Ons Zeeland 1928, nummer 20

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

- DE BEVOLKINGS-VERMINDERING IN ZEELAND -

De heer M. J. Harts, voorzitter van den Raad van Arbeid te Middelburg, schrijft ons:

In onderscheidene bladen trof men reeds beschouwingen aan, die gewijd waren aan het blijkbaar epidemische verschijnsel, dat een zeer groote meerderheid van de gemeenten onzer provincie in haar zielental heeft getroffen.

De cijfers teekenen ons de diagnose zeer scherp, doch de oorzaken, die tot dezen achteruitgang hebben geleid, zoowel als de prognose, is zeer moeilijk te stellen, omdat dit ziektebeeld zooveel zijden heeft. Dadelijk echter rijzen bij de bestudeering van de cijfers, verschillende vragen, waarvan de voornaamste m.i. zeker moeten luiden:

Is deze achteruitgang gelocaliseerd of is het een voor Nederland algemeen voorkomend verschijnsel?

Welke factoren hebben invloed op den voor- en achteruitgang van een gemeente?

Waarom zijn bijna alle gemeenten in onze provincie door den achteruitgang getroffen?

Wat zal de remedie zijn om onze mooie en rijke provincie van deze kwaal te verlossen?

Ofschoon een dorre opsomming van cijfers veel plaatsruimte vergt en bovendien voor velen niet aantrekkelijk is, kunnen enkele getallengroepeeringen in een overzicht als dit artikel bedoeld te zijn, niet gemist worden.

De 2 eerste hierboven gestelde vragen meen ik het best tegelijkertijd te kunnen bespreken.

De factoren die van invloed zijn op het zielental van een gemeente, zijn dan de geboorte en sterfte, en daarnaast de vestiging en vertrek.

In het algemeen nu is de totale achteruitgang niet een verschijnsel van het laatste jaar. Reeds in 1925 gaven de cijfers veel te denken. Indien we toch de statistiek van den loop der bevolking van Nederland over het jaar 1925 nagaan (dit is het meest nauwkeurige en nieuwste overzicht; over 1926 zal eerstdaags een gelijksoortige statistiek verschijnen, terwijl 1927 dit jaar ook nog zal volgen, waarna het zeer nuttig zal zijn de situatie dan nader te bezien) dan treft het ons, wat Zeeland aangaat, dat van de 109 gemeenten van onze provincie er 48 in zielental zijn achteruit gegaan, dat 17 stationair zijn gebleven en dat er 44 gemeenten zijn vooruitgegaan.

Door geboorte kwamen er 5271 bij, door sterfte verloren wij 2427, door vestiging kwamen 13.118 er bij, terwijl door vertrek er weer afgingen een 15.639 zielen.

Zijn nu de saldi's van geboorte en sterfte, en van vertrek en vestiging afwijkende van de normen voor Nederland en van de andere provincies? In dit verband moet ik enkele cijfers geven. (Zie tabel 1).

Van de gemeenten in Zeeland waren de cijfers van achteruitgang en vooruitgang ten gevolge van vertrek en vestiging samengevat als volgt: 88 gemeenten achteruit, 2 gemeenten gelijk en 19 gemeenten vooruit.

Tabel 1.

Bevolkingsloop gedurende 1925

Vestiging Vertrek + - Bevolking

Provincie Drente 12233 17227 4994 222464

Friesland 22776 25593 2817 399345

Zeeland 13118 15639 2521 249353

Groningen 23909 26258 2349 385950

Utrecht 31532 31463 69 379259

Gelderland 50124 49952 172 787439

Noord-Brabant 52316 51801 515 810580

Overijsel 26198 25542 656 474852

Zuid-Holland 105257 104389 868 1812890

Noord-Holland 93795 91983 1812 1398529

Limburg 48178 44641 3537 495757

Het Rijk 479436 484488 5052

Gemeenten :

grooter dan 100000 89806 88442 1364

50001-100000 37143 37845 702

20001-50000 75896 73838 2058

5001-20000 150178 152074 1896

5000 en minder 126413 132289 5876

Tabel 2.

Toeneming der bevolking in procenten, door vestiging.

Rijk 100000 50001-100000 20001-50000 5001-20000 5000 en minder

1921 - 0,004 2.21 0.25 1.11 - 1.67 - 0.88

1922 0.12 0.16 0.32 0.32 0.39 - 0.42

1923 0.16 0.64 - 0.08 0.61 - 0.08 - 0.26

1924 - 0.12 0.06 - 0.30 0.21 - 0.15 - 0.40

1925 - 0.07 0.08 - 0,12 0.21 - 0.09 - 0.32

Tabel 3.

Toeneming der bevolking in procenten

Rijk 100000 50001-100000 20001-50000 5001~20000 5000 en minder

in het algemeen

1921 1.63 3.58 1.71 2.93 0.10 0.83

1922 1.57 1.33 1.61 1.95 1.99 1.11

1923 1.78 1.90 1.32 2.42 1.75 1.47

1924 1.42 1.29 1.03 1.87 1.55 1.27

1925 1.39 1.20 1.08 1.77 1.54 1.28

door meerdere geboorte dan sterfte

1921 1.64 1.37 1.46 1.82 1.77 1.70

1922 1.45 1.17 1.29 1.63 1.60 1.53

1923 1.62 1.26 1.40 1.75 1.83 1.73

1924 1.54 1.23 1.33 1.66 1.70 1.67

1925 1.46 1.12 1.20 1.56 1.63 1.60

door meer vestiging dan vertrek

1921 - 0,004 2.21 0.25 1.11 - 1,67 - 0.88

1922 0.12 0.16 0.32 0.32 0.39 - 0.42

1923 0.16 0.64 - 0.08 0.67 - 0.08 - 0.26

1924 - 0.12 0.06 - 0.30 0.21 - 0.15 - 0.40

1925 - 0.07 0.08 - 0.12 0.21 - 0.09 - 0.32

Tabel 4.

