Ons Zeeland 1928, nummer 23

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant te hooren :

- dat het jongste plan inzake de electrificatie van het platteland van Walcheren en van Zuid- en Noord-Beveland (stichten van een eigen centrale) op aandringen van den Raad van Advies door Ged. Staten is teruggenomen. Wat we nu weer eens zullen krijgen is nog niet bekend, waarschijnlijk echter geen.... electriciteit.

- dat in Goes een comité van actie in het leven is geroepen, hetwelk zich voorstelt de electrificatie van de stad te doen bespoedigen.

- dat de middengroep het volgens sommigen de de eerste honderd jaar nog wel zonder Philips' lampjes zal kunnen stellen.

- dat men zich afvraagt welke goocheltoer de P.Z.E.M. nu instudeert teneinde de electriciteitsliefhebbers nog eenige jaren afleiding te bezorgen.

- dat alle journalisten die al hun beschouwingen plegen aan te vangen met de verzekering dat we in een periode van razende haast leven, maar eens kennis moeten nemen van de P.Z.E.M.-leuze: "Haastige spoed is zelden goed" en van de intense doorvoering van deze leuze in de praktijk. Hun artikelen zouden dan ongetwijfeld aan juistheid winnen .... hun lezers aan gevoel voor humor.

- dat de electrische voorziening van Zeeland blijk geeft van.... (Rrr, brr, knarr, srzzt, vorrdrmt...... (De Mexicaansche hond deed de rest van dit bericht gelukkig verloren gaan. Hoofdred. "Ons Zeeland".)

- dat de krachtmeting die zich momenteel te Vlissingen tusschen de directie van "De Schelde" en de stakers afspeelt, wel eens konsekwenties kan hebben, die men vóór de staking niet onder oogen durfde zien.

- dat in Scherpenisse wederom een geheime distilleerderij ontdekt is en wederom bij een landbouwer. De Z. L. M. dient het aantal harer commissies noodig uit te breiden teneinde de oorzaken en de gevolgen van het voorkomen van jeneverfabriekjes in den landbouw op te sporen.

- dat de leden der Provinciale Staten vrij vervoer hebben met de provinciale booten. Toch verwondert het publiek er zich over dat het overzetten in onze provincie nog zoo duur blijft.

- dat de K. L. M. van 28 Juli tot en met 5 Augustus te Vlissingen rondvluchten zal organiseeren.

- dat de rechtbank te Middelburg een maand gevangenisstraf eischte tegen een voormaligen gasmeester te Wemeldinge en tegen een opzichter van de Middelburgsche gasfabriek fl 50.- boete of 25 dagen hechtenis naar keuze. Beiden hadden, fooien aangenomen. Na deze uitspraak zouden de Zeeuwsche kenners besloten hebben het fooienstelsel af te schaffen, welk besluit van goed inzicht en van wijs beleid getuigt.

- dat vier Britsch-Indiërs (waarvan twee behooren tot het sterke geslacht en twee tot het nog sterkere) die in Terneuzen verdwaald waren, daar ter plaatse in een goudwinkel 1 ring kochten. Toen ze den winkel verlaten hadden en de winkelier zijn voorraad ringen liet aantreden, ontbraken er evenwel 2 op het appel.

- dat men in Schore plannen koestert om een zeug te huldigen, die het aantal inwoners van het dorp met 17 varkens op éénen dag vermeerderde.

- dat er in Aardenburg geen water genoeg is om bij een eventueelen brand de spuit van water te voorzien. De bierbrouwers liggen reeds in conferentie....

- dat de turnsters van "Medioburgum" uit Middelburg bij de viering van het 60-jarig bestaan van het Kon. Ned. Gymn. Verbond te Utrecht met hare oefeningen een uitbundig succes oogstten.

- dat de commandant van de Ruyter (boot) dezer dagen een krans legde aan de voeten van de Ruyter (standbeeld) in de Scheldestad.

- dat een hotelrat trachtte in enkele Zeeuwsche hotels zijn slag te slaan. Dank zij den politioneelen waarschuwingsdienst, gelukte het hem niet zich gratis logies in de hotels te doen aanmeten.

