927 met 153 zielen, wat te verklaren is door het vertrek van 27 Belgische loodsgezinnen, omvattende 160 personen. De gemeente-financiën eischen groote omzichtigheid. Het belastbaar inkomen liep in 1 jaar terug van fl 10 millioen tot fl 7,5 millioen. Deze laatste mededeelingen vermogen evenwel niet den algeheelen gunstigen indruk omtrent de Scheldestad te niet te doen.

Zeer terecht merkte de heer Van Woelderen aan het einde van zijn rede dan ook op: "De pessimisten tegenover een betere toekomst van Vlissingen, hebben ongelijk gehad."

Op het programma van werkzaamheden van dit jaar komen voor de regeling met het Rijk voor de outillage en de exploitatie van de nieuwe buitenhaven en het ziekenhuisvraagstuk.

x

Met de visscherij in onze provincie gaat het allesbehalve naar wensch. De botvisscherij is zoo goed als ten doode opgeschreven (het laatste seizoen leverde zeer slechte uitkomsten) en ook in het mosselbedrijf is het misère van jewelste. Men zal zich herinneren, dat nog niet lang geleden stappen werden gedaan om het laatste bedrijf er weer boven op te helpen. Men stuurde aan op betere samenwerking tusschen de mosselmenschen en eenigen tijd zag het er naar uit, dat deze inderdaad tot stand zou komen.

Eilaas.... men heeft zich weer eens vergist. Het boterde niet tusschen de heeren van het mosselengilde en de bond heeft thans weer besloten den handel, voorloopig tot het volgende seizoen, vrij te geven. D. w. z. ieder lid kan zijn waar afleveren tegen den prijs, die hem goed lijkt. De bond blijft nog wel bestaan, voornamelijk om te trachten het afzetgebied te vergrooten, doch van practische waarde kan hij niet meer worden geacht. Onderlinge naijver der leden heeft hem aan den rand van den dood gebracht. Het is toch wel jammer, dat de bij het mosselbedrijf betrokkenen de groote beteekenis van hechte aaneensluiting nog niet willen inzien en meer van individueelen handel dan van aaneengesloten verkoop verwachten. Als hun de oogen open gaan, is het wellicht te laat, om den nieuwen weg in te slaan !

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender

Vindt u het interessant te hooren

- dat we met belangstelling kennis namen van verschillende gegevens voor deze rubriek, ons door toegewijde lezers verstrekt.

- dat de raadszaal in Driewegen ook als trouwkamer zal worden gebruikt. De raad bepaalde evenwel : "Het bruidspaar moet daarvoor f 11.- betalen en eventueel aan te richten schade vergoeden." Waarschijnlijk heerschen er gevaarlijke huwelijksplechtigheden in Driewegen.

- dat een knaap uit de stad, waar Michiel de Ruyter het levenslicht zag, met behulp van een windbuks een portie aardappel in het oog van een vechtkameraadje schoot, tengevolge waarvan medische hulp moest worden ingeroepen.

- dat men in Sas van Gent vol vrees naar de Belgische grenzen kijkt, waar een troep van 50 zigeuners kampeert, die een opvallende Nederlandsche gezindheid aan den dag legt.

- dat in Zeeuwsch-Vlaanderen weer velen het beroep van "mollenmepper" uitoefenen. De mollenvellen worden tegen een lief prijsje in het naburige land aan de markt gebracht.

- dat de Middelburgsche schoenmakers, in verband met de stijgende lederprijzen, voor reparatiewerk meer geld vragen. De klompenmakers lachen in het vuistje.

- dat het Sassche carnaval geopend zal worden met een intocht van prins Carnaval.

- dat een zwijntjesjager met succes in Neuzen werkzaam was. Reeds twee trapfietsen veranderden door zijn bemiddeling op onregelmatige wijze van eigenaars.

- dat er aan het Sloe nogal eens autobestuurders zonder wegenkaart in de politie-val rijden

- dat in het slot Ostende te Goes, voormalig verblijf van Jacoba van Beieren, (en sedert jaren een café) tot bioscoop wordt ingericht. Jacoba had het moeten weten....

- dat de zomerdienst bij de Ned. Spoorwegen 15 Mei in werking treedt.

- dat Krabbendijke tegen de verwachting van vele Zeeuwen, een haven heeft.

- dat de oplaag van "Ons Zeeland" iedere week aanzienlijk grooter wordt.

- dat al de deelnemers aan onze gebouwen-prijsvraag 's nachts al eens gedroomd hebben over een Ideal-naaimachine, zoodat thans ook in Zeeland stikgeschiedenissen gesignaleerd waarvoor geen arts van noode.

