Ons Zeeland 1928, nummer 7

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De beteekenis van vreemdelingenverkeer voor onze bevolking ; De poort van Hulst ; tram en autobus ; over een Vlissingsche beslissing.

Hoewel het vreemdelingenverkeer ook in onze provincie zich meer en meer uitbreidt en de laatste jaren veel over de voordeelen hiervan is gesproken en geschreven, zijn er nog heel wat Zeeuwen, die met onverschillige oogen de intrede van den vreemdeling gedurende het zomerseizoen gade slaan. In verband hiermede en gelet op de wenschelijkheid dat eenieder de beteekenis van den vreemdeling gaat inzien, verleenen we hieronder gaarne plaats aan een artikel van de hand van den heer W. Laatsman, directeur van "The Zeelandia Express" te Vlissingen, dat verschillende wenken bevat, die in onze provincie in het komende seizoen ter harte mogen worden genomen.

De heer Laatsman schrijft ons dan :

Stilaan nadert de tijd weer, dat wij met spanning de vreemdelingen verwachten. Min of meer hebben wij allemaal belang bij een grooter wordend verkeer. Toch acht ik het wenschelijk voor een zekere categorie personen uiteen te zetten, wat de voordeelen zijn van het tourisme. De meesten denken, dat enkel de hotelhouders, de garagehouders, de spoorwegen, de tramwegen, stoomvaartondernemingen, de personen of lichamen zijn, die onmiddellijk nut trekken uit een dergelijk verkeer. In een zekeren zin is dit juist, maar het overgroote getal van de bevolking begrijpt niet, dat ook zij indirect de financieele voordeelen trekken. Al die hotel- en garagehouders, kunnen dan pas een groot personeel onderhouden, wanneer hun hotels goed bezet zijn of hun autopark standvastig rollend is. Naast dit personeel vinden wij een breede massa van leveranciers, slagers en winkeliers, bakkers en groentehandelaren, die heusch wel het verschil zullen merken in hun zomer- of winterbalans. Ik zal nog niet eens spreken van den verkoop van ansichtkaarten, souveniers, kleine artikelen van dagelijksch gebruik, spoedbestellingen en waschgoed, reparaties van lijfgoed, van schoenen, enz. Ik schakel nog buiten de voordeelen die kruiers, gidsen, enz. ervan ondervinden. Feit is en blijft, dat een zomer-aanwas van bevolking een verhoogde productie ten gevolge heeft. Naast deze directe massa voordeelen staan de groote moreele invloeden. De vreemdeling, die terug keert naar zijn land, heeft kennis gemaakt met andere producten, die hij misschien als goed zakenman zal trachten in te voeren in zijn vaderland. Hij heeft kennis gemaakt met onze industrie en handelsondernemingen. Hij heeft gezien, dat wij een hoogstaande kunst bezitten, een speciale cultuur, een eigen karakter. Hij heeft vrienden gemaakt, niet enkel in het hotel, maar ook met de verschillende menschen, die naast hem zaten op het terras van restaurant of café. In een woord, hij heeft de polsslag gevoeld van geheel ons nationaal leven. Hij is een vriend geworden, waar hij vroeger een stille vijand was.

Verschillende van mijn lezers hoor ik zeggen, dat ik de zaak te mooi voorstel en ik moet helaas toegeven, dat niet altijd bereikt wordt, hetgeen ik daar opgesomd heb, en dat komt doordat de personen, die onmiddellijk omgaan met den tourist, niet altijd in staat zijn hem dien polsslag te doen voelen. Wij behandelen nog veel te veel den vreemdeling als een voorwerp, als een vrachtje dat heen en weer gegooid wordt door het land, van station tot station, opeen gepakt in treinen, booten en autocarren en die wij neersmijten op de mooiste plekjes van ons land, op de plekjes, die wij niet kunnen aanzien zonder een tinteling van kunstgenot in ons gemoed. Maar wij zijn niet in staat dat kunstgenot te doen voelen aan den toerist, die ons is toevertrouwd. Wij werken veel te veel in de massa en vergeten het individu. Het is soms aandoenlijk om te zien hoe kenners en chauffeurs, vaklieden zonder smet of blaam in hun bedrijf, maar totaal ongeschikt voor gidsdienst, toch al hun krachten inspannen om de gasten het leven aangenaam te maken, om hen toch maar iets te vertellen van ons stedenschoon, ons marktleven, ons nationaal gevoel, en dan is het werkelijk bedroevend, als men ziet dat het succes van deze gewaardeerde pogingen zoo luttel is. De organisatie van onze vreemdelingen-industrie (want dit is het toch) laat veel te wenschen over.

Goede gidsen vindt men zelden. Ik meen gidsen, die algemeene ontwikkeling hebben genoten, die 'n kijk hebben op plaatselijke toestanden, die hun talen machtig zijn, die anders weten te spreken tegen een dokter of een advocaat, als tegen rijk geworden zakenmannen ; en zoo gebeurt het, dat men juist het tegenovergestelde doel bereikt door onze gebrekkige organisatie, dat vreemdelingen geheel en al ontgoocheld, ons land verlaten, terwijl zij hier naar toe kwamen vol verwachting. Het gevolg hiervan is, dat de buitenlandsche reisbureaux dan tenslotte aan de Nederlandsche firma's schrijven, dat hun uitgeschreven "trip" zoo weinig in den smaak is gevallen van hun cliënten.

Voor Zeeland is het vreemdelingenverkeer een vraagstuk van de toekomst. Wij staan pas aan het begin van de actie. Tot nu toe heeft Zeeland nog een goeden naam, maar die naam moet beter worden. Gemeentebesturen moeten beginnen met de agenten van politie in staat te stellen een vreemde taal te leeren, met subsidie uit de gemeentekas. De vereenigingen van vreemdelingenverkeer moeten in de stille wintermaanden cursussen geven, waar de gidsen opgeleid worden, niet alleen taalkundig, maar ook kunstzinnig.