- dat iemand uit Joosland bij het ringsteken van zijn paard viel en een rib brak.

- dat B.en W. van Vlissingen den torpedobootjager "De Ruyter" van een klok voorzagen. De opvarenden kunnen dan steeds zien hoe laat het is.... als de klok meewerkt tenminste.

- dat de electrische tram Vlissingen-Middelburg gedurende de Pinksterdagen 31.036 passagiers vervoerde. B. en W. van Middelburg hadden een net om de stad moeten spannen toen allen binnen waren. Met de bevolkingsvermindering was 't dan fini geweest.

- dat op de kermis te Schuddebeurs naar aloude traditie ook dit jaar de vuisten in dienst der gedachtenwisseling werden gesteld.

- dat het ziekenhuis te Noordgouwe voorzien zal worden van een kleine hall voor patiënten die een ligkuur moeten ondergaan.

- dat het vermenigvuldigingscijfer der belastingen te Axel gebracht moest worden van 1,3 op 1,8. Deze verhooging komt op rekening van de hagelbui die in 1927 veel schade aanrichtte.

- dat het Groene Kruis een vergadering hield te Goes. Hierbij waren 22 Zeeuwsche afdeelingen vertegenwoordigd, waarvan 10 uit Zuid-Beveland. Goes, Middelburg en Vlissingen schitterden door afwezigheid.

- dat het kantoor der registratie en domeinen thans definitief te Hulst gevestigd blijft.

- dat men er in Zierikzee sterk aan denkt een abonnement "goed weer met een tikje zon" te nemen als de tentoonstelling der Z. L. M. gehouden wordt.

- dat uit Ierseke in het afgeloopen seizoen 18.215.610 oesters werden verzonden. Hoeveel at u er van?

- dat Ged. Staten fl 2500,- willen toekennen aan de "Vereeniging tot bevordering van tuinbouwonderwijs op Schouwen en Duiveland" voor de oprichting van een proef- en demonstratietuin.

- dat een handelsreiziger uit Terneuzen met zijn motor op den weg naar de Axelsche Sassing in aanrijding kwam met een 59-jarige vrouw. Deze werd gewond en is overleden. Den motorrijder zou geen schuld treffen.

- dat een kwakzalver uit Krabbendijke geruimen tijd in Zeeland goede zaken maakte. Deze specialist in rheumatiek vroeg van fl 5,- tot f 12,50 voor een visite en twee medicijnen. Thans duwde de kantonrechter den duren specialist een rekening van fl 900,- onder den neus. Blijkbaar heeft de kantonrechter geen last van rheumatische aandoeningen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

VAN EIGEN BODEM

Het Wapen van Middelburg

door

JAN VERMEER.

De wapens der steden zijn jonger dan hun namen; eerst wanneer een plaats zich reeds eenigermate ontwikkeld had, nam zij, om zich te onderscheiden, een wapen aan, of wel werd dit haar, maar dat behoorde tot de hooge uitzonderingen, door den landsheer geschonken.

Het wapen van Middelburg, een dubbele gouden burcht op een geel veld, rustende op de borst van een enkel- of dubbelkoppigen arend, bewijst dus geenszins, zooals wel eens beweerd is, dat de hoofdstad van Zeeland haar ontstaan te danken zou hebben aan een burcht. Men stelde het zich zoo voor, dat vóór of in de negende eeuw aan den oever van de rivier de Arne, nagenoeg in het midden van Walcheren, deze sterkte of Burcht opgericht zou zijn, teneinde deze streken te beveiligen tegen de invallen der Noormannen. Deze burcht zou dan gelegen hebben, waar thans de straten de Burgt, de Wal en de Groenmarkt een driehoek vormen, en de eerstgenoemde straat zou in haar naam nog steeds de herinnering aan deze sterkte bewaren.

