Ons Zeeland 1928, nummer 36

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHEN WEEK

Onze gunstige zomer ; een nieuwe tramlijn in Zeeuwsch-Vlaanderen ; waarom geen Koninginnefeesten ?

"Als het den mensch goed gaat, dan hoort men hem niet", luidt een gezegde.

"Maar o wee, zoodra het leven niet loopen wil, zooals hij het zich had gedacht", voegen wij daar aan toe. Men neme den zomer slechts als voorbeeld. Als dit jaargetijde meer water en meer koude oplevert, dan men van een normalen zomer pleegt te verwachten, zijn de grieven niet van de lucht. Vacantie-gangers schrijven booze ingezonden stukken in de bladen over verregende uitstapjes, caricaturisten bespotten de warmte, die achterwege bleef, journalisten verzinnen grapjes, waarin regen- en dikke overjassen een voorname rol spelen, landbouwers, hotel-directeuren klagen steen en been. Men herinnerd zich het vorige jaar. . . .

Dit jaar is de zomer vrijwel niet in de bladen gesignaleerd geworden, hetgeen, gezien de hierboven aangehaalde menschelijke eigenschap, alleszins te verklaren is. De zomer was een te ware zomer om voor publieke bespreking in aanmerking te komen. De mensch heeft waarschijnlijk voor zich zelf geconstateerd, dat 1928 toch een prachtig jaar was, doch daar bleef het dan bij. Men zal het ons evenwel niet ten kwade duiden, dat we van den algemeenen regel afwijken. Het schitterende seizoen dient hier te worden herdacht. Waarom ? Wel, omdat het Zeeland zooveel goed deed, In de afgeloopen reis-maanden kwamen meer vreemdelingen een paar dagen in ons gewest doorbrengen dan in een nat jaar het geval geweest zou zijn. Onze badplaatsen trokken, de meeste hotels waren er bijna steeds geheel vol, het hotel-bedrijf maakte een periode van nagenoeg ongekenden bloei door. Dit is ongetwijfeld belangrijk, doch belangrijker nog is hetgeen de zomer den land- en tuinbouw bracht. De zon, die schier onafgebroken scheen, en het regenbuitje, dat altijd juist op tijd kwam, deden de veldvruchten zwaar en krachtig uit de aarde opschieten en ze bezorgden den landbouwers oogsten welke meer dan voortreffelijk genoemd mogen worden. "Zoo'n zomer komt slechts één keer in 20 jaren voor", hoorden we dezer dagen iemand, die in landbouwzaken een deskundige is, zeggen. "De landbouwers en allen die bij den landbouw betrokken zijn hebben reden tot groote vreugde".

Als het den landbouw goed gaat, dan gaat het de rest der bevolking in een landbouw-streek niet slecht. Verwacht kan dus worden, dat Zeeland dit jaar van den gunstigen zomer de rijke vruchten zal plukken.

Reeds nu is hier en daar merkbaar dat er meer geld onder de menschen is dan de laatste jaren.

We meenden het aan den uitzonderingszomer verplicht te zijn hiervan dankbaar gewag te maken.

x

Direct nadat de wet voor het rentelooze voorschot er door was, en dat was 1 Mei van dit jaar, is de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij begonnen aan de verdere voorbereiding en de uitvoering van den aanleg van de lijn van Hoofdplaat-Tol naar Breskens. De vele daarvoor nog benoodigde goedkeuringen en beslissingen konden dan inmiddels worden behandeld. Wat geschrijf hiervoor noodig is, zal misschien beter doordringen, als men weet, dat behalve de Regeering, Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten, Gemeentebesturen, Polder- en Waterschapsbesturen, "Waterstaat", "Post en Telegrafie", "Domein", "Oorlog" en "Financiën" er mede in te zeggen hadden. Direct constateeren wij hierbij, dat van alle kanten werd meegewerkt, om deze lijn nu eindelijk eens tot stand te brengen. De uitvoering zal nog geruimen tijd vorderen, maar wij waren in de gelegenheid te zien, dat er heel wat werk ook buiten het kantoor is verricht. De Algemeen-Directeur hoopt zelfs in de aanstaande campagne de bieten nog te kunnen brengen tot op het kadespoor naast de schepen.

Als er medegewerkt wordt ook door de Breskens-Maldeghemtram, die daar reeds met hare havensporen ligt, dan zal dat zonder twijfel gelukken. De aanlegwerkzaamheden zijn nu reeds zoover gevorderd, dat dezer dagen de Algemeen-Directeur, vergezeld van enkele afdeelingschefs, aanleg-opzichters en vrienden per extratrein te Breskens op den thans afgegraven zeedijk aankwam van uit Terneuzen. Het was de eerste maal dat hier de trein arriveerde van uit het Oosten. Voor hen, die Breskens langer kennen, is er in den laatsten tijd veel veranderd en we mogen zeggen : verbeterd. Het indienststellen van de nieuwe veerboot gaf hiertoe den stoot en nu is binnen kort alles klaar en in gebruik genomen, alsof het nooit anders geweest is ; zoo snel heeft de omgeving zich daar aangepast.

