Vorige nummer | Volgende nummer | Overzicht | Online zoeken |
EEN EXCURSIE NAAR HOLLAND
Tochten naar de fiere Hollandsche steden ; per boot over de Zeeuwsche en Hollandsche stroomen; wat Rotterdam, Scheveningen en Den Haag de Zeeuwsche touristen bieden.
Toen me van de Redactie de opdracht bereikte, een twee-daagsche reis van Zeeland naar Rotterdam, Scheveningen en Den Haag te "verslaan" (een opdracht, die nu eens niet de minste zelfoverwinning kostte), dacht ik onwillekeurig (de gedachten-associatie is vreemd) aan het boek dat iemand mij jaren geleden ten geschenke maakte, en dat tot voor korten tijd ongelezen, en dus als literair cadeau niet gewaardeerd, in een vergeten hoekje der boekenkast staan bleef. Onlangs kwam het me na vele jaren weer in handen, ik sloeg het open, bladerde er in, geraakte tot lezen. Plots wist ik, welk een schaf van wijsheid en schoonheid tengevolge van nonchalance jaren lang voor me verborgen was gebleven.
Het eigen land is vele decennia achtereen hetzelfde lot beschoren geweest als mijn kostelijk literair geschenk. Voor den Nederlandschen tourist was de schoonheid, die binnen onze grenzen toch welig als bijna nergens elders ter wereld open bloeit, een gesloten boek.
Was ; en ten deele is zij dit nog. Over het algemeen kent de Nederlander zijn eigen land nog niet ; hij weet er dikwijls minder van dan van de staten, die - soms geheel ongemotiveerd - in de internationale uitwisseling van reizigers een eerste rol spelen.
Gelukkig is er in het tourisme der Nederlanders eenige kentering gekomen ; ook het eigen land begint meer en meer in de aandacht der reizigers te dringen, en de tijd dat men er op werd aangezien, zou men zijn vacantie verdaan had aan uitstapjes te midden der Nederlandsch sprekende gemeente behoort vrijwel tot het verleden.
We zijn er eindelijk toe overgegaan, de aantrekkelijkheden van eigen bodem te ontdekken.
Nauw verband hiermee houdt het organiseeren van korte reisjes, die al aardig in zwang komen en waarvan, naar ik meen, Zeeland de primeur had.
In een der vorige nummers van "Ons Zeeland" is in De Zeeuwsche Week over de Zeeland-trip geschreven. Zooals men zich herinneren zal, heeft deze ten doel om aan Zeeland meer bekendheid te verleenen, om de bewoners van andere gewesten naar het mooie land van de Schelde te brengen. Het geestelijke kind van deze
driedaagsche reis naar het Zuiden is de trip naar het Noorden, naar Rotterdam, Den Haag en Scheveningen, welke de bewoners van Zeeland in de gelegenheid stelt drie interessante en om verschillende redenen belangwekkende Hollandsche steden te leeren kennen. De Zeeland - reis is evenals de Holland - reis op zulk een wijze samengesteld , dat de deelnemer tegen minimum kosten, gedurende 'n voor 'n ieder wel bereikbare vacantie, 't meest denkbare te genieten en te zien krijgt, onder de gemakkelijkste en de prettigste omstandigheden. Ook hier is het weer een couponboekje, (voor nadere inlichtingen wende men zich tot het
bureau van V.V.V. te Goes), dat dit alles bewerkstelligt. Het boekje geeft recht op : een reis per trein van de woonplaats naar Wemeldinge, de boottocht Wemeldinge-Rotterdam, diner, logies en ontbijt in hotel "Central" aldaar, bezoek aan de Nenijto, de reis per electrische trein van Rotterdam naar Scheveningen, lunch in hotel "Rauch" of "Savoye" daar ter stede, diner, logies en ontbijt in hotel "Terminus" te Den Haag, de treinreis 2e klasse Den Haag-huis-toe.
Bovendien maakt het in de hotels etc. alle fooien overbodig.
Dezer dagen heeft een gezelschap, voornamelijk bestaande uit journalisten, verbonden aan Zeeuwsche bladen, (ze zijn voor "Ons Zeeland" op de gevoelige plaat vastgelegd) op uitnoodiging van hen, die de trip organiseerden, de Holland-reis gemaakt.
Na samenkomst te Goes werd per locaalspoor naar Wemeldinge gereden, alwaar spoedig de "Telegraaf"-boot arriveerde, die ons naar Rotterdam ging vervoeren, Een tocht van circa 5 uren op een boot die nog niet geheel voor passagiers-vervoer is ingericht - de nieuwe "Telegraaf" wordt over eenige weken in de vaart gebracht - lijkt voor den aanvang der reis aan tal van bezwaren en pessimistische overwegingen verbonden. Nauwelijks echter is er beweging in het vaartuig gekomen, of de bezwaren zijn over boord gezet en wel zóó overtuigend, dat ze geen moment meer 'n aanval doen. Niemand van de reizigers heeft tusschen Wemeldinge en Rotterdam de geringste verschijnsels van verveling getoond. Wel ontdekten we overtuigende bewijzen van instemming met deze reis tusschen de prachtige Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche landen, langs de bebouwde en bewoonde oevers, die als een rijk geënseeneerde film ieder moment van aspect veranderen. Het varen was als een blij spel, dat ook een zorgenkind des levens vreugdevolle, lichte ontroering bezorgt.