- dat iemand te Breskens zich een gebroken been voetbalde. Anti-sportmenschen, noteert het.

- dat een meneer in Spui een vischotter neerlegde, die een, lengte had van 1,26 meter en een gewicht van 101 K.G.

- dat het afgeloopen jaar allesbehalve gunstig was voor de maatschappij "Zeeland". Het aantal passagiers daalde van ongeveer 58.000 in 1926 tot 54.000, het aantal vervoerde tonnen goederen van 37,000 tot 25,000. Het postvervoer toonde evenwel vooruitgang.

- dat het belastbaar inkomen te Vlissingen in het belastingjaar 1921-'22 ruim 10 millioen gulden bedroeg, in 1926-'27 ruim 7 1/2 millioen gulden.

- dat ook voor 1928 het handige en nuttige werkje "Provinciale Almanak voor Zeeland" is verschenen, waarin vele bijzonderheden omtrent Zeeland zijn verzameld . Mr. P. Dieleman schreef er een levensschets van den heer Rompu in.

- dat de oud-burgemeester van Ellewoutsdijk, de heer R. A. van der Bent en diens echtgenoote S. P. Vroegop, dezer dagen hun gouden huwelijksfeest vierden. Ondanks geheimhouding van den datum, gewerden het gouden paar tal van blijken van belangstelling.

- dat te Vlissingen een 2 1/2 jarig kind onder een vrachtauto geraakte en wonder boven wonder slechts een buil en een schram kreeg.

- dat de Middelburgsche werkloozen, die te werk waren gesteld bij de uitbreiding der kanaalwerken bij de Oranjezon, Maandag j.l. in staking gingen wegens geschil over het loon. Dinsdag werkten de heeren echter weer.

- dat de kermis in St. Maartensdijk niet opnieuw in het leven geroepen zal worden.

- dat de Zeeuwsche handelsreizigersvereeniging de directie der Ned. Spoorwegen verschillende wenken gaf in verband met de samenstelling van het nieuwe spoorboekje.

- dat het met de overbrugging van de Eendracht te Tholen nog maar steeds niet naar wensch wil gaan.

- dat de vereeniging "Landbouw-belang" te Bruinisse de vorige week 40 jaren telde, hetwelk in een feestelijke vergadering werd herdacht.

- dat op Hemelvaartsdag in Terneuzen een festival wordt gehouden.

- dat C. te Sluiskil met twee zwagers een zekeren H. toetakelde, omdat deze C.'s vrouw tijdens zijn afwezigheid gezelschap hield.

- dat in dezelfde plaats een cursus voor bakers (één k zetter) wordt opgericht.

- dat het in Tholen gespookt zou hebben. Het spook bezorgde een knaapje daar ter plaatse al een zenuwcrisis. Later bleek dat een grappig jongmensch in witte kleeren de wegen onveilig maakte.

- dat menig Zeeuwsch kippetje en vele konijntjes prijzen behaalden op de Vlissingsche tentoonstelling. De eigenaars geuren er mee.

- dat de rechtbank te Breda den arbeider, die in Scherpenisse een geheim jeneverstokerijtje cultiveerde, tot 3 maanden gevangenisstraf veroordeelde. Zelfs voor borrels geldt de spreuke : "Goedkoop is duurkoop".

- dat onbekenden het hoofd der school te St. Philipsland in zijn woning belegerd hebben, zijn deur was vernageld, het schoolhek veranderd in een prikkeldraad-versperring. Weet men in Scherpenisse niets van den volkenbond en van Genève ?

- dat de Zeevaartschool te Vlissingen 1 Mei a.s. 25 jaren zal bestaan. Momenteel lessen er rond 300 leerlingen.

- dat we ons niet zoo erg behoeven te verbazen over den ruitenkrasser in diverse steden van het vaderland, want 40 jaar geleden moesten het in Middelburg de spiegelruiten al ontgelden. Wel een bewijs dat er niets nieuws onder de zon is.

- dat de Kamer van Koophandel doende is om den stoombootdienst op de Ooster-Schelde weer naar Middelburg door te trekken. Voor passagiers zou dit een heele verbetering beteekenen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

 

Men behoeft slechts oud te worden om zachter te worden in zijn oordeel ; ik zie geen misslag begaan, dien ik ook niet begaan heb.

ZEELAND EN DE ZEE

door

JAN VERMEER.