Hoe aannemelijk een en ander ons moge voorkomen, toch kan deze voorstelling op wetenschappelijke gronden niet volgehouden worden. Dat Middelburg een burcht in haar wapen voert, bewijst niet, dat er oudtijds ook een burcht gestaan heeft. Het wapen heeft alleen daarom een burcht, omdat de stad reeds Middelburg heette, toen men het wapen vaststelde, en men den naam der stad daarmee in verband wilde brengen. Om dezelfde reden voeren o.a. ook Domburg en Souburg een burcht in haar schild, en nam Vlissingen een flesch, en Goes een gans in haar wapen, hoewel deze in geen enkel verband staan met de namen dezer beide steden.

Men vindt dit wapenschild afgebeeld, rustende op de borst van een arend, die nu eens enkel-, dan weer dubbelkoppig is. Den enkelen arend vond men in het zegel van de stad, dat tot in den Franschen tijd werd gebruikt, benevens in al de cachetten van de subalterne colleges, als van thesauriers, weeskamers, enz. Alleen de regenten van het Armen- en die van het Burgerweeshuis zegelden met den dubbelen arend. Den enkelen arend vond en vindt man eveneens op alle publieke gebouwen van Middelburg, den dubbelen arend o.a. aan het sleutelgat van den hoofdingang van het stadhuis, op de spits van de thans afgebroken Dampoort, op den koepel der Oostkerk, op de stadhuisdeuren geschilderd, en van 1758 tot 1815 aan het hoofd van de Middelburgsche Courant gedrukt, die sinds 1816 tot de eerste oorlogsjaren den enkelen arend aan den kop van het blad liet prijken.

Waarom rustte het wapenschild van Middelburg op de borst van een enkelen, later ook van een dubbelen arend? Met stelligheid kan deze vraag niet beantwoord worden. Maar het is niet onwaarschijnlijk, dat Middelburg met grafelijke toestemming een zwarten arend boven haar wapen aannam, nadat het gebeente van graaf Willem II, Roomsch koning, in 1282 in de Abdij der stad begraven is. Deze groote eer, misschien het gevolg van een door Willem II tijdens zijn leven geuiten wensch, kan aanleiding geweest zijn, dat de stad haar wapen heeft doen rusten op de borst van den arend, dien de graaf, te samen met den Hollandschen leeuw, in zijn schild voerde.

De dubbele arend nu heeft waarschijnlijk niet zoozeer betrekking op de stad als stad, als wel op de bevoegdheid van haar burgemeesteren en schepenen, om als Gravenmannen Hooge Vierschaar te houden, waartoe deze magistraten van Middelburg en Zierikzee omstreeks 1500 het recht verkregen. Het is opmerkelijk dat juist in deze beide steden, en nergens anders in Zeeland, oudtijds arenden in kooien voor de raadhuizen werden gevoed.

Boven haar wapen voerde Middelburg tenslotte nog de keizerlijke kroon, die zij ontleende aan Keizer Maximiliaan I, weer evenwel niet als stad, maar als een vereerend kenteeken dat aan Burgemeesteren en Schepenen door Maximiliaan in 1488 de hooge jurisdictie Bewesten Schelde werd opgedragen. Men vond deze kroon op de Middelburgsche Courant, en vindt haar nog op de Stadhuisdeur, op de glazen in de Oostkerk, die van stadswege daarin werden geplaatst, en ten slotte boven op den Langen Jan.