Geboorte- en sterfte-variaties van 1923-31 Dec. 1925.

Geboortecijfer Sterftecijfer

daalt per 1000 zielen daalt per 1000 zielen

met tot met tot

Provincie Drente 3.30 28.81 0.11 9.56

Zeeland 2.20 21.15 0.00 9.74

Utrecht 2.12 23.55 0.11 9.94

Groningen 2.07 23.08 0.60 9.00

Overijsel 2.01 25.18 - 0.27 9.88

Gelderland 2.00 24.64 - 0.18 10.69

Noort-Brabant 1.94 30.24 0.74 11.41

Zuid-Holland 1.72 22.68 0.22 8.85

Limburg 1.52 30.21 0.87 10.38

Friesland 1.28 23.16 - 0.55 10.26

Noord-Holland 1.13 20.79 - 0.14 9.42

Het Rijk 1.73 24.24 0.14 9.79

Gemeenten:

grooter dan 100000 1.39 20.05 0.03 8.90

50001-100000 1.84 21.57 - 0.03 9.56

20001-50000 1.87 24.63 0.03 9.16

5001-20000 2.07 26.31 0.14 10.16

5000 en minder 1.59 26.60 0.33 10.68

Tabel 5.

Overzicht van de provincie Zeeland.

aantal achteruit- ongeveer vooruit-

gemeenten gang gelijk gang

Noord-Beveland 4 2 1 1

Tholen 7 3 3 1

Walcheren 19 7 4 8

Schouwen en Duiveland 18 13 1 4

West-Zeeuwsch-Vlaanderen 16 9 1 6

Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen 19 8 2 9

Zuid-Beveland 25 11 4 10

St. Philipsland 1 - - 1

 

Bij nadere beschouwing van dit overzicht over 1925 springt al dadelijk naar voren, dat voor het geheele Rijk 't vertrek de vestiging overtreft. En indien wij de provincies afzonderlijk bezien, dan blijkt ons dat Drente, Friesland, Zeeland en Groningen voornamelijk het hunne er toe hebben bijgedragen. Letten wij verder in dit verband op de bevolkingsdichtheid per provincie, dan valt het op, dat de zwakst bevolkte provincies het zwaarst worden getroffen, dat de provincies in hoofdzaak met landbouw als bron van inkomsten en met heel weinig industriecentra, menig veertje in den economischen strijd hebben gelaten en nog zullen laten, tenzij .... ?

Wellicht zal het betrekkelijk lage bevolkingscijfer van de provincie Utrecht de aandacht der lezers trekken. Inderdaad is deze provincie feitelijk even zwak als de hiervoren genoemde 4; haar groei heeft zij te danken aan enkele gemeenten als: de Bilt, Doorn, Driebergen, Hoogland, Maarseveen, Rhenen Renswoude, Rijzenburg. Soest, Veenendaal, Vleuten, Zeist, Woudenberg en Zuilen. Hadden deze plaatsen in het aan natuurschoon zoo rijke O. en Z. O. deel van de provincie Utrecht niet zoo'n groote aantrekkingskracht uitgeoefend op renteniers en gepensionneerden en had, door het veel meer dan voorheen met vacantiegaand publiek en het toenemend auto- en motortourisme, het hotel- en pensionbedrijf niet voor toeneming der bevolking gezorgd, dan zou Utrecht zeker ook onder de zwakke zusters gerangschikt moeten worden.

Het overzicht naar de indeeling in groepen van gemeenten volgens het aantal inwoners spreekt heel sterk. Juist de gemeenten met minder dan 20.000 zielen staan aan den verliezenden kant. Wij zien hierin den trek van het platteland naar de grootere centra. Voorloopig constateeren wij alleen deze feiten.

De conclusie dat het Rijk door vertrek boven de vestiging aan inwoners achteruitgaat, is niet aanvechtbaar, dit feit behoeft dus niet alleen ons Zeeuwen te verontrusten. De aanwas van de 7 provincies door vestiging mogen wij beschouwen als een verschuiving tengevolge van allerlei factoren en m.i. een relatieve versterking van die provincies. Indien wij toch nader beschouwen de cijfers voor de toeneming tengevolge van vestiging, dan geeft het volgende overzicht over de jaren 1921 tot 1925 een zeer duidelijk beeld. (Zie tabel 2).

Het Rijk verliest in 1924 en 1925 door vertrek boven vestiging aan inwoners 0.12 en 0.07 pct., waaraan alle centra medewerken, behalve de groepen grooter dan 100.000 en van 20.001-50.000 inwoners, waarbij daarentegen een zwakke toename valt te constateeren.

Thans moeten wij de tweede oorzaak, die invloed heeft op de bevolkingssterkte van een gemeente, onder de loupe nemen.

Ik begin dan met eerst een overzicht te geven van de geboortecijfers en sterftecijfers van de verschillende provincies, althans de daling en stijging over de jaren 1923-1925.

Wij zien daaruit dat de geboortecijfers sterk dalende zijn, waarbij Zeeland bijna aan den spits staat. Nu moet hierbij wel in aanmerking genomen worden, dat deze daling per 1000 inwoners in vele provincies niet zoo groot is, als voor Drente en Zeeland, doch in die provincies de sterke daling zich reeds veel vroeger heeft voltrokken. Evenwel maakt deze overweging ons niet sterk en is een zeer betrekkelijke troost. Een feit is het dat onze geboortecijfers tot de laagste moeten worden gerekend en N. Holland ons alleen den loef afsteekt

De sterftecijfers zijn voor 6 provincies ook dalende, doch houden geen gelijken tred met de geboortedaling. Zeeland toont ons in deze rij een stilstand, ofschoon wij nog niet tot de laagste behooren en nog 4 lagere cijfers onder ons hebben.