De heele nieuwe lijn is tot op het Spuiplein 9100 M. lang, waarvan het laatste gedeelte spoor nog gelegd moet worden. Het eerste baanvak van Tol tot Roodenhoek, lang 2600 M., had de Z. V. T. M. alvast laten aanlegden om de bieten in de vorige campagne reeds te kunnen vervoeren. Hiervan is dan ook grondig geprofiteerd ; bijna 5 millioen Kilo bieten zijn hier afgevoerd in het laatste najaar.

Het grondwerk verderop voor de aardenbaan is nu vrijwel gereed ; hiervoor is ongeveer 19,000 M.3 grond en zand verzet, ongeveer 620 ton spoorwegmaterialen aangevoerd, bijna 2000 M.2 bestrating aangebracht, ruim 430 M, betonduikerbuis gelegd en werd er aan arbeidsloonen rond fl 20.000 uitgegeven. Van het spoorwerk is het hoofdspoor klaar tot bij den veerdam te Breskens. Enkele wissels zijn reeds gelegd en heeft men daarbij een paar honderd meter spoor aangesloten ten behoeve van het rangeeren der werktreinen. De overige sporen en wissels zullen nu spoedig voltooid kunnen zijn. De waterkeerende muren zijn al klaar, de fundeering van de remise wordt reeds zichtbaar. Omtrent het openstellen van deze lijn voor het personenvervoer kon de heer Wind van Merkesteijn ons nog geen datum opnoemen.

x

De verjaardag van de Koningin wordt niet meer met den ouden luister gevierd. Nog slechts enkele plaatsen in den lande handhaven de traditie op Koninginne-dag en blijven voortgaan ieder jaar op 31 Augustus feestelijkheden te organiseeren, die de belangstelling van het grootste gedeelte der bevolking hebben. Het aantal der steden en dorpen, die op 31 Augustus op den ouden voet voortleven wordt evenwel kleiner en kleiner.

In Zeeland is van de oude feestviering weinig meer overgebleven. Dat is jammer, want meestal is met de afschaffing van Koninginne-feest wel een aardig brok folklore verloren gegaan.

Waarom spannen de Oranje-vereenigingen, die in bijna alle groote Zeeuwsche plaatsen toch bestaan, zich er niet eens voor ? Heel veel moeite kan de poging om het oude feest in allen luister te herstellen o. i. niet kosten, want wij Zeeuwen zijn het vorstenhuis Oranje met hart en ziel toegedaan.

Laten we hopen dat dit jaar voor het laatst de jaardag van de Koningin poovertjes gevierd is geworden en dat in 1929 allerwege een streven naar opleving van het Koninginne-feest is waar te nemen. Gevoelen de oranjevereenigingen er weinig voor, wel laten dan de afdeelingen van V. V. V. deze zaak eens ter harte nemen. Een weinig initiatief slechts, en de resultaten zullen schitterend zijn.

 

VAN EIGEN BODEM

Het drama in de pastorie of de

Predikantenmoord te Driewegen in 1687

(naar officieele bronnen bewerkt)

door J. BIJLO.

(Vervolg).

Doch sij moeten versekert sijn, dat ick met geruster gemoed alle quaat, smaet, pine en schande, die mij door haer 't onrechte aengedaen wordt sal dragen, als sij haer doen voor Godt sullen verantwoorden.

Ick weet wel, dat de officieren en rechteren moeten vonnissen na het seggen der getuigen, 't sij ware of valsche, wanneer het Godt niet belieft haer valsheit te ontdecken. En soo weet ick wel dat mijn vianden mij de gruwelickste tormenten en doot konnen aandoen, echter de doot sal mij nooit verschricken ; al hoe wel mij wel sou komen ontstellen, dat door de onlidelickste tormenten sou geperst worden, om te bekennen, een crimen (1) gedaan te hebben, daer ick in der daet onschuldigh aen ben.

Doch ick wil mij op mijn Godt verlaten, die heeft belooft de sijne niet te sullen verlaten en heeft Godt eertijds miraculeus Daniel en de drie jongelingen gered, ja duizenden van martelaren met vreugde de wreedste dooden doen sterven. Hij is noch machtigh ook aen mij kracht na cruijs te geven, of immers mij op de een of andere wijse te verlossen, of bij te staen.

Immers al is 't dat mijn vervolgers nu met mij spotten ende gansche werelt door hair valsheit verblindt sijnde, nu met de gruwelickste gedachten van mij beswangert gaet. Sij moesten evenwel weten, dat hoe fel ick alles tegen mij sien toegerust, ick evenwel terpurgie zou gaen, soo ick hier niet was. En 't is mij van sommige gevraegt, doch heb geantwoordt : dat al souden 10 predikanten, als ooggetuigen tegen mij sijn (dat Godt verhoede) ick sou evenwel of willen gepurgeert sijn, of door een onrechtvaardige doot mijne siele bevrijdt sien, van sich over sulcke gedurige doodingen en fininige steken der tonge niet langer te kreunen, te meer, dewile mijn dienst vruchteloos daerdoor was gemaekt.

