Ons Zeeland 1928, nummer 40

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De staking aan de "Schelde" geëindigd ; een deskundige over vieze melk ; hoe staat het met de waterleiding in Zeeuwsch Vlaanderen ?

Toen de rijksbemiddelaar voor de tweede maal een poging in het werk stelde om door middel van een samenkomst van werkgevers en afgevaardigden der arbeidersorganisaties het langdurige conflict aan de "Schelde" te doen beëindigen, ging al spoedig het gerucht, dat deze poging met succes bekroond zou worden. En dit gerucht is juist gebleken. Nadat de vorige week Donderdag de op Maandag ingeluide besprekingen waren voortgezet, kwam Vrijdag het telegram los : "De staking aan de Schelde is geëindigd ; reeds de volgende week zullen de werkzaamheden worden hervat".

Vooral in Vlissingen (doch ook wel in de andere Zeeuwsche plaatsen, waar de ernst van het werkconflict ter dege begrepen werd) is deze heugelijke tijding met vreugde begroet geworden. De arbeidersgezinnen wisten : "De inkomsten zullen weer ruimer en geregelder vloeien dan gedurende vele weken het geval was" ; de middenstanders zagen in de komende dagen hun omzetten weer stijgen, de in het geheel niet bij de staking betrokkene inwoner der Scheldestad verheugde zich over het weerkeeren der toch altijd bedreigde rust....

En zoo zouden we kunnen voortgaan. Genoeg zij het hier vast te leggen, dat ieder weldenkend Vlissinger en Zeeuw met een zucht van verlichting het einde der staking begroet heeft.

Alvorens dit einde aanbrak, hebben zoowel de werkgevers als de werknemers de portie water in hun wijn moeten doen, welke we beide Partijen al heel wat vroeger hadden willen zien schenken, maar.... ook daarover niet verder. Als eindelijk de resultaten bereikt zijn is het verkeerd de oude koetjes uit de sloot te halen.

Een gedeelte der geëischte loonsverhooging heeft de "Schelde" moeten toestaan. Deze verhooging bedraagt fl 20.000 in een jaar met dividend, wat alzoo neerkomt op gemiddeld f 10 per werkman per jaar of 20 cent per week, terwijl dit in een jaar zonder dividend nog geen fl 4 per jaar bedraagt.

Een geweldige druk op de financiën van de maatschappij zal een en ander wel niet te weeg brengen.

Na het beëindigen van het conflict gaan onwillekeurig de gedachten terug naar de 18 weken, waarin niet gewerkt werd. En dan moet ons van het hart een woord van waardeering jegens de houding der stakers en jegens de leiding, die in het bepalen van deze houding wel een groot aandeel zal hebben gehad. Enkele gevallen uitgezonderd is de staking bijna onwerkelijk rustig verloopen, zóó rustig als slechts in een bezadigd land als Zeeland mogelijk kan zijn. Wij zijn bij stakingen elders vroeger wel getuige geweest van andere gedragingen der werknemers en daarom kunnen we de houding der Schelde-mannen zoo waarachtig op prijs stellen.

Hulde dus aan de bezadigdheid, hulde ook aan de politie-mannen, die een zwaren tijd achter den rug hebben en met tact optraden, hulde ten slotte aan de vrouwen der stakers voor haar weinig opruiende geste (vrouwen spelen ook bij stakingen een zeer groote rol!)

Als dit nummer van de pers gaat, klinkt in Vlissingen weer het lied van den arbeid, een der mooiste liederen van onze eeuw.

x

De Keuringsdienst van waren heeft enkele maanden geleden een inspectie-tocht gehouden. Men herinnert zich dat deze inspectie vooral de melk betrof en verschillende verbalen inzake onzindelijke melk tengevolge had. De diverse kantonrechters in ons gewest kregen tal van onzindelijke melk-menschen voor zich en de straffen, die de overtreders tegen zich hoorden eischen, waren allesbehalve zuinig. Naar aanleiding hiervan schreven we toen een stukje, waarin we zegden ons te verheugen over den veldtocht van den Keuringsdienst. Enkele menschen, inzonderheid in landbouwkringen, waren over onze opmerkingen niet best te spreken, o. a. in het "Zeeuwsch Landbouwblad" niet, dat het voorstelde alsof de melkvee-houders ten onrechte zwart werden afgeteekend.

Thans lezen we in hetzelfde blad van den heer C. Zwagerman, rijkszuivelconsulent voor Zeeland, eenige mededeelingen, die bewijzen dat we niet te hard oordeelden.

Hij schrijft o. a.

Op een bedrijf waar we de koeien in de weide inspecteerden, vonden we in het land, in de volle zon, een des morgens gebruikten en niet gereinigden melkemmer. Er waren nog flink wat melkresten in, die reeds tot bederf overgingen. De slooten stonden droog, nergens in de buurt was water te ontdekken. Aangenomen moet worden, dat deze emmer langen tijd achtereen voor het melken gebruikt wordt, zonder behoorlijke reiniging. Alleen hierdoor is het reeds onmogelijk op zoo'n bedrijf fijne en duurzame boter te maken. Op bedrijven waar de koeien ver van huis loopen, komt deze handelwijze veel voor.

Het tweede geval betrof een bedrijf waar de boter zeer kort na de bereiding erg sterk werd. Ze was niet te genieten. Wat bleek bij nadere inspectie ?

De ontroomer stond 's middags om 4 uur nog zooals hij 's morgens na het ontroomen verlaten was. Zelfs water was er niet doorgespoeld. De bol zat vol met centrifugeslib (het vuil uit de melk) en met kleverige melkbestanddeelen, die al in ontbinding verkeerden. Hier was een der hoofdoorzaken voor de sterke boter. De versche melk wordt bij het centrifugeeren door een niet gereinigden ontroomer met allerlei schadelijke bacteriën besmet.