Zoowel in daling van het geboortecijfer als in daling van het sterftecijfer wijken wij af van den norm voor het geheele Rijk in belangrijke mate en voor ons ongunstigen zin.

De indeeling naar groepen van gemeenten toont ons helaas dat - alhoewel de sterftedaling per 1000 inwoners belangrijk mag worden genoemd - de sterftecijfers toch voor de gemeenten met minder dan 20.000 inwoners verre uitsteeken boven die van andere groepen en natuurlijk ook boven den Rijksnorm.

De geboortecijfers voor de gemeenten met minder dan 20.000 inwoners behooren gelukkig nog tot de hoogste, maar hoe zal het beeld er over eenige aren uitzien?

Hier volge dan (zie tabel 3) dan een samenvatting van de toeneming der bevolking: 1e in het algemeen;

2e door meerdere geboorte ; 3e door meer vestiging dan vertrek.

De toeneming der bevolking in ons land is zoo goed als geheel het gevolg, van geboorteoverschotten boven sterfte, omdat ons land gemiddeld meer door vertrek van personen uit ons land verliest, dan het aan nieuwe

bewoners door vestiging wint.

Is het vertrek uit het land of uit een provincie als verschijnsel niet te betreuren, indien dat land geen arbeidsmogelijkheden of bestaansvoorwaarden aan de vertrekkenden biedt en zou in dit verband een mindere geboorte gelijke gevolgen hebben, zekere grenzen mogen evenwel niet worden overschreden. Wanneer de geboortedaling zich in volgende jaren even ongunstig zal blijven afteekenen, zou dit ernstige gevolgen kunnen hebben. Wij behoeven dan maar even ons oog te richten naar het zuiden, waar de grond ligt te wachten op arbeidskrachten. Frankrijk kan uit zijn bodem niet halen wat het noodig heeft en zijn welvaart zou bevorderen, omdat goede arbeidskrachten ontbreken. (Zie tabel 4).

Recapituleerende, verdient derhalve het verschijnsel "achteruitgang" onzen vollen aandacht, doch dan niet uitsluitend van Zeeuwsch standpunt bezien. De landbouwende gebieden zullen hun werkkrachten steeds weer blijven afstaan en als zoodanig zullen die gebieden waakzaam moeten zijn en blijven.

En waarom zeer veel gemeenten van Zeeland verliezen hebben geleden? De heer Jac. Welleman heeft in zijn artikel in dit tijdschrift reeds voor de verschillende gemeenten de oorzaken van groei aangegeven. Ik vermeen daarom niet nog eens de diverse oorzaken nader te moeten preciseeren. Wel acht ik het nuttig zijn cijfers ten deele te vergelijken met die ik gaf.

In 1925 bleek dat van de 109 gemeenten er 48 achteruit gingen, 17 ongeveer gelijk bleven, 44 vooruit gingen.

Einde 1926 zijn die cijfers 53 achteruit, 16 ongeveer gelijk, 40 vooruit.

En dan is die vooruitgang nog betrekkelijk luttel.

Groepeeren wij den vooruit- en achteruitgang per district, dan geeft ons dat het volgende beeld. (Zie tabel 5).

Behalve dat m.i. de landbouwende streken den achteruitgang indiceeren, geloof ik niet ver mis te zijn, indien ik het isolement van de verschillende deelen van Zeeland mede als een der groote oorzaken naar voren schuif.

Boven de bewoners, die in Zeeland geboren en groot geworden zijn, telt Zeeland nog vele geïmporteerden. De eerste categorie nu, daarvan kan men verwachten dat zij Zeeland trouw blijven, ofschoon zeer velen om economische redenen toch hun geboortegrond verlaten, wat zeer begrijpelijk is; de import zal na volbrachten arbeid zoo snel mogelijk weer naar de beter geoutilleerde en minder geïsoleerde deelen van 't Vaderland trekken.

Zeeland moet het hebben van zijn eigen volk.

Zeeland kan het ook hebben van den import.

Voor de eersten moeten de economische factoren gunstiger zijn en voor de eersten èn voor de tweeden moet Zeeland opengelegd worden, moet het goede wegen krijgen, betere verbindingen, betere outillage.

(Slot volgt).

VAN EIGEN BODEM

De Oestercultuur te Ierseke.

"Als Eindhoven een nieuw stedelijk wapen aanschaft, mag de gloeilamp er niet in ontbreken," meende onlangs iemand. "Als Ierseke het oude wapen afdankt en een nieuw ontwerpt, dan moet de grootste plaats op het schild ingeruimd worden aan de oester," zeggen we hem na.

Want kan men Eindhoven niet denken zonder de gloeilamp, die de stad in weinige jaren een bijna Amerikaansche uitbreiding bezorgde .......... als men over Ierseke hoort, vormt de mond onwillekeurig het woord oester.

Op de oestercultuur is de welvaart van het bekende Zuid-Bevelandsche dorp gebaseerd.

Aan deze cultuur, tot ver over de landsgrenzen vermaard, wordt in dit nummer de aandacht gewijd, opdat ook in Zeeland de beteekenis doordringe van dezen tak van nijverheid, die de meeste Zeeuwen nog slechts van "hooren zeggen" kennen.

Aan de foto's laten we een korte beschrijving van de teelt voorgaan.