Het meeste dat mij sou deren, is dat de eere van Godts naem en onse orde, daerdoor ten hoogsten wordt geschonden. Het bedroeft mij oock, dat al mijn eerlicke vrienden, die ick alle als God vreesende kenne, en andere goede bekende, die soo in mijn jonckheijt als naderhant met mij omgegaen hebben, met mij sullen gesmaedt worden, na de mael sij mij in mijn handel en wandel niet anders, als deugtsaem gekent hebbende, oock geen andere getuijgenisse van mij hebben gegeven, gelick ook alle die ick ben aenbevolen, om van haer opgevoed en onderwesen te worden hetsij in scholen en academien als oock mijn kerkeraedt niet hebben nagelaten mijn oprechten handel en wandel en bijsonderen ijver in mijne bedieningen met publique acten en attestatien te toonen.

Doch wat is 't als de booze de overhant hebben, soo sal 't haer niet genoegh sijn mijn vervolght te hebben, maer men sal oock dese met de tonge om mijnen't wil steken. Doch ik bid U.E. en de vrienden doch dit, patientelick te willen dragen en 't sal doch niet langer als tot den jongsten dag dueren.

En wat kan daer of de schande ons 't onrechte aengedaen ons geven, of nemen? Na de siel, sullen wij soo veel te heerlicker wezen.

Wat de doot belanght, die sou ick met de grootste vreugde omhelsen, niet alleen om bevrijdt te sijn van alle moeilijckheden des lichaems en der ziele, die ons dagelix ontmoeten, 't sij in lichamelicke, hetsij in geestelicke swakheden, maer bijsonder omdat ick versekert ben, van die heerlicke verwisselinge die ick om het bittere lijden mijns saligmakers doen soude.

Die gedachten doen mij de werelt, en alles dat daer in is verachten, al hoewel het mij eerst moeilick viel de bekende (2) uit mijn gedachten te werpen, doch dat nu overwonnen hebbende, soo suchte ick maer uijt dese leemen hutte te mogen verhuijsen, ende eeuwige tabernaclen te bewonen. Wordt ick hier gesmaedt, ick sal met Love (3) en duijsent anderen soo veel te meer verheerlict worden.

Vele hebben mij veroordeelt en benijdt dat veeltijds met een vroolijek humeur heb geleeft, echter ick heb reden om Godt daerover te dancken, en niettegenstaende ick mij somwilen met een aardsche historie en klucht heb kunnen vermaeken, het is evenwel niet geweest als om mijn hersenen die afgeslooft waren in geestelijke overdenkingen of andere moeilijke werelsche afferens, wederom tot rustige saeken bequaem te maken ; en ick heb evenwel in dat alles (alhoewel soo volmaekt nie als het behoorde) niet nagelaten dat te beoogen 't gene tot opbouwinge van Godts kerke en stichtinge mijner siele behoorde.

Dese gewoonlicke blijtschap is mij niet dan op een vast fondament in 't geloove gebout geweest, hetwelck mij geleert heeft (doch maer ten deele) in tegenspoet mij Gode onderworpen en in voorspoet danckbaar te sijn.

En op dat fondament is 't dat ick in spijt van alle mijn vervolgers, segge "'t Leven is mij Christus en 't sterven is mij gewin." (4) Ick weet wel dat ick nu bij vele een uitvaagsel der werelt ben geworden, ja dat vele vrome en voorzichtigen, door mijne vianden bedrogen sijnde, mij daervoor aanzien, doch tegen dat alles sterkt mij eene goede conscientie mijner onschuldigheijt, hoe omsichtigh en arglistigh mijne vianden met grooten schijn van waerheijt dat ook hebben beleidt. Ick leef in mijne gevanchenisse met redelick genoegen alhoewel het mij wel gesagrineert heeft, dat mijn saken niet beter voortginghen ; en nademael ick niet meer kan wandelen of de vrije lucht gebruijken, soo ben ick eenige dagen onpasselick geweest, met een benoutheijt op de borst dewile mijn bloet sonder de exercitie des lichaams te drabbig sijnde, de longe niet mackelick passeert, maer mij een benoutheit verweckt, hetwelck mij over vele jaren een sware en gewonelicke ziekte geweest is, soo dat in den slaep somwijlen scheen te versticken.

Doch Godt danck 't is nu wat beter met mij en de twee mannen die mij dagelix bewaren en oppassen, brengen mij redelick gemack toe en zoo passeeren wij de tijdt, altemets met een eerlicke exercitie, altemets met schriven, altemets met de verdruckingen Jobs en andere heiligen te lezen, als met bidden en singen.

En soo blijve ick wachten op den wille en uijtvoeringe van 't besluit des Almachtigen.

Ick hoop immers dat U.E. noch niemandt van de vrienden over mij bekommert zijt, want soo ick dat vernam, 't zou mij om Uwent- en der vrienden wil een droefheijt veroorsaken.