Toen de boot aan de bedrijvige Rotterdamsche kade meerde, had de Heer Jacquet, die namens de directie van de "Telegraaf" tijdens den tocht als gastheer fungeerde (en op welke wijze deed hij dat !) slechts één journalistenzucht te incasseeren : "'t Was heerlijk !"
In Rotterdam lokten weer andere attracties, 't materieele deel van den mensch hotel "Central", de moreele helft
de Nenijto, de zeer groote Rotterdamsche Nijverheidstentoonstelling met haar groote expositie-zalen en met het
geweldige Luna-park, dat door insiders het grootste van Europa wordt genoemd Deze tentoonstelling, die door fijngevoelige reuzenhanden lijkt opgezet, heeft indrukken op me gemaakt, die heel lang hun sporen zullen achterlaten.
Rotterdam heeft op het terrein, dat kort geleden nog 'n modderpoel was, een complex gebouwen doen verrijzen en een tentoonstelling aangelegd, die men kan beschouwen als te zijn voortgekomen uit de paring van knappe Rotterdamsche energie met de meesterlijke Hollandsche techniek.
De Nenijto doet ons zien wat het eigen land op de wereldmarkt van handel en techniek beteekent. Alleen daarom reeds zou niemand onzer mogen verzuimen, er kennis van te nemen.
De tentoonstelling moet hier verder blijven rusten. De voortgezette reis noopt me, aandacht aan Scheveningen te geven. Nederland's eerste badplaats toonde zich tijdens de uren dat ons gezelschap er mocht vertoeven, op haar verleidelijkst. De zon lichtte over den boulevard, over de gebouwen, het strand en de zee ; de mondaine toiletjes van flaneerende en verpoozende vrouwtjes schitterden als boeiende vlammen van diverse kleuren.... Als men vanaf het Kurhaus het levendige bewegen op en om den boulevard gadeslaat, wordt Scheveningen eerst recht tot het luxieuse en toch gedistingeerde ontspanningsoord, dat met geen enkele andere badplaats in ons land te vergelijken is.
Het Scheveningsche programma werd besloten met een lunch in het mooie hotel "Rauch". Daarop gingen we sight seeing, als gasten van het reisbureau Lissone-Lindernan, Den Haag opnieuw leeren kennen en waardeeren. Dezen tocht door de residentie bevelen we gaarne in de aandacht der lezers aan. Niemand zal een betere methode kunnen ontwerpen, om in enkele uren zooveel te genieten van hetgeen het heerlijke Haagje aan historische en moderne gebouwen, paleizen, stedeschoon en bloemenweelde biedt als per systeem-Lindeman het geval is.
Toen de autocar ons tegen 5 uur aan de Groenmarkt afzette, begon het einde van de Holland-reis snel in het verschiet te komen. Tusschen dit tijdstip en het uur van vertrek lag nog slechs een aller-gezelligst diner in het Haagsche Terminus-Hotel. Ook het verblijf in deze gastvrije inrichting droeg er toe bij, dat ik me bij het afscheid afvroeg : "Zijn er nu waarlijk twee reisdagen voorbij of waren het twee reisuren ?"
De Holland-trip was als een prettige droom, als een kostelijk sprookje beleefd.... Dank zij de sluitende organisatie, het aantrekkelijke programma, het mooie weer, de hoffelijke gastheeren en.... het Zeeuwsche gezelschap, dat stil genieten, maar ook daverend lachen kon. JOOP.
DE ZEEUWSCHE WEEK
Dr. R. H. Folmer overleden; een museumgebouw voor Goes; de Zeeuwsche verbindingen trekken de aandacht.
In de afgeloopen week heeft een zeer tragisch ongeval een einde gemaakt aan het leven van een persoonlijkheid die in Zeeland, in het bijzonder in Zuid-Beveland, de algemeene achting en waardeering had, Dr. R. H. Folmer, arts te Driewegen, werd in de nabijheid van zijn woning, per auto op weg naar patiënten zijnde, op den spoorwegovergang door een motorwagen van de locaal-spoor aangereden en dermate ernstig gewond, dat de dood spoedig intrad. De loopbaan van een knap medicus, van een hoogstaand man, van een steunpilaar van het Zeeuwsche vereenigingsleven, werd op ruwe wijze afgebroken.
Als arts genoot Dr. Folmer ook ver buiten zijn standplaats het algemeene vertrouwen, voor menig moeilijk geval riep men zijn hulp in, hetgeen zijn taak een zeer omvangrijke deed worden. Ondanks zijn drukke bezigheden vond hij 5 jaar geleden nog tijd om te promoveeren, om zich verder in dienst te stellen van de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer (van welke vereeniging hij voorzitter was), van de gezondheidscommissie, van den medischen kring en van het "Groene Kruis". Zijn beroep, het vereenigingsleven en het kweeken van Irissen (als zoodanig had hij groote bekendheid) vulden het leven van Dr. Folmer. Hij was een innemend man, iemand van groote gaven en van interesse voor het Zeeuwsche verleden en heden.
Zijn 59-jarigen leeftijd zou men hem niet hebben aangezien, want hij sprankelde nog van vitaliteit en werkkracht. Dit maakt het herdenken des te weemoediger.
