Ons Zeeland 1928, nummer 21

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

- DE BEVOLKINGS-VERMINDERING IN ZEELAND -

De heer M. J. Harts, voorzitter van den Raad van Arbeid te Middelburg, schrijft dan verder:

De oorzaken van den achteruitgang, ik concludeerde dat reeds, zijn van algemeenen aard en als zoodanig wordt het landbouwende Zeeland er ook door getroffen. Uitsluitend Iandbouwende gemeenten worden ontvolkt. Door de malaise in den landbouw kunnen de arbeidskrachten geen loonend werk vinden, met als gevolg vertrek naar centra, waar wel een goed loon is te behalen. En die centra zijn de industrie-centra.

Zeer lezenswaardig is dan ook in dit verband het artikel van den burgemeester van Terneuzen in het Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheidsraad van Maart 1928, evenals het overzicht, dat de Burgemeester van Sas van Gent, de heer Hoefnagels, in den Raad dier gemeente op 14 Februari 1928 over het jaar 1927 gaf.

Eerstgenoemde Burgemeester releveert speciaal de groote werkloosheid in verband met de havenmisère te Terneuzen en in verband met de miskende vlasindustrie waardoor eenige honderden vruchteloos arbeid trachten te vinden. Laatstgenoemde Burgervader legde vast, dat de groote bedrijven daar ter plaatse - waar de Belgen in hoofdzaak een goed loon verdienen - voor de Hollanders geen arbeid geven. Gelukkig wordt hieraan door medewerking van de betrokken bedrijfsleiders, een einde gemaakt, althans het begin is er. Het aantal werkeloozen bedroeg daar 42 op krap 2900 zielen. Onze vaderlandsche grens speelt daarbij ook een rol. In Selzaete en Assenede (Belgische dorpjes even over de grens) worden woninghuren betaald van 65 - 98 cent per week, terwijl voor fl 1.45 reeds een zeer moderne woning is te verkrijgen De huren in Sas van Gent bedragen gemiddeld f 4,-; gevolg: natuurlijk een uittocht van 32 gezinnen uit Sas van Gent naar België.

En mijn laatste vraag, in het begin van dit artikel gesteld, is moeilijk in concreten vorm te beantwoorden. Hier schuilt de grootste moeilijkheid van het geheele vraagpunt: er is onevenredigheid tusschen landbouw eenerzijds en de handel en industrie anderzijds.

Ook hier weef geen verschil met andere landbouwende gebieden. Zoo algemeen zijn de economische tendenzen, die tot de landbouwmalaise hebben geleid en direct dus tot de gesignaleerde volksverhuizing, dat op de Internationale Economische Conferentie, die van 4 tot 23 Mei 1927 te Genève werd gehouden, de landbouw een zeer ernstig punt van bespreking is geweest en onderwerp van diepgaande studie heeft uitgemaakt. Ik meen het best te doen door het definitief rapport van die conferentie op den voet te volgen. Daaraan hebben bij uitstek deskundigen medegewerkt, deskundigen van alle nationaliteiten en op elk gebied.

Niet onvermeld mag blijven, dat de toestand van den landbouw de bijzondere aandacht heeft van den Minister van Arbeid. Een commissie uit den Hoogen Raad van Arbeid stelt thans een onderzoek in naar den toestand der landarbeiders. De Minister verklaarde die arbeid van buitengewoon veel belang en noemde het een hoogst belangrijk landbouwkundig en algemeen economisch vraagstuk. De resultaten hopen we nader onder de oogen te mogen zien.

De Internationale Economische conferentie dan werd gepresideerd door den Heer Theunis (België) en splitste zich in drie commissies: voor handel, nijverheid en voor landbouw.

De commissie voor den landbouw werd voorgezeten door den Heer Frangesch (Koninkrijk der Serviërs, Croaten en Slovenen) en splitste zich weer in drie sub-commissies, waarvan de eerste de algemeene vraagstukken, de tweede, de landbouwcoöperatie, de derde het landbouwcrediet behandelde.

In zijn slotrede op 23 Mei 1927 gaf de Heer Theunis een overzicht van den verrichten arbeid. Hij memoreerde daarbij dat deze conferentie van oordeel was, dat de algemeene economische voordeelen toenamen naar verhouding van den omvang van den ruil der goederen tusschen de landen, die door hun voorraden en hun aanleg het meest geschikt waren om ze voort te brengen; dat het internationale ruilverkeer in producten, voortgebracht door verschillende landen onder de meest bevredigende en meest economische omstandigheden als normaal moet worden beschouwd.

Economische conflicten en verschil van economische belangen - zoo vervolgde hij - zijn misschien de meest ernstige en blijvende van alle gevaren, welke den wereldvrede kunnen bedreigen.

Deze geest nu beheerschte de leidende persoonlijkheden.

De sub-commissie voor den landbouw deelde haar verslag in drie groepen!

De inleiding.

De algemeene resoluties.

De bijzondere resoluties.

In de inleiding wordt vooropgesteld, dat de landbouw, over de geheele wereld gerekend, het beroep is, dat door het meerendeel der arbeiders wordt uitgeoefend; de verschillende landbouwvoortbrengselen vertegenwoordigen in waarde het grootste deel van den menschelijken arbeid, en de ruil van de producten tegen de nijverheidsproducten vormt den grondslag van den wereldhandel.