Soo ick wist dat het aengenaem sou sijn, ick sou mijn gebiedenisse versoecken aen de bekende (5) die mij eertijds tot mijn grootste droefheijt was, omdat ick niet wel kon versotten, haer besittinge nooit te meugen hopen. Doet oock soo de gebiedenisse aen haer Ed. vrienden en Bijsonder U.E. liefste.

Ik durf, waerde Heer, U.E. niet langer ophouden,

Versoeck, dat bij gelegenheijt hiervan communicatie geeft aen de vrienden te Middelburg, want 't sou konnen sijn, dat ick niet meer sou kunnen schriven als ik op de poort sat, of te Middelburg sal sijn.

Ick wil, eindigende over mijn vervolgers, hoopen dat sij eens bekeert sullen worden en sien wat sij gedaen hebben als oock dat Godt mijn onnoosele gemeinte, die nu ten deele verblint is, noch eens de oogen sal openen, opdat se mogen bemercken, dat ick haer niet dan in oprechtigheijt heb trachten te vermaenen en de innerlicke vreese Godts te leeren. Immers is 't al vruchteloos, ick heb 't mijne gedaen, gelieft Godt geen wasdom te geven.

Ick leef nu in gevanchenisse soo getroost als daer, wachtende met lijtsaemheijt alles wat Godt mij toesent, en soo bevele ick U.E. en de vrienden bijsonder, mijn heer U.E. broeder en sijn liefste onder de protecti Gods en blijve

Mijnheer

U.E. verplichtste en verdruckste dienaar,

Jacobus de Cliever.

Hage, op de kamer daer de Heeren de Witten eertijds saten, den 19 Juli 1687.

Deze laatste brief getuigt van een bitterheid tegen zijn vervolgers en aanklagers, van een moedeloosheid omtrent zijn vermoedelijk verloren zaak en weinig hoop op vrijspraak, doch tevens van een berusting en onverschilligheid in het onvermijdelijke, dat hij komen ziet, in het verschrikkelijk lot dat hem wacht op pijnbank en schavot.

Toch lijkt het mij toe dat die berusting en onverschilligheid slechts schijnbaar is en gehuicheld wordt tegenover de wereld en hij door deze redeneeringen tracht zijn geweten te stillen.

Uit de vier brieven blijkt dat hem de meeste smart veroorzaakt de scheiding van zijn geliefde. Hij noemt nergens haar naam en uit geen der stukken is mij deze gebleken.

Uit dezen brief blijkt ook dat hij niet meer mocht wandelen en scherper bewaakt werd.

In een schrijven aan een der advokaten in Den Haag brengt Dhr. Godin een nieuwe aanklacht tegen de Cliever in en wel die van brandstichting. Hij meldt echter niet waar en wanneer die plaats had. De toegestane vrijheden van wandelen en schrijven werden hem ontzegd en den 29en Juli "in strickter gevanchenisse" overgebracht.

Vermoedende dat thans geen redding meer mogelijk was, heeft hij het vonnis der Justitie niet afgewacht, doch de hand aan zich zelf geslagen teneinde een schandelijken dood te ontgaan. Toen in den morgen van den len Augustus de bewaker de deur opende, vond hij de Cliever dood op bed en op den vloer een papiertje, waarin zich vermoedelijk vergif had bevonden.

(Slot volgt).

1) Misdaad,

2) Zijn bruid.

3) Was een Engelsche predikant, evenals hij, verdacht van moord en ook op het schavot gestorven ; deze was echter werkelijk onschuldig zooals later bleek.

4) Diezelfde bijbeltekst werd door hem op een wijnglas geschreven. Zie hierna.

5) Bedoelt hiermede zijn verloofde waarschijnlijk.

 

 

DE KRACHT DER ZEEUWEN

door Leo van Breen.

Werkelijk, het was een heele geruststelling voor mij, in het verslag van de internationale bijeenkomst van anti-militairistische geestelijken een Amerikaansch predikant te hooren beweren, dat de Amerikaansche kerk een kracht was, die zeer moeilijk loskomt, maar, wanneer dat gebeurt, dan ook geweldige prestaties verricht.

Moet ik nog duidelijker maken, waarom dit voor mij een geruststelling was ? Ik vestig even Uw aandacht op de electrificatie, den Z.-Bevelandschen locaalspoorweg, de Schouwsche waterleiding, etc. - en men zal het met mij eens zijn, dat er heel wat voor noodig is om de Zeeuwen tot een daadwerkelijke uitvoering van een plan te krijgen, waarvan toch ieder het nut heel goed inziet.