"Ons Zeeland" mocht onlangs van zijn hand nog een artikel plaatsen over het Iridarium te Driewegen, dat voor ons behalve van een groote kunde, van belangstelling in ons blad getuigde. We blijven hem voor deze interesse dankbaar.
x
Met een variant op het bekende oude liedje, zou men kunnen zingen: "In Goes daar staat een huis." N.l. een oud huis, een mooi Gothisch bouwwerk, vrijwel de eenige gave herinnering in steen die de ganzestad aan een, uit architectonisch oogpunt, rijk verleden heeft. Dit Gothisch erfstuk, thans nog in eigendom van een particulier, die het naar het heet, binnen afzienbaren tijd van de hand zal doen, is dezer dagen tot middelpunt der Goesche belangstelling geworden. De bladen wisten te melden dat de bekende vereeniging "Hendrick de Keijser" te Amsterdam, het welgevallige oog op het pand had doen vallen en het plan koesterde om het aan te koopen en te laten restaureeren. "Hendrick de Keijser" zou verder genegen zijn het nieuwe bezit te verhuren. Voor een dergelijk historisch, d.i. onpractisch huis, moest evenwel een huurder geboren worden. Gewone stervelingen toch prefereeren meestal meer moderne woongelegenheden. De geboorte van den huurder heeft dan ook plaats gevonden. Enkele ingezetenen hebben een vereeniging opgericht die tot doel heeft het Gothische huis (zoo dit door "Hendrick de Keijser" aangekocht wordt) te huren en er met financieelen steun van rijk, provincie en gemeente, een museum in te vestigen. O.a. zullen er de voorwerpen die zich thans in de Oudheidskamer van het Stadhuis bevinden, een plaats krijgen. We vinden het weer een gelukkige uiting van Goesche ondernemingsgeest, deze poging om ook in de hoofdplaats van Zuid-Beveland een fraai museumgebouw voor inwoner en vreemdeling toegankelijk te stellen. Het wachten is nu nog op den aankoop van het huis, welke door enkele financieele bezwaren belemmerd wordt. Deze bezwaren zullen evenwel naar men hoopt spoedig uit den weg geruimd kunnen worden.
x
De verbindingen tusschen de verschillende deelen van Zeeland hebben in deze kolommen al menigen keer de aandacht gehad. En we behoeven daarvoor geen verontschuldiging te stamelen. We leven immers in de eeuw van het verkeer en langzamerhand gaat ook de groote massa het nut van een goede en snelle verbinding tusschen de plaatsen onderling inzien. Dat aan de verplaatsings-mogelijkheden in ons gewest, in Zeeland met het water die de diverse landgroepen scheidt, nog al een en ander ontbreekt, is geen nieuwtje. Nieuw is echter wel het feit, dat men thans ook buiten Zeeland zich met de gebreken der Zeeuwsche verbindingen bezig houdt. In de "Bedrijfsauto" heeft de redactie er onlangs een uitvoerige beschouwing aan gewijd, die een warm pleidooi bleek voor een spoedige verbetering. De bond van bedrijfsautohouders is nog verder gegaan. In Zierikzee heeft de bond een vergadering bereid, die door tal van Zeeuwsche overheidspersonen werd bijgewoond en waarin het verkeer in Zeeland en de verbindingen van Zeeland met Holland uitvoerig zijn besproken. Zelfs de regeeringskringen hadden zich op deze bijeenkomst doen vertegenwoordigen. De vergadering besloot ten slotte de volgende eischen kenbaar te maken aan de ministers van waterstaat en financiën, aan alle Kamerleden, aan Ged. Staten van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant:
"Een regelmatig varend veer van Anna Jacoba naar Zijpe met voor autovervoer geschikte booten en laad- en losinrichtingen met een tarief van ten hoogse fl 0,50 voor een kleine auto tot fl 1,50 per zwaarste of grootste auto, ten hoogste fl 0.10 per persoon en de rest naar evenredigheid.
Een wegverbinding, om het nu zwevende stuk Zierikzee- Zijpe van het rijkswegenplan in verbinding te brengen met de wegen in Brabant van het rijkswegenplan liefst uitgebreid met een weg Bergen op Zoom - Willemstad. Opneming in het provinciale wegenplan van Noord-Brabant van een weg, verbinding gevende van Anna-Jacoba naar Steenbergen en naar Dinteloord indien de rijksweg deze verbinding niet brengt).
Een regelmatig varende, voor auto's geschikte-bootverbinding van Zierikzee naar het Catsche Veer met voor auto's geschikte laad- en losinrichting, met een tarief van fl l.- voor de kleinste auto tot fl 3.- voor de grootste of zwaarste auto, alles inbegrepen, en 0,20 per persoon en de rest naar evenredigheid.
Een behoorlijke verbinding met Tholen, met ook voor auto's geschikte laad- en losplaatsen, met een tarief als in de voorgaande alinea bedoeld.
Een behoorlijke verbinding met Goeree-Overflakkee met behoorlijke aansluiting verder naar Rotterdam.