Evenals Den Haag vroeger op de Vischmarkt haar stadsooievaar liet rondwandelen, en Bern nog steeds haar stadsberen in een berenkuil heeft, had Middelburg in vroeger dagen haar arend. Op den hoek van het stadhuis, naast de Vleeschhall, stond de houten kooi, "het arendshuisje", waarin de koning der vogels, ver van zijn geboorteland, zijn dagen sleet, alleen of in gezelschap van een of twee van zijn soortgenooten. Dit gebruik, dat Middelburg met Zierikzee gemeen had, dateerde minstens uit de zestiende eeuw. In de stadsrekening van 1592 lezen we, dat Marinus de Meester £ 7 : 10 ontving "over een jaar houdenisse van den aerent staende bij het vleijshuijs." In 1595 kocht de stad er voor £ 4 een arend bij van Roeland de Herbelle, "cusenier" (cuisinier), van wien we in de rekening van 1596, alwaar hij "cock" genoemd wordt, hooren dat hij £ 20 kreeg "over dat hij een jaer lanck besorcht heeft van cost de twee arents van de stadt." Ook in 1597 en 1600 kreeg Roeland de Herbelle een gelijk bedrag voor het onderhoud der beide arenden. In 1611 was hun aantal tot drie gestegen, maar in 1624 was er maar één meer van over. In 1627 waren er weer twee, in 1636 drie, in 1644 zelfs vijf, waarvan er een spoedig stierf, maar terstond door een anderen vervangen werd, zoodat we ook in 1446, 1648, 1649 en 1650 van vijf arenden lezen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw waren er afwisselend twee, drie en vier, die bij den concierge van "de Roode Leeuw" in den kost waren. In 1700 was er weer maar één arend, voor wiens onderhoud de stads-kamerbode £ 8 ontving. Af en toe werden er aangekocht, zoo o.a. tusschen 1761 en 1769 niet minder dan zeven, maar op het laatst der achttiende eeuw was er slechts een in het arendshuisje meer over.

Het gebruik hield tot in het midden der vorige eeuw stand, en sommige zeer ouden van dagen herinneren zich nog wel, de arenden te hebben zien wegkwijnen in het kleine, veel te lage gebouwtje, waar de arme dieren gevangen werden gehouden, toen dierenbescherming nog een onbekend begrip was. In reisbeschrijvingen uit deze en de beide voorgaande eeuwen vinden we dit eigenaardige Middelburgsche gebruik meer dan eens vermeld. In de negentiende eeuw hadden de slagers uit de Vleeschhall de verplichting, de dieren te voeden, maar de wijze waarop ze zich daarvan kweten, zou onze goedkeuring moeilijk kunnen wegdragen. Gelukkig raakte omstreeks het midden der eeuw deze oude gewoonte in onbruik, en na den dood van den laatsten arend bleef het huisje leeg staan. Toen in het najaar van 1858 het stadhuis geschilderd zou worden, stelden B. en W. in de raadszitting van 20 October voor, om bij deze gelegenheid het arendshuisje te doen afbreken "en zulks, vermits dit alvorens niet onbelangrijke herstellingen zal behoeven, hetgeen, als in den laatsten tijd buiten gebruik, niet wenschelijk moet geacht worden, anderdeels, doordien het geheel in strijd is met den verderen bouwtrant van het gebouw zelf en dit als het ware ontsiert."

De Raad kon zich met dit voorstel vereenigen en het huisje werd afgebroken. Maar de herinnering aan het oude gebruik bleef in Middelburg voortleven. Dit kwam duidelijk aan het licht, toen de Middelburgsche Courant in 1920 een Aprilgrap uithaalde met haar lezers, en in een van haar nummers aankondigde, dat op 1 April een tweetal arenden te Middelburg zouden aankomen, om naar het oude gebruik in een kooi voor het stadhuis geplaatst te worden. Het bleek dat de Middelburgers zoo vertrouwd waren met dit denkbeeld, dat velen het bericht zonder eenigen argwaan lazen, en enkelen zelfs naar de Markt gingen kijken, of op nog erger wijze er in liepen, niet beseffende dat oude gebruiken, wanneer ze eenmaal in onbruik zijn geraakt, niet maar zonder meer kunnen herleven.

DE VROUW AAN HET WOORD

We waren met ons vieren naar de voetbal-match Italië-Frankrijk geweest.

Ik wil er maar rond voor uit komen, 't was mijn entrée op voetbal-gebied.

Ik ging er heen.... om er geweest te zijn, om te kunnen zeggen, ik was óók in het Stadion.

We hadden beste plaatsen, het was zalig weêr en de stemming hoogst geanimeerd.

Mijn andere en veel betere helft lei me in korte en krachtige woorden, zooals mannen dit kunnen doen, de geheimenissen van het voetbalspel uit en in no time wist ik het Fransche doel te onderscheiden van het dito Italiaansche, herkende ik den rechtsbinnen, sprak mee over een prachtig schot, annonceerde een strafschot, sprak met de noodige arrogantie over een énorm tempo, of betreurde een schot over inplaats van in het doelnet.