Het was dus een geruststelling, dit van elders te hooren bevestigen, en ik vestig er speciaal de aandacht op, omdat Zeeland dit jaar een krachtige getuigenis heeft gegeven van het feit, dat de eenmaal ontwikkelde kracht tot groote dingen in staat is. Ik heb hier 't oog op verschillende wetenschappen, die zich in den laatsten tijd in een toenemende belangstelling van 't Zeeuwsche publiek mogen verheugen, n.l. de historie, archeologie, dialectiologie, folklorie, enz. Een toenemende belangstelling. Want belangstelling is er altijd geweest. Wij behoeven den naam van het Zeeuwsch Genootschap maar neer te schrijven, om in herinnering te brengen, hoe deze belangstelling zich reeds lange jaren heeft gericht. Dit genootschap heeft, buiten het wetenschappelijk werk, dat door zijn leden is verricht, nog een grooter werk tot stand gebracht, waarvan de resultaten zich nu eerst gaan vertoonen : het heeft den Zeeuwen geleerd belang te stellen in alles wat de historie van hun gewest betreft. Zoo is dan ook het ontstaan van vereenigingen naast het Zeeuwsch Genootschap niet anders te zien dan als het resultaat van de door dit lichaam gevoerde propaganda. En vele vereenigingen zijn dit jaar reeds ontstaan. Het zijn de Oudh. kring "De vier Ambachten" te Hulst; de Oudh. Ver. "De Bevelanden" te Goes; de Oudh. kring "Schouwen en Duiveland" te Zierikzee, en de Zeeuwsche Ver. voor Dialectonderzoek, welke haar leden in geheel Zeeland en ook daarbuiten telt.

Zooals reeds gezegd, het bijna gelijktijdig ontstaan van deze vereenigingen is geen toeval. De algemeene belangstelling in dit vereenigingswerk is gewekt; men heeft het ijzer gesmeed toen het heet was, en de resultaten zullen in de naaste toekomst blijken. Het spreekt wel vanzelf, dat het ontstaan van eilandkringen een groote schrede voorwaarts beteekent in de ontwikkelingsgeschiedenis van onze provincie. De geografische gesteldheid wijst in deze richting ; er zal meer intens kunnen worden gewerkt ; terwijl de onderlinge samenwerking en vooral die met het Zeeuwsch Genootschap een garantie voor de toekomst zal vormen ; Zeeland is intellectueel georganiseerd.

Maar ook is het duidelijk, dat dit werk door alle Zeeuwen gesteund moet worden. Men kan dit doen, door lid of donateur te worden van een dezer bovengenoemde vereenigingen. En hoewel dit feitelijk niet meer dan de plicht is van elken Zeeuw, die voor zijn gewest voelt, hopen deze vereenigingen ook van hun kant in de toekomst een tegenprestatie te geven. In een gecombineerde vergadering, in Juli te Goes gehouden, is namelijk een commissie benoemd, die de mogelijkheid zou onderzoeken van de oprichting van een orgaan, dat het vereenigingswerk zal publiceeren.

Het ontwerp van deze commissie is reeds in behandeling bij de verschillende vereenigingen en er bestaat alle kans, dat binnenkort een tijdschrift zal verschijnen, dat ongetwijfeld den naam van ons gewest ten goede zal komen en voor de Zeeuwen een betrouwbare inlichtingsbron zal vormen.

Zoo is dan in Zeeland eindelijk een groote kracht in werking gekomen, die de onderlinge band tusschen de Zeeuwen zal kunnen versterken, en dit ook ongetwijfeld zal doen, wanneer een algemeene medewerking het resultaat zal zijn van dit loffelijk initiatief.

Versje van een tienjarige dichteres.

Het onderstaande versje is geschreven door de 10-jarige Johanna Constantina Cleve, dochter van den geneesheer J. D. M. Cleve en Vrouwe de Stoppelaar. Reeds op haar 7de jaar maakte zij verzen. Geboren 4 Dec. 1802, overleed zij te Leiden den 14 Februari 1822. Zij heeft twee bundeltjes verzen nagelaten: Jeugdige dichtproeven, 1813, en Lentebloemen, 1917. Het hier medegedeelde versje heeft tot strekking te wijzen op het groote genot, dat het buitenleven verschaft in tegenstelling met het minderwaardige van de kermispret. De buitenplaats Het Park, waar Constantia bij de familie Waterlander logeerde, ligt op het terrein van het vroegere overbosch van het kasteel van West-Souburg, waar eens Marnix van St. Aldegonde heeft gewoond. De voorgevel is vernieuwd, de achtergevel en het inwendige van het huis vertoonen nog den vroegeren bouw. Nadat de plaats in bezit is geweest van de familie Paspoort, kwam het in eigendom aan de fam. Fak Brouwer. Thans behoort Het Park aan Mevr. de Wed. P. Fak Brouwer-Ogterop. Vóór eenige jaren trof men er nog een fraai geschilderd schoorsteenstuk in aan, een jacht voorstellende.

Aardig is het te vernemen, dat op een halsband van een der honden den naam van den toenmaligen eigenaar van het buiten "Waterlander" geschilderd stond ! Het fraaie tafereel, waarvan een gelijke voorstelling voorkomt in het kasteel Mooiland bij Kleef, zal wel het werk zijn geweest van den bekenden vogelschilder Aart Schouman, 1716-1792, die in Middelburg vele wand- en schoorsteenstukken, helaas voor het meerendeel verdwenen, heeft vervaardigd.