Er is ter wereld geen hechter band denkbaar dan die Zeeland met de zee verbindt. Uit haar wateren is het land verrezen, zij heeft de verre, vruchtbare klei geschapen, waaraan ons gewest zijn rijkdom en welvaart te danken heeft, zij heeft ook het zand der duinen aangevoerd en opgeworpen als een borstwering tegen zichzelf. Zij is sinds overoude tijden het element waarop het Zeeuwsche volk moedig en groot is, waarop het tevens zijn levensonderhoud vindt. In oorlogstijden was de zee het zekerste bolwerk tegen den vijand, en Prins Maurits placht te zeggen dat, al ging ook het geheele land verloren, Zeeland alleen zich nog wel voor den machtigsten vijand, Spanje, zou kunnen redden.

Maar de Staten van Zeeland hadden gelijk, toen ze in het jaar 1593 een penning deden slaan, waarop ze schreven: Idem protector et hostis: Dezelfde zee is mij tot een beschermer en tot een vijand. Want Moeder Zee toont zich voor Zeeland maar al te dikwijls een booze stiefmoeder. Wie haar op een kalmen zomerdag ziet, roerloos en onbewogen, effen als een spiegel, waant haar het beeld der eeuwige rust. En toch is niets veranderlijker, niets wisselvalliger, niets onbestemder dan zij. Want straks slaat zij bruisend omhoog tegen den zwaren voet van den zeedijk en stuwt haar golven huizenhoog op, om ze met donderend geweld uiteen te doen spatten op de houten staketsels, terwijl de wilde Westenwind haar lillendwitte schuim tot ver in het land doet verstuiven.

Zoo is het in de winternachten, als de noodklok klept, omdat de dijk gevaar loopt, of wellicht reeds onder den geweldigen aandrang der wateren bezweken is. Maar erger dan deze open aanvallen, deze ridderlijke strijd van de zee tegen den mensch, is haar verraderlijke, langzaam werkende kracht, die den bodem voet voor voet ondermijnt, en op een mooien zomerdag plotseling een groot stuk van het land in de diepte weg doet zinken. Dat zijn de zoozeer gevreesde dijkvallen, die men in het geschiedboek van onze provincie op iedere bladzijde aantreft, en die, welke voorzorgsmaatregelen men er ook tegen genomen heeft, helaas nog altijd niet tot het verleden behooren.

Zoo is ook de zee er oorzaak van, dat geen andere provincie in den loop der eeuwen zulke groote veranderingen heeft ondergaan als Zeeland. "De ghestalte van het landt van Zeelandt", zegt onze kroniekschrijver Boxhorn in zijn "Chronück van Zeelandt" (Middelburch, 1644, I, blz. 96 vlg.) "is niet altijdt de selfde ghebleven, maar veeltijdts merckelijk verandert, somwijlen door bedijckinghen van schorren seer toenemende, doch meermael veel van sijn landen verliesende. Dit komt by door den soo machtigen ende onsicchelijcken om- ende doorloop van het water, die sich altijdt heel vreemt ende verscheydelijck jeghens dit Eylandt heeft ghedraghen; somwijlen gunstich, behulpsaem, mildt, ende vriendelijck, somwijlen, in teghendeele, grimmich, schadelijck, onversadich, ende schrickelijck.... Indien wij sien op de eerste opkomste van dit landt, soo sullen wij bevinden, dat de zee, gelijck als hare moeder ende voestersse is gheweest, soo als meest alle eylanden, die door inbreucken van wateren van het vaste landt niet afghescheurt werden, uyt de aenwerpselen van de zee ghebooren werden. Dan, indien wy op d'ander zijde acht nemen, op de menichvuldighe overvloeden van het water, afbreeckselen van duynen, dijcken, ende landen, wechneminghe van gronden, opswelginghe van geheele steden, ende een onghelooflijck ghetal van dorpen, neffens dien overstolpinghe van menich duysent stuck vee ende menschen, soo mach die selfde zee geen andere naem als van de allergrimmichste ende onbarmhartichste stiefmoeder draghen."

En dit tweeslachtig karakter der zee verder uitspinnende, vervolgt Boxhorn aldus: "In de Zeeusche eylanden, te stercken ende te verswacken; te verminderen ende te vergrooten; aen malcanderen te hechten, ende van den anderen te scheuren; van water landt, van land weder water, gronden, ende afgronden te maecken; in schepen te doen seylen over landen, ende de ploech ende sickel te brenghen op het water; t'ondermijnen van dijcken, ende te beschutten; het geven van rijckdommen, en verslinden; stil zijn, en woeden; gherustheyt den ingesetenen by te brenghen, ende den uitersten schrick ende vreese aen te jagen; schijnt hier altijdt de zee haer vermaeck ghenomen te hebben.

Hier van daen komt het, dat ghelijck de Historien van andere naestgheleghene volckeren, meerendeels rost endenat ghemaeckt werden met het bloedt van hare verslaghene vyanden, dese daer boven noch deurgaens ghelijck als doorspoelt ende overstelpt werdt van een volle zee en onrechte wateren, soo dat niemandt sulcx lesen kan, sonder die watervloeden te vermeerderen met sijn tranen."