Men ziet: een heel lijstje met wenschen. We zijn niet zoo optimistisch om te gelooven dat al deze verlangens spoedig ingewilligd zullen worden. Dit zou te fraai zijn en niet strooken met de Nederlandsche opvattingen van snelheid waarmede verbeteringen moeten worden aangebracht. Neen, een spoedige verandering zien we nog niet. Maar wel is het verheugend dat men zich al buiten Zeeland met onze verkeersmisère bezig houdt. Op het streven om Zeeland nauwer aan Holland te binden, wordt meer en meer den nadruk gelegd. Alleen jammer dat men Zeeuwsch-Vlaanderen buiten beschouwing heeft gelaten!
LOT DER MENSCHEN.
Bij Dr. Folmer's dood.
Het Lot der menschen is gelijk de wind,
die vaak zijn prooien heen en weer doet zweven,
die zich beweegt, zooals een spelend kind,
zoo stuurloos vaak en zonder zichtbaar streven.
Het speelt een spel, dat niemand volgen kan,
waarvan de regels nergens zijn beschreven;
nu neemt het weg, wat dierbaar is en dan
laat het het schijnbaar nuttelooze leven. -
Wat nietig is, dat slaat het Noodlot neer,
zooals het ook het groote zal verdelgen,
gelijk het doodt een bloemenleven teer,
zoo zal het ook het wereld-al verzwelgen.
Hoewel een reus zijn machten toonen zal
bij 't zien der hand, waarmee hem 't Lot wil vellen,
het brengt ook hem, ondanks diens macht ten val
laat aan triomf verachting vergezellen. -
Er is een macht, die alles is en niets,
die al het leven in 't Heelal zal treffen,
het groot geheim van het Almachtig Iets,
waarvan géén mensch het wezen kan beseffen.
Het Lot der menschen is gelijk de wind
en wordt bestuurd door ongeziene machten;
hoewel de mensch het vaak wreedaardig vindt,
is het de dood, waarop wij allen wachten. -
DE SCHELDE-ZENDER
Hallo, hallo........
Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........
Vindt u het interessant, te hooren:
- dat de marechaussee te Hansweert beslag legde op twee jongelingen die in een andere provincie een motorrijwiel hadden ontvreemd en daarop zich uit de beenen wilden tuffen. Voorbij Bergen op Zoom vergistten ze zich evenwel in den weg, inplaats van in België kwamen ze in Zeeland (in de bargoensche wandeling rattenval van Holland geheeten) terecht, met het gevolg dat ze thans in afzondering over het nut van aardrijkskunde op de lagere school kunnen peinzen.
- dat diverse Hollandsche bladen zeer waardeerende beschrijvingen van onze provincie bevatten, als gevolg van het bezoek dat een aantal journalisten onlangs aan Zeeland brachten. De bekende dichterzanger Clinge Doorenbos zong in de "Telegraaf" als volgt over de schoonheid van ons gewest:
"Zeeland, land der zee ontnomen
Na een eeuwenlangen strijd;
Zeeland, met je breede stroomen,
Vol van vrome vruchtbaarheid!
Zeeland, met je schoone stranden
En je prachtig, krachtig ras,
Parel van de Nederlanden,
'k Wist niet, dat zóó Zeeland was."
- dat de Vlissingsche politie den kapitein van een sleepboot verloste van een matroos, die behalve met veel genever, behept was met de idee, dat zijn opperste chef reeds te lang op dit ondermaansche toefde.
- dat 1 Augustus a.s. een bootdienst zal worden geopend tusschen Temeuzen en Londen. Voor den uitvoer dan van Zeeuwsch fruit en Zeeuwsche groente kan dit van belang zijn.
- dat in de Klapstraat te Koewacht een landbouwersschuur in vlammen opging. De geheele inventaris mits twee varkens werd een prooi der vlammen.
- dat een meneer uit Groede, die in Vlissingen aan de "Schelde" wilde gaan werken, door de Vlissingsche stakers bijna uitgeroeid werd. Men verdacht hem n.l. te ontvankelijk voor z.g. besmetting. Gelukkig dat doktoren er een andere methode voor hebben om besmettings-gevoeligen te behandelen dan de stakers in de Scheldestad.
- dat twee koeien bij de Kanaalbrug in Middelburg, ondanks het gemeentelijk zwemverbod, een bad namen. De belangstelling voor deze zomersche handeling was zoo groot. dat de in de verte te hulp snellende Hermandad in de meening verkeerde een zwemlustige dochter Eva te zullen bekeuren.
- dat een Westdorpsche landbouwer een dezer morgens de opmerking kon loozen: "Een hooimijt is tijdens den nacht geen veilige bergplaats voor een wiedmachine. Althans niet in een maatschappij waarin door de minderheid de communistische opvattingen in zake bezit worden gehuldigd.
- dat in Middelburg voor fl 465,49 aan zonnestraalspeldjes van den man werd gehaald. Wie is echter de zij of hij die 9 ct. inplaats van 1 dupje in het busje stak?
- dat de minister van marine de vorige week in ons gewest inspectie pleegde. Of daarbij spaanders gevallen zijn, is niet bekend.
- dat het Zeeuwsch-Belgisch stamboek, opgericht 19 Januari 1928, thans reeds circa 300 leden telt. De aanvangssnelheid van het stamboek bedroeg slechts 46 fokkers.