Ter gedachtenis aan mijne Zeeuwsche vrienden voor

het gul onthaal aldaar genoten.

Kom, Zangster, zoudt ge niet eens zingen,

Op Middelburg's bevolkten wal ?

Ja, stem de snaren van het speeltuig,

Zing 't kermisfeest en 't vreugdgeschal

Kom wandel eens door al de kramen,

Lees op elk aangezigt de vreugd :

Ei, hoor daar ginds Paljas eens zingen,

Omringd van heel de Zeeuwsche jeugd.

Hoor dáár weer 't Jodenvolkje roepen

"Tien stuivers 't pondje mang'len maar!"

Ginds schreeuwt een wijf in 't broederskraampje,

"Komt dames, eet wat ! zij zijn gaar !"

Hoe krielt de markt van jonge lieden,

Men spoedt om strijd naar 't kermisfeest,

Dáár denkt men ware vreugd te vinden,

Hoezeer ze er nimmer is geweest ! -

Neen zangster ! Zoek haar niet in steden,

Neen, zoek haar in geen kermisfeest ! -

Op 't eenzaam land is hare woning,

Ze ontvlugt de stad het allermeest,

O ja, gij vindt de ware vreugde

Op 't heerlijk Park, zoo bloeijend schoon,

Dáár heeft zij trouwe en ed'le vrienden,

Dáár sticht zij zich een' groenen troon,

Kom, zangster ! ga eens door de dreven,

Zeg, vindt ge dáár de vreugde niet ?

Ja, ze is er bij den held'ren vijver

Ge hoort ze in Filomeele's lied,

Ge vindt ze op ieder zodenbankje,

Ge ziet ze in gindsche rozenlaan ;

In Waterlanders (1) gulle braafheid

Lacht u de vreugde vriendelijk aan.

Leg dan de vreugd van 't buitenleven

En die der kermis op de schaal ;

En zie dan of die eerste vreugde

Niet lager dan de laatste daal' ? -

Mijn Vrienden ! 'k dank U voor de vreugde,

Die gij mij schonk op 't heerlijk land ;

Ik nam ze met mij in de muren

En dáár ook leidde mij haar hand, -

Wilt me altijd uwe vriendschap schenken,

'k Zal dankbaar ook aan U gedenken !

Oogstmaand 1813.

Medegedeeld door M. d. M.

 

1) De heer Waterlander was vermoedelijk wijnhandelaar, met wien de heer Mr. G. N. de Stoppelaar zich later associeerde onder de firma Waterlander en De Stoppelaar.

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat de paratyphus te Middelburg thans geheel geweken is. De aanbevolen voorzorgsmaatregelen behoeven niet langer getroffen te worden.

- dat de vorige week het klooster te Rilland-Bath 25 jaren bestond. Ter gelegenheid van dit jubileum is een receptie gehouden, die druk bezocht was.

- dat de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in Zuid- en Noord-Beveland aan de gemeenteraden een verzoek om subsidie heeft gezonden. We hopen dat alle dorpen een sommetje voor deze nuttige vereeniging ter zijde zullen leggen.

- dat tusschen Middelburg en Vlissingen ter hoogte van het vliegveld een autobus van den dienst Wolphaartsdijksche Veer-Vlissingen in vlammen opging. Den volgenden dag reed dezelfde bestuurder op den Sloe-dam een Belgisch motorrijwiel met duo aan. Pechweek.

- dat Minister Kan morgen een bezoek zal brengen aan de Oranjezon, waar hij de werken gaat bezichtigen, die door Middelburg in werkverschaffing worden uitgevoerd.

- dat in Sluis een dierenbeul aan het werk is geweest. De eigenaar van een aantal eenden bemerkte op zekeren morgen dat verschillende zijner dieren vreeselijk toegetakeld waren. Zoo was één eendenhals van den kop tot aan den romp van de huid ontdaan.

- dat circa 2500 betalende bezoekers de boerenringrijderij te Middelburg bijwoonden. Voor V. V. V. in de hoofdstad een mooi succes.

- dat men nog druk in onderhandeling is over verbetering van den weg tusschen Scherpenisse en Stavenisse. Hopenlijk worden de gemeenten het over de kosten eens.

- dat in Terneuzen een tweeling het levenslicht zag. De kinderen kregen van de ouders de namen Wilhelmina en Hendrik. Deze daad werd door de Koningin met een bankje van 25 gulden beloond.

- dat bij een huiselijk feestje in Schoondijke een lampion in brand geraakte. Juist toen de gordijnen en andere voorwerpen in de kamer aanstalten maakten om het voorbeeld te volgen, kon men ingrijpen. De materieele schade was evenwel aanzienlijk.

- dat Zaterdag j.l. in Hansweert zwemwedstrijden gehouden zijn. Mej. Braun, Olympisch Kampioene, gaf een zwemdemonstratie, die zeer de aandacht trok. Circa 5000 menschen waren van het natte feest getuige, ook ma Braun. Pa is niet gesignaleerd.