De reisbureaus en gidsen moeten ook laten zien aan den vreemdeling, niet alleen de klompen en witte mutsen, maar ook onze industrie, onze scheepswerven of soms zoo interessante huisvlijt.

Al diegenen die een direct voordeel trekken uit heel dezen vreemdelingenstroom, moeten zorgen, dat hun eigen stedelingen het eerste voordeel hebben in den aankoop van al de daarbij behoorende artikelen. De meesten vergeten dit wel eens en dit brengt dan in discrediet menig lid van een vereeniging Vreemdelingenverkeer en 't brengt 'n directen terugslag teweeg in de volks-opinie, ten nadeele van de vereeniging zelf. Ik heb natuurlijk geen speciale vereeniging of speciaal lid op het oog. Ik spreek enkel in het algemeen, maar toch wil ik er den nadruk op leggen, omdat ik het zoo jammer vind, dat dergelijke misverstanden door kleinigheden ontstaan, soms een vereeniging kunnen fnuiken in haar actie ten voordeele van het algemeen.

Straks hopen wij allen weer de duizenden vreemdelingen te zullen mogen begroeten. Hard is er dezen winter gewerkt door vereenigingen en bureaux, hotel- en garagehouders. Veel geld is er uitgegeven, om het buitenland te bezoeken, om drukwerk te verzenden. Ik ken menig persoon, ook hier in Zeeland, die kostbare avonduren heeft besteed om geheel belangeloos te werken aan programma's en studies.

Laat ons in de komende maanden alle persoonlijke kwesties, alle egoïstisch streven opzijde zetten. Laten wij allen samenwerken, om het den vreemdeling aangenaam te maken. Laten wij zorgen, dat zij bij het verlaten van onze kust als vrienden scheiden, als nieuwe kennissen, als zooveel propagandisten van ons intellectueel leven. Laat ons vooral bedenken, dat al die menschen hun gespaarde centen hier komen verteren en dat zij als zoodanig recht hebben op een gul onthaal, een faire behandeling en dat zij niet het slachtoffer mogen worden van uitbuiters, van kortzichtigheid en vooroordeel.

Aldus de heer Laatsman.

x

Het isolement der verschillende Zeeuwsche eilanden is nog groot. Zoo groot, dat er van samenwerking op verschillend gebied geen sprake is ; dat er veelal zelfs geen contact tusschen de eilanden bestaat. Dit valt zeer te betreuren, vooral waar het de verzameling betreft van gegevens, die de historie van ons gewest moeten opbouwen. Er wordt dan ook weinig gebouwd. Weliswaar verschijnen er geregeld - en ook in "Ons Zeeland" - brokjes geschiedenis, die ons een beeld geven, hoe alles er in vroegere tijden, bij ons moet hebben uitgezien, maar dat beeld is zeer fragmentarisch en allesbehalve volkomen. Men doorsnuffelt oude kronieken, jaarboeken, archieven enz. men doet hier een greep en daar een greep ; licht het interessantste er uit voor het publiek, maar het verband, de groote lijn, blijft in het duister. Er is geen samenwerking. En dit is de groote en eenige fout, want belangstelling voor de geschiedenis van ons gewest is er genoeg. Overal vindt men snuffelaars en verzamelaars, zoowel op het gebied der geschiedvorsching als op dat der dialectiologie, maar het spreekt wel vanzelf, dat deze individueele pogingen meestal moeten doodloopen. In dat opzicht zijn we nog niet veel verder dan een eeuw geleden, toen bijna alle predikanten lijsten aanlegden van dialectische woorden en uitdrukkingen ; soms gepubliceerd in een almanak of jaarboekje, maar in ieder geval - ook door onoordeelkundig werken - van weinig of geen nut voor de wetenschap.

En waar individueele pogingen succes hadden, daar was toch in ieder geval medewerking en werd een ware pioniersarbeid verricht. Deze arbeid is dan ook meermalen verricht, -.te beginnen met Maerlant, Melis Stoke, Smallegange en anderen, maar daarmee werd niet alles gezegd, wat er te zeggen viel en ook voor lateren tijd kon deze arbeid alleen een basis vormen.

Pionierswerk nu van den laatsten tijd is in Zeeuwsch Vlaanderen verricht. Daar heeft men de hoofden bij elkaar gestoken en is men aan het werk gegaan. Resultaat : een uitstekend gedocumenteerd werk over Hulst en de Vier Ambachten vóór de 15e eeuw, onderhoudend geschreven aan de hand van nieuwe bronnen, die vanzelfsprekend nieuwe perspectieven openen.

Dit werk, "de Poort van Hulst", is, zooals de schrijver, de heer J. Adriaanse, ons in zijn voorwoord bericht, te beschouwen als een voorlooper van een reeks historische schetsen, waarin de toestanden en gebeurtenissen die betrekking hebben op Hulst en omgeving na 1400, zullen worden behandeld.

We hebben dus nog heel wat te verwachten. En dit eerste deel rechtvaardigt ook onze verwachting. Het vormt op zichzelf reeds een geheel, en is zoo breed opgezet, dat we meteen een goed overzicht krijgen van de toestanden in Vlaanderen vóór de 15e eeuw. En meer nog, want ook de verhoudingen tusschen Zeeuwsch Vlaanderen en de Bevelanden worden geschetst. Het is voor ons beschamend, als we moeten constateeren, dat er in de 15e eeuw en vroeger heel wat meer contact tusschen deze deelen van ons gewest bestond, dan tegenwoordig. Weliswaar vond dat natuurlijk gedeeltelijk zijn oorzaak in de geographische gesteldheid, waardoor meer contact mogelijk was, maar daar staat tegenover, dat in onzen tijd het verkeer gemakkelijker is geworden. En ook : er was in dien tijd meer eenheid. Niet alleen Zeeuwsch Vlaanderen, maar ook de overige Zeeuwsche eilanden werden overheerscht door de machtige Vlaamsche steden. Nu keert Zeeuwsch Vlaanderen zich als vroeger nog steeds naar het Zuiden (en dat kan ook niet anders), terwijl de overige Zeeuwsche eilanden den invloed van het Noorden ondergaan.