- dat aan de Zeeuwsche veerboot "Koningin Wilhelmina" voor een bedrag ad fl 11.818,08. ver-repareerd is.
- dat een 7-jarig meisje, te Hoedekenskerke woonachtig, een lucifertje afstreek. Het lucifertje stak een bosje stroo, het bosje stroo een wagenhuis en een veestal in brand. Beide panden brandden tot den bodem af. Men ziet weer : ook in Hoedekenskerke moet men zich voor lucifers-meisjes hoeden.
- dat een militair vliegtuig Donderdag op geringe hoogte boven Middelburg allerlei fraaie wendingen uitvoerde. Toen het koers zette naar Soesterberg, moest het even buiten onze hoofdstad, wegens het warm loopen van den motor, een noodlanding maken, waarbij de linkervleugel ernstig werd beschadigd. Was het motordefect enkele minuten vroeger ontstaan, dan zou het waarschijnlijk niet met een materieele schade zijn afgeloopen. Laag vliegen boven bewoonde oorden blijft gevaarlijk, zelfs met de betrouwbaarste "kisten".
- dat de politie in de Scheldestad het nuttig vond te controleeren hoeveel rijwielen er onbeheerd langs den openbaren weg worden achtergelaten. In de Scheldestad werden op een gegeven moment 23 zwijntjes geteld. Toch verwonderen sommigen zich er over, dat hun rijwielen wel eens verdwijnen.
- dat men tijdens de Middelburgsche markturen zoetjes aan weer meer Engelsch als Hollandsch hoort spreken. Toch ergert geen der neringdoenden zich hierover.
- dat een onbekende zich toegang verschafte tot een perceel aan de Badhuisstraat te Vlissingen. Hij deed zich in de keuken te goed aan melk, brood en aardbeien, in de slaapkamer van den eigenaar aan een portefeuille en een gouden horloge, in de gang aan eenige stuks regenjassen. Niemand der bewoners ontwaakte tijdens het vrijpostige bezoek.
- dat Zondagmiddag op den Nieuwen Vlissingschen weg een marinier en zijn meisje door een auto werden aangereden. Beiden werden dermate gewond dat zij in het ziekenhuis opgenomen moesten worden. Dank zij de Zondagsrust van de telefoon, duurde het geruimen tijd alvorens medische hulp aanwezig was.
- dat de "Schelde" vóór de staking gemiddeld ruim fl 50.000,- per week aan loon uitkeerde.
- dat thans ook op Schouwen-Duiveland een oudheidkundige kring is opgericht.
- dat een dame in Schore met een speld in het hulsje van een flobertpatroon peuterde. Het kogeltje ging af en de onvoorzichtige werd in het gezicht verwond.
Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........
VAN EIGEN BODEM
Het drama in de pastorie of de
Predikantenmoord te Driewegen in 1687
(naar officieele bronnen bewerkt)
door J. BIJLO.
(Vervolg).
Keeren we thans weer terug naar de Pastorie te Driewegen. Op Woensdag den 14 Mei, vinden we daar de Heeren Louis Verbrugge en Dominé Bollaert uit Middelburg om de zaken van den vermoorde te regelen en voor de begrafenis te zorgen.
Tegen den middag liet zich aandienen de predikant van 's Heerenhoek om rouwe te beklagen (1) aan Ds. Bollaert. Bij het zien van de Cliever ontroerde Bollaert zoodanig dat de Cliever vroeg "wat scheelt er aan, zijt gij niet wel?"
"O, ja wel antwoordde deze, ik ontstelde toen ik U zag, want weet U wel dat op U presumtiën zijn?
Zoo, sprak de Cliever kalm, en welke bewijzen zijn daarvoor?
Hier mengde zich Verbrughe in 't gesprek en zeide:
1. dat een voetstap als van Uw schoenen is gevonden.
2. dat op den weg een paar stukken crip van een oude kamerjapon gevonden zijn.
3. dit stuk van een laadstok van een musket, zooals men beweert dat U er een bezit, sprak Bollaert, meteen het stuk laadstok latende zien.
4. dat Ds. van de Velde een paar uren voor zijn dood nog geklaagd had, dat de Cliever hem een vijand was.
Ik bezit een musket, dat is waar, sprak de Cliever en een soortgelijke laadstok heb ik nog thuis; wat betreft als zou ik een vijand van Van de Velde zijn, daar weet ik niets van. Wel hebben wij in de laatste Classis woorden met elkaar gehad doch dit was een misverstand. Ik weet heusch niet waarmede dat verwijt verdiend te hebben, want er zijn behalve bij de laatste Classis nooit woorden tusschen ons gewisseld.
Hierop zeide Verbrughe "de Cliever, ik heb wel eens gehoord dat U niet licht over iets ontstelt, doch nu weet ik zeker dat het zoo is."
Och, antwoordde de Cliever, ik heb in korten tijd zooveel leeren lijden, dat ik mij weinig bekreun om hetgeen kwaadwilligen van mij vertellen, ik ben overtuigd dat mijn geweten rein en zuiver is. Bovendien had ik liever dat ge me openlijk beschuldigde in 't bijzijn van meerdere personen, dan hier tusschen ons beiden, dan kan ik mij verdedigen.
Wij beschuldigen u niet, sprak Verbrughe, maar de menschen vermoeden het.