En van onzen tijd en dien van onze vaderen gaan onze gedachten terug naar de verre eeuwen, bijna tweeduizend jaar geleden: toen de eerste bewoners zich in deze lage landen vestigden.

De Romeinsche geschiedschrijver Plinius, die leefde in de eerste eeuw van onze jaartelling, dus juist in den tijd toen de Romeinen hier doordrongen, geeft een beschrijving van het land en zijn bewoners, die hemzelf en zijn lezers doet huiveren van onbehagen: "Tweemaal per etmaal, aanvloeiende van alom, woelen de golven over de onmetelijke vlakte, tweespalt stichtend in de eeuwige orde der natuur: mengende land en zee. Daar, op hooge heuvelen en op terpen, tot boven vloedpeil aangedragen, huist een ellendig volk. Als het water het land overdekt, schijnen de hutten te dobberen op den vloed; als deze zich terugtrekt, zijn ze als gestrand. Op de visschen welke wegvluchten met de wateren, wordt rondom die hutten jacht gemaakt. Dit volk kent geen vee; kan zich niet voeden met melk, zooals de naburen; kent zelfs niet den strijd tegen wilde dieren: want tot ver weg zijn de vlakten ontbloot van struikgewas. Met banden uit zeegras en biezen gevormd vlechten zij vischnetten. Met slijk, gedolven met handen en meer door den wind dan door de zon gedroogd, koken ze hun spijzen en verwarmen ze hun door den noordenwind verkleumd ingewand. Geen anderen drank hebben zij dan het regenwater der putten onder den afdrup hunner woningen. En zulke diep ellendigen zouden zich achten te zijn vervallen in slavernij, indien hen de hedendaagsche Romein bestuurde? Waarlijk, Fortuna spaart velen slechts tot hun eigen straf!"

Plinius vergat één ding. Want de frissche zeewind, die aan de westkust van de Zeeuwsche eilanden haar duinen heeft opgeworpen, heeft meer gedaan: zij heeft, over de land van Zeeland aanwaaiende, een sfeer van ruimte en vrijheid geschapen, en de bewoners van deze lage landen met vrijheidszin en liefde voor de onafhankelijkheid bezield. Zoo stak uit het Zeeuwsche en Zuidhollandsche deltagebied het verzet tegen het overmatige Spanje het eerst zijn vanen op, toen Den Briel, Vlissingen en Veere het sein gaven tot den opstand tegen Philips, den langen en taai en worstelstrijd, waaruit de Republiek der vrije Nederlanden zegevierend zou verrijzen.

Juist de voortdurende, onophoudelijke strijd met de zee heeft het volk van Zeeland gehard en gestaald en gevormd tot den onvermoeiden vijand, alle eeuwen door, van den uitlandschen vijand, waar deze verscheen, maar bovenal van den inheemschen belager, dien het dagelijks in zijn eigen gebied zag. Een land, door zulke strijders bewoond, kan niet verloren gaan.

Tot deze slotsom kwam ook de Vlissingsche predikant Mattheus Gargon, die in zijn "Walchersche Arkadin" een der spelerijders aldus laat zingen van het strijdende en overwinnende Zeeland:

Verwonderlijk land,

Door diepte verzand,

En scheeprijke stroomen,

Met bloemen en boomen

Staan vroolijk geplant;

En d'aarde verslonden,

Door stortbraak van gronden,

Laat huizen, noch strand.

Door golven en wind

Zijt gy steeds bestreden,

Maar 't water geeft steden,

Als 't dorpen verslind.

Vernielt het uw waard,

Gy wint weder aart;

En mist gy de kielen,

De ploeg met zijn wielen

Weer overvloed baart.

O Land, dat zo strijd,

Wie kan u vernielen?

Gy wint, als gy lijd.

 

 

'T BOEZELOEN

Arjaen, ik gae temet ner stad,

Goed, zeit-un, maer weet je wat,

ael temet een boezeloen,

'k è d'r gin om an te doen.

Goed, zee Kee, en gieng op pad

mie de buzze naer de stad.

In een wienkel mie fesoen

Zee ze : 'k mot een boezeloen,

vor m'n vint, ie 'eet Arjaen,

't mot 'n bitje groazig staen,

O jewel, da's varre goed,

oevee centen krie je noe ?

En ze gong de wienkel uut

en wa dee die stomme snuut ?

't Pakje liet ze legge, jaet!

voor de wienkel op de straet,

Kwam ze arre week in stad

in de wienkel waer ze 't had.