De landbouwbevolking blijft voor de menschheid de bron van levenskracht, die in staat is de volken te behoeden voor snel verval van den mensch, hetwelk de buitensporige ontwikkeling der nijverheid zou kunnen medebrengen.

De wederzijdsche afhankelijkheid, welke tusschen de volken bestaat, is niet minder sterk tusschen de groote bedrijfsgroepen: landbouw, nijverheid en handel, en het zou dwaas zijn te hopen, dat de eene groep onafhankelijk van de andere blijvende welvaart zou kunnen genieten. In het volledig vervullen van de economische rol, welke hem toekomt, wordt de landbouw thans belemmerd door een algemeene depressie, waarvan de diepte verschillend is, maar welke een groot aantal landen treft, waarvan de wereld afhankelijk is.

De economische depressie in den landbouw wordt gekarakteriseerd door verbreking van het evenwicht tusschen de prijzen der landbouwproducten en die der nijverheidsproducten; zij heeft tengevolge gehad, dat de landbouwers geen voldoende vergoeding meer ontvangen voor hun arbeid en hun kapitaal. De daling van de koopkracht der landbouwers heeft een terugslag gehad op de nijverheidsproductie en is dus een der oorzaken van de werkeloosheid, welke op haar beurt den afzet der landbouwproducten vermindert.

Wanneer geen practische maatregelen getroffen worden om het evenwicht der prijzen te herstellen, valt het te vreezen, dat zich vroeg of laat een daling van de landbouwproductie voordoet ten nadeele van het welzijn der menschheid.

De algemeene resoluties worden in 6 punten ingedeeld:

Punt 1 dan acht het een vitaal economisch belang de toeneming van de opbrengst van den landbouw en in verband daarmede het plaatsen van den landbouw op een voet van gelijkheid met de nijverheid, door allen, die in den landbouw arbeiden, in staat te stellen bevredigende levensvoorwaarden en een normale vergoeding voor hun werk en hun kapitaal te verkrijgen.

Punt 2 stelt vast, dat de verbetering van den economischen toestand van den landbouw in de eerste plaats het werk van de landbouwers zelf moet zijn. De algemeene aanvaarding van technische verbeteringen, den wetenschappelijke organisatie van den akkerbouw en de veeteelt,van den strijd tegen de ziekten en de vijanden der planten en dieren, van den afzet, van de standaardisatie der landbouwproducten in het belang van producenten en consumenten, van het zoeken naar afzetgebieden, van het crediet en de verzekeringen, zullen hen in staat stellen hun kostprijs te verlagen, in hun eigen belang en ten voordeele van den verbruiker. Wegens het belangrijke aantal kleine en middelgroote landbouwondernemingen - waarin de neiging tot concentratie, welke in de nijverheid voorkomt, ontbreekt - zal de organisatie der landbouwers verder uitgebouwd moeten worden langs den weg van vereenigingen en coöperaties; zij zal met voordeel aangevuld kunnen worden met overeenkomsten tusschen coöperatieve vereenigingen van landbouwers en van verbruikers.

Punt 3 houdt verband met de sociale wetten en memoreert in het bijzonder ook dat de verschillende trappen van landbouwonderwijs het voorwerp van de zorg der regeeringen en landbouwvereenigingen moet zijn.

Punt 4 concludeert de wenschelijkheid, dat alle belemmeringen van het vrije verkeer en van den handel in landbouwproducten opgeheven worden.

Punt 5 stelt vast, dat de landbouwer een billijke belooning moet ontvangen, en daarbij niet afhankelijk moet zijn van speculatie.

Punt 6 is niet van bijzondere strekking in verband met de onderwerpelijke aangelegenheid.

De bijzondere resoluties worden ingedeeld in:

1e. Verhouding tusschen productie- en verbruikscoöperatie;

2e. Landbouwcrediet;

3e. Strijd tegen de ziekten van planten en dieren;

4e. Koloniale landbouw;

5e. Boschbouw;

6e. Documentatie over landbouwvraagstukken, statistieken en onderzoek.

Ad. 1e. De verschillende productiecoöperaties verhoogen de koopkracht van de landbouwers als producenten en dragen bij tot de regeling der markten door toepassing van methoden, welke de kosten van distributie tot een minimum beperken.

Deze coöperaties zullen nauwe betrekkingen met verbruikscoöperaties moeten onderhouden, waardoor belangrijk wordt bijgedragen tot rationaliseering van 't economische leven.

Directe handelsrelaties tusschen producenten en consumenten of vereenigingen van beiden, schakelen de onnoodige tusschenpersonen uit. Bij het hieruit voortvloeiende materieele voordeel komt nog moreele winst: de producenten en consumenten leeren elkaar kennen en rekening houden met elkaars bijzondere omstandigheden en behoeften.