De Ooster-Schelde is in den loop der jaren een uitstekend water voor de voortteling van de oester gebleken. In den zomer valt het oesterbroed er "in natura" op verschillende plaatsen. Deze plaatsen worden door de oestermenschen uit Ierseke van den Staat gehuurd. Zonder het betalen van pacht mag men het bedrijf dus niet uitoefenen.

In Juli ongeveer verlaten de kleine oesters de moederdieren en drijven dan in het water zelfstandig rond. Na circa 4 dagen gaat het broed zinken en hecht zich aan kleine schelpen. Dit vasthechten geschiedt niet overal gemakkelijk, doch de kweeker weet over het algemeen wel de geschiktste hechtplaatsen uit te vinden. De schelpjes waaraan de jonge oesters zich moeten verbinden, worden uit de Zuiderzee aangevoerd en in de Schelde gebracht. Nadat men de oester gelegenheid heeft gegeven zich te ontwikkelen, worden ze in Februari met schelp en al opgevischt en per schip naar de loodsen vervoerd, waar ze een sorteering onderdaan. De kleinste gaan naar de jeugdplaats terug, de grootere (2 à 3 jaar oud) worden achtergehouden, teneinde op z.g, kweekplaatsen gezaaid te worden. Het derde jaar worden ze opnieuw opgehaald, gesorteerd en gezaaid op de plaatsen die geschikt zijn voor den consumptie-groei. Het 4e jaar zijn ze voor de consumptie gereed, worden opgevischt en in de putten opgeslagen, die men als een depot kan beschouwen.

Dit in het kort over de zorg die aan de oester moet worden besteed, alvorens de lekkernij voor het gebruik gereed is.

De foto's in dit nummer, opgenomen bij de cultuurmaatschappij "Zeelandia", Iz. Willemsen Izn. te Ierseke, lichten deze simpele inleiding nader toe.

 

 

Het Dilettantentooneel in Zeeland

door

ZELANDUS.

Voorheen en Thans.

Het woord "gilde" komt in bijna alle oude talen voor en wel in de beteekenis van vereeniging, genootschap of broederschap. Dit verbaast ons niet. Want de opkomst der gilden was een gevolg van de opkomst der steden, terwijl deze laatste ontstonden door het toenemen der bevolking. En hoewel dit voor verschillende streken verschillend was, viel dit toch ongeveer in denzelfden tijd voor. De algemeenheid van dit woord ligt dan ook voor de hand, hoewel wij het over het algemeen nu in engere beteekenis zien. Want niet alleen dragen de vereenigingen van handwerkslieden en neringdoenden dezen naam, maar ook veelal de genootschappen die zich de beoefening der schoone kunsten, speciaal de dicht- en tooneelkunst ten doel stelden. Nu scheen dit nog al eens samen te gaan, als combinatie van nut en genoegen. Tenminste, Michael Eversdyck, predikant te Hoedekenskerke, waarschuwt op de vergadering der classis van Zuid-Beveland, in 1673 te Kloetinge gehouden, tegen de misbruiken, die in de roomsche en gereformeerde gilden bestonden, en vooral tegen het bijgeloof en de afgoderij. Deze waarschuwing draagt een uitgesproken anti-papistisch karakter, en dat maakt, dat we deze woorden misschien niet te serieus moeten opnemen. Het belangrijkste feit is dan ook het verschil dat volgens dezen predikant tusschen de betrokken gilden en die in de steden constateerde, welke laatste zich in werkelijken zin bij hun ambacht schenen te houden. De gilden zijn nu reeds lang verdwenen, maar oude Zierikzeeënaars zullen zich het zakkedragersgilde nog wel herinneren, dat in de vorige eeuw nog bestond. Het was een vereeniging van sjouwerlui. Op de stoep van het gildehuis dobbelden de leden om het voorrecht, de schepen te mogen lossen.

Dus weer: spel! In latere jaren is de afhankelijke tooneellliefhebberij een interessant deel geworden van de rederijkerskamers. Middelburg had reeds vroeg zijn "Bloemke Jesse", Goes de "Nardusbloeme" en Veere was zelfs twee rederijkerskamers rijk, die eerst later, in den vervaltijd, tot één samensmolten. De plaats van het tooneel in de rederijkerskamers hoop ik later in een afzonderlijk artikel te bespreken. Laat ik voorloopig volstaan met de opmerking, dat deze plaats groot was. We gaan nu weer eenige eeuwen verder en belanden in de 20e eeuw, in onzen tijd. En dan zien we, tot onze verbazing, dat de liefhebberij voor het tooneel eer toe- dan afgenomen is. Ik heb geen gegevens voor alle deelen van ons gewest, maar enkele feiten wil ik toch opnoemen. Kruiningen heeft verschillende vereenigingen, waarvan ik de volgende noteer: een fanfaregezelschap annex tooneelvereeniging; vier zangvereenigingen, waarvan twee ook de tooneelkunst beoefenen en één operettes geeft; een gymnastiekvereeniging annex tooneelvereeniging; buurtvereeniging, waarvan twee zich ook met tooneelspelen bezighouden; een jongelingsvereeniging annex tooneelvereeniging; een knapenvereeniging, een

korfbalvereeniging, een dansclub, allen.... annex tooneelvereeniging. Dan is er nog een meisjesvereeniging die zangspelen opvoert. Deze opsommig lijkt ontstellend. Ik wil dan ook niet beweren dat al deze vereenigingen tegelijk eigenlijke tooneelvereenigingen zijn. Maar een feit is het, dat elke festiviteit, welke een of andere vereeniging geeft, altijd geopend of besloten wordt met een tooneelstuk. De betere gezelschappen geven zelfs uitvoeringen in andere plaatsen. Op Hansweert is het al net eender, daar heeft men zelfs de beoefening van duivensport en tooneelkunst geen verwerpelijke combinatie geacht! Ik geloof, dat men dezen sterk ontwikkelden zin voor het tooneel ook overal elders in onze provincie vindt. In Kapelle heeft men b.v. nog een onvervalschte rederijkerskamer. Goes heeft ook zijn tooneelvereenigingen, w.o. het bekende "Onderling Kunstgenot", dat dit jaar jubileert en goed geslaagde uitvoeringen heeft georganiseerd.