En ze zee : Wel eere god,

bin m'n 'erssens glad kapot,

liet ik toch da boezeloen

bie joe legge, stommen 'oen.

'k Was warentig op de Mart,

zag ik die Kedee van Zwart,

riep ik : Pie, mô j' is wâ doen ?

'ael vor mien dâ boezeloen,

dâ 'k zoa pas vergeten è.

Net, zee Pie, dâ zummen è.

D'arren dag mie goed fesoen,

vroog ik naer m'n boezeloen

Zee ze : Wer bin 'k noe 'erscht,

'k è d'r glad nie an 'edocht!

Zee ik : Wattun stommen uul !

Zoa, zee ze, vuul trok vuul,

Kost ik wee 'n keer op pad

mie de buzze nae de stad

Kwa, wâ mô je d'r an doen ?

Gee mer 'n arren boezeloen.

PEELAND.

 

 

Waardeer de genegenheid, die men u toedraagt en

tracht ze te behoeden.

 

TREFFERS EN POEDELS

Kevertjes dood

Te Schore (Zuid-Beveland) is de

vorige week een Meikever gezien.

Bruine, Bevelandsche kever,

waarom heb je dat gedaan,

waarom ben je uit je schuilhoek

veel te vroeg vandaan gegaan?

Brommend bruine lentebode,

gastje van den Meidoorndisch,

wist je niet, dat het op aarde

nog maar Januari is?

Deed je dat in een moment van

overmoed en levenslust,

heeft een gloeiend zonnestraaltje

j'uit je winterslaap gekust?

Mooie molenaar der Lente,

door den winter ingehaald,

wèl ben je het eerst gekomen,

maar licht nièt het eerst gemaald.

Bij je stijfbevroren lijkje,

platgetrapt, tot stof vergaan,

is je droevige historie

als een nachtpit uitgegaan.-

Hoe ter wereld had je nu reeds

lenteluchtjes in je hoofd?

Had je soms een keveresje

stiekum rendez-vous beloofd?

Heb je samen met z'n tweetjes

op een mooien zonnedag

lente-liefdefeest gehouden,

alhoewel dat nog niet mag?

Ligt er ergens op de aarde

nog zoo'n lijkje als van jou,

ben je samen, wreed ontgoocheld,

doodgegaan als man en vrouw?

Kleine kever, Lentegever,

strever naar den voorjaarstijd,

was maar zachtjes doorgekeverd,

winter had je niets geleverd,

en zijn vorst geen narigheid -

WILLEM TELL II.

 

DE VROUW AAN HET WOORD

"Een vrouw met onverzorgde handen is me een doorn in het oog !" -

Hij flapte het er zoo gezellig uit in z'n jonge onbezonnenheid.

Het was aan een diner en drie plaatsen van hem af, zat een kleine, dikke moeke, jong nog, maar door haar gezond drietal, dat vlug na elkaar kwam, van jong, slank dennetje, tot wat al te mollig vrouwtje geworden

Ik zag haar vlug even haar handen bekijken en met een blos op het teeder moedertjes-gezicht ze in haar schoot verbergen.

De jongen, met z'n knap, ietwat verwaten gezicht praatte al lang weer met z'n buurvrouw over Charlestonnen, winter-sport en Jazz-muziek, niet vermoedend, hoe 'n pijn hij gedaan had met z'n los weggeworpen woorden.

Er kwam over het mollig vrouwke een zekere verlegenheid. Ik zag, hoe ze na die bout gesproken woorden onhandig werkte met haar visch couvert, ze schichtig rondkeek naar haar buren.

Nu tobt ze over haar onverzorgde handen, dacht ik. Want die waren rood en ruw en haar nagels kort, of ze ze stuk gebeten had.

Toen we de koffie gebruikten in de gezellige salon, kwam ze naast me zitten.

"Mag ik u eens van suiker en room voorzien?" vroeg ik.

Ze keek me dankbaar aan, schoof wat dichter naar me toe.

"Wat heeft u mooie handen", zei ze bewonderend.

Poor child ! daar had je het al !

"Mooie handen?" lachte ik onbevangen. "Zoo'n compliment heb ik nog nooit gehad."

"Als u drie bengels te verzorgen hadt, die al uw tijd in beslag namen en een langzaam, slordig dienstmeisje, dat u met alles moest helpen, dan zouden uw handen niet zoo mooi zijn," zei ze rad achter elkaar.

Ik wilde haar eerst gelijk geven, haar zeggen, hoe ik wel begreep, dat zij daar geen tijd voor had, maar ik bedacht me, dat ik haar daar geen dienst mee deed.

"u laat u natuurlijk manicuren, Ja ! daar moet je tijd en geld voor hebben."