Maar dat alles sluit het contact niet uit.

Mogen de oude tijden, wat dit betreft, terugkeeren ! Dit werk is zonder eenig voorbehoud aan te bevelen voor ieder die belang stelt in de geschiedenis van ons gewest. En het zal dan ook ongetwijfeld zijn lezers vinden.

x

Op menige plaats heeft er al een zware strijd gewoed tusschen de autobus en andere openbare middelen van vervoer als spoorweg en tram. Een strijd die over het algemeen in breeden kring de belangstelling heeft.

Momenteel doen autobus en tram te Tholen veel van zich spreken.

De tram die den dienst tusschen Tholen en Bergen op Zoom onderhoudt, schijnt de concurrentie met de autobus niet te kunnen bolwerken, en naar verluidt zal een likwidatie van de tramwegmaatschappij moeten volgen, als aan een autobus-ondernemer concessie wordt verleend. Dit bericht is in en om Tholen met weinig instemming ontvangen, omdat de tram daar in het goederenvervoer nog een rol speelt, die moeilijk door de autobus zal kunnen worden overgenomen. Vooral de mosselhandelaren zullen het oude vervoermiddel slecht kunnen ontberen. Zij toch hebben aan het veer steeds de gevraagde wagons voor de verzending van hun producten ter beschikking. De tram is voor den mosselhandelaar een noodzakelijke schakel in het verkeer. Als de brug bij Tholen gereed zal zijn, zal de tram bovendien van belang worden voor het vervoer van de bieten van Tholen naar Bergen op Zoom. Komt dit middel van vervoer dus in den strijd met de autobus te vallen, dan beteekent dit voor een gedeelte van Zeeland, zoo niet direct een ramp, dan toch een belemmering.

We onderschrijven dan ook gaarne den wensch van de vele Tholenaars, die het vooralsnog maar bij de tram houden, en die de bus niet de breede sympathie doet toekomen, welke op vele andere plaatsen, soms ten onrechte, door de massa wordt gecultiveerd.

x

De jongste bijeenkomst van den gemeenteraad van Vlissingen duurde een uur. Dit zou op zichzelf niet vermeldenswaard zijn, doch het merkwaardige is, dat de bijeenkomst werd gehouden om over één voorstel te beslissen. Namelijk over het voorstel om aan den Kerkeraad der Geref. Kerk te verkoopen plm. 1600 M2. bouwgrond, ten behoeve van het stichten van een kerkgebouw, voor de som van fl 13.000.-. Een uur lang hebben de Vlissingsche raadsleden zich met deze Kerk bezig gehouden. Niet omdat men iets tegen oprichting van een bedehuis had, maar omdat volgens velen te weinig voor den grond werd gevraagd.

Uit de besprekingen bleek, dat een reductie van 25 pCt. werd gegeven. B. en W. verdedigden deze reductie. Ze wezen er op, dat de knop verband hield met geestelijke of cultureele belangen en dat een fraai kerkgebouw ook op aesthetische gronden een belang der gemeente mag genoemd worden.

Verschillende sprekers koesterden hiertegen bezwaren, doch ten slotte ging het voorstel van B. en W. met slechts twee stemmen tegen onder den hamer door.

Het komt ons voor, dat de raad van Vlissingen deze beslissing in de toekomst nog wel eens zou kunnen betreuren. Want : met een voorstel aanvaardt men de konsekwenties. En deze konsekwenties luiden: "Vlissingen verleent subsidie aan instellingen, die een geestelijk of cultureel belang voorstaan en die bovendien helpen het stadsbeeld verfraaien."

Op den duur kunnen ze den raad van Vlissingen wel eens wat zwaar op de maag gaan liggen.

 

 

DRIE HONDERD JAREN WEESHUIS

door

J. DE KRUIJTER

(Vervolg.)

Vader de Vrieze, toenmalig hoofd van Wees- en Manhuis, had doorloopend blijk gegeven meer links dan rechts te sturen. Hij gevoelde meer sympathie voor de ouden dan voor de jongen.

Welnu, zeiden regenten, laten we hem benoemen tot vader in het manhuis. Ze lieten daarop in het manhuis een ingang maken, de bekende poort met de twee steenen poppen er boven en een opschrift. De doorgang naar het Weeshuis werd gesloten. Hierdoor verviel het opschrift boven de weezenpoort. Men verwijderde het en zette den bekenden Zeeuwschen Leeuw ervoor in de plaats.

Regenten hadden het voorrecht, voor het Weeshuis een vader en moeder te kunnen benoemen, die de rechte menschen op de rechte plaats bleken te zijn. Vader was schoolmeester van beroep en moeder was een allerhartelijkste vrouw, bekwaam om het middelpunt te zijn van zulk een groot gezin. Ze wist de kinderen door liefde aan zich en haar huis te binden. Men hoorde weldra geen klachten meer over het Weeshuis. De weggeloopen jongen was teruggekeerd. Hij werd liefderijk door vader onderhouden over zijn gedrag.

Dat wegloopen van weesjongens kwam in dien tijd meer voor. Het vond z'n oorzaak in den verkeerden invloed der ouden, en het kostte regenten veel moeite en geld om ze terug te vinden.

Op de volgende wijze had meestal de opsporing plaats : Het bestuur schreef een z.g.n. open brief ter opsporing van zulk een jongen. Dit schrijven was gericht aan Burgemeesters, oversten van troepen, scheepskapiteins, enz. De brief hield in : het signalement van den weggeloopen jongen, benevens het verzoek om, zoo hij zich in een gemeente ophield, zich bij een troep bevond of aan boord van een schip was, hem over te geven aan den houder van den brief.

De bode van het armbestuur, belast met zulk een opsporing, reisde van plaats tot plaats, tot hij vaak na weken zoekens den jongen terug vond.

Nu men de weeskinderen niet meer buitentijds zag dwalen langs de straten, werd bij de burgerij de sympathie voor het huis hernieuwd. Dat openbaarde zich in ruimere collecten en bizondere giften. Ja zelfs legaten in natura werden het Weeshuis vermaakt. Een erflaatster, die een kruidenierswinkel gedreven had, legateerde zes pond vlm. ; daarvoor moesten specerijen, in haar winkel voorhanden, als peper, nootmuscaat en kaneel, verstrekt worden.