M'n sympathie was voor de Franschen, waarschijnlijk doordat m'n kennissen-aantal van die nationaliteit grooter is.

Ik klapte m'n handspieren bijna kapot, toen de Fransjes na zeventien minuten 2-0 stonden.

Ik vond mezelf reusachtig enthousiast en het gezelschap waar ik mee samen was, keek verbaasd toen ik me liet verleiden tot eenige bravo's!

Maar achter me zat een ras-echte Italiaan, die alle geloof aan m'n eigen vurig enthousiasme den bodem insloeg.

Hij had een Italiaansche vlag in de handen, waarmee hij over m'n onschuldig bolletje wapperde, als een van z'n landgenoten een mooi schot maakte.

"Bravo Bernardini!" loeide hij. "Bravo, bravo!!"

't Was echter nog kinderwerk, toen 't voor de Franschen 2-0 stond.

Ik dacht dat ik den vurigen, donker-oogigen Italiaan op m'n rug zou krijgen, toen de linksbinnen van de Italianen den achterstand met een prachtig schot tot 2-1 verkleinde.

"Rossetti! Rossetti!!" gilde hij en er was een verteedering in z'n stem, die werkelijk aandoenlijk was.

De vlag wapperde als de roode lap van een stierenvechter.

Een minder goed schot doet hem teleurgesteld iets mompelen, dat lijkt op "wratten" en ik begrijp niet wat hij bedoelt, maar als een tijdje later hun linksbinnen door een juweel van 'n schot de partij gelijk maakt, versta ik hem beter, want m'n gehoorvlies trilt bij z'n woeste kreten van:

"Levratto! Levratto! bravo, bravo, bravo!!"

Enthousiasme is aanstekelijk! Voor me zit een al grijzende Engelschman, correct gekleed in grijs costuum, clean shaven, op z'n grijze bol een zwart sportpetje met zoo'n dwaas steeltje er boven op. Het petje past heelemaal niet bij 's mans overige strengheid.

Bij de eerste tijgerkreten van m'n Italiaan kijkt Albion verstoord om. Hij mompelt iets en het lijkt of hij iets weg kauwt.

Maar als de Italiaan in opperste verrukking de namen van zijn voetballende landgenooten kweelt, ze aanmoedigt in het zoete Italiaansch, dat als een zang is, dan komt er iets als een glimlach op het perkament van de Engelsche koonen.

"Balonchieri! Rivolta! Caligaris! Bravo! Bravo!"

De vlag wappert, heen en weer, heen en weer.

En zóó aanstekelijk is hij in z'n spontane bewondering, dat allen, die om hem zijn, meebrullen, de Engelschman het hardst van allemaal. En ik? Vrouwen zijn veranderlijk! Heel m'n voorliefde voor de Franschen was ik vergeten. Ik blêrde mee, toen het 4-3 stond.

Vóór me zaten vier dames, twee jonge en twee ouden. Ze hadden guimpjes mèt baleinen aan, mitsgaders hoeden die boven op hun hoofd troonden en ze klapten niet voor de Italianen en ze hadden 't óók niet gedaan als de Franschen hadden gewonnen.

Ze volgden wel vol belangstelling het spel, maar ze vonden niet, dat het noodig was blijken van medeleven te tonnen. Ze keken bijna gelijktijdig naar me om en ik las het "bespottelijk" op hun lippen.

Waarschijnlijk zijn het vier brave, lieve, gereserveerde vrouwen. Waarom eigenlijk die strenge reserve? Waarom mogen wij Hollandsche vrouwen niet eens uit onze ivoren torens komen?

Was die zoon uit het Zuiden niet bloem-warm en levend in z'n vurig enthousiasme? En is het niet heerlijk voor de spelers, wie het ook zijn, aangemoedigd door Bravo's en handgeklap hun vaak zoo moeilijken strijd te spelen?

En mogen het dan alleen maar de mannen zijn, die het spontane gegalm aanheffen, dat als een golf door het Olympisch Stadion kan rollen?