"M'n lieve mevrouwtje, luistert u eens. Ik heb me eenmaal, in een malle bevlieging laten manicuren en toen heb ik meteen en voorgoed het kunstje er van afgekeken. Ik doe het voortaan zelf en ik kan u verzekeren, dat het geen heksenwerk is."

Ze wrong haar kleine, roode handjes krampachtig ineen.

"Ik durf u mijn onverzorgde handen niet te laten zien."

Ai ! de pijl had doel getroffen ! En hij, die hem, van geen kwaad bewust, afgeschoten had, dacht aan duizend andere dingen en zou zich waarschijnlijk niet meer herinneren het gezegd te hebben. 't Was een van z'n tirades, zooals bij ook beweerde :

"Een vrouw, die zich respecteert, poedert zich!"

"Laat u ze maar gerust zien," zei ik lachend. "Ik ben een expert op dit opbied, misschien is er nog iets te doen aan die twee hopelooze gevalletjes."

Ze stak twee schuchtere pootjes naar me uit. "Maar die zijn heelemaal zoo erg niet," zei ik en er klonk iets heel hoopvols in mijn stem.

"Dat moeten voor eenige jaren beeldige handjes geweest zijn !"

Het wat vermoeide moedertjes-snuitje klaarde op. "Zou ik ze nog goed kunnen krijgen ?"

"Maar natuurlijk !"

"O, zègt u me dan wat ik doen moet."

"Hoeveel betaalt u voor het consult ?" plaagde ik. "M'n eeuwige dankbaarheid !"

"Dat is veel ! Dan zal ik maar beginnen met m'n raad. U neemt u nu eens heilig voor iederen dag iets te doen om weer keurige handjes te krijgen. Vanavond smeert u ze in met glycerine en doet er een paar oude handschoenen over heen, die u heel den nacht aanhoudt. Dit doet u minstens een week achtereen en daarna een of tweemaal per week. Zoo- dit wat betreft de handen. Nu krijgen uw nagels een beurt. Iederen avond voor het naar bed gaan smeert u een zachte crème langs de nagelranden en 's morgens reserveert u er 10 minuten voor om een warm nagelbad te nemen. Iedere hand in een bakje ! Goed zoo ! Nu duwt u voorzichtig met het botte uiteinde van uw nagelvijl de nagelriemen terug, iederen dag wat meer tot.... zie de maan schijnt door uw nagels !

Met uw vijl gaat u nu de nagels een mooie ronding geven. Veel knippen is uit den booze, vijlen af en toe is beter. U koopt vervolgens een doosje nagelglans, doet hiervan een tipje op uw nagels en polijst ze glanzend met uw polissoir. Dit doet u eens per week of om de veertien dagen. C'est tout !"

Ik heb het mevrouwtje naderhand nog eens ontmoet en ze toonde me vol trotsch twee keurig onderhouden handjes.

"En kon u er tijd voor vinden, ondanks het drietal en het langzame meisje ?"

"Met gemak !" lachte ze. "'t Is een kwestie van even doorzetten."

Zoo is het. We maken ons zon gauw van iets af met het excuus het te druk te hebben.

Een goed onderhouden hand geeft iets zekers aan je bewegingen en 't hoort er nu eenmaal bij Hare Majesteit de Vrouw!

E. B. B.

 

 

Met volop werk, wat u dan ook bejegen,

Gij hebt op aard de kern van 's hemels zegen.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

25 Januari. Vanmorgen bezoek gebracht bij Krimp van Dulmen. Hij zat voor zijn radio-toestel, en zij voor een wandspiegeltje ; schenen beiden naar korte en lange golven te zoeken. Tijd voor 'n wandeling had Krimp niet ; hij had wel 'n invitatie voor 'n lezing, die een politie-man in Goes over dactyloscopy zou geven. Bood mij die aan, want hoe goed hij bij de politie bekend staat, hij kwam er liever niet mee in aanraking. Ik ben niet zoo kieskeurig en aanvaardde.

's Middags naar Goes gespoord, In Landbouwbioscoop plechtig ontvangen door handafdruknemende autoriteiten ; had gelukkig glaceetjes aan ! Boven was 't een pracht-gezicht. 'Tientallen overheidspersonen met bikkelgladde schedels. Wat een eerwaardigheid ! Zal nu nooit meer kunnen begrijpen, dat er soms zoo geringschattend over kale heeren gesproken wordt.

De lezing was wonderbaarlijk interessant ; nimmer zoo'n echte tooverlantaarn aangetroffen ; 't leek een even groote verrassing voor den explicateur als voor de aanwezigen ; beide partijen stonden verbaasd. Zoo moest de vertooner "aan de hand" van de plaatjes, een loflied op een bepaald soort brandkasten zingen en zoo zag je een meisje, dat haar maag met steekpenningen bezwaarde, waardoor ze wel genoeg ijzer in 't bloed kreeg, maar tevens geopereerd moest worden aan oudroestmagazijnicus.