Vader was niet alleen een goede schoolmeester, hij zorgde ook dat de jongens een flink ambacht leerden. Maar hoe harder vader werkte voor het Weeshuis, hoe meer geld het kostte. Dat werd toen weer een groote zorg voor regenten. De toenmalige Raad had echter zooveel vertrouwen in regenten en vader, dat hij alles deed wat hij kon om den financiëelen toestand van het huis te helpen verbeteren. Men besloot ook, het Weeshuis vrij te stellen "van het recht van den lepel". Dat was een eigenaardige gemeentebelasting, die jaarlijks verpacht werd aan den meestbiedende. Zij die tarwe, rogge, enz. in de stad brachten, waren verplicht uit elken zak een lepel, ter grootte van een z..g.n. pollepel, te laten scheppen door den pachter van dat recht. Bovendien besloot de Raad, dat voortaan ten profijte van 't Weeshuis hunner stad in de conditiën van verkoopingen van onroerende goederen zou worden bedongen een groote ten ponde van al dat binnen deze stad zou verkocht worden, 't zij die onder de "jurisdictie" of elders gelegen waren. Deze twee besluiten, door den Raad genomen, beantwoordden uitstekend aan de verwachting.

Al zorgde vader goed voor de jongens, toch was de lucht in het Weeshuis nog wel eens bewolkt. Dit bleek toen de heer Le Grappe, regent van 't Weeshuis, in een Raadszitting mededeelde, dat het bestuur genoodzaakt was geweest den binnenvader order te geven, alle weeskinderen binnen het Weeshuis te houden. Hij moest eenigen van hen kastijden als gevolg van de handeling van Jacob Marinisse, slotenmaker, die had bestaan een van de weesjongens, die bij hem op den winkel werkte, uit het huis te halen, zeer tegen den zin van den vader. Toen deze dit ten strengste verbood en tegen wilde houden, pleegde Jacob de slotenmaker daarbij ook nog veel brutaliteiten jegens de regenten, waarover H. Ed. imparatie verzochten. Daarop werd gedelibereerd en de voorzegde Jacob Marinisse ontboden. Gekomen zijnde, is over het feit scherpelijk gesproken en hem gelast aan heeren regenten satisfactie te doen.

Nademaal hij zich daartoe niet genegen toonde, maar zich gansch verijdelijk aanstelde en H. Ed. Achtbr. met dat effect zoo het wel behoorde niet bejegende, is goedgevonden en verstaan, dat hij zijn winkel gesloten zou hebben te houden tot nader orders van H. Ed. Achtbr.

Dat was voorwaar een afdoend middel, hetgeen blijkt uit de notulen der volgende Raadsvergadering, waarin Jacob Marinisse bij request verzocht de resolutie van 30 Januari in te trekken, en hem weer te vergunnen zijn winkel te openen als voor dezen, verklarende dat de begane misslagen hem leed waren en bedroefden, waarop gedelibereerd zijnde, aan suppliant werd toegestaan zijn winkel te openen, echter onder recommandatie nochtans, dat hij zichzelven in het toekomende met alle behoorlijk respect en eerbiedigheid zal hebben te gedragen omtrent den binnenvader, 't bestuur van 't Weeshuis en den magistraat dezer stede.

Niet altijd was er plaats voor de weesjongens op de winkels. Op 10-jarigen leeftijd verlieten ze de school en als hij dan geen werkplaats voor de jongens kon krijgen, verdroot dit den vader zeer. Hij zat nu al met 7 jongens, die de school konden verlaten, zoodra hij een baas voor hen gevonden had, maar hoe bij ook informeerde, niemand kon er een gebruiken.

Het werd Paaschvacantie opschool. Vader zeide aan het bestuur, dat bij een reis wilde ondernemen naar Zierikzee voor 2 dagen. Hij zou gaarne een nieuwe industrie in ter Goes zien verrijzen, en in Zierikzee kende hij een persoon, die hem hierover wel zou inlichten. Dan kon hij al de zeven weesjongens gelijk op een ambacht doen.

Vader krijgt van het bestuur toestemming om de reis te maken en waarlijk, deze reis is voor het Weeshuis van groot belang geweest. Kort na zijn terugkomst kwam er bij den Raad een schrijven in van Pieter Tolemeer en Andries Matthijsen, wonende te Zierikzee, van beroep wollewevers aldaar, te kennen gevende, dat zij te ter Goes wilden komen wonen, om hun bedrijf uit te oefenen, mits eenige weeskinderen bij hen zouden komen werken zonder loon, en zij tevens een tegemoetkoming ontvingen in hun huishuur !

De Raad besloot hierop hen in hun huishuur te steunen met £ 6 vlm. 's jaars = f 36,- , gedurende zeven jaaren bij ieder van hen zeven weeskindere van 10 en 11 jaar te laten werken zonder loon. Later moest een matig loon worden betaald.

Deze wolweverij stond buiten de Koepoort, later de hoedenfabriek ; nog wel bekend. Deze heeft prachtig gewerkt. Later door twee oud-weezen overgenomen, heeft ze van 23 April 1675 tot 1780 te Goes bestaan.

Zoo beleefde het Weeshuis rustige en voorspoedige jaren, genoot de liefde der burgerij en verspreidde zegen rondom zich.

Maar het lot van het Weeshuis hing samen met het lot der gansche maatschappij. Vader en moeder, het middelpunt der stichting, waren weggevallen, en een ander echtpaar wijdde hunne gaven en krachten aan de stichting. De financiën baarden steeds veel zorg aan het bestuur. Het aantal kinderen was nog nooit zoo hoog geweest. Voor 96 kinderen moest er zorg gedragen worden, en de inkomsten verminderden, terwijl de uitgaven wekelijks hooger werden. De Raad was bedacht op nieuwe bronnen van inkomsten, en hij besloot, dat op alle biljetten die publiek zouden worden aangeplakt door een der stadsboden een gansje zou geslagen worden, en dat hiervoor betaald zou worden drie stuivers ten voordeele van 't Weeshuis.