Deze pogingen om tot practische verwezenlijking te komen, zouden gesteund moeten worden van de zijde van den landbouw door de voortbrenging van artikelen van een bepaalde kwaliteit en een uniforme soort;

van de zijde der verbruikscoöperaties door den wil om zooveel mogelijk de landbouwproducten te koopen bij de landbouwproductiecoöperaties;

van de zijde der Staten en openbare lichamen door steun door middel van het stichten van leerstoelen aan universiteiten of andere wetenschappelijke inrichtingen, door het geven van cursussen etc.;

internationale overeenkomsten tusschen landbouwcoöperaties kunnen ten opzichte van een aantal producten waarde hebben om voor de markt een gezonden grondslag te verkrijgen, de productie te regelen en de prijzen vast te stellen.

Ad. 2e. De vooruitgang der landbouwproductie is nauw verbonden aan de regeling van het landbouwcrediet, Het internationale landbouwinstituut is bezig een speciale documentatie over het landbouwcrediet samen te stellen, zoodat deze resultaten dienen te worden afgewacht.

Ad. 3e. Ook wat den strijd betreft tegen de ziekten van planten en dieren wordt door het internationaal landbouwinstituut een speciale conferentie voorbereid om tot een gemeenschappelijke actie der landen op dit gebied te komen.

Ad. 4e en 5e. De Koloniale landbouw en de boschbouw, alhoewel van groote waarde, kunnen wij in dit verband laten rusten.

Ad. 6e. Alhoewel dit onderwerp van zeer groot belang is, oordeel ik het juister in dit artikel er niet verder op in te gaan. Voorshands heeft dit punt alleen theoretische waarde. De landbouwdeskundigen daarenboven zullen zelf wel reeds de handen aan den ploeg slaan, terwijl dit artikel door niet verdere bespreking niet zal worden geschaad.

Ik geloof met de vorenstaande gegevens en aanhalingen voldoende stof tot besprekingen en overwegingen te hebben aangedragen,

Indien ik dan met een korte samenvatting eindig, dan ben ik mij bewust verre van volledig te zijn geweest en verschillende onderwerpen, die aan het redactioneele vraagpunt grenzen, te zijn voorbijgegaan. Het werkloozenvraagstuk, de oorzaken van de daling der geboortecijfers en de groote sterftecijfers, de zuigelingensterfte, de belastingvraagstukken, het pachtvraagstuk enz. Wellicht heeft het zijn nut ook hieraan het volle pond toe te kennen.

Algemeen samengevat, kom ik tot de conclusie:

a. Finantieel perspectief voor de landbouwers en de arbeiders blijft ver beneden de economische waarde. in tegenstelling met de nijverheid.

b. Intensieve werkmethoden van de landbouwers zelf, in de allereerste plaats:

standaardisatie der landbouwproducten en concentratie van krachten ter verhooging van de productie en tot het scheppen van afzetgebieden, zullen den landbouw zijn plaats moeten geven, die het krachtens zijn economische waarde toekomt.

c. De bevolkingsvermindering is niet een specifieke Zeeuwsche symptoom en heeft een algemeene economische oorzaak.

d. Deze oorzaak schuilt in het verschil in waardeering van industrieele producten en arbeidskrachten en in die van den landbouw.

e. De achteruitgang van de gemeenten en van enkele steden in het bijzonder, is als zuivere getallenwaardeering van weinig belang en als zoodanig geen ongezond economisch verschijnsel. Alleen indien de aanleidende oorzaken schuilen in ongezonde economische gronden van de bedrijven, kan die achteruitgang tot bedenkelijke consequenties voeren.

f. de afvloeiing van arbeidskrachten naar centra waar wel arbeid is, is een gezond verschijnsel.

g. De toekomst van Zeeland en van de steden moet voortdurend ernstig ons aller volle aandacht hebben, doch behoeft ook geen overdreven zorg te baren, indien de Zeeuwen maar steeds het devies van hun wapen: Luctor et Emergo voor oogen houden.

Vlissingen, April 1928.

Het Jonkvrouwen Klooster "Jeruzalem"

te Biezelinge

door

ZELANDUS.

Het is zeker verkeerd om de geschiedenis der Middeleeuwen identiek te stellen met die der geestelijke orden, welke in dien tijd bestonden, maar het is een feit, dat deze orden de geschiedenis der middeleeuwen beheerschen en dat zij door hun rijke bronnen, welke ze aan ons hebben overgeleverd, onontbeerlijk zijn, voor het samenstellen van de geschiedenis van ons gewest. Juist de beteekenis van deze orden maakt het interessant eens iets te vertellen over de uitgebreide bezittingen welke de kloosterorden in vroeger eeuwen bezaten en van den invloed die zij op de bevolking hebben uitgeoefend.