- dat Kattendijke zich een nieuw torenuurwerk heeft laten aanmeten. Misschien inspireert het den Kattendijksche raadsleden tot verdraagzaamheid. Nietwaar, een mooi klokgeluid stemt tot vrede.

- dat de afdeeling Goes van den bijzonderen vrijwilligen landstorm van de burgerij een vaandel heeft gekregen. 31 Augustus is het aan het corps overgedragen.

- dat 1500 Zeeuwsche leden van den bijz. vrijwilligen landstorm zich deze maand naar Den Haag opmaken voor de landstorm-meeting.

- dat er in Renesse nog raadsleden wonen die de waterleiding als een luxe beschouwen.

- dat de heer P. J. Okkerse, die de vorige week 46 jaren onderwijzer te Bruinisse was, zijn functie neerlegde.

- dat het Grand Hotel te Middelburg logies verleende aan den hertog van Guise, troonpretendent van Frankrijk.

- dat vele inwoners van Walcheren zich Zaterdag een stijven hals hebben gestaard naar het vliegtuig dat een bier-reclame in de lucht screef.

- dat 7 rustende landbouwers van den Noordweg te St. Laurens en 1 actief onderwijzer uit Middelburg dezer dagen op bloote voeten een tocht maakten van het stoomgemaal "de Piet" naar het z.g, "Plaatje", dus over verdronken land. Volgens de wandelaars was het een heele prestatie.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

29 Aug. - Me vandaag begeven op het terrein der speculatie ; een gebied, dat ik tot nu toe nimmer betrad. Niet zonder huivering deze schrede gezet, want nog altijd klinken in m'n ooren de woorden, die mijn suikeroom, toen hij in de rubber alles verloren had, me toefluisterde: "Philemon, gok nooit m'n jongen. Dingen die ze aanbieden, daar is om 't even niets aan te verdienen en dingen waar iets aan te verdienen is, die bieden ze niet aan." Maar de tip, die ik heden kreeg, was zoo prachtig, dat ik, met het oog op mijn gezin, verplicht was er gebruik van te maken. Toen de barbier mij onder het mes had, vertelde hij, dat volgens de laatste berichten, alle Grieken de koorts hadden, waarop bankier Telkramp zich ontvallen liet, dat de kinine dan wel enorm in prijs zou stijgen. Heb daarop bij alle drogisten en apothekers ter plaatse een dosis van dit poeder ingeslagen, Ja, ja : voorzichtig als de duiven, maar listig als de slangen, is tegenwoordig het parool.

30 Aug. "Heb je dat gelezen", zeg ik vanmorgen tegen Liesbeth, "dat Palestina zoo geteisterd wordt door droogte en dit is nu nog wel het land, dat eertijds overvloeide van melk en honing."

Liesbeth is helaas ongevoelig voor dramatiek. "Ons tuintje is ook droog", zei ze.

Ben daarop naar Mr. Mierick van Peuteren geloopen om zijn tuinslang te halen. Nauwelijks met sproeien begonnen of ik voel het motregenen op mijn hoofd. Slang afgeschroefd en naar binnen gegaan. Inmiddels weer droog geworden. Ten tweeden male met sproeien begonnen en nu stortbuitje opgevangen, dat ophield toen ik de waterleiding afgezet had. Zoo tot vier keeren gezwoegd. Wilde reeds met pechvogel betitelen, toen Wybo me er opmerkzaam op maakte, dat de tuinslang lekte onder het sproeien. Zoo kunnen de eenvoudigste zaken tot mysteries worden.

31 Aug. - Ontwaakt bij en door carillonmuziek. Interessante toonkunst ; net zoo iets als 'n kruiswoorden, raadsel in notenschrift. Ik heb eens 'n verre neef gehad, die zoo'n muzikaal gehoor had, dat hij met eenige moeite raden kon, wat de beiaardier bedoelde. De arme jongen is jeugdig gestorven. Dat komt meer voor bij wonderkinderen.

Met eenige moeite de nationale driekleur aan den gevel bevestigd. Sientje hield mij, en 'n voorbijganger z'n hart vast. Des avonds concert op de Markt aangehoord. Klap met den gummistok gekregen omdat menschen, die achteraan stonden me opduwden. Ze moeten noodig zeggen, dat de politie vooraanstaande personen ontziet.

1 Sept. Heel de stad is in rep en roer. Mijnheer Kruimelkees, een 45-jarige vrijgezel, die een zeer ondergeschikte betrekking op Telkramps bank heeft en voor 'n oortje bij zijn zuster thuis ligt, trok de fl 50.000 uit een loterij. De held van den dag werd hij er door. 't Loopt storm bij hem van menschen, die voor een en ander geld noodig hebben en de stakker durft niemand iets te weigeren. Zijn zwager heeft volgens de geruchten een auto van hem losgekregen, zijn zuster een nieuw ameublement en zijn neven motorfietsen en radiotoestellen. Maandag kan hij 't geld bij den loterij-agent halen ; een goudregen zal zich uitstorten over onze stad.