Ten slotte hoorden we nog iets over dactyloscopy. Vrij dor, om de zaak wat op te vroolijken, stelde de lezinghouder een vraag aan 'n politie-autoriteit, die vroeger met vrucht een cursus bij hen doorloopen had, en daarom niet wist te antwoorden. "Schijnt 'n moeilijke kunst" mompelde ik. "Heelemaal niet mijnheer", fluisterde een dievenvanger naast me. Wanneer er een misdaad bedreven is, neemt men de vingerafdrukken op ; dan pakt men den dader en passen zijn vingers in de afdrukken, dan hangt-ie. Blij dat ik dat weet. Als er nu weer duimpjes op mijn soepbord staan, zal ik Sientje met de dactyloscopy kunnen ontmaskeren.

26 Januari. De wereld der misdaad, waarin ik gister ronddoolde, dreef me vandaag naar de Sherlock Holmes-literatuur. Kennis genomen van de wonderen die je met wat combinatie-vermogen kunt bewerken. Heb me er zwaar in verdiept. Las later in de courant, dat een herbergier te Veldhoven een flinke geldsom en zijn zoon miste. Terstond aan combinatie-poging begonnen. Dadelijk succes. Herinnerde me, dat er in den omtrek van Sas van Gent zigeuners waren gezien. Zulke zwervers stelen kinderen, stelen alles.... dus het spoor is duidelijk. Heb naar officier van Justitie geschreven wat ik er van dacht.

27 Januari. Vreeselijk ongeluk bij Caen, vertelde m'n kapper. Jong echtpaar, pas getrouwd, zou in een auto van 't stadhuis, overweg, trein, beiden dood. Met 't nieuwtje naar Breeduitstra gegaan.

"Vind jij dat nog erg," riep-ie.

"Hè," zei ik verwonderd.

"Die was toch direct uit zijn lijden !" Breeduitstra is dikwijls vaag.

28 Januari. Kwam majoor Hetemelk tegen. Zijn snor walmde; z'n oogen vonkelden. Die had wat! Nam hem mee naar Plump en tracteerde. Toen kwam ie los. "'n Ezel is het, 'n ezel is het", bulderde hij. 'n Kellner schoot toe en wees hem er op, dat het niet aardig was om dit in mijn tegenwoordigheid te zeggen. "Neen ik bedoel dien Amerikaanschen admiraal Plunkett", viel hij uit, "Die ging me daar ten gerieve van zijn aandeel in een munitie-fabriek, zoo onhandig mogelijk aan het oorlogsstemming maken.... nu moest hij zijn ontslag nemen.... nu heeft hij wat ! .... hoeveel goed had zoo'n man aan onze zaak kunnen doen, wanneer hij 't iets voorzichtiger aangelegd had". Ik gaf hem nog meer bier en slaagde er in zijn verdriet te verdrinken.

29 Januari. Barometer op slecht weer, Liesbeth kijkt als een oorworm, die in azijn-extract gevallen is. Natuurlijk mijn schuld. Liesbeth had in drie nachten geen oog dicht gedaan en toen ze gisteravond net ingesluimerd was, heb ik haar wakker gemaakt om haar 't slaapdrankje te geven. Ik stem toe, dat het vervelend is, maar ten slotte was het toch des dokters voorschrift. Heb een verzoening geprobeerd door Jossie met wat sterke pepermunten naar haar af te vaardigen. Mislukt.... ze deed niet aan krachtsport Jossie wel.

30 Januari. Liesbeth heeft de huisorder uitgevaardigd, dat verzending van alle drukwerken tot overmorgen uitgesteld moet worden, vanwege de dan intredende porto-verlaging. Ik ben naar 't postkantoor gezonden, om drie postzegels van twee cent in te wisselen. Mijn dagelijksche wandeling is lelijk verstoord. Juist toe ik op weg was naar Krimp van Dulmen, begon het te motregenen en wanneer je een bontkraag op je jas hebt, kan je daarin niet ongestraft loopen, ook al heb je kampferballetjes thuis.

31 Januari. Laatste dag der maand. Bij ontvanger mijn wachtgeld gehaald. 't Gaat dien kerel altijd aan z'n hart geloof ik, wanneer hij handelingen moet verrichten die tegen zijn titel vloeken. 't Is gek, dat ik op mijn betaaldag altijd aan Willem Tell moet denken ; hoe of die Zwitsersche vrijheidsheld juist dan in mijn gedachten komt, begrijp ik nooit goed. Heb er al eens met de vrienden over gesproken, maar die verwijzen mij hardnekkig naar Freud.