Het is geen vermoeden meer, als men het met woorden zegt, maar zoo goed als een beschuldiging, antwoordde de Cliever.
Na dit gesprek verzocht de Cliever eindelijk om den overledene nog eens te mogen zien, waarop beide heeren met hem medegingen naar de kamer waar het lijk stond.
Hier, staande aan het voeteneind van de kist, beschouwde hij onder diep stilzwijgen van al de aanwezigen, gedurende een kwartier het gelaat en de wonde van den doode zonder dat zelfs één enkele trek op zijn gelaat verried wat in zijn ziel omging.
Wat moet er in de gemoederen der aanwezigen gedurende dit spannende oogenblik hebben omgegaan, toen zij den man, dien ze beschouwden als den dader van het vreeselijk feit, daar zoo kalm zagen staan?
Hetzelfde misschien als wij zouden denken: "of hij is onschuldig, of een verstokt karakter- -en gewetenloos monster."
Hierop nam hij kalm afscheid van de aanwezigen en ging zijns weegs.
Den volgenden dag keerde hij terug, meebrengende zijn oom de Costenoble en een neef uit Middelburg.
Zij vervoegden zich bij den Schout, die hen naar het Sterfhuis bracht. De Schout verhaalde hun dat hij twee stukken crip had gevonden en voetstappen rond het huis van schoenen met breede neuzen, dat bovendien de meid van den overledene gezegd had, dat haar meester een paar uren voor zijn dood nog beweerde: "de Cliever is mijn vijand".
Den daaropvolgenden dag reed de Cliever naar Goes om den heer Verbrughe eenige vragen te stellen. Teneinde hierbij getuigen te hebben, nam hij den notaris Lopke en nog een persoon mede.
"Wat komt ge doen?" vroeg Verbrughe.
"Ik kom mijne memorie wat versterken aan de uwe", sprak de Cliever. "Gij hebt dit en dat van mij verteld, herhaal dat nu nog eens in 't bijzijn van deze heeren."
Verbrughe echter, vermoedelijk niets op dit verhoor gesteld zijnde, en in de war gebracht door de handig in elkaar gezette vragen, voer eensklaps tegen de Cliever uit: "Ge gaat met valsheijt om in uw vragen!"
Hierop antwoordde de Cliever: "Ik poseer niet, maar vrage alleen of het zoo niet is, opdat ik mij wederom mag versterken en alle eerlijke lieden kan antwoorden."
,Ge ontroerdet toen ik u eergisteren den stamper van het musket liet zien, nietwaar?" sprak Verbrughe.
"Zeker," antwoordde de Cliever, op zulke bedreigingen zou ieder een wel ontstellen, al is men nog zoo eerlijk en onschuldig."
Den 19en Mei (2en Pinksterdag) begaf de Cliever zich naar Middelburg, waar hij zich in gezelschap van zijn oom Johan de Costenoble en een advocaat vervoegde ten huize van Ds. Bollaert teneinde ook dezen te ondervragen.
Aan dezen vroeg de Cliever: "Hebt u niet beweerd dat de breede schoenen, welke pasten in de voetstappen bij het huis van den vermoorde, van mij waren?"
Bollaert antwoordde: "Er is niet beweerd dat die van U waren, maar dat het een voetstap van breede schoenen was, en wat het vinden van de stukken crip aangaat, dit is slechts een bagatel en volstrekt geen bewijs. Ook heb ik niet beweerd vermoeden op U te hebben, doch op een ander."
De naam van dezen ander wordt niet genoemd, doch vermoedelijk heeft de Cliever er in zijn dagboek, waaruit deze gesprekken getrokken zijn, Ds. Hoogenthoorn mee bedoeld, predikant te Heinkenszand, want hij laat er onmiddellijk op volgen:
"Voorts verhaalde Ds. Bollaert dat Ds. Hoogenthoorn, na het scheiden van de Classis, Ds. van de Velde bij den rok vatte, hem heen en weer schudde en toevoegde: "Gij jonge lafbek, gij melkmuil, het bloed en den aard van je vader begint U mede al in het vleesch te rijden! (2)
(1) Visite van rouwbeklag.
(2) Die vader was de hervormde Ds. Abr. van de Velde, de schrijver onder meer van "De Wonderen des Allerhoogsten".
(Wordt vervolgd)
PRIKKELDRAAD
"jij woont immers in Zeeland.... ", smoezelde m'n Haagsche vriend, die ik in drie jaar niet gezien had, hoewel hij mij, noch ik hem, in 1925 een sommetje contanten leende.
"Zoo is het, mijn waarde".
Hij: "Hu.... hu.... hu. Bof jij effen, niet!"
Ik: "Doe niet zoo idioot".
Hij: "Hu.... hu.... huhu.... hu...... (De horlogeketting op zijn gecultiveerd buikje slingerde).
Ik: "Voor den dag er mee; wat voor gif heb je nu weer in je koker".
Hij: "Dat je niet boft.... hu.... en dat je wel eens hi .... hi.... een krant mag lezen, waarin ze over de bevolking in Zeeland schrijven. Verder ga het je op rolletjes. Ajuus, en laat het menschdom in rokjes hier niet ontdekken, dat je een Zeeuw bent........