Zooals men weet, was Zeeland in dit opzicht niet misdeeld. Het bezat niet minder dan 15 kapittels en 56 kloosters, waarvan de machtigste vanzelfsprekend in Z. Vlaanderen waren gelegen. De Katholieke geest beheerschte door middel van den machtigen Vlaamschen invloed ons gewest en dit blijkt heel duidelijk wanneer we maar even een blik slaan op de geschiedenis. Ook wanneer we de geschiedenis van het ontstaan der kloosters nagaan, vinden we overal Vlaamsche invloeden. Niet alleen de Z. Vlaamsche heeren, zooals de Maelstedes hadden uitgebreide bezittingen in Z. Beveland, maar ook en méér nog, de Kloosterorden. Zoo had bv. de abdij St. Baaf te Gent een groot deel van Z. Beveland in haar bezit (men heeft den naam van dit eiland in oorsprong ook daar gezocht, n.l.: St. Bavoland - Z. Beveland) en zoo is ook het klooster Jeruzalem te Biezelinge hoogstwaarschijnlijk vanuit Vlaanderen gesticht. Waarschijnlijk, want de oorsprong is niet met zekerheid bekend. De meening van Smallegange, dat het klooster in het jaar 961 of 962 reeds zou zijn gesticht, is nu wel onhoudbaar gebleken. Zoowel Dresselhuys als Swalue en Bijlo hebben de onhoudbaarheid van deze stelling op afdoende gronden aangetoond en leggen daarbij den nadruk op het feit dat de orde van den H. Victor eerst in 1114 is gesticht. Men kan zich bij het laatste dan ook wel aansluiten, te meer omdat er in de stukken welke uit dezen en lateren tijd dateeren, in het geheel niet over dat klooster wordt gesproken. Maar dat alles neemt niet weg, dat het klooster hoogstwaarschijnlijk door Vlaamschen invloed is gesticht. Vlaanderen had vele belangen in de Bevelanden en behartigde in de eerste plaats de geestelijke. Het wekt dan ook geen verwondering dat Heer Wolfert van Maelstede in 1246 aan het klooster 25 gemet land schonk. De Maelstedes immers hadden uitgestrekte bezittingen in Z. Beveland en Heer Wolfert bezat o.a. een ridderslot te Biezelinge. Deze schenking maakt ook aannemelijk dat het klooster toen nog niet lang bestond, want het slot Maelstede dagteekent van begin 1200 en het is zeker dat het klooster in Maelstede's heerlijkheid en dus met de toestemming van Heer Wolfert is gebouwd. (Kluit, Hist. Crit. Com. Holl. en Zeel.) Mogen wij omtrent jaartal en wijze van stichting in onzekerheid verkeeren, van het klooster zelf is ons veel bekend.

Het was een nonnenklooster dat een goeden naam had, en waarschijnlijk daardoor veel bescherming genoot. Het was rijk en bezat in de 14e eeuw meer dan 400 gemeten land, tienden, en inkomsten van missen en legaten. Het feit, dat de nonnen bijna alle van adellijke afkomst waren, verklaart voor een deel de bescherming en rijkdom die het klooster genoot. Maar aan den anderen kant zal het goede gedrag en de stipte naleving der kloostervoorschriften veel van dit alles hebben bewerkt. Want het kloosterleven liet in dien tijd veel te wenschen over. Dat de nonnen zich niet aan plichtsverzuim of wangedrag schuldig maakten, bewijst wel het feit, dat ze nimmer berispt zijn, wat in dien tijd nog al eens gebeurde. Ze worden tenminste niet genoemd in het charter van Graaf Willem III, die in 1324 de geestelijke zusjes eens wat teterecht zette en hen verbood, "Met geen man, hetzij hij pape was of knape, op sol zouden gaan in de kamer of in bedsteden, geen mouwen met knoopen, nog open mouwen, nog beste hemden dragen" en 7 jaren later gelastte hij aan den baljuw, de papen te verbieden, dat ze de nonnen met rust zouden laten. (Bijlo, Kroniek van Kapelle, Biezelinge en Eversdijk). Een dergelijke berisping toont wel aan, dat een onberispelijk leven van de nonnen in dien tijd niet gemakkelijk was.

Het klooster had buiten zijn rijkdom ook rechten. Zou werd in 1251 besloten dat het de geestelijken mocht benoemen in de kerk te Schore (patronaatrecht). De invloed was groot. Het was het toevluchtsoord voor adellijke dames die ongetrouwd bleven, of om andere redenen een rustig en onafhankelijk bestaan zochten. Zij waren door de toetreding verplicht "niet alleen op heilige oefeningen voor zich zelven toe te leggen, maar ook op wetenschappelijke zaken en handenarbeid en daarin ook anderen op te leiden." Uit het feit, dat veel dochters uit aanzienlijke Zeeuwsche geslachten naar het klooster werden gezonden, blijkt wel, dat het, zooals de meeste Zeeuwsche kloosters, het karakter van een opvoedingsinstituut had, en als zoodanig hoog stond aangeschreven.

Zoo ging het kloosterleven te Biezelinge zijn rustigen gang tot de Hervorming aanbrak. De priorin, Catheline Meskens, vluchtte met haar religieuzen naar het klooster St. Margrietendale te Antwerpen, met medeneming van alle archiefstukken en andere documenten. Deze vlucht had plaats omstreeks het jaar 1578. Wanneer het klooster gesloopt is, is niet bekend. Het schijnt tusschen 1632 en 1639 te zijn gebeurd. Wel is bekend, dat omstreeks 1662 de landerijen van het klooster aan particulieren werden verkocht. De grond, waarop het klooster stond, is nu veranderd in bouwland, en behalve enkele namen en overleveringen, herinnert niets meer aan het bestaan van het klooster Jeruzalem. Swalue deelt mee, dat hij in 1843 bij zijn onderzoek de grondslagen van dit klooster heeft gevonden.

Eenige jaren geleden werd nog een grafzerk gevonden en Bijlo vertelt van het bestaan van grafkelders. Misschien dat archeologisch onderzoek ook hier nog tot resultaten zou leiden, te meer daar de plaats van het klooster bekend is. De laatste herinnering er aan was het legaat van zekeren Marinus Baasdorp, geboortig van Biezelinge, die in de tweede helft der 16e eeuw al zijn goederen aan het -klooster vermaakte, waarvan een vaste som bestemd moest worden voor het opvoeden van arme kinderen. Dit fonds is tot in het begin der 19e eeuw blijven bestaan.

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat de Koningin-Moeder tijdens haar korte verblijf in onze provincie vele Zeeuwsche harten veroverde door hare interesse in diverse zaken en door haar koninklijken eenvoud.

- dat te Stavenisse voortaan op Zondag de dorpsklok niet meer geluid zal worden. Op door de weeksche dagen echter wel.

- dat volgens een courantenbericht in het te Middelburg opgehaalde huisvuil een bril werd gevonden. Sommige menschen springen wel slordig met hun kunstoogen om. Vermoedelijk wordt de bril, zoo zich geen eigenaar aanmeldt, in het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen ondergebracht als reserve-instrument. Anderen daarentegen zouden het kijkvoorwerp aan het bestuur der P.Z.E.M. willen doen toekennen.

- dat de bliksem te Oostburg den schoorsteen van het postkantoor, te Schore een paard vernielde.

- dat te Nieuw- en St. Joosland de gemeentelijke bewaarschool voor de jeugd is opengesteld. Vier en 30 spruiten hebben reeds aan de lokstem gehoor gegeven.

- dat een schipper, die te Wemeldinge gepassagierd had, bij terugkeer aan boord wel zijn jas wederom aantrof, doch niet het geld dat er voor zijn vertrek in zat. Het resultaat van het drama is een schippersknecht achter slot en grendel.

- dat in de Domburgsche raadszaal een electrische ventilator wordt aangebracht. Men kan dan met koele hoofden van leer trekken.

- dat de leden van de Kamer van Koophandel uit Crefeld te Vlissingen hun jaarvergadering hielden. De dames dezer reislustige kooplui hebben we niet in de Scheldestad opgemerkt.

- dat de heer J. de Feijter, burgemeester van Zaamslag, Zondag j.l. onder groote belangstelling zijn 70sten jaardag vierde.

- dat te Kamperland een dezer nachten een pakhuis met inhoud (w. o. een hond) in de vlammen op ging. Alleen een auto kon in veiligheid worden gebracht. We vermoeden dat het gelukkige vehikel een Ford was.

- dat ook te Ierseke, ondanks de groote tegenwerking, een afdeeling van den Zeeuwschen Mosselbond in het leven geroepen zal worden.

- dat te Goes in 1927 eventjes 6365 gulden plus 1 cent aan z.g. gewetensgeld binnen kwam. Achter dit klinkende geweten, dat een prachtig getuigschrift van het innerlijk der Goesenaars aflegt, zal wel een ijverig inspecteur der belastingen hebben gestaan.

- dat thans ook het vierde grafmonument in de kerk te Burgh een restauratie zal ondergaan.

- dat men te Goes een straatbelasting in gaat voeren.

- dat de Middelburgsche Kantonrechter niet meer van plan is om Zoutelandsche café-houders, die zich niet aan de Zondagsrust storen, ter verantwoording te roepen.

- dat er wederom 20 Belgische loodsen van Vlissingen naar Ostende worden overgeplaatst. Op den duur gaat de Schelde haar laatste restje Belgisch karakter nog verliezen.

- dat Vlissingen van een gemeenschappelijk abattoir met Middelburg afziet en zelf een slachthuis wil bouwen ad fl 60.000 á f 70.000.

- dat te Zierikzee een watertoren in beton zal verrijzen die 50 M. boven zijn omgeving moet uitsteken.

- dat de rijksbemiddelaar zich het dreigend arbeidsconflict aan de "Schelde" te Vlissingen heeft aangetrokken.

- dat iemand uit 's Heer Arendskerke 5 gulden moet neerleggen, omdat zijn hondenkar zonder nummerbewijs op dit ondermaansche vertoefde.

- dat het op Hemelvaartsdag te Terneuzen gehouden festival in alle opzichten slaagde.

- dat een nijdassige hond, domicilie hebbende te Eversdijk, een 9-jarig jongetje dermate bij den neus nam, dat een dokter moest komen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

TREFFERS EN POEDELS

MAJESTEIT

(Goes, 15-5-'28.

Oude dame, grijs en statig,

deftig in een zwart gewaad,

tusschen boeren en boerinnen

op de Markt en op de straat.

Zoekt den weg door 't kleine stadje,

autobus- en kargeluid,

'n dame, juist zooals er meer zijn,

In vrouw van standing - daarmee uit. -

'n Blauwe auto staat te wachten

met een kroontje op 't portier,

't volk voelt met een intuïtie:

er is iets bizonders hier!

Grijze Vrouw stapt in de auto,

die dan langzaam henenrijdt,

't volk herkent en groet eerbiedig,

standing wordt hier majesteit. -

Grijze Vrouw der Nederlanden,

Moeder onzer Koningin,

welkom waart ge in ons midden,

ook al was 't niet als Vorstin.

Mocht Ge Zeeland willen weerzien

met zijn plaatsen, groot en klein,

't lage land van Zee en Schelde

zal weer graag Uw gastheer zijn. -

WILLEM TELL II.

 

DE VROUW AAN HET WOORD

O, de knusserige bereddering van de dagen, die feestdagen vooraf gaan.

Tegen Kersttijd b.v. is het van een genoegelijkheid, die bijna in geen anderen tijd te evenaren is.

Met Paschen is het ook vol leven en bedrijf en de Paaschdagen geeft je dagen van tevoren al die heerlijke drukte, die je voor geen goud in je leven zoudt willen missen.

Maar Pinksteren! dàt is het feest, dat je meestal in de natuur viert. Lokkende, mooie, kleurenrijke natuur in het fleurigst pakje gestoken! We kunnen het binnen niet uithouden en als het weer ons geen parten speelt, dan gaan we als echte Pinksterblommen er op uit. In de frissche wei, malsch van madelieven en goud-gele boterbloemen.

Of we gaan het bosch in, waar alles in vollen bloei staat, de gouden brem schittert in het zonnelicht.

En de zee, die zoo puur en maagdelijk is in dit vroeg-zomer-getij. O, zij kan ook bulderen, maar als het mooi, kalm weêr is, de hemel blauw weerspiegelt in de golven, dan is de zee van een onzegbare puurheid.

Waar je ook bent, je ontmoet blije menschen, Pinksterblommen, net als jij, die de zon in het hart hebben en de zon zoeken.

Pinksteren, Pentecôte, vijftigste dag na Paschen. Oogstfeest!

Ja, dit voel je. Er wordt geoogst, vele zaaiers gingen uit om te zaaien en rijk is de oogst.

En je gaat na in je eigen hart. Zijn er kleine zaadjes ontkiemt? Is het tevredenheids-zaadje tot bloei gekomen? het onbaatzuchtigheids-zaadje, dat van gulheid, van trouw, van opoffering?

We zaaien zooveel, maar niet alles kan wortel schieten. Als er maar één zaadje ontkiemt, dat we in een anders hart of in dat van ons zelf legden, dan is deze oogst al rijk gezegend.

Hoe jammer is het, dat dit oogstfeest niet meer gevierd wordt als vroeger.

Op kleine plaatsen in ons land is er nog iets van de lieve poësie van dit feest blijven hangen.

Daar wordt nog de Pinksterbruid gekozen. Van alle dorpsmeisjes moet ze de liefste en de mooiste zijn en de meisjes zelf maken uit wie de uitverkorene zal zijn. De meeste stemmen gelden.

Op den eersen Pinksterdag wordt het bruideke door haar dorpsgenootjes van huis gehaald. Onder kleurige bogen, die den avond van te voren gemaakt zijn, bogen omwonden met papier en versierd met alle bloemen, die de lieve lente geeft, loopt dan de bruid, die op het teêre hoofd een krans van margrieten en boterbloemen draagt.

Al zingend gaat het nu huis aan huis en overal waar de blijde bruid met haar fleurige stoet van jonge maagden zich toont, wordt met gulle hand gegeven, hetzij wat lekkers of klinkende munt om elkaar dien dag eens fijn te onthalen.

Want wie zou niet gaarne in den zak tasten als zoo'n invasie van jeugd je tuin komt binnenloopen onder het zingen van:

Vierge, vierge, Pinksterblom,

Daar komt ze aangegangen,

Met een krans al om haar hoofd

En twee gebloemde wangen.

Vrouwtje, als gij niet deugen wilt,

Dan zullen wij u gaan verkoopen,

Dan gaan wij naar het groene woud,

Daar zingen de vogeltjes jong en oud.

Keert u er om,

Draait u er om,

Vierge, vierge Pinksterblom.

Dan was er vroeger nog een oude gewoonte, die iets heel moois in zich droeg.

Ieder jaar, op den eersten Pinksterdag, werd een boom geplant. Dit was in den tijd, toen elk volk weer verdeeld was in partijen en iedere partij op zichzelf weer een klein volk was.

Natuurlijk - waar verschillende partijen zijn, is strijd! - was er niet altijd vrede en in dien tijd werd recht verkregen door het zwaard.

Maar op den eersten Pinksterdag, als de Pinksterboom geplant was, dan verzamelde het volk zich onder het groene loover van den Heiboom en was alle strijd en onlust, althans voor een tijdje, vergeten.

Want die boom was het teeken van algemeenen vrede.

Maar al die goede, oude gebruiken verdwijnen zoo langzamerhand en meestal gaat er weer een brok poëzie mee weg.

In onze hoofdstad is jaren lang "Luilak" gevierd, nu alleen nog maar in de volksbuurten.

Den Zaterdag vóór Pinksteren kwamen steê-vast in ieder gezin de warme bollen op tafel, een lekker soort broodje, dat zich heerlijk liet eten.

Luilak,

Slaapzak,

Beddejak!

Kermispop,

Staat om negen uren op.

Met dit schoone lied werd je begroet als je in huis de langslaper was. En je moest tracteeren, daar kwam je niet van af.

Minder prettig was het om 'r, morgens een doode muis of kat aan je deurknop te vinden.

De Amsterdamsche straatjongen, die toch al niet malsch is, nam 't op zoo'n dag waar.

oude blikjes en bussen, emmers, enfin alles wat maar kabaal maakte, werd aan een touw gebonden en in een vaartje langs straten en grachten getrokken. Het was een heidensch kabaal. Maar ach, wie wordt er boos als zoo'n bende maar 'n paar uurtjes duurt?

Het waren alle oude gebruiken, die in de herinnering tot iets liefs worden.

E. B. B.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

16 Mei. - Nobile is naar de Noordpool vertrokken; was 't hem alleen om kou lijden te doen geweest, dan had hij gemakkelijker een uitstapje naar Holland kunnen maken. 't Is barbaarsch. Gisteravond toen ik uit de soos kwam, meende ik een ijsbeer te bespeuren op den hoek nabij het Noorderplantsoen. Wybo denkt dat het een fata-morgana is geweest, maar wat het klimaat hier betreft, zou het mij niet verwonderen, indien het werkelijkheid blijkt te zijn.

Wat de buitenlandsche politiek aangaat: er is een interessante ziekte uitgebroken, die het speciaal gemunt heeft op de toonaangevende staatslieden. Stresemann, Briand, Benesj, Titoeloscoe, Kemal Pascha, Pilsoedski en Marinkowitsj, de Joego-Slowaksche minister van buitenlandsche zaken, zijn aangetast, eerst door die kwaal en later hun lijfartsen, die allen verandering van lucht met behoud van salaris voorschreven. Breeduitstra vestigde mijn aandacht op twee punten. Ten eerste wordt zulk slag luidjes nooit ongesteld in de zomervacantie en ten tweede heeft een ziekte geen vat op politieke leiders die een zetel bekleeden, waaronder 'n wankele poot staat; Primo de Rivera, Mussolini, Tsjitsjerin en Tsang tso Lin zijn kerngezond.

17 Mei. - Vanmorgen Liesbeth geassisteerd wegens vrijen dag van Sientje. Met de plumeau, op de mij eigen sierlijke en losse wijze, eenig stof verplaatst op het portaal der eerste verdieping; stiet tegen een te pronk staande Delftsch blauwe bloempot aan. Die zou op den grond in scherven zijn gevallen, wanneer ik hem niet met mijn voet opwaarts getrapt had, zoo krachtig, dat bij juist op mijn hoofd neerkwam en over mijn ooren zonk. Door de emotie 't evenwicht verloren en dit beneden de trap tusschen de scherven terug gevonden. De jeugd, die mijn evoluties had gadegeslagen, riep: "Opening der Olympische Spelen!"

Liesbeth deed leelijk; die is altijd ongevoelig voor tegenwoordigheid van geest en gezonden humor.

18 Mei. - Te Parijs is heden het internationale congres der verzamelde verstrooide professoren tot bestrijding der rattenplaag begonnen. Om van hinderlijke manifestaties bespaard te blijven, zijn bij de ingangen van het vergaderingsgebouw, felle katers en fox-terriers geplaatst. De burgemeester van Hamelen heeft men den voorzittershamer gepresenteerd.

Met Krimp van Dulmen een Vestje omgewandeld. Die had van jonkheer Poetspanne Verboendere gehoord, dat er 900 sollicitanten waren voor de vaccerende betrekking van getrouwd echtpaar in het gesticht van hoogbejaarden alhier; sindsdien zou hij wel van de daken willen schreeuwen: ouders leidt uw kinderen niet op voor vader en moeder in oude mannen- en vrouwenhuizen.

19 Mei. - Ik zit met heete steenen in mijn broekzakken en twee warme kruiken in mijn mouwen te schrijven, Liesbeth verkeert in een gevaarlijke stemming. Ze heeft de kachel weer uit het vet, van den zolder in de huiskamer moeten brengen, Met de "Mei" van Gorter haar warme vriendschap weer doen opvlammen. (Ik spreek van de kachel). Welk 'n klimaat, welk 'n klimaat! Wat moeten toch die buitenlandsche journalisten er van denken! Vanmorgen den Minister van Binnenlandsche Zaken in het "Klare Fonteintje" aangetroffen; ik herkende hem aan zijn bloote hoofd. Zijne Excellentie vertelde me gemoedelijk, dat hij op inspectie was in Zeeland om te onderzoeken of de Belgen onze Schelde, voor Exaut, Ercaut of Escaut uitschelden. Z.Exc. klaagde over veel bestuursmoeilijkheden; allerlei kwesties doen zich voor. Gister bijvoorbeeld had hij eerst een dringend verzoek gekregen van de paraplu-fabrikanten om overwerk-verlof en even later werd hem door de sproeiwagenmakers om steun gevraagd, wegens bedrijfsslapte. Langen tijd gezellig gekeuveld en gemeenschappelijk den dorst bestreden. Uit sympathie met dezen bewindsman, verzocht ik aan den kastelein om de deksels van zijn drinkkannen te verwijderen. Hieraan gaf men gevolg.

20 Mei. - De vrienden die mij natuurlijk benijden, wegens de groote eer, die mij gisteren te beurt viel, willen beweren dat ik gisteren het slachtoffer geworden ben van een grappenmaker, omdat minister Kan een vee-tentoonstelling te Leeuwarden geopend heeft. Ik laat ze kletsen! In Leeuwarden zullen ze er bepaald ingevlogen zijn.

21 Mei, - In de leeszaal interessante studie over het kussen gelezen. De professoren van het Western college te Colorado City, hebben uitgerekend, dat iedere kus het leven drie minuten verkort. Bij het geven, van 500 kussen leeft men een dag korter. Zou men 175.000 aan deze liefhebberij doen, dan verspeelt men één levensjaar; wat dus zeggen wil dat men bij een aantal van 100 millioen dezer teederheidjes als baby den laatsten adem uitblaast.

Als gevolg van deze wetenschappelijke vondst, heeft men in Budapest, waar zeer tegen zuigelingensterfte geijverd wordt, het kussen in de bioscopen, door anderen dan de acteurs en actrices, verboden. In iedere bioscoop wordt gepost door een agent met 'n zaklantaarn. Het bioscoopbezoek moet daar nu geweldig achteruitgaan. De jeugd wil geen goed gedaan worden!

22 Mei. - Op de soos vertelde dr. Doorloop, dat het te Bordeaux aan een chirurg gelukt is, om een door 'n hond aangevallen jongetje, van een nieuwen neus te voorzien door den knaap te repareeren met den grooten teen van zijn vader. Er zijn nu al verscheidene boksers, die ook om zoo'n pantserdekneus gevraagd hebben.

 

A. C. VAN DER REST - GOES

Toen de heer A. C. VAN DER REST, ass.-apotheker te Goes, in zijn zaak aan de Markt de moreele basis gelegd had voor een uitgebreide, en een tevens zeer hooge eischen stellende clientèle, kon gedacht worden aan de nieuwe inrichting in de Lange Kerkstraat, welke op deze pagina - zij het dan minder fraai dan zij in werkelijkheid is - in beeld gebracht werd. Het vorige jaar opende de heer v. d. Rest zijn nieuwe zaak, die reeds dadelijk in de Goesche winkelstraat opviel door haar bijzonder verzorgd, stemmig en gedistingeerd cachet.

Iederen ass.-apotheker, als allen die den ass.-apotheker van noode hebben, moet het keurige pand zoowel uiterlijk als inwendig een ideale inrichting lijken, wat achteraf zeer goed te verklaren is, omdat bij de indeeling van het geheel, bewust het doel der inrichting een groote rol heeft gespeeld. Meer dan andere zaken nog, moet toch een inrichting waar men geneesmiddelen kan verkrijgen, door haar opzet het vertrouwen der clientèle kunnen verwerven. Een schreeuwend, fel-kleurig interieur vermag dit ongetwijfeld niet, wel het interieur waar stemmige kleuren haast onmerkbaar in elkaar overgaan, waar beschaafde verzorging uit alle onderdeelen spreekt, waar alles is afgestemd op het niet te definieeren iets, dat mensch zoowel als zaak een ongemeene charme verleenen.. Van de nieuwe inrichting van den heer v. d. Rest gingen dus de bekoring en de invloed uit, die voorwaarden zijn van het welslagen van ieder adres voor geneesmiddelen. Daarbij kwamen nog de persoonlijke kwaliteiten en bekwaamheid van den eigenaar, de samenstelling der bediening alleen door gediplomeerd personeel, zijn zorg voor de aangeboden artikelen en zijn blijvende studie in zijn beroep, die de eigenschappen der inrichting gingen onderstrepen.

Was het wonder dat binnen afzienbaren tijd de zaak van den heer v. d. Rest in Goes - en we mogen wel zeggen: ook in geheel Zuid-Beveland - de aandacht tot zich trok ?

Behalve geneesmiddelen, bevat het keurige interieur alle apotheek-benoodigdheden, verbandstoffen, verplegings-artikelen, instrumenten, bronzouten, bronwateren, bandages, elastieke kousen, breukbanden, buikbanden enz. en een aparte, wèl verzorgde afdeeling toilet-artikelen. Zelfs de meest verwende parfumerie-gebruiksters behoeven de inrichting na een bezoek niet teleurgesteld te verlaten.

Wie geneesmiddelen of al het andere dat met verzorging van het lichaam uitstaande heeft, noodig heeft, zal goed doen het hier betoogde aan de praktijk te toetsen. Tenslotte vermelden we nog, dat de heer v. d. Rest de vertegenwoordiging heeft van een der grootste chirurgische fabrieken in ons land, die hem in staat stelt alles op het gebied van orthopaedie te leveren. In zijn inrichtting zagen we orthopaedische corsetten, kunstbeenen, kunsthanden, kunstvoeten enz. Alles op apotheek-, chemisch-, genees- en heelkundig gebied is in deze schitterende Goesche inrichting verkrijgbaar.