Nu is dit alles heel weinig belangwekkend op zich zelf, en ik zou het dan ook niet meegedeeld hebben, wanneer deze overdenking de algemeene stelling, dat de Zeeuw nuchter is, niet bedenkelijk aan het wankelen had gebracht. Nuchterheid en zin voor het tooneel, dus neiging voor romantiek, kunnen onmogelijk samen gaan. Waarop is deze stelling dan gebaseerd? Vermoedelijk is het deze kwestie: De Zeeuw is landbouwer, en als zoodanig al van oudsher geneigd tot een zekere fatalistische levensbeschouwing. Het eene jaar mislukt de oogst, het andere jaar niet. Dat is nu eenmaal zoo. En daarom neemt men de dingen zooals ze zijn, zonder er veel ophef over te maken. En men gaat kalm zijn eigen gang, denkende: het volgend jaar beter.

Deze levenshouding van den Zeeuwschen boer is kenmerkend voor al zijn handelingen. Maar er is geen nuchterheid. Heel het vasthouden aan de goede oude traditie is een vasthouden aan de romantiek van vervlogen dagen. Wanneer - en dit zou men nog kunnen tegenwerpen - het dilettantentooneel alléén te beschouwen was als een liefhebberij zonder meer, een gepast tijdvermaak gedurende het doodsche eentonige winterseizoen, dan zou mijne waarde, welke men aan het tooneel zou willen hechten, aprioristisch en zinloos zijn. Maar dat is het geval niet. Het is den Zeeuwen heiligen ernst met hun liefhebberij, die daardoor al dadelijk het eigenlijke dilettantistische karakter verliest, en op een hooger plan kan worden gesteld. Het is een ernstige poging om iets te presteeren, en mag eenerzijds het spel en de keus der stukken veel te wenschen overlaten, aan den anderen kant ziet men een stuk als "Vriend Frits" niet onverdienstelijk ten tooneele voeren.

Doodelijke ernst! Dit blijkt wel uit een tweetal intermezzo's die tijdens de opvoering van een stuk door een der dorpsvereenigingen plaats vonden. Tijdens de voorstelling ging onverwachts het licht op het tooneel uit. Een der spelers riep kalm een tooneelknecht om het licht weer aan te steken, en men speelde in het donker kalm verder, alsof er niets was gebeurd.

Een andere acteur had vergelen zijn hoed mee te brengen. Maar ook dat was een kleinigheid. Hij riep door het raam: Hé, breng m'n hoed eens even, die ligt daar op een tafeltje", er, speelde verder alsof deze zin in z'n rol thuis hoorde Dat zijn allemaal dingen, die men wel ontelbare keeren bij het beroepstooneel vindt, maar die voor het dilettanten-tooneel meestal de oorzaak zijn van flagrante mislukkingen. Daarom zei ik: het is ernst met het tooneel! De allerijselijkste draken ziet men vaak met een verbazingwekkende toewijding opvoeren. Het is best mogelijk, dat dit alles nog Vlaamschen invloed verraadt.

Het tooneel is met de rederijkerskamer uit Vlaanderen tot ons gekomen. Maar de verdere ontwikkeling is zelfstandig geweest. Maar welke vereeniging zal het aandurven om zich op te werpen als vertolkster van speciaal Zeeuwsche stukken? Deze vraag is te herleiden tot een andere. Wanneer zal er eens een Zeeuwsch tooneelstuk worden geschreven? Hoeveel krachten werken er nu niet, die even goed in dienst konden worden gesteld van ons gewest? Aan het werk !!

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation. de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren :

- dat H. M. de Koningin-Moeder Dinsdag j.l. voor 8 dagen Haar intrek nam in het hotel Britannia te Vlissingen.

- dat in den nacht van 15 op 16 Mei natuurlijk niemand onzer verzuimde de klok ten 2 uur op 3 uur te zetten en dat Dinsdagmorgen zich niemand verlaatte.

- dat de maximum snelheid te Krabbendijke niet, zooals een der Zeeuwsche bladen schreef, 300 K.M. bedraagt, doch slechts 20. Wie harder rijdt, zal in het politioneele verbaalboekje terecht komen.

- dat de nieuwe sluis te Wemeldinge Woensdag 23 Mei in gebruik genomen zal worden. De minister van waterstaat zal daarbij tegenwoordig zijn.

- dat de Vlissingsche zeebaden en strandstoelen morgen door passagiers in gebruik genomen mogen worden. Hopelijk hecht de zomer goedkeuring hieraan.

- dat 60 leden van de vereeniging van oud-leerlingen der tuinbouwcursussen te Kapelle een welgeslaagde excursie maakten naar de kassencultuur in België.

- dat te Westkapelle op 76-jarigen leeftijd overleed de heer J. J. van Elsäcker, die van 1 October 1885 tot 1 Januari 1912 hoofd der openbare school was.

- dat het Middelburgsche Schoolmuseum iedere week door 6 personen bezocht wordt. Het Amsterdamsche door 8.

- dat een Ritthemsche anti-vegetarische hond 3 jonge grazende schapen kannibaliseerde.

- dat in Groede een schelf met 12000 K.G. vlas in de vlammen opging.

- dat de eerste uitvoering op het Molenwater van het Middelburgsche Muziekkorps bepaald is op 22 Mei, het eerste Abdij-concert op 3 Juni, het eerste Abonnements-concert op 13 Juni.