Neen, duizendmaal neen!

Bij de vele rechten, die we in den loop der jaren kregen, behoort ook het recht om ons te uiten.

Vrouwen van Holland, galm gerust, weest spontaan en laten er ogenblikken zijn waarop je je koele reserve laat varen. E. B. B.

 

TREFFERS EN POEDELS

Staking bij "De Schelde" te Vlissingen.

Aan de Schelde gaat men staken, (*)

gaat men rare grappen maken,

moet men zeer voorzichtig wezen,

anders valt er veel te vreezen.

Als de Schelde's - naar wij hopen

niet te lang van stapel loopen,

valt er wel te marchandeeren

en een catastrophe te keeren.

Wordt De Schelde invalide?

Was toch altijd zoo solide!

Laat men toch een einde maken

aan dat steenen nooten kraken.

Dikwijls kunnen zulke kuren

slechts den boel in 't honderd sturen

en men staat - de tijd moet 't leeren -

met zijn zelfgebakken peren,

Directeuren en gezellen,

past toch goed op Uwe tellen,

confereer en vit en wrijf,

maar de hoofden niet te stijf.

't Zij een oorlog groot of klein is,

weet dat hij een wisse dood is

voor het leven aller takken

van de financieele zwakken.

Boomen, die den storm trotseeren

moeten buigen, moeten veeren,

zij die zich daar niet aan storen,

kraken af en zijn verloren. -

Menschen, die een ramp bevreezen

moeten zeer toegevend wezen

en - bedenk het allen wel:

Vlissings' lot staat op het spel!

Weet te wikken en te wegen,

heusch, Uw eer kan daar wel tegen. -

't Is niet laf om toe te geven,

daar waar hoog en laag moet leven;

een verlies, wel potverdorie

is geen strop, maar een victorie! -

'k Hoop, dat nog zeer vele jaren

onze Schelde wél zal varen,

dat daar lang nog en terecht:

"Is 't 'n werfje?" wordt gezegd. -

WILLEM TELL II.

(*) De staking is intusschen reeds ingetreden. Hoofdredactie "Ons Zeeland".

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

30 Mei. - Er zijn van die dagen in ieder menschen-leven, welke je een geheel anderen kijk op alles verschaffen; die een omwenteling veroorzaken in je opvattingen, die je weer met vollen moed doen toesnellen op je levensarbeid. Zoo'n dag werd 30 Mei voor mij, Philemon Zijdewind. Het was mij, tot nu toe, van wel honderdduizend zijden voorgehouden, dat er geen gelukkige huwelijken bestonden. Men had dit idee, dat gevoelen, zoo in mijn hersens gehamerd, dat het er muurvast in geklonken scheen. Ik had er tot op heden niet aan willen twijfelen, niet aan durven twijfelen en ziedaar.... Vanmiddag zit ik in de taveerne "Stortebeker" - tachtig graden in de schaduw van den lindeboom en 'n glas ijskoud bier - of de postdirecteur vertelt me daar zoo langs zijn neus weg, dat een zekere mevrouw Klap, geb. Pey, in geen elf maanden tegen haar echtgenoot gesproken heeft. Overweldigd door het onverwachte, probeerde ik eerst nog een poging tot twijfelzucht, maar des postdirecteurs bewijzen waren zoo overweldigend, dat ik wel gelooven moest. Een nieuw ideaal was ik meer rijker; als 'n ander mensch naar huis teruggekeerd. Liesbeth zei na eenigen tijd: "neurie niet zoo vervelend!" Ik had de kracht om nog vroolijker te zingen.