Daar men in die dagen (1716) nog zeer weinig couranten had, en zeker geen plaatselijke, was het publieke plakboord de eenige plaats waar het nieuws te vinden was. Daar werd dan ook een druk gebruik van gemaakt.

1720 bracht een prachtige uitkomst. Een zekere Mr. P. Bout, uit 's Gravenhage, vroeg aan den Raad van ter Goes om begunstigd te worden met de stem van ter Goes bij zijn benoeming als Generaliteits-rekenmeester, verklarende daarbij, "dat hij daarvoor aan de stad ter Goes zou geven een som van vijftigduizend gulden, en aan het Weeshuis een som van duizend ducatons, op rekening van dezelve aanstonds zou overleggen een

bankbrief op de bank te Amsterdam, houdende vijf en twintig duizend gulden, en de resteerende som te voldoen binnen den tijd van twee maanden in contante penningen".

De financiëele toestand werd bij het grooter aantal weezen dat in 1724 klom tot 102 kinderen, nu beter. Eer het genoemde jaar ten einde spoedde, het was reeds 11 November, kwam het bestuur nog eens in buitengewone vergadering samen. De voorzitter deelde mede, dat den vorigen avond laat op den Oostwal, recht over de bleekerij, door den klapperman gevonden was een onbekend Duitsch sprekend kind, dat zat te schreien aan den vestkant. Bij onderzoek bleek den voorzitter, dat het kind een wees was, uitbesteed op een schip, waar het dagelijks meer slaag dan eten kreeg. Het schip, op reis naar Antwerpen, had in het voorbij varen dit kind aan een zeedijk afgezet, zonder verder naar haar om te zien. Het armbestuur vroeg opname in het Weeshuis. Regenten besloten het provisioneel als vondeling aan te nemen.

In het register vond ik aangeteekend, dat dit kind het liefste meisje uit het geheele Weeshuis was. Ze ontving daarom boven haar uitzet een geschenk.

(Wordt vervolgd.)

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren :

- dat iemand door den Kantonrechter veroordeeld werd tot fl 3.- boete subs. 3 dagen hechtenis, omdat hij op den openbaren weg te Krabbendijke vele leelijke schreeuwen had gelaten. Landelijke rust dient te worden beschermd.

- dat de nieuwe mailschepen, welke de "Schelde" te Vlissingen voor den Rotterd. Lloyd gaat bouwen, onder de namen "Dempo" en "Baloeran" door het leven zullen varen.

- dat het stadhuis te Veere voor f 42.000.- verzekerd is, de kerktoren voor f 10.000.- en de Campveersche dito voor f 25.000,-.

- dat de wereld-bibliotheek de vorige week in verschillende Zeeuwsche plaatsen een boeken-expositie hield.

- dat Vrijdag 8 Februari te Goes de 9000ste inwoner werd ingeschreven. Hem gewerden spaarbankboekjes.... noch andere geschenken. Zelfs van een serenade bleef Goes no. 9000 gespeend.

- dat particulieren te Hulst met plannen rondloopen om de gasfabriek van de gemeente over te nemen.

- dat in Koewacht vanwege het Bisdom Gent een Zusterschool met Klooster gebouwd zal worden.

- dat de Koningin f 100.- schonk voor de restauratie van het orgel in de Luthersche Kerk te Middelburg.

- dat te St. Anna ter Muiden een veeschuur in de vlammen opging. Vijf paarden gingen in het vuur verloren.

- dat 20 Bruinissenaars zich geroepen gevoelden zich ter beschikking van het vaderland te stellen. Dies richtten zij een afdeeling van den Vrijw. Landstorm op.

- dat de Commissaris der Koningin in Zeeland een bezoek bracht aan de brugwerken te Tholen.

- dat in het jaar 1518 te Zierikzee 3200 menschen aan de pest ten offer vielen.

- dat een Belgisch stoomschip dezer dagen te Vlissingen drie verstekelingen aan den wal zette, welke waren opgediept uit de kolenbunkers.

- dat het aantal leden van de Afd. Walcheren der Ned. Reisvereeniging in 1927 met 125 vermeerderde en tot 675 groeide.

- dat 27 Februari a.s. de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek, welke te Hilversum is gevestigd, 10 jaar zal bestaan. Gedurende de eerste jaren van haar bestaan voornamelijk radio-installaties voor schepen enz. vervaardigend, heeft de N.S.F. zich gedurende de algemeene depressie als een industrie van beteekenis kunnen handhaven, om zich sinds eenigen tijd ook met succes op de fabrikatie van omroep-ontvangers toe te leggen.

- dat de storm van de vorige week in Koudekerke de wijzerplaat van den toren haalde.

- dat de inwoners van Goes in Januari fl 1.542,30 meer op de spaarbank zetten dan ze er af haalden.

- dat de Bond van Bedrijfsautohouders in Nederland een adres zond aan Ged. Staten van Zeeland, waarin wordt aangedrongen op verbetering van den aanlegsteiger van den stoombootdienst te Hoedekenskerke. De huidige steiger is vooral voor auto's en inzittenden gevaarlijk.

- dat de mosselkweekers den dood van den mosselbond al aan den lijve voelen. De eerste kwaliteit mosselen worden voor fl l,- per ton onder den wal gestort, vroeger voor fl 1.75.

- dat te Noord-Kraayert, het nieuwe dorp tusschen Goes en Middelburg, de inwijding heeft plaats gehad van de nieuwe R.K. Kerk.

- dat de Zeeuwsch Vlaamsche hengsten dezer dagen de belangstelling genoten van een groothandelaar te Parijs, levens leverancier van hengsten aan de Fransche staatsstoeterijen.

- dat een hollend paard in Arnemuiden diverse stoephekken, stoepen en paaltjes vernielde, doch gelukkig geen personen.