- dat Dinsdag 22 Mei de stoombootdienst tusschen Vlissingen, Breskens en Ter Neuzen 100 jaren oud zal zijn. Ter gelegenheid van dit eeuw-feest zal een tocht worden gemaakt met de nieuwe veerboot.

- dat in Terneuzen brand ontstond in een bakkerij, te Goes in een bakker's schuurtje. Het eerste geval kon met een minimax uit de wereld worden geholpen, het tweede met leidingwater via de handen van brandweerlieden.

- dat te Krabbendijke een kinderhand tusschen een bietensnijmachine bekneld geraakte. Het kind moest naar het Goesche ziekenhuis worden overgebracht.

- dat in onze provincie een vereeniging voor dialect-studie is opgericht. Secretaris is de heer L. van Breen, Oostsingel te Goes.

- dat in den Choertoren van het Middelburgsche stadhuis een beeld is aangebracht, dat volgens kenners op Maria van Bourgondië lijkt.

- dat het Vlissingsche bunkerbedrijf reeds aan 60 paar armen (lichaamsdeelen) werk verschaft.

- dat de gemeenteraad van Zierikzee in principe accoord ging met het stichten van een lagere landbouwschool.

- dat bij het openbaar lager onderwijs daar ter stede drie wachtgeldsters tot onderwijzeressen werden benoemd. De dames hebben echter alle drie voor de eer bedankt. Wachtgeld trekken en werken zijn twee.

- dat een landbouwersknecht te Noordgouwe, die geen rijwielplaatje bezat, met zoo'n voorwerp het spelletje "Ga je weg of ik pak je weg" speelde. Het plaatje kost hem 2 maanden water en brood. Ten postkantore zijn ze goedkooper te krijgen.

- dat te Oud-Vossemeer een auto, waarin 5 kinderen en een bestuurder, een dubbele salto-mortale maakte. Na deze wonderlijke prestatie had slechts 1 der kinderen een klein stukje glas in de wang.

- dat een 17-jarige jongen te Bruinisse een klap van een molenwiek kreeg. De knaap werd bloedend verwond.

- dat bij de "Schelde" te VIissingen 25 Mei een staking zal ingaan, als het personeel zijn zin niet krijgt.

- dat in een pereboom in de Scheldestad al 3 jaren achtereen een koekoek huist. De omwonenden zetten, naar het heet, de klok op de kreten van het dier gelijk.

- dat de K. L. M. van 26 tot en met 28 Mei boven Goes rondvluchten zal organiseeren met een der bekende Fokker VIIa verkeersvliegtuigen.

- dat de waterleiding op Schouwen-Duiveland waarschijnlijk 1 Juni 1929 gereed zal zijn.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

Klei en leem onderscheiden zich door hun fijn gevoel.

 

TREFFERS EN POEDELS

DE BRUGGEN TE THOLEN.

De Thoolsche Raad heeft besloten, den bruggebouw voor eigen rekening ter hand te nemen.

De Thoolsche brug

dat is een brug

die nog vooreerst geen brug is;

't is een karwei,

waarmee men blij,

maar niet bizonder vlug is. -

Die Thoolsche strop

schiet maar niet op

om allerhande reden. -

Veel zwarigheid

en narigheid

is er al om geleden. -

Men noemde haar

reeds voor tien jaar

de Thoolsche Brug der Zuchten,

nu wordt 't geval

(neen, 't is het al)

de Thoolsche Brug der Kluchten.

Ons kleine land

dat is een land

van groote waterwegen,

door bruggenbouw

heeft het al gauw

een mooien naam gekregen.

Het machtig blijk

van een Moerdijk

zet ieder in verrukking;

moet Holland's naam

door Tholen's blaam

nu zóó in de verdrukking ?

Neen - Tholen's Raad

die heeft kordaat

zijn wilskracht laten merken;

nou was 't genoeg

en Tholen sloeg

met eigen hand aan 't werken.

Het doodenveer

vaart heen en weer,

nóg moet men het gedoogen

straks kan de stad,

't gesukkel zat,

op een vooruitgang bogen !

Bravo, bravo,

bravissimo,

de brug die moét er komen,

dan zal daar zeer

haar naam ten eer,

de Eendracht onder stroomen

WILLEM TELL II

DE VROUW AAN HET WOORD

Nu krijgt u een opsomming van wat ik verder aan schoons zag in de Brusselsche verleiding- en modezaak. Als madame D.... me al het moois laat zien en prijzen noemt, sla ik altijd vliegensvlug aan het rekenen hoeveel 't in Hollandsch geld is en steeds weer treft het me hoe de modeljaponnen waarlijk niet te duur betaald zijn en ik me best kan voorstellen, dat de Amsterdamsche elegantjes zich bij haar laten kleeden.

Veel avond-robes zijn laag en in het vierkant gedecolleteerd en ze worden gehouden door smalle satijnen schouderhandjes.

Een robe van papaver-roode mousseline de soie was geheel geborduurd met bloemstukken in dezelfde tint. Een kleine ronde cape fladderde gracieus achter de draagster aan. Op zij een draperie van de effen stof, die tot op het schoentje viel.

Van witte crêpe Georgette was de robe, die 'n schuin geknipte tuniek en boléro had, die weer geheel harmonieerden met het schuin geknipte décolleté. Op den linker schouder, die ver ontbloot was, vlijde zich een tak witte fluweelen camelia's.

Een robe van roode mousseline de soie gegarneerd met fijne kant in dezelfde kleur. De onderrand van het ruim vallende rokje was van deze kant, evenals de fichu, die op de borst gekruisd, in den rug in een punt af hing.