Op soos groote ruzie tusschen den dokter en den chirurg. De laatste had iemand verandering van lucht aanbevolen, waarop de man naar Zuid-Frankrijk was vertrokken en het was juist de beste klant van den dokter. Die zwoer wraak; voortaan zou hij nooit meer iemand onnoodig laten opereeren.

 

 

Oud wordende moet men acht slaan niet op wat de

jaren ons ontnemen, maar op wat zij ons overlaten.

MET HET SCHETSBOEK DOOR ZEELAND

Terneuzen....

Wat een leven, wat een bedrijvigheid ! Hier rijden de wagens af en aan, worden schepen geladen, ginds komen weer schuiten met goederen, terwijl anderen in de sluizen liggen om straks hun reis te vervolgen. Het is waar, Terneuzen is haast een stad zonder historie, maar toch is de stad er niet minder om, want zie eens hoe mooi zich de torens verheffen boven de huizen, hier op den voorgrond de haven met z'n leven, z'n werk, z'n bedrijvigheid en vertier. En als een zeilschip met volle zeilen door het kanaal gaat, dan vinden we hier een schoonheid, zooals slechts zelden in Zeeland wordt gevonden. Schoonheid samengaand met het dagelijksche leven, gepaard aan den strijd om het bestaan, maar ook den strijd tegen het water.

Evenals haast heel Zeeland geboren is met het water, zoo heeft ook Neuzen zijn leven op en om het water, en vormt er één geheel mede.

En als straks de nacht zal vallen, en de boot langzaam de haven uitstoomt, de stad achter zich latend, en we zien dan de lichten eerst helder, maar dan langzamerhand vervagen, dan moeten we toch toegeven, dat ook Terneuzen op ons een indruk achterlaat, een nooit weg te wisschen indruk.

Dàn voel je zoo duidelijk, dat de stad is een haven, een veilige haven, een baken in de duisternis, een

baken aan de Schelde ! BOB.

VEREENIGINGSNIEUWS.

ZEELANDIA, DEN HAAG, Aan de korte mededeeling betreffende den feestavond, gehouden op 26 Januari, behoort nog te worden toegevoegd, dat nà het prettige openingswoord van den voorzitter, mevrouw Wilson hare voordracht, de novelle "de Neven van baas Jobse", gaf in Zeeuwsch costuum.

Aan den jubileerenden directeur van het zangkoor, den heer Swenne, werd namens het koor door den heer Sinke, onder waardeerende woorden, een schilderij aangeboden, voorstellende zijn woning in zijn geboorteplaats, en namens de leden der vereeniging door den voorzitter, den heer Vogel, onder een hartelijke toespraak, een piano-lamp.

De vertegenwoordigers der Zeeuwsche zangkoren van Rotterdam en Haarlem spraken hun beste wenschen uit voor het feestvierende zangkoor, terwijl den heer Swenne, namens het Rotterdamsche gezelschap, een mand met bloemen werd aangeboden.

Een woord van dank, gesproken door den heer Swenne, hadden gevers en wenschers in ontvangst te nemen.

Mede door de groote opkomst van leden, was 't een succesvolle avond.

De afdeeling DORDRECHT hield Donderdag 26 Jan. een bijeenkomst in Americain. De voorzitter, de heer J. G . v. Niftrik, deelde mede, dat de vereeniging steeds groeit en reeds vele avonden had aangeboden. In het begin van April zal een gezellig samenzijn uit eigen krachten worden gevormd, waarvoor nog meerdere mede-

werking werd verzocht.

Na het gezamenlijk zingen van het Zeeuwsche Volkslied van Jan Morks, trad voor de aanwezigen op de heer L. A. Stofkoper, van Middelburg, schrijver van : "Op en om den Noordzee-Boulevard", met schetsen en vaststellingen van hemzelf onder den titel van : "Schetsen van den Waterkant".

Hierna werd door enkelen nog een lied gezongen, pas vervaardigd : woorden van den heer P. C. J. v. d. Slikke, muziek van J. W. M. Remeeus (Toolsch dialect).

Aan de wanden van het vergaderlokaal prijkten alle wapens van de voornaamste Zeeuwsche gemeenten, heel fraai geschilderd door den heer J. C. v. Randwijk en welwillend door deze der vereeniging aangeboden.

 

't Is hard, 't is wreed, maar toch is 't waar,

Al blijft men somtijds jaar aan jaar

Te zaam zijn pad bestrijden.

Toch komt u eens een kruisweg voor,

Ons lot wenkt tot een ander spoor....

Wees moedig ! gij moet scheiden.