- dat het rechtskundig bureau van den Chr. Besturenbond te Vlissingen in 1927 totaal 352 adviezen uitbracht.

- dat in St. Maartensdijk typhus heerscht.

- dat in Goes een overeenkomst is geteekend door de besturen van beide ziekenhuizen, waardoor een tarievenoorlog wordt buitengesloten.

- dat onbekenden een drinkwaterbak te Biervliet onbruikbaar maakten, door een groote hoeveelheid petroleum aan het water toe te voegen.

- dat volgens een beslissing van den Raad van State de verbinding Wolphaartsdijksche Veer-Goes slechts onderhouden mag worden door den Zuid-Bevelandschen locaalspoorweg. Drie autobusondernemingen, w. o. een die reeds 13 jaar dienst doet, moeten door deze beslissing verdwijnen.

- dat het gemeentelijk slachthuis te Veere Zaterdag j.l. in tegenwoordigheid van het gemeentebestuur geopend is.

- dat aan verschillende gemeenten in Zeeuwsch Vlaanderen subsidie verleend wordt voor werkverschaffing, hetgeen van harte kan worden toegejuicht.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

DE VROUW AAN HET WOORD

Hij is jong en rijk. Hij heeft een schitterende auto, waarmee hij van het eene land naar hel andere trekt. Hij is naar de laatste mode gekleed, lijkt soms meer op een vrouw dan op een man. Woont altijd in hotels en is zelden alleen. Is in gezelschap van een troepje even goed gesitueerde, even goed gekleede vrienden, of.... van een schattig meisje.

Hij is van een buitengewone beminnelijkheid. Van den liftboy tot den chef de reception vliegen voor hem door het vuur en geen der gasten wordt zóó op z'n wenken bediend als hij.

Hij is als een jonge vorst en hij wéét het!

Ook nu heeft hij z'n entrée weer gemaakt in het luxe hotel, is de meest weelderige, verfijnde salon voor hem.

Geen kwartier na zijn komst brengt de in allerijl opgebelde bloemist al een schat van bloemen en worden vazen en drijfschalen naar zijn salon gedirigeerd.

Met z'n slanke aristocratenhanden schikt hij ze in de vazen. Hij is een meester in het arrangeeren van bloemen.

Loulou, het schattige Fransche vrouwtje, dat op den divan ligt en bonbons snoept, kijkt met half-geloken oogen naar hem.

Charmant! zooals hij die bloemen schikt!

Uit een van zijn koffers haalt hij zijden shawls, prachtige Oostersche doeken en bij spreidt ze bevallig neer, als achteloos weggeworpen hier en daar.

En hij haalt het gouden theeservies te voorschijn, dat overal met hem meetrekt.

"Nu voel ik me weer thuis!" lacht hij en laat zich neervallen in een van de prachtige stoelen, die passen bij heel z'n wezen van jongen vorst.

's Avonds aan het diner komt hij met Loulou binnen en alle gasten kijken op.

Loulou met het ondeugende, donkere jongenshoofd, gekleed in een avond-robe van knalroode panne, een toilet, dat als een draperie om haar frêle figuurtje is geslagen en dat hals en armen volkomen vrij laat. Een toef roode Camelia's rust op haar linkerschouder.

In z'n onberispelijke smoking vormt hij een waardigen achtergrond.

Men kent hem. De vrouwen lachen al verteederd als ze hem zien, de mannen, goedkeurend, mompelen:

"Parbleu ! niet kwaad, dat vrouwke! Nog mooier, dan het wijfje van verleden jaar!"

Loulou verschijnt zes dagen, tweemaal per dag in andere toiletten aan tafel en ze wordt bewonderd en benijd.

Dan is ze plotseling verdwenen en komt hij alleen aan de lunch.

De gasten informeeren bij den Ober.

Die weet alleen te vertellen, dat het mooie vrouwke weg is en Monsieur le Comte een anderen gast verwacht.

Dien middag, aan het diner, rekken alle halzen zich uit bij het binnenkomen van Monsieur le Comte, met een hoogblonde vrouw, nòg gratievoller, nòg mooier gekleed dan de kleine Française.

Een avondcape van gebrocheerde zee-groene zijde met breeden kraag van renard blond laat ze achteloos van haar schouders glijden als ze plaats neemt.

De vrouwen aan de andere tafels zijn niet zat gekeken aan de pracht van haar crême zijden avond-robe, die geheel geborduurd is met diamantjes.

"Morbleu!"' die is de mooiste van de heele collectie!" zegt met kennersblikken een oud-kamerlid, die stamgast is in het hotel.

Monsieur le Comte is een en al teedere zorg voor zijn schoone tafeldame en zij, wat hautain, laat zich al die lieve zorgjes welgevallen.

Nu schijnt hij haar een geestig verhaal te doen. De goed-gevormde blanke armen op tafel, ondersteunend het mooie ros-blonde hoofd, zoo luistert ze naar zijn woorden. Haar klaterende lach klinkt door de zaal.

Ze zegt iets ondeugends tegen hem.

Hij pakt speelsch haar hand, drukt er, met het gebaar van een echte chevalier een teedere kus op.

Een tafeltje, verder zegt een van de vrouwen, die je beau Comte in al diens galante avonturen à tors et à travers verdedigde, bits:

"Nu drijft hij het toch wat àl te ver. Hij is dégoutant!"

Men is het roerend met haar eens.

Als le Comte en z'n schoone de eetzaal hebben verlaten, zegt gechoqueerd een der gasten tegen den Ober:

"Die Comte, zeg, die denkt geloof ik, dat hij alles mag doen!"

"Hoe bedoelt meneer?" vraagt beleefd buigend de Ober.

"Nu, dat geflirt aan tafel met z'n duifje......"

"Z'n duifje!" lacht de ander, "dat is zijn moeder!"

"Ach, korte rokjes-mode, jongenshoofden en maquillage!

Er zijn geen moeders, zelfs geen grootmoeders meer!