2 Sept. - Ben bij den heer Kruimelkees op bezoek geweest. 't Kostte veel moeite om toegang te krijgen, doch aanhoudende won ik. Wat 'n goedig kereltje en zóó bedeesd. Ik had hem nauwelijks gesproken ever mijn gezondheidstoestand, die dringend een reisje naar de Riviera noodig had, of hij knikte reeds toestemmend. Morgen kan ik het geld komen halen. 't Kon hem niet schelen wat ik verlangde ; de rest van zijn geld droeg hij toch op dringend verzoek aan zijn zuster over. Heel den verderen dag mijn vrienden afgeloopen om mijn buitenkansje mee te deelen. De postdirecteur, griffier Dorias en Krimp zijn ook naar Kruimelkees gegaan.

3 Sept. - Heel den morgen in een zenuwachtige gesteltenis rond geloopen. Liesbeth mokte over mijn meevallertje. Na rijpe overwegingen besloten om 2 á 3000 gulden in ontvangst te nemen. In zuinigheid reizen is niets gedaan, zegt men. Vanmiddag naar Kruimelkees gegaan. De straat stond verstopt. Paniekstemming, Van een verpleegster, die Kruimelkees' zuster bijgebracht had, vernam ik, dat de bedrieger wel zijn geld had geind, maar zonder achterlating van adres vertrokken was.

4 Sept. - Op de soos heerscht na de krach van gisteren een begrafenisstemming. 't Gesprek vlotte pas na het derde bittertje, teen Breeduitstra begon over den veredelenden invloed van de politiek. Daar heb je bijvoorbeeld het Kamerlid Braat. Voor 'n paar jaren gold hij alleen als de man met den Hekelingschen stier, en thans verkeert hij reeds ridderlijk met den Nederlandschen Leeuw.

 

 

PRIKKELDRAAD

Zoo nu en dan zijn we nog wel eens in de gelegenheid op te merken, dat er vele kilometers weg tusschen Zeeland en den Haag liggen. O. a. getrouw ieder jaar op 30 Augustus te omstreeks 8 uur als de avondbladen in de bus vallen. Op dien avond zijn de kolommen der couranten gevuld met de resultaten van den linten-regen, die steeds aan den verjaardag der Koningin voor gaan. Zoo ook dit jaar. Vele, vele namen en bijna niet te tellen onderscheidingen. Het is geen prettige bezigheid in den regen te oogsten, doch de regen hier bedoeld maakt een uitzondering en ik wijd me dan ook steeds enkele uren vol plichtsbetrachting aan de taak om de in Zeeland gedaalde druppels aan een nader onderzoek te onderwerpen en het aantal Zeeuwsche lintjes te vergelijken met de elders neergekomene. Zoo is het me de vorige week opnieuw opgevallen dat slechts weinige knoopsgaten van Zeeuwsche colbertjes en gekleede jassen gevuld zijn geworden. De meeste druppels konden het aantal K.M. tusschen de residentie en de Zeeuwsche grenzen niet halen en bereikten elders den beganen grond. Men denke dus niet dat het kleine aantal Zeeuwsche ridders verband houdt met het gebrek aan flinke en iets presteerende mannen en vrouwen in onze provincie. Het is afhankelijk van den langen afstand en van de zware Zeeuwsche lucht.

Tenminste, dat komt mij zoo voor. Of denkt U er wellicht anders over ?

Gelukkig is het evenwel, dat de Zeeuw niet naar een decoratie verlangt en dat bij er - men informeere maar eens bij alle niet geridderden - rustig over kan glimlachen. Tenminste zoolang het Lot hem nog niet gunstig was. Is het knoopsgat gevuld, dan gaat men anders oordeelen.

TREFFERS EN POEDELS

MET KELLOGG-PACT.

Vrede op aarde ?

Mogen wij het nu gelooven,

kunnen wij er thans op aan,

dat na bijna twee mille jaren

wereldvrede gaat bestaan ?

Kunnen wij eerbiedig buigen

voor dat stukje perkament,

moeten wij het hoofd ontblooten

voor dat vredesdocument ?

Diplomaten, sluwe praters,

is het thans geen wassen neus,

krijgen we nu echte vrede,

komt er nooit meer oorlog, heusch ?

Zijn de menschenslachterijen

nu voor eeuwig aan den kant,

worden onze lieve huisjes

niet verplet van hoogerhand ?

Officieele moordaanslagen

zijn die voortaan van de baan,

toe nou, lieve diplomaten,

kunnen we daar van op aan ?

Worden nooit meer Uw kanonnen

op ons warme lijf gericht,

hebt ge 't vuile woordje oorlog

uit Uw woordenboek gelicht ?

Dan, o goede diplomaten,

geeft ge, wat het menschdom vraagt,

fluistert men Uw naam met eerbied,

nu de vredesmorgen daagt.

Maar, geachte diplomaten,

als ge woord breekt op een dag,

spuwen wij op Uw papieren

met een schellen schaterlach.

WILLEM TELL II.