Voordat ik kans zag een van de wapperende panden van zijn bovenlijf-bedekking te enteren, onttrok lijn 10 het maatschappelijk vraagteeken, dat m'n vriend wás, aan m'n vragenden blik.
Dit was de inleiding, en als ieder behoorlijk drama had het ook een vervolg.
Het laatste speelde zich af in de befaamde Haagsche vrouwenclub, welke het puikje van het intellectueele puikje der residentie in haren schoot vereenigt en die (dat is de club) ik zoo vermetel was aan de hand van een bezadigde feministe (wie behepte me toch met nieuwsgierigheid) tijdens het slemp-uur te betreden.
Zeer bescheiden koesterde ik me in een dames-fauteuil aan de kletstafel en luisterde naar de gedachten die de gerokte en kort gehaarde leden zoo welwillend waren hoorbaar uit te wisselen. Het eerste glaasje slemp dreef in criminaliteit en Freud, het tweede in expositie en wetenschappelijke vergaderingen, het derde in het dienstboden-vraagstuk,. . . . in het vierde dreven de mannen (als onmisbare factoren in de verbintenissen die men huwelijk heet).
Toen met algemeene stemmen opnieuw was vastgesteld, dat het vrouwelijk geslacht superieur is aan het mannelijke, ook al omdat de vrouw den heer der schepping in aantal overheerscht, vouwde een der aanwezige kletstafelaarsters een krant open, tipte de asch van haar sigaret, poetste een wijle aan haar glazen hulp-oogen, in dikhoornen montuur gevat, en zei:
"Mijne dames (sic! P. Rik). Alvorens we het navolgende rondje voor rekening van onzen gast bestellen, vestig ik de aandacht op een statistiek der Zeeuwsche bevolking, die me juist onder de oogen kwam. Hieruit blijkt, dat er in dat gewest 124.884 mannen wonen en 124.579 dames. Meer mannen dus dan leden van onze sekse. Dit geval is een schande voor het land, mijne dames. Denkt u slechts aan de stad onzer inwoning, die duizenden en duizenden meisjes rijker is dan mannen. Zeeland mag niet langer onder het juk van den man blijven zuchten. Zeeland moet be-vrouwd worden. Aan de eer van ons geslacht zijn we dat verplicht."
Hier free-wielde het geluid der spreekster en de andere aanzittenden hadden de gelegenheid zich over de onderhavige kwestie uit te laten. Bij het zesde rondje was 't strategische plan uitgestippeld. Aan de directie der Nederlandsche spoorwegen, die altijd voor nieuwigheden te vinden is (anders zou ze nooit aan den Zuid-Bevelandschen 1ocaalspoorweg en aan de regenverzekering zijn begonnen) zou het verzoek worden gericht om per week twee vrouwen-treinen van Holland naar Zeeland te doen loopen. De heen-reis gratis, de terugreis tegen drie-dubbel tarief.
Ik suggereer me, de opmerking te hebben gemaakt, dat deze invasie zooveel als oneerlijke concurrentie voor 't Zeeuwsche meisje was, en dat wij .... Zeeuwen.... geen onmondige kinderen zijn, die eten wat men ons voorzet. Zeker weten doe ik het echter niet meer, want mijn herinnering laat me daar in den steek....
Teen ik tot de levenden terugkeerde, zat ik alleen aan de slemkletstafel. In een zeer fatsoenlijk damesfauteuiltje. Rechts en links van me stonden meer van deze zetels, de meeste echter op drie pooten; vóór me een onaangeroerde slappe Catz, die me op de been hielp ......
HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND
4 Juli. - Neen, de wereld is toch nog lang zoo best niet als Breeduitstra de vorige week dacht. Daar heb je nu weer zoo'n tweeden Landru. Elf vrouwen omgebracht. Hoe komt zoo'n man er toe? Maar wat ik heelemaal niet begrijp, is hoe dat hij 't durft. Ik ben al blij wanneer Liesbeth mij niets doet, laat staan, dat ik er over denk om haar aan te vallen. Vanmorgen, toen ik haar een mes slijpen zag, zonk ik nog door den grond. Gelukkig, dat je nooit van mannenmoordenaressen leest. Ik denk dat ik nimmer meer 'n oog toe deed.
In Mexico hebben ze een origineele verkiezing gehouden voor een president. 't Kiescomité voor den favoriet, liet dezen niet spreken op vergaderingen, doch ruimde de tegencandidaten uit den weg. 't Schijnt uitstekend te hebben geholpen. Vernam tenminste, dat de man gekozen is. Als ik weer eens candidaat word.... !