E. B. B.

 

TREFFERS EN POEDELS

Olympiaten op bezoek in Zeeland

Op de touringcar daar zitten

alle naties door elkaar

for a little trip in Sealand,

le pays très aratoire. -

Kaum zu glauben, denkt 'n Zwitser

bij het verre vlakke land. -

Kann man hier nach England schiezsen ?

denkt 'n Duitscher bij het strand.

And what 's that ? vraagt dan 'n Yankee

bij een mooie boerderij.

Zeywshe hoffstay ! roept de guide,

with the varrkens in the wey,

Ah, cochons, denkt dan 'n Franschman,

très gentil, ce zoologique.

Dàs wird schöne Knackwurst geben,

denn das Schwein ist furchtbar dick !

Flushing, Vlissingen, Flessingue !

roept de autotoeteraar,

c'est l'Escaut, the Scheldt, der Schelde,

steeds nog Hollandsch territoir!

Here the statue of The Ruyter

and there dwaipt hail Holland may.

Hier Michel, der Grosze Reiter,

c'est Michel, le Cavalier !

Who does like a merry evening ? -

We shall stop here for a night. -

Oh. I see a Beach-house-dancing,

now, vooruyt then met de gait !

's Avonds, als de zon gaat zinken

en de zee is bloedend rood,

zitten ze aan 't strand te droomen,

zachtjes vaart de Harwichboot ....

Een verliefde Franschman scharrelt

met 'n meisje op z'n knie,

il raconte mauvais Hollans

de Montmartre et Paris. -

Holland-Weibchen, neuriet zachtjes

een sentimenteel Germaan,

wunder-, wunderbar ist Seeland ;

Lovely, denkt 'n Amerikaan.

Is 't 'n ventje ?, denkt het meisje,

want ze krijgt een flesch odeur,

strakjes gaat ze eerlijk deelen

met haar Hollandschen chauffeur. -

Middelburg staat op 't programma. -

Schön, das Rathaus. - Very fine !

Look for all these owde bowmen

on the Royal Abdyplyne !

Molenwater ! roept de guide.

La prison, cette maison là ?

vraagt een Franschman. - Non, is 't antwoord,

c'est notre orphelinat. -

En alweer een dagje later,

zitten ze in Zierikzee,

alles door de goede zorgen

der actieve V. V. V.

Hier geen ongelukken krijgen,

hier moet men voorzichtig zijn !

Denn es gibt in diesem Ländchen

nog niet eens 'n chirurgijn !

Oude bruggen, zware poorten,

vesten van den ouden tijd,

typisch-Hollandsch-lage-huisjes,

nauwe straatjes, eenzaamheid. -

That 's the Lieve-Monstertower,

Tour Monstrueux ; is nog niet klaar !

Turm des Lieben Ungeheures;

't wordt een waterreservoir !

Ach, die schöne Wackelbrücken -

Et la pittoresque entrée !

Last not least, zucht nog een Brit, I

lost my heart at Zierikzay !

Op de boot naar Katscheveer daar

zitten allen aan de lunch

en een Yankee savoureert een

onverboden borrel punch. -

Get out ! Aussteigen ! Descendre !

Dit is Goes, Gus, Goose, Gousse !

Centrum van de kerseboomen,

perebloesems, appelmoes,

Slot Oostende, oude vesting

van een vechtgrage gravin;

straks, o tempora, o mores,

bouwt men daar een dancing in!

Alte Magdalenakirche,

ist fast völlig restauriert;

Liebesgaben haben glansreich

diese Arbeit finanziert !

Good-and-moregann, lief boor-innchen,

well, my dear, how do you do ?

Snooce, what hepp you dicke armen;

krige ick now an kuss van you ?

Promenade langs de singels,

't boomenrijke stadsgezicht.

Malgré tout knijpt hier 't gezelschap

onbeleefd de neuzen dicht.-

That 's the Vest, roept weer de guide.-

En men denkt : lt is a pest. -

Fi donc, quel odeur, Mesdames.

Bitteschön, ein Pestnestvest. -

Nieuwbouw ! Neubau ! Newer City!

Ce sont les nouveaux faubourgs !

Lucky town, with sun and flowers;

look there : a South-Beveland-boer !

Opgetogen gaan de gasten

verder zonnig Zeeland door,

with the touringcars and tramways,

par bateau en met de spoor.-

En ze gaan van Zeeland houwen,

met z'n weiden en z'n graan,

met z'n duinen en z'n dijken

en z'n vredig voortbestaan.

Elke vreemde neemt straks afscheid

van het Zeeuwsche vlakkeland,

met z'n eigen melodietje,

in z'n eigen taal en trant;

Sei gegrüszt, du schönes Ländchen

an dem blauen Märchenmeer,

sei gegrüszt aus meiner Heimat,

wo ich morgen wiederkehr !

Little country, sunny picture,

I 'll be yearning for your plein

from beyond the waves and waters :

Goodbye - Till we meet again !

Au revoir, pays des fleuves,

citoyens et paysans !

au lointain de ma patrie

je t' adore, infiniment !

WILLEM TELL II.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

8 Febr. Neen - ik ben het ditmaal roerend met Breeduitstra eens - in ons land hebben ze er totaal geen slag van om hun groote mannen te eeren. Zelf heb ik het ook al te vaak ondervonden, doch dan hield ik het voor me, omdat ik bescheidenheidshalve niet graag persoonlijk word; nu echter betreft mijn ervaring een ander en kan ik dus vrij uit spreken. Deze week is een groot geleerde gestorven. Heel ons volk onder den indruk en wat denkt u nu, dat de leden van de Eerste Kamer deden, om de nagedachtenis van dat landssieraad te eeren? Wanneer ik 't niet zelf in de Nieuwe Rotterdammer gelezen had, dan geloofde ik het niet! Die leden hebben zich, om dit droeve feit te herdenken, gedurende anderhalve minuut van hun stoelen verheven. Indien ze anderhalve minuut waren gestaan, had ik 't prachtig gevonden, maar zoo'n zeervertraagde film is belachelijk. Ouderdom mag hier niet als verontschuldiging gelden, want even later, zoo meldde de courant weer, waren de heeren in de olie. En of dat nog niet genoeg is, zoo vernam ik net van den postdirecteur, dat hij morgen, ook ter intentie van dien geleerde, van 12 tot 12.03 geen telegrammen mag aannemen, al slaat het publiek de glazen van het loket ook kapot. Toppunt!