Die veroorzaken later de slechte smaakjes aan de boter".

Men kan uit het bovenstaande afleiden, dat een streng toezicht op de melkveehouders in onze streken lang niet overbodig is.

x

Met de Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding betert het nog niet. Men herinnert zich dat het vorige jaar onder de twintig gemeenten aan den overkant, aangesloten bij de N.V. Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding, (met vooralsnog geen water) een sterke strooming ontstond om de N.V. maar te ontbinden en om alles te laten zooals het was. Alvorens tot deze ontbinding over te gaan besloot men evenwel een commissie te benoemen, die tot taak had te onderzoeken in hoeverre het plan tot ontbinding der N.V. wenschelijk genoemd kan worden. Deze commissie heeft haar onderzoek beëindigd en de vorige week in een vergadering het rapport samengesteld, dat aan den raad van commissarissen zal worden voorgelegd. Of dit rapport voor of tegen de ontbinding der N.V. is, konden we niet te weten komen.

Spoedig zal dit evenwel bekend worden.

We hopen in het belang van de volksgezondheid in Zeeuwsch-Vlaanderen, dat de waterleiding niet van de baan geschoven zal worden en dat men eindelijk eens krachtig de zaak ter hand gaat nemen.

MET EEN BRUINISSER MOSSELBOOT

NAAR ANTWERPEN

door

J. DE RONDE.

"Een reisje mee gae maeke nae de stad ?"

Deze vraag werd mij gesteld, toen ik met een enorm Zeeuwsch brood, een z.g. vierponder onder mijn arm en gekleed in een blauwe schipperstrui en pantalon van dezelfde beginselen, mijn schreden richtte naar de haven van Bruinisse.

Een ander inboorling van Schouwen-Duiveland zou met de "stad bedoelen Zierikzee, doch voor een Bruinisser mosselkweeker bestaat er maar één stad en dat is Antwerpen. De stad -dus Antwerpen - vormt meestal een intregeerend deel der gesprekken van de stoere mosselschippers wanneer zij niet aan hun zwaren arbeid zijn. Zij hebben het dan over de groote potten bier, den prijs der mosselen, de tent en alles hetgeen zij gedurende de afgeloopen reis naar de stad meegemaakt hebben. Deze gesprekken zijn altijd zeer luimig van aard, waarschijnlijk beïnvloed door den bekenden Vlaamschen humor of de nawerking van de genoemde pottekens bier. Wanneer ik dan ook mijn vacantie in Bru doorbreng, luister ik altijd met bijzonder genoegen naar de kluchtverhalen over de stad. Geen wonder dus, dat ik van de gelegenheid om eens een reisje mee te maken naar Antwerpen, een gretig gebruik maakte en vandaar de vraag van den ouden schipper, die mij in de - voor mijn persoon ongewone schipperskleedij - naar de haven zag gaan.

Aan boord was alles reeds klaar voor 't vertrek. De vracht was reeds opgevangen, zooals men dit noemt en konden wij dus direct vertrekken.

Een 27 P.K. motor, vertrouwelijk door de bemanning aangeduid met den naam "meschientje", werd op gang. gebracht, de touwen los gemaakt en weldra tuften wij in het witte schuimspoor van een voorganger de haven uit. Vóór en achter ons zagen wij nog meer vaartuigen, bestemd voor de stad. Meest allen voorzien van een motor. Het mosselbedrijf staat ook in het teeken van den geest dezer eeuw. "As je geen metor in je vaertuug eit, dan kun je nie meer konkereere," was de meening van den schipper. Dit werd mij weldra duidelijk, want de enkele hoogaarzen, die nog met de zeilen naar Antwerpen voeren, lieten wij al gauw achter ons. De motor werd echter niet alleen gebruikt om vlug naar de stad te varen, doch hoofdzakelijk voor het korren der mosselen. Dit kan nu mechanisch gebeuren, hetgeen anders met de hand gedaan wordt, hetwelk veel krachtsinspanning en ook veel meer tijd vordert. Jammer genoeg hebben echter die motoren de welvaart der Bruinisser mosselkweekers en ook van de andere mosselkweekers in Zeeland, niet in de hand gewerkt. Als gevolg van de machinale werkwijze is de productie en dientengevolge den aanvoer der mosselen op de markt zóó groot geworden, dat het aanbod verre de vraag overtreft en aldus de prijzen zeer laag zijn geworden.

Na deze kleine materialistische uitweiding wil ik echter mijn reis vervolgen, welke begunstigd werd door het prachtige Septemberzonnetje, het goede getij en een Westelijk briesje, hetwelk benut werd om door middel van het zeil het meschientje wat te assisteeren. Om den hoek van het Nieuwlandje verloren wij de haven uit 't zicht en doemde links de watertoren van den Anna Jacoba Polder op, terwijl wij rechts aangegaapt werden door eenige herkauwende koeien, die aan het Nieuwlandje lagen en daar gekomen waren met blijkbaar geheel andere bedoelingen dan de Bruinisser jongelui, die gewoonlijk op mooie zomeravonden dezen dijk bevolken.

Het gestadig trillen, veroorzaakt door het meschienje, is nu niet bijzonder geschikt om iemand in een romantische stemming te brengen.... En toch.... Stel U voor, gij, die daar genoeglijk Uw kopje thee gebruikt, gezeten in Uw fauteuil, dat gij U bevond in mijn plaats op de stampende, puffende en steigerende mosselgaljoot. U zat dan - nog heel zacht - zooals ik, op het fokzeil, te staren naar de voorbijscherende meeuwtjes, die telkens met een plons onderduiken om met een spartelend slachtoffertje weer boven te komen. U zag de lange sleepkasten voorbijvaren, de zwarte rookpluimen der sleepbooten, de aken, de tjalken mitsgaders de andere vaartuigen gefabriceerd door de menschheid sinds zij voor 't eerst in een boomstam de wateren doorkliefden. Dit alles zou U ook, zoo niet in een romantische stemming, dan toch eenigszins aan 't mediteeren gebracht hebben, gelijk mij gebeurde. .. totdat Kees, de zoon van den schipper, plotseling met een oolijken lach op zijn bruin-blozend gezicht uit het luik van het vooronder opdook en mij een indrukwekkend groote kop thee offreerde.... De krijschende sterntjes en kokmeeuwen, de zeilen, rookpluimen en andere vergezichten verzonken in den damp der uitgestrekte zee thee, die zich ophield in de witte kom, royaal aangeboden door Kees. Werktuigelijk greep ik dit miniatuur theeoceaantje met beide handen vast en stamelde eenige woorden van dank voor een dergelijke gulhartigheid. De melk ontbrak weliswaar, doch dit werd vergoed door een dusdanige hoeveelheid suiker, dat ik de gedachte aan een mogelijk op te loopen suikerziekte niet van mij kon afzetten.... Zietdaar de romantiek aan boord van een mosselschuit. De schipper 's avonds in den maneschijn staande aan het roer en beide handen verwarmend aan zijn kolossale kom met koffie of thee, waarvan hij zoo nu en dan een hoeveelheid naar binnen slurpt.

Het schijnt een gewoonte van de schippers te zijn om veelvuldig deze drinkvaten te ledigen, althans men begon al toen wij nog maar pas in het Zijpe waren en toen wij het Keeten door waren moest Kees weer al nieuw theewater op gaan zetten.

Zoo'n reis, interessant, haast niet om te vergeten. De leuke Zeeuwsche opmerkingen van den schipper, de knecht en Kees. De blaren, die ik in mijn handen kreeg door, tot groot vermaak der bemanning, 't zeil op te trekken. De teervlekken op het zitvlak mijns pantalons.... Dit alles ligt mij nog versch in 't geheugen. De groene dijken, de bakens der mosselbanken, de tonnen, de gasboeien en dan de, in zonnepracht opdoemende torens van Ouwerkerk en Zierikzee, die weldra weer aan den eider verzonken om plaats te maken voor de sluizen van Wemeldinge. Wij voeren de mooie nieuwe sluis binnen, die nog niet lang geleden geopend is. Met veel andere vaartuigen werden wij vlug geschut om weer schielijk langs de groene boorden van het Kanaal door Zuid-Beveland te tuffen en om dan nog net de spoorbrug voor onzen neus te zien dichtdraaien.

"Verrekt noe motte me nog strieke", pruttelde Kees, die hiervoor de noodige instructies kreeg van den ouwe. Kees en Jaop de knecht maakten enkele blokken en touwen los en lieten de mast langzaam zakken, onderwijl de schipper aan het roer, de boot met vaste hand onder de spoorbrug doorstuurde. De volgende brug zou wel opendraaien, dus werd de mast weer stram in de houding gedraaid en de spullen in orde gebracht. De tocht door het kanaal biedt weinig afwisseling, daar het gezicht besloten wordt door de beide kanaaldijken, zoodat ik blijde was dat wij Hansweert bereikten, waar het met het vervullen der douaneformaliteiten wel een "stuitje" zou duren, meende Jaop. Zijn meening werd bewaarheid, want door het drukke scheepvaartverkeer tusschen Rotterdam en Antwerpen moeten hier heel wat vaartuigen in- en uitgeklaard worden.

De zon daalde reeds majestueus als een gloeiende schijf aan de Westerkim toen wij Hansweert verlieten en de Hont of Westerschelde opvoeren om nog rechtstreeks door te tuffen naar de stad. Van het zeil werd geen gebruik meer gemaakt, daar met het vallen van den avond de wind was gaan liggen.

Hongerig gemaakt door de zeelucht besloot ik een aanval te doen op mijn vierponder.

Een tafel behoort niet onder de accomodatie van een mosselboot, zoodat het snijden der boterhammen nog al eenige inspanning vereischte, doch door het brood krampachtig tusschen mijn knieën vast te houden gelukte het mij de benoodigde volumen af te snijden.

De schemering was gedaald en onderwijl mijn cigarettenkoker de ronde deed, vertelden Jaop en Kees van de stad, de mosselmeiden, het smokkelen in de Mobelisatie, hun harde werken en weinig hoopvolle vooruitzichten en dat ik blij mocht zijn geen mosselkweeker te wezen.

De avondstilte verhoogde het monotoom geronk van het meschientje en in de verte zagen wij in de vale schemering een zeeboot met de eb afzakken naar zee. Meerdere booten volgden, waaronder ook de Harwichboot. Dit schip, dat den passagiersdienst tusschen Antwerpen en Harwich onderhoudt, veroorzaakte een vervaarlijke deining, zoodat ik het raadzaam achtte om mij aan de mast vast te houden, daar ik, zooals Jaop en Kees, niet de beschikking heb over een stel flinke zeebeenen.

Het wordt zoo des avonds huiverig en vochtig op het water. Het dek, je kleeren, de touwen, alles wordt nat, maar daarbij komt de vervelende eentonigheid van 't duister hetwelk je alle uitzicht ontneemt. Zoo nu en dan in de verte eenige voorbijflitsende lichten. De schipper aan 't roer is aan 't neuriën. De opmerkingen van Jaop dat we nu 't Sas en dan weer 't Schaèr voorbij zijn interesseeren je niet, want je kunt je toch niet oriënteeren, Kees zat te knikkebollen op de reeling en ik dutte bijna in liggend op het fokzeil .... Soms klinkt een kort bevel van den schipper, die stuurt en waarvoor ik alle respect heb, want in 't donker moet ie uitsluitend op de gasboeien varen, maar hij versterkt zich voortdurend met het meergenoemde "kommetje nattigheid", waarvan ook de anderen rijkelijk gebruik maken.

Mijn neiging om naar de kooi te gaan werd echter teruggedreven door de opmerking van den schipper dat het beter was om an 't dek te bluven want mee die zeebooten môi in deze contrij altied oppasse. Ik bleef dus aan dek en vond het een welkome afwisseling toen wij het douanevaartuig te Lillo naderden om ons voor België te laten inklaren. "Gauw Kees, de kurkezak" , huilde opeens de schipper. Nog net bijtijds liet Kees de kurkezak tusschen den steven van ons vaartuig en den zijwand van het douanevaartuig vallen om stukken te voorkomen.

"Je mot bie die lui 'n bitje uutkieke", vertelde Kees me. "We ôa 't is 'n keer ad dat we d'r 'n gat in voere, in toen moste we onderd franc schae betaele. In toen we vrôme kwaeme uut de stad adde ze d'r een plankje van een rnargariekistje tegen e spiekerd...... " Zulke droge kluchthistorietjes worden herhaaldelijk door de mosselschippers opgedischt, vooral wanneer ze in de stemming zijn weten ze veel van die guitige herinneringen te vertellen.

De formaliteiten bij de Belgische douane namen weinig tijd in beslag en mijn Bewijs van Nederlanderschap hetwelk ik in angstvallige gereedheid had gehouden, behoefde geen dienst te doen. Er kwam zelfs niemand aan boord om het een en ander te visiteeren, ook op de terugreis niet. Dit was gedurende, en eenigen tijd na den oorlog anders, verhaalde mij de schipper. Dan werd alles onderzocht en als je pit most maeke was je nie gelukkig. Dit put maken bestond hieruit, dat dan de mosselschippers onder toezicht der beambten de lading mosselen zoodanig moesten verwerken, dat de, buitenhelling, d. i. de bodem van het vaartuig, bloot kwam om te laten zien dat er onder de mosselen geen smokkelwaar verborgen lag.

Nu kon echter vlug doorgedraaid worden naar de stad, waarvan dan ook eenige uren later de lichten reeds opdoemden uit de duisternis. Een mooi schouwspel bieden de vele groote en kleine lichten der zeeschepen, die aan de lange kaden gemeerd liggen. We vaarden langs de lange serie opslagloodsen der Red Star Line. In havens zooals Antwerpen en Rotterdam wordt altijd door, dag en nacht, gearbeid aan het laden en lossen. Door de nachtelijke stilte klonk het gerinkel der kettingen van de heen en weer draaiende kranen. Het geknars en gebons der, uit het ruim opgehaalde kisten en pakken en het geroezemoes van pratende en schreeuwende bootwerkers.

We hadden nu ongeveer zeven uur gedraaid vanaf Bruinisse naar Antwerpen. Een zeilboot doet dit met gunstigen wind en getij in circa 12 uur, wat echter bij tegenwerking dezer beide factoren vanzelfsprekend veel langer duurt.

De brug, die ons den toegang moest verleenen tot de binnenhaven, werd binnen het eerste uurke niet geopend, zei de brugwachter.

Ik vond het nu geraden om maar ter kooi te gaan, want voor een eventueele overvaring onzer arke door een van die machtige zeekasteelen bestond geen vrees meer. Jaop bracht, door het verstellen van eenige planken, de voor mij bestemde kooi in het vooronder in orde en terwijl de anderen nog opbleven om de boot in de binnenhaven te halen, overviel mij weldra een droomverwarring van mossels, krukels en kommen thee.

Ondanks de minder frissche sfeer in het voorondertje, waar wij met z'n vieren in sliepen, mocht ik een ongestoorde nachtrust genieten en werd zoo tegen acht uur den volgenden morgen gewekt door het luidruchtige havengedoe, waaraan Antwerpen zoo rijk is. Ik stak mij vlug in de kleeren en na mij, met behulp van de puts, gewasschen te hebben, nuttigde ik mijn ontbijt, hetgeen zonder de etiquette van gedekte tafel spoedig gebeurd was.

Onze boot lag aan haar eigenlijke lossingsplaats, de Waalsche Kaai. Rondom ons lagen nog veel meer mosselprauwen waarvan het grootste gedeelte afkomstig van Bruinisse.

Het lossen met de daaraan verbonden herrie der, ongearticuleerd schreeuwende, mosselmeiden, was reeds volop aan den gang. Het een en ander gaat betrekkelijk nog al vlug in zijn werking. Beneden in de last van het vaartuig scheppen de scheppers de manden vol, die dan weer door middel van een touw waaraan oen haak bevestigd is, met een ruk op de hooge kade geheschen worden. Op de kade worden de mosselen, die bestemd zijn voor de verzending naar Parijs en andere steden tot diep in Frankrijk, weer in zakken van 50 kilo inhoud gedaan. De grootste mosselen zijn echter bestemd voor de mosselmeiden. Deze komen met hun karretjes aangesjouwd en na geladen te zijn verdwijnen zij er ijlings mee naar de vischmarkt. Gedurende het lossen zijn de kwinkslagen der luchthartige Vlamingen niet van de lucht. Elke mosselschipper heeft een passende bijnaam. Daar waren 't Ballonneke, een dikbuikige schipper, 't Priesterke, iemand met een zeer bezadigd voorkomen, voorts den Kaoskop, den Scherpe, Lotteke Bas, enfin. allemaal hadden ze zoo'n bijnaampje,

Wanneer het lossen gebeurd is, wordt op 't kantoor van den mosselmerchand afgerekend en daarna een pint gepakt in de stammené. Een café wordt hier estaminet of kortweg stammené genoemd en menig potteke Bok wordt hier naar binnen gespoeld. De schippers hebben franken en zijn royaal en de Belgen, zoo lang ze nog niet op de voering krabben, geven er eentje weg bij elke gelegenheid. Loewies heit een borelingske van z'n wijf gehad en omdat 't een menneke is geeft ie 'n dubbel rondje en Albèr schenkt een potje nat omdat Ons Heer de zon zoo schoon laot schiene.... En zoo gaat het leutige Vlaamsche leven.

Het is wel leuk de mosselmeiden zoo eens gade te slaan in hun eigenlijk milieu op de vischmarkt. Met een rappe beweging openen zij de mosselschelpen om de visch (een mossel wordt ook visch genoemd) er uit te doen vallen. Het is bewonderenswaardig welk een vaardigheid deze vrouwen en ook de jonge meisjes hierin

bezitten.

De aldus van hun schelp ontdane mosselen worden dan per maat verkocht en menigmaal moest ik hooren; "Ahwel meneerke, hoeveul mossele mot ge hebbe ?" of ook wel . ,zult ge 'n schoonen visch meepakke. menneke ?"'

Naast het slachten van gezouten haringen, haaitjes, pijlstaarten en andere waterbewoners, leggen de visch-meiden ook een groote vakkennis aan den dag in het kijven. Dit laatste vormde voor mij een niet geringe attractie, hoewel den rad-dreigenden woordenstroom gewoonlijk voor het grootste gedeelte voor mij bargoensch was.

Naast de andere opmerkingswaardige dingen van Antwerpen, die eigenlijk buiten de lijnen van mijn relaas liggen, werd mijn aandacht herhaaldelijk getrokken door sommige obscure kroegjes in de havenwijken waar voor de ramen een gefrankeerde briefkaart hing, waarop : "Gevraagd deftige juffer voor het buffet." Zonder in nadere détails omtrent de deftige juffers te treden, vond ik het echter vreemd, dat men voor een dergelijke wijze van vraag en aanbod, porto of belasting moet betalen. Althans wanneer geen briefkaart gebruikt werd, was er een belastingzegel op de biljeten - ook die aan de muren en zuilen - geplakt.

Bij mijn tocht door de stad werd in "Het Steen", vroeger een gevangenis, doch thans ingericht als museum, mijn belangstelling nog getrokken door een bronzen statuette van den voormaligen Duitschen keizer, waar omheen eenige miniatuur kanonnetjes gegroepeerd met de inscriptie : "De grootste gek van Europa met zijn speelgoed". Een minder vleiende spreuk dus voor Wullum in Doorn, die intusschen meer vermaak schijnt gevonden te hebben in het ontleden van boomstammen.

Jammer voor mij, waren wij (ik bedoel de boot) reeds vroeg gelost, zoodat wij één uur in den namiddag de stad weer al verlieten. Nu kon ik echter de Schelde bij daglicht aanschouwen en constateerde dat zij met haar bedrijvigheid in geenerlei opzicht behoeft onder te doen voor Rotterdam. De "Belgenland", die wij voorbij vaarden en waarbij ons vaartuig vergeleken slechts een notedop scheen, wekte de lust bij mij op ook eens een van haar beroemde trips om de wereld mee te maken, waarvan echter bij gemis aan het noodige aardsche slijk wel niet veel komen zal.

Nu het vaartuig leeg was, tuften wij met een gezwind gangetje huistoe.

Onderweg haalden wij een, tegen den wind prangende (laveerende) zeilmakker in, die ons vroeg of ie 'n endje op mocht gooie. Hieraan werd gevolg gegeven en fungeerde ons vaartuig meteen als sleepboot. De schipper, die met ons meesleepen mocht, scheen nog al Bijbelvast te zijn. Hij betitelde althans ons als zijnde Barmharige Samaritanen, want zeide hij "'k Oad al an Piet van Arjaen e vroge of 'k 'n endje achter mocht ange me die oade geen tied dat was dus, net as uut de Biebelsche Geschiedenis, de Priester in de Schele Kees wilde ons oak nie meeneme dat was de Leviet, dus binne julder noe de Barmhartige Samaritaan.

Over 't algemeen is de Zeeuwsche mosselschipper echter breed van opvattingen, want hoewel eigenlijk allen concurrenten, gaan zij op den meest vriendschappelijken voet met elkaar om en een, met stilte of tegenwind worstelende zeilmakker, wordt, indien mogelijk, al gauw op sleeptouw genomen door den motorschipper.

Met het vallen der schemering tuften wij de sluizen te Wemeldinge weer al uit en was het 11 uur 's avonds toen wij in Bruinisse's haven binnen liepen. De reis met de mosselboot had mij zeer voldaan en omdat ik in dit korte bestek de steeds afwisselende perspectieven der Zeeuwsche en Belgische oevers niet kon omschrijven en evenmin het schoons hetwelk een stad als Antwerpen met een traditie der eeuwen u aanbiedt zoo moet ik een ieder aanraden eens te trachten een dergelijken tocht te maken. De Bruinisser mosselschipper neemt u met genoegen mee en as je brood soms op is, kun je nog wel 'n paer sneetjes van z'n eigen kantje kriege ôk.

 

TREFFERS EN POEDELS

Het einde van de staking te Vlissingen.

Vooruit nou weer, met vollen moed,

daar komt weer welvaart gloren,

daar gaan ze weer, na lange rust,

de gonzende motoren.

Daar gaan ze weer in lange rij,

de kleinen en de grooten,

de werkers van de Scheldestad,

de smeders van de booten.

Zoo gaat-ie goed, zoo moet-ie gaan,

het móest er toch van komen,

al veel te lang lag daar een schip

half af, verroest te droomen.

Al veel te lang lag daar de werf

vereenzaamd en verlaten,

't werd nu een zaak van groot gevaar,

men kreeg het in de gaten,

De zieke is weer uitgeziekt

Daar aan de Scheldeboorden,

hoog galmt zijn lied weer door de stad

in juichende accoorden.

Trekt tegen 't dreigend hongerspook

Gij werkers nu te velde,

houdt nou in stand die melodie,

dat levenslied der Schelde !

WILLEM TELL II.

NASCHRIFT.

"Trink, trink, Brüderlein trink,

lass doch die Sorgen in Ruh."

Ze reden in bussen en tremmen

naar kermis in Middelburg heen

heel Vlissingen was aan het fuiven

door 't staken der staking alleen.

Daar kwamen de Vlissingsche horden

met vrouwen en meisjes er bij,

de steppende stoppende stakers,

ze vrijden weer vroolijk en vrij.

Ze gingen met lachende oogen

het kermisgewoel tegemoet,

verheugd, dat de herrie nu uit was,

verlucht was hun zware gemoed.

Ze dronken weer vroolijk hun biertje,

ze stepten weer vroolijk hun step,

voor hun overkropte gemoed was

de kermis een veiligheidsklep.

Aan alles komt nu eenmaal een einde,

ook kermispret duurt niet te lang :

op sluitingsuur kwam de politie

lankmoedig, met teederen drang ....

WILLEM TELL II.

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vind u het interessant, te hooren

- dat de Minister van Binnenlandsche Zaken een regeling ontworpen heeft voor het visschen van mosselzaad in de Zuiderzee door Zeeuwsche mosselvisschers. Het visschen en de distributie van het zaad zal door den Bond van Zeeuwsche Mosselkweekers worden geregeld.

- dat de Minister van Waterstaat Woensdag 10 October de brug over de Eendracht zal openen. De Koningin is verhinderd de plechtigheid bij te wonen.

- dat op het jaagpad tusschen Middelburg en Vlissingen een motorrijder strandde op een trapfietser. De eerste werd vrij ernstig gewond. Oorzaak der aanrijding : niet goed uitwijken van twee leden van het schoone geslacht.

- dat de eerste suikerbieten de reis van het land naar de fabriek reeds achter den rug hebben.

- dat in Clinge een weduwe is aangehouden die vermoedelijk haar woning in brand heeft gestoken. De beste meubelen stonden n.l. na den brand veilig in een schuurtje.

- dat de weg Middelburg-Arnemuiden eenige dagen onveilig is gemaakt door een individu dat het met de eerbaarheid zoo nauw niet nam. De politie heeft het viezertje nog niet gearresteerd.

- dat de vorige week Donderdag nog 476 Belgische badgasten een bezoek aan Middelburg brachten. Late zomergeneugten !

- dat de melkproductie in onze provincie in Augustus 5 à 10 pct. beneden normaal was.

- dat in Middelburg opnieuw paratyphus werd geconstateerd. Men denke aan de veiligheidsmaatregelen!

- dat 1650 leden van den bijz. vrijwilligen landstorm uit Zeeland deel namen aan den landstormdag in Den Haag.

- dat de onderhandelingen over de grensscheiding tusschen Sas van Gent en Westdorpe op aandringen van Ged. Staten weer hervat zijn.

- dat te 's-Heerenhoek een jongetje naar de Zigeuners stond te kijken. Het knaapje werd door een vrachtauto gegrepen en onder de oogen van den vader dood gereden.

- dat het meer dan miserabele fietspad tusschen Breskens en Eede het volgend jaar geheel geasfalteerd zal worden. Wéér een goede weg voor Zeeuwsch-Vlaanderen (hm).

- dat het water in de gracht te Kerkwerve, dat volgens een raadslid daar ter plaatse door mensch en dier wordt gebruikt, sterk verontreinigd is door eenden. Frisch.

- dat in, Ierseke bij het ploegen op het land een portemonnaie met fl 30.- gevonden is, die 8 jaar geleden door iemand verloren werd.

- dat in dezelfde plaats de verzending van mosselen naar Duitschland een aanvang heeft genomen.

- dat inVlissingen in het afgeloopen seizoen 52.124 zeebaden zijn gebruikt. Het grootste aantal op 1 dag bedroeg 1200.

- dat voor den nieuwen cursus der landbouwhuishoudschool te Zierikzee 36 leerlingen zijn ingeschreven. Het jaar te voren 23.

- dat de gemeenteraad van Goes besloten heeft tot de invoering van een vloekverbod. Toch wordt er in het Zuid-Bevelandsche stadje niet overdreven met krachttermen gewerkt.

- dat benoemd is tot burgemeester der gemeente Nieuw- en St. Joosland de heer G. W. E. D. baron thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg te Middelburg.

- dat Zondag, ter hoogte van Vlissingen, het Belgische stoomschip "Yser", tengevolge van een ontploffing in de lading chrysoliet, in brand geraakte. Het schip werd naar Vlissingen gesleept, en daar gelukte het de vlammen te dooven.

- dat de laatste Kermisdag te Middelburg goed weer had en veel bezoekers, vooral van buiten, trok. Het aloude vermaak is nog niet zoo dicht bij den dood als sommigen wel meenen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........ Adieu ........

 

 

SCHOUWSCHE VERZEN

Ochen op de stolpe.

In 't laege land

Dae' lêgge nog stolpen,

Mit d'r riête dekken,

As ruge beêsten achter d'r 'ekkens.

't Woon'uus lei oôk onder 't dek van de schure:

Mênschen in dieren as goeie buren!

Achter tweê raempjes

Lei d'eêne groôte kaemer,

Eéne lange taefel mit zeildoek,

In stoelen d'r lengst - in op 't ende den Boek.

Strak, bie 't eten, lees Kees of Jewan of Merien

'n Psallemtje van Daovid vo' den Opperzangmeêster -

misschien!

Om acht ure s'ochens

Komme z'aomae 'ete,

De jongers in de meisen,

In boezeroen in baeleschorten.

Zo van d'r werrek komme ze langsaem binne

Den oûwen die zeit: As julder stille bin, ku'm'n beginne!

Ie 'oûw z'n pette vo' z'n oôgen

In z'n bidden dreunt deu' de kaemer:

"Mênschliêvenden God,

Uwen naêm zij geloofd,

Da' G'ons mit deze liefdegaeven wil voede,

Voed oôk onze ziêlen.. "

As 'n "aam" ei 'ezeid, vaole z'an op de stikken

In stilletjes zitte z'aomaele te bikken ....

Za knâuwe d'r eten gauw:

Broôd mi' butter, mi' spek of mi' woste.

Wan ze motte weer an 't wêrrek:

De meisen an 't kaernen, de jongens mit de paeren!

Zomer of winter, gin tied è ze toch.

D'n oûwen ei duiten, ma' nog nie genog!

Nae 't eten bluuf de vroûwe

Nog even zitte bie de schoûwe,

Mit d'r 'anden in d'r schorte.

Ze dienkt an 't woord van den Boek:

Beter êrremoe in 'uus dan de vloek

Van den twist. In die is ter wè' nooit!

Ma' van leut, dienk ze bie d'r eige, is ter oôk nooit gin spraeke.

Aolles gae wè goed, ma' 't binne aoltied ma' zaeken ....

In zuchtend stae z'op: d'aerpels vo' twaolef ure,

Die mo' ze noe gae schêlle. in 't kot bie de schure.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

26 Sept. - "Schraaltjes," zei de melkboer vanmorgen tegen mij. "Zoo, zoo !" antwoordde ik verstrooid, met de macht der gewoonte scherp op zijn metende handen lettend.

"Neen," ik bedoel 't weer," verduidelijkte hij.

Ja, buitengewone dagen, beginnen altijd vreemd. Daar las ik me vanmorgen in mijn avondblad, dat de Koningin tijdens een audiëntie aan ds. Kersten gevraagd heeft, hoe hij de Nenijto te Rotterdam vond.

't Was of ik door den grond zonk.

Een koningin van Nederland, die een grapje maakt over een grappig onderwerp ! O, pijn voelde ik tot in de diepten van mijn diepste innerlijk.

Nu moet de monarchie wel wankelen in de harten van de getrouwe landgenooten.

Een oolijk woord in een vorstelijken mond ! Het is verschrikkelijk.

Als een schim ben ik vandaag door mijn huis en langs de straten geloopen, telkens iets erg, iets vreeselijks verwachtende.

En nog, nu 't avond is en ik mij neergezet heb om te schrijven, is het mij zoo vreemd te moede.

Zal blij zijn wanneer de nacht om is.

27 Sept. - Er is toch niets bijzonders gebeurd vannacht. Vandaag haal ik wat vrijer adem. Voor 't eerst heete groc gedronken in "Het varken met 't fluitje". Van Breeduitstra vernomen dat de Volkenbondsvergadering heden haastig verdaagd is. De debatten over den wereldvrede en de ontwapening werden haastig afgebroken. Er begonnen ook zooveel kruithuizen en arsenalen in de lucht te springen, dat men werkelijk mocht spreken van wanklanken, die de benoodigde harmonie wredelijk verstoorden.

Thuis lichte onaangenaamheid. Liesbeth deelde mij mee, dat ze een stuk taart vermiste uit de kast nadat ze Jossie even alleen in de kamer had gelaten.

Dadelijk den jongen schelm bij mij geroepen en hem ernstig toegevoegd: Jossie, er waren straks twee punten taart in de kast en nu is er nog maar één; doe je familie geen oneer aan en vertel me hoe dat komt.

"Ik weet 't niet," bekende de zondaar spijtig, "het was zóó donker, dat ik zeker het andere stuk niet heb gezien."

Wat moet je daarop nu zeggen ?

28 Sept. - Ik 'heb steeds neiging om inplaats van September, October in mijn journaal te schrijven. Ik huiver af en toe. Liesbeth zegt, dat wanneer je werkt, je ook geen hinder hebt van de kou, maar ik heb het nooit op paardenmiddelen begrepen gehad. Vandaag mij verdienstelijk gemaakt, door voor Krimp van Dulmen die met zijn pootje zat, op een vendu een staartklok te koopen. Het ding was echter zoo oud, dat het niet met een handwagen vervoerd kon worden. Teneinde raad liet ik het op mijn rug gespen, wat een flauwe grappenmaker deed zeggen: dat ik toch beter een polshorloge had kunnen koopen. Ik heb er niet om gelachen. Wat denken ze wel !

29 Sept. - Vanmorgen vertelde Sientje tegen me, dat de staking in Vlissingen geëindigd was, "en we hebben 't gewonnen." voegde ze er bij, als werkend lid van den werkenden stand. Ik trok juist m'n schoenen aan om 't aan de vrienden mede te deelen, toen Wybo binnenstapte. Hij wilde uit de korte broek en smeekte om een Charlestonmodel. Heb hem er op gewezen, dat hij te schraal was en te veel van gezelligheid hield om aan de eenzaamheid te wennen in zoo'n enorme laken-hal. Al mijn vrienden hebben ze, openbaarde hij. Jongen, zei ik, de kleeren maken den man niet, durf je zelf te zijn. "Dan kan ik net zoo goed in vodden loopen," klonk 't protest. "Jongen," zei ik, "dat gaat niet, want kleeren maken den man." Hij is kwaad weggeloopen. Wat 'n zorg krijg je, wanneer de kinderen grooter worden.

30 Sept. - Fietstochtje gemaakt naar Grijpskerke. Had van Mierick van Peuteren gehoord dat er een spookhuis was. Na eenige informatiën werden we terecht geholpen. De bewoners deelden ons griezelige bijzonderheden mede. Wie 't spook eigenlijk was, konden ze ons niet vertellen, maar de dorpskastelein was de meening toegedaan dat de vorige bewoner, een rentenier uit den boerenstand, tijdens zijn leven in die woning een kwartje had verloren tusschen de reten van den vloer. Dat leek ons een bevredigende oplossing.

1 October. -Heb heden de rest van mijn personeele belasting betaald. Veertig goede gave en moeizaam bespaarde guldens neergeteld en je krijgt er nog geen vriendelijk gezicht voor van, die bullebakkige fiscusdienstbaren. Laatst las ik in een degelijk en duur boek, dat wilde volksstammen géén belasting betalen, maar ik snap niet wat hen dan wild maakt.

2 October. - Wachtende bij den kapper las ik in "Auto-sport" dat de tijd nadert waarop de auto onder het bereik van iedereen zal zijn. Het is zeker nog niet mooi genoeg, dat thans iedereen onder het bereik van een auto is !

Vanavond gezellige uurtjes in de soos doorgebracht. Liesbeth ergert zich er niet meer aan, hoewel ze lid werd van den bond tegen uithuizigheid. De bond is hier namelijk zoo actief, dat hij iederen avond een vergadering uitschrijft. Leve zoo'n organisatie !

 

PRIKKELDRAAD

Toen de gemeenteraad van de brave stede Goes dezer dagen het besluit nam om zooveel mogelijk eenieder, die vloekend langs de wegen of door de straten gaat, in het verbaal-boekje der ganzestad-politie-dienaren te slingeren, deed het college m. i. slechts half werk. Er was n.l. niet gedacht aan de vreemdelingen, die vooral gedurende de zomermaanden in de hoofdplaats van Z.-Beveland voor enkele uren komen passagieren. Hoe zal de Goesche overheid de touristen in het komende jaar duidelijk maken dat zij zich volgens de Goesche opvattingen van wellevendheid te gedragen hebben, willen ze niet met den kantonrechter in aanraking komen ?

Ja, kijkt u maar niet zoo vreemd, want ik overdrijf ditmaal niet.

Moeten er op de toegangswegen tot de stad groote borden komen, waarop in de drie gangbare talen en in het Nederlandsch wordt medegedeeld, dat het tijdens het oponthoud in Goes bij de wet verboden is zijn ontstemmingen zoowel als zijn verbazingen door middel van een vloek ter kennis van de gemeenschap te brengen ?

Iets in dien geest lijkt me het meest aanbevelenswaardig, om niet te spreken van noodzakelijk.

En hoe zit het voorts met de on-Nederlandsche vloeken, met de krachttermen in het Engelsch, Duitsch, Fransch, Italiaansch enz. ? Ook in die talen pleegt men nog wel eens een knoop te leggen. Moeten de Goesche politie-agenten in een stoomcursus deze vloeken leeren verstaan, opdat ze later met de hand op het hart zullen kunnen getuigen : "Door mijn net der wet sluipt zelfs geen vloekend muisje".

Ik vermoed dat een opleiding tot vloek-beoordeelaar-in-vreemde-talen niet achterwege mag blijven.

Tenminste : als het Goesche vloekverbod eenig practisch effect moet noteeren. Of.... was het daarom niet zoozeer te doen ?

Alleen: hoe dan ook, B. en W. van Goes zullen ondergeteekende niet bereid vinden, tegen welk honorarium ook, de Goesche agenten van politie de vloeken in het buitenlandsch te onderwijzen.

Want ik ben sterk tegen het vloeken.

 

BERICHT

De abonné's, die de ontwikkeling van "Ons Zeeland" gedurende een tweetal jaren gevolgd hebben, zullen tot de erkenning gekomen zijn dat we ons gehouden hebben aan de belofte, in een der nummers van 1926 vervat. Deze belofte luidde ongeveer als volgt : "Steeds zullen we "Ons Zeeland" meer en meer tot een blad maken, dat onze provincie op een waardige wijze vertegenwoordigt, en gestadig zullen we aan de uitbreiding van "Ons Zeeland" werken. Verschillende keeren reeds heeft ons blad een verandering ondergaan, die blijkens de vele blijken van belangstelling ook een verbetering beteekende.

Alweer : onze oudere abonné's kunnen zulks getuigen.

Welnu : ook thans nog is onze belofte van kracht, en tot het eindpunt onzer verwachtingen zijn we nog niet genaderd.

Binnen afzienbaren tijd zal "Ons Zeeland" wederom een uitbreiding ondergaan, welke het blad nog meer dan