5 Juli. - Stond op het punt om mijn dagelijksche wandeling te maken, toen nicht Mignon met neef Eugène, uit Den Haag, voor mijn neus stonden. Nicht vertelde, dat neef zenuwziek was. Hij had zoo'n vreeselijk verantwoordelijke taak op het departement van binnenlandsche zaken gekregen. Ze hadden hem op de afdeeling gezet, waar uitgemaakt moet worden aan wie van de voor decoratie voorgedragen landgenooten, de bronzen, zilveren of gouden medaille van de Oranje Nassau-orde moet uitgereikt worden. Je kunt je niet begrijpen, zei nichtje, wat een hoofdbreken dat kost. Wie den zwaarsten arbeid verricht en zijn handen daarbij nog vuil maakt, mag de bronzen medaille ontvangen; die zich wat minder inspannen en meer dan eenmaal per week een boord dragen, komen in aanmerking voor de zilveren en zij die minstens acht uur per week met hun hoofd moeten werken - clowns en equilibristen uitgezonderd hebben recht op een gouden; doch daar er honderden soorten menschen zijn en slechts drie medailles, laat zich de moeilijkheid begrijpen. Neef geraakte er dan ook door overstuur en omdat hij tegen alle dienstmeisjes, die een stoflap uitsloegen, met zijn zakdoek terugwuifde, had dokter hem verandering van lucht voorgeschreven en iets gemompeld over Zeeuwsch buitenleven. Liesbeth merkte op, dat Zoutelande of Veere daar bijzonder voor geschikt waren. "O!" zei nichtje, waarna de conversatie zeer verkoelde.
6 Juli - Alles went, zegt 't spreekwoord, zelfs hangen en gewoonte kan een tweede natuur worden. Dat bemerkte men te New-York, waar op een danswedstrijd negentien paren het vertikken om uit te scheiden. Na drie weken greep de bouwpolitie in omdat de cafévloer dreigde te bezwijken. Met geweld werden de dansenden dansend verwijderd en blijken niet meer te kunnen slapen. De kastelein, die 25.000 dollar aan dit buitenissigheidje verdiende, sluimert daarentegen als een papaver.
7 Juli. - Toen ik vanavond uit het venster van mijn welgeordende bovenkamer hing, zag ik hoe twee licht benevelde vrijgezellen - wat is die drank voor 'n ander toch gevaarlijk - met veel aandacht onzen noteboom bekeken. De volgende merkwaardige dialoog ontspon zich :
"Dat is dus zooveel als 'n genootschap......
"Ze hebben 't naar 't schijnt nogal hoog in den bol !"
"Ze kunnen zich dan ook verheugen in een stamboom!"
"Wat zie je anders weinig van de leden!"
"'t Zal een geheim genootschap zijn."
"Wacht, daar bespeur ik er 'n paar, vrij groen hoor, vrij groen."
"Als ze eerst maar ontbolsterd zijn......"
"Ja, dan zullen ze de wereld harde noten te kraken geven!"
"En laten merken, dat er wel degelijk pit in hen zit."
"Daar zullen we eens 'n notenboompje van opzetten!"
Ze zwaaiden verder.
8 Juli. - 'n Vrouw moet toch veel anders zijn dan 'n man. Brein en tong, scherp als 'n scheermes. Daar kregen we mevrouw Zwatel op 'n kopje thee, die, na bij Keulen en Aken te zijn omgegaan, haar auditorium vertelde, dat haar dochter naar Parijs was geweest en sindsdien deed als de Françaises en sigaretten rookte. Ik, die Liesbeth ken, zag haar inwendig vlammen, doch met gastvrouwelijke vriendelijkheid zei ze: Laat U haar dan maar nooit naar Brouwershaven gaan, want dan wil ze misschien later haringen rooken.
9 Juli. - Beppie was vandaag jarig. Heb de jeugd getracteerd op kersen. Goed dat ik het dezen keer eens gewaagd heb. Jhr. Verboendere hinkte vreeselijk vanavond. "Niets zeggen", fluisterde Breeduitstra me in. "Hij lijdt voor zijn geloof". "Maar wat gelooft hij tegenwoordig dan?" vroeg ik. "Dat hij schoenen van nummer 39 aan zijn voeten van nummer 41 dragen kan!" Die flauwe grappen altijd.
Zal toch eens kijken of ik er den postdirecteur mee te pakken kan krijgen!
TREFFERS EN POEDELS
WERELD DER DOOVEN.
Te Middelburg zijn door een jongen, die nimmer heeft kunnen hooren, door middel van de radio voor het eerst klanken opgevangen.
Wij kennen niet dat stille land,
dat stille land der dooven,
die dorre, doode woestenij
met stille, diepe kloven.
Wij weten niet, wat stilte is,
te midden van het leven,
beseffen niet, wat gouden gift
aan ons werd meegegeven. -
Dat stille land, waar geen geluid,
geen trilling wordt vernomen,
waarin men zwijgend verder trekt,
als liep men stil te droomen, -
waar alles onverschillig is,
geen toon wordt opgevangen,
waar kort soms klinkt een doffe snik
van een navrant verlangen ....
verlangen naar een simpel woord,
bewaard in het geheugen,
"n lieven naam, een helder lied,
een fluistering, een leugen. -
Daar schalt geen verder lachen op,
geen lied wordt aangeheven,
't is lange, lichte duisternis,
'n eentonig-toonloos leven ....
-----------------------------------
Daar gaat muziek, hoog door de lucht,
door vreemde, verre landen,
in wijden sprong, in hooge vlucht,
gebreideld door geen banden. -
De wereld in - de wereld uit,
doordringend om te hooren,
een nieuwe stem, een nieuw geluid
is hier op aard geboren. -
Wanneer tot ons de aether spreekt
uit vluchtige verschieten,
wanneer wij door de radio
muziek en zang genieten,
dan weten wij, wanneer tot ons
die aetherklanken komen,
dat ook in donker doovenland
die trilling wordt vernomen. -
WILLEM TELL II.