Van marine-blauw moiré was de robe, die twee panneaux had, waarvan de eene aan den voorkant met een ingehaalden kop was aangebracht en kort viel, terwijl die aan den achterkant gedrapeerd tot aan den enkel viel.

Een smal ceintuur met een gesp van turkooizen accentueerde licht de wat hoogere taille.

Van "Coquille d'oeuf", de nieuwe kleur, was de robe van crêpe-satin, die geheel viel in geschulpte volants, vijf boven elkaar tot onder de schouders, de zesde als een kleine boléro. Een das van dezelfde stof, losjes om den hals geworpen, had een toef van zachtgele fluweelen rozen.

Op een fourreau van witte crêpe Georgette een geplooide robe van bedrukte crêpe in licht en donkergrijze motieven. De geplooide, mouwlooze taille, vallend in een lage punt, omzoomd met de effen witte crêpe, het geplooide rokje in ongelijke punten vallend op de witte fourreau. Op den linkerschouder een lichtgrijze roos van mousseline.

Van violette crêpe-Georgette was de robe, waarvan de onderrand van het rokje uit twee volants bestond, die van achter opliepen tot in de taille. De taille met rug-décolleté was breed omzoomd met een iets lichtere tint violet crêpe. Een smal ceintuur met gesp van améthist deed het wonder wel.

Als avond-dracht is de cape zeer in zwang en heeft den avondmantel eenigszins verdrongen.

Een zwart fluweelen werd me getoond met garneering van beige vos. Smal over de schouders viel deze mooie cape, aan den zoom golvend en wijd.

Een andere van lichtgrijze crêpe Romain, had twee los-vallende zij-panden en een breede kraag van witte vos.

Op een avond-toilet van beige kant werd een cape van crêpe Georgette in dezelfde tint gedragen met bontkraag van beige vos.

Op een robe van zwarte crêpe satin, met vierkant décolleté, schouderbandjes van zacht-rose, een draperie op zij van zwart, gevoerd met rose, werd een cape gedragen van goud-brokaat op zwarte fond, met enormen bontkraag van zwarte vos en gevoerd met zachtrose crêpe de Chine waarop geborduurde bloemen, in zwarte zijde.

Alleraardigst zijn de witte blouses, die gedragen worden onder onze zwarte of blauwe tailleurs.

Van ivoorkleurige satijn zag ik er een, die van voren gekruisd, twee ruim-vallende revers had en met een breeden band gesloten was door twee groote paarlmoeren knoopen. De lange en smalle mouw was op zij gesloten met vier kleinere paarlmoeren knoopen.

Een andere blouse, van witte crêpe de Chine had een ruim vallende en lange jabot met open zoompje. De gedrapeerde ceintuur had een gesp van bloedkoraal, terwijl een broche van dezelfde steenen de puntige halsopening afsloot.

Het crêpe imprimé blijft het doen voor de vlugge robes d'après-midi, die zich zoo goed laten dragen onder een langen mantel van alpaca, marocain taf of moiré .

Deze middag-robes hebben bijna geen garneering, de stof garneert immers zoo goed. Panneaux, fichu's, draperies, volants, zijn in hoofdzaak op deze jurkjes aangebracht en het geeft ze het luchtig aanzien, dat noodig is voor een zomerjapon van zóó teêre stof.

Voor onze heel jonge meisjes en kindertjes is het "Tobralco" zeer en vogue. Gecombineerd met wit batist of linnen geeft deze aardige stof zoo vol kleurige moesjes of bloempjes de aardigste jurken, schorten of kielpakjes die men zich denken kan.

"Im wunderschönen Monat Mai"!! Terwijl ik u mijn zomerbabbel pen, zien m'n hand paars! Ik zet de verwarming aan en dank den hemel, dat ik m'n bontjas nog niet in bewaring heb gegeven.

Is het bij u ook zoo koud? Gaat u dan tòch uw zomer-inkoopen doen, want juist nu wordt u het vlugst

bediend. E. B. B.

 

 

Het zijn de besten onder ons, die zich trachten te beteren.

 

HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND

9 Mei. - Het leven is in zijn afwisseling bont en blauw, evenals onze nooit volprezen Zeeuwsche aardappelen en mijn holle wangen, waarmee ik net van een wandeling in de liefelijke Mei-temperatuur mee terugkeer. Enfin, zou de postdirecteur zeggen, we zullen het zeker niet zoo kwaad hebben als mijnheer Nobile, die met zijn luchtschip naar de Noordpool is gezonden om poolshoogte te nemen of Italië niet de leverantie kan krijgen van het ijs, dat aldaar in zoo'n groote hoeveelheid noodig is tot stoffeering van het landschap. Ik droomde vannacht al, dat de stumper een interview had met den koning der ijsberen, dien hij trachtte over te halen tot het dragen van een roetzwart hemd.

"Heeft de Duce veel sympathie met ons?" vroeg de monarch der Pool, terwijl hij witjes lachte.

"Ontzettend", bracht Nobile er bibberend uit, "hij loopt dag en nacht te ijsberen".

Hierop ontving hij een pinguin-bonbon en den ridderslag met den berenklauw; het laatste overleefde hij niet.

In Drente gaat het er warmer toe. Daar brandt het nog, dat 't een lieve lust is. Wie in 't veen zit, ziet op geen turfje, en zeker niet wanneer dat flink verzekerd en onverkoopbaar is.

10 Mei. - De Noordenwind doet je bloed in de aderen verstijven. De ijsco-zaken vlaggen halfstoks. De oudbakken voorraden hoopen zich op en de goede menschen breken zich het hoofd, hoe ze zoo'n zaakje opgewarmd verkoopen kunnen.