9 Febr. Met Breeduitstra en Krimp van Dulmen naar de spoedvergadering van onze ijsvereeniging geweest. De oude Puckie Wafelbakker, de hevige sportbewonderaar, let wel: geen beoefenaar (anders was-ie niet zoo oud geworden) voerde wederom den voorzittershamer. Bij 't onderwerp wereldkampioenschappen werd Puckie triestig en de vergadering rumoerig. Puckie had vroeger Jaap Eden en Coen de Koning zien rijden en de vergadering had van de dit jaar gemaakte kosten gehoord. "De beste, nummer 12," werd er geroepen, "en wanneer ze zich nog langer door dien mijnheer Bols op hun hurken laten zetten, komen ze op nummer.... terecht". (Applaus), "Laat ze langer in Noorwegen oefenen", schreeuwde Puckie. "Dan kunnen we voordeeliger een paar Noorsche hardrijders naturaliseeren", gooide Breeduitstra er uit.

Toen kreeg ik een idee. Bevend en wit van emotie stond ik op en vroeg het woord. (Ik blijf altijd parlementair). "Mijnheer de voorzitter," sprak ik met klem "er is een beter, een afdoender, ik zou haast zeggen een volmaakt neen.... een afdoend middel. (Groote verbazing). Onze jongens moeten een tikje sneller rijden! (Donderende bewijzen van instemming).

"'n Salomons oordeel", fluisterde Breeduitstra. O, zoo !

10 Febr. 't Is diamantendiefstal wat de klok slaat. Verfoeilijke hebzucht. En wat hebben in vredesnaam die boeven er aan. 't Is immers toch niet in hun stand, om met juweelen te loopen. Wat een verschil in zeden bij vroeger Ik herinner me nog best, dat wijlen mijn vader, vaak vertelde, van een suikertante, die van den ochtend tot den avond een parel van het zuiverste water - eigenaardige gewoonte - aan de punt van haar neus droeg. Ze is 92 geworden en ze was op het laatst buitengewoon hulpbehoevend, en toch moet ge niet denken dat ooit iemand er aan gedacht heeft om zijn of haar hand naar dat kleinood uit te steken.

11 Febr. Overal mot in Europa. Coalitie-breuk in Duitschland op til. Kabinetscrisissen in Noorwegen en Servië enz. Er is nog meer tweedracht dan gedurende den wereldoorlog; toen had ge tenminste nog eenheidsworst. In Polen is het ook al mis. Ter inleiding van den verkiezingsstrijd schold de een den ander de huid vol. Als eerste slachtoffers vielen een honderd journalisten, doordat hun bladen verboden werden. Die arme courantenmannen moeten het steeds ontgelden. Het is net zooals redacteur Speur van ons plaatselijk blad

zegt: De Pers wordt alleen gewaardeerd in Perzië.

12 Febr. Bij 't ontbijt voorgelezen dat Mussolini 10 lire gestuurd heeft naar een jeugdigen landgenootschoorsteenveger in Parijs, die hem om een mondharmonica gevraagd had. Nobel. Liesbeth kreeg er tranen van in haar oogen. Jossie begon daarop ook een concert te geven op zoo'n instrument, met gevolg, dat hij ook spoedig tranen in zijn oogen had. Ondertusschen een nuttige kunst. Moest meer beoefend worden in Italië; ook door Mussolini; 't is zoo'n probaat middel tegen opgeblazenheid, zeggen ze.

13 Febr. Het vernuft van sommige reclame-makers moet je toch bewonderen. Kreeg vanmorgen een circulaire van een opticien, met geschroeide randen (die circulaire n.l.) Dat kwam, schreef hij, omdat de pincenez, die hij op de markt bracht, zoo gloeiend nieuw was. Het geestige zakenmensch onderteekende met: "Uw dienstwillige oogendienaar."

14 Febr. Op de soos heb ik benauwde oogenblikken beleefd. Met het ernstigste gezicht, dat bij ooit in een gruwelijke kantongerechtszaak getrokken heeft, nam griffier Dorias mij apart en zei, dat het Amerikaansche consulaat een strafvervolging tegen mij wilde doen instellen omdat ik tegen minister Kellogg gezegd had: "alle Amerikanen lijken op elkaar, en allemaal bij elkaar, lijken ze op niks". 't Angstzweet brak me uit, en ik dacht er pas een paar uur later aan, dat ik dat gesprek slechts gedroomd had en zoo onvoorzichtig was geweest om Breeduitstra er van te verhalen.

MET HET SCHETSBOEK DOOR ZEELAND (Schoondijke)

Een eenzaam pad gaat ver weg naar den horizont, zich slingerend tusschen struiken en heesters, wilgen en peppels. Hier en daar een smal zijwegje, dat voert naar een hofstede, of naar een weide, die thans verlaten ligt tusschen de kale takken van donker gewas.

Heel vaag teekent zich hier en daar in de verte een kerktorentje af, ons wijzend waar menschen wonen, of waar het dorpje ligt.

Zwarte aardkluiten klitten samen en vormen vette, drassige bonken, waar het water traag doorheen sijpelt, en fonkelende plasjes er op laat staan, die scherp afsteken tegen de donkere aarde.

Het water spettert weg, als ik m'n voet verplaats, en vormt andere plasjes, die weer vervormen, weer uiteen gaan, maar niet te verdringen zijn.

Zoo nu en dan zendt de zon even hare stralen door het donker heelal en dan tintelen de duizenden druppels, die hangen aan takken en twijgen, dan is het of heel het land ontwaken zal, dan verscherpen de schaduwen, dan verhelderen de kleuren, om straks weer te verdwijnen, wanneer donkere wolken het schijnsel belemmeren.

Dan wordt het opnieuw triest en verlaten, dan wordt het weer kil en koud.

Febr. 1928. BOB.