31 Mei. - In stedelijke sportkringen, circuleert het bericht, dat na den voetbalwedstrijd tusschen Italië en Frankrijk het vraagstuk is gerezen of men van een doelpunt mag spreken indien gelijk met den bal een speler in de goal getrapt wordt. Informeerde bij mijn barbier; die wilde echter alleen spreken over Nederland-Uruquay. "Zwart op wit, staat het in de couranten," schreeuwde hij, dat die bruine rekels zich aan vieze geniepigheidjes schuldig maakten; en wat dien nikker Andrade betreft: wanneer die wat hij hier begaan heeft, in Noord-Amerika uitgehaald had, ze zouden hem hebben gelyncht an de drade van den eersten den besten telefoonpaal." Ik wist den opgewondene te bewegen zijn scheermes direct te knippen en heb den geheelen dag nagedacht, of de sport nu toch werkelijk in staat is, om de verbroedering der volken in de hand te werken. Breeduitstra praatte me de muizenissen uit 't hoofd. Die Urukeezen, waren gerust niet slechter dan de onzen. Ze leken hem integendeel nog 'n tikje aanvalliger!

1 Juni. - Jossie zat vanmorgen bij 't ontbijt te schreien. Snikkend kwam er uit, dat hij zijn sommen niet kon. "Kom maar bij vader," troostte ik. "Die kan ze ook niet," zei Wybo; "gedeelde smart is halve smart!" 't Viel echter best mee. De zwaarste opgaaf was: Indien ik veertien gulden anthraciet koop van drie en 'n halven gulden de hecto-liter, hoeveel mud krijg ik dan? Met bevende hand vulde ik "vier" in. Met bevende hand, want met ontroering bedacht ik dat wanneer Jossie eens groot geworden zal zijn en vier mud anthraciet gekocht heeft, het verpletterende leven hem bij 't nameten zal leeren, dat hij slechts drie en 'n half ontvangen heeft. O! schoolsche theorie, wat beteekent gij naast de gruwelijke practijk!

2 Juni. - Zoon van Krimp van Dulmen gesproken. Heeft gisteren den voetbalwedstrijd Italië-Spanje gezien. Gloedvolle kamp! Toen de ltaliaansche middenvoor scoorde, werd hij door zijn landgenooten-medespelers onder kussen bedolven. Ik vroeg nog, wat ze hem gedaan konden hebben, indien hij in eigen doel getrapt had. Krimp junior wist het niet, wel wist hij, dat een ltaliaansch meisje, dat naast hem stond, van emotie bewusteloos in zijn armen gevallen was. Hij was er zeer mee verlegen. De voorz. van het Olympisch comité raadde hem aan om te schreeuwen, dat hij vaste verkeering had, doch het kind verstond geen Hollandsch. Zoo zou er toch nog Hoffman bij te pas hebben moeten komen, indien een "Eerste hulp bij ongelukken" hem geen trouwring geleend had. Die taal verstond ze.

3 Juni. - Wilde vanmiddag met 't spoor naar Vlissingen. Trein voor m'n neus weg. De schuld van 'n oude juffrouw. Die was voor mij aan het loket en vroeg of ze met den trein die komen moest, naar Kloodijk kon. "Neen", zei de beambte. "U moet dan wachten."

"Hoe laat gaat de volgende, mijnheer?"

"Om vier uur zes, juffrouw,"

"Stopt die in Kloodijk, mijnheer?"

"Zeker, juffrouw."

"Moet ik nog overstappen?"

"Neen, juffrouw,"

"Zou ik 't nu nog doen?"

"Moet u weten, juffrouw."

"Wat kost een kaartje?"

"Een gulden tien juffrouw.... en de machinist heet Piet van der Velden."

Dat was sarcasme, doch de juffrouw vatte het anders op en vroeg of-ie getrouwd was.

Zoo kwam ik te laat voor den trein.

4 Juni. - Bulletin voor het bureau der courant. Een gevaarlijke krankzinnige is ontsnapt uit Medemblik en het gebouw van de Tweede Kamer binnengevlucht. De vrienden vonden, dat deze man zoo gek nog niet was maar wist waar hij staan moest. Ook meenden zij, dat hier meer van een verhuizing, dan van een ontsnapping sprake kon zijn.

5 Juni. - Op de soos werd verteld, dat de commissaris van politie een speciaal toestel voor het fotografeeren van misdaden heeft uitgevonden. Griffier Dorias gaf er een interessante beschrijving van. Breeduitstra vroeg of de boeven zoo voorkomend zouden zijn om 24 uur van te voren aangifte te doen van de misdaad, maar dat wist de griffier niet.