Met Breeduitstra, die al in meer café's geweest was, onze morgendrank gebruikt in "Het varken met de sirene". Langdurig gesprek over de toestanden in het Hemelsche Rijk, waar de Chineezen, om de animo erin te houden, nu eens met de Japanners aan het bakkeleien zijn gegaan. "Dat moest daar misloopen", zei mijn vriend, terwijl hij zijn glas naast het tafelblad neerzette, "die twee volkeren hebben elkaar reeds eeuwen met schuine oogen aangekeken".

11 Mei. - Mr. Mierick van Peuteren was woest vandaag. Het vorige jaar is hij naar den minister van buitenlandsche zaken geweest om zijn zoon in de diplomatiek te krijgen. "Kent hij Spaansch?" vroeg zijn Excellentie.

Neen zei mr. Mierick, maar dat valt wel te leeren.

Terstond er werk van gemaakt en met bovenmenschelijken ijver toog de jongeling aan de studie. Gisteren ontving hij zijn laatste les en mr. Mierick wederom naar het Haagje.

De minister van buitenlandsche zaken stond hem te woord en nauwelijks hoorde hij het doel van de audiëntie, of bij vroeg alweer: "Kent uw zoontje Spaansch?"

"Ja zeker Excellentie!" riep Mierick triomfantelijk.

"Nu, dan kan hij de don Quichot lezen voor tijdverdrijf!" was het bescheid.

12 Mei. - Wederom guur weer. De zon laat ons met haar ultra-violette stralen en vitaminen, totaal in den steek. Daar mijn zakgeld op was, heb ik mij teruggetrokken in mijn studeervertrek met een ouden ridderroman. Heerlijke tijden toch zoo 'n dikke tien eeuwen terug. Belegering van burchten, riddertournooien, feestgelagen, harpenaren, minnestreelen, giftmengers, alchimisten, toovenaars, zachtaardige jonkvrouwen, liefelijke matrones en de deugd, die op het laatste de zaak wint. Komt daar tegenwoordig eens om. Neen, 't leven is plat, saai en materialistisch geworden; het avontuur is er uit. Vroeger eedgenootschap op eedgenootschap en nu alleen nog diner-vereenigingen.

13 Mei. - Griffier Dorias liet voor zichzelf en z'n vrouw belet vragen. "Ze heeft zeker wat nieuws", zei Liesbeth. Zag later aan haar oogen, dat ze juist geraden had. Daar m'n sigaren niet al te best waren, hem een rookertje gepresenteerd in den tuin. Hij vertelde me vele merkwaardige dingen uit zijn rechtspractijk. Het meest had hem nog getroffen, dat zelfs landloopers een ongemeene waarde hechten aan een vast tehuis. Laatst moest zoo'n oude zwerver wegens diefstal veroordeeld worden en het was zijn collega, die met tranen in de oogen voor de rechtbank getuigde, dat hij nooit veel moed in de toekomst van zijn kameraad had gehad, omdat die nooit tweemaal onder dezelfde brug sliep.

14 Mei. - Lezing bezocht van de vereeniging tot bescherming van dieren. De spreker betoogde op overtuigende wijze dat het de plicht voor ieder rechtschapen mensch was om de dieren, die men ter dood wilde brengen, eerst door een klap met een hamer op hun hersenen te verdooven. Het neo pallium, het centrum van het pijngevoel, raakte door zoo'n mep buiten werking. Een garnalenhandelaar had daar wel idee in, wanneer de spreker hem daarbij assisteerde en een soldatenvriend wilde die bewerking ook toepassen op de recruten, die men den oorlog inzond. Rumoerig slot.

15 Mei. - Wij en de kinderen zijn vandaag lichtelijk in het ongereede. Aan de hand van diepzinnige berekeningen was de meerderheid gisteravond tot de conclusie gekomen, dat de wijzers van de klok één uur vooruit gezet moesten worden, Liesbeth besliste achteruit.

 

 

De dwaas doet nooit wat hij zegt;

de wijze zegt nooit, wat hij doet.

VEREENIGINGSNIEUWS

"Ons Zeeland" te Utrecht, noodigt de leden uit tot het bijwonen van een gezelligen avond, op Zaterdag 19 Mei, in Hotel l'Europe. Het program vermeldt de medewerking van het symphonie-orkest "Variatio", het dubbel-mannenkwartet "Apollo" en een voordracht, dramatische schets "'t Jurkje", door den heer Blije. Na de pauze opvoering van de klucht "De Macht der Vrouw", onder regie van den Heer Schönfeld. Medewerkende personen: dames Jongejan, Schönfeld, Berting, en de heeren Reijke, de Wijk en Poll. Tot slot bal, onder leiding van den Heer Giltjes.

"Zeelandia" te Den Haag houdt een ledenvergadering op 21 Mei, waar verschillende voorstellen behandeld zullen worden.

"Zeeland" te Haarlem. De tooneelavond, te geven door "De Jonge Zeeuwen", reeds vroeger aangekondigd, is door bijzondere omstandigheden uitgesteld tot het volgend seizoen.

 

'T SCHAVOTJE DER LEZERS

Abonné te Ellewoutsdijk. - Alle waardeering voor uwe Cats-neigingen! Aan opname van een gedicht van zoo'n omvang kunnen we evenwel niet beginnen, willen we op den duur van "Ons Zeeland" geen ingezonden-stukken-weekblad maken. Intusschen : redactie plus Willem Tell hebben zich met uw pleidooi-oprijm (ten gunste van de Ellewoutsdijksche ooievaars) geamuseerd. Ze zijn uw pen dankbaar.

 

 

Ons leven biedt tal van kleine onaangenaamheden ; doch vele konden worden voorkomen door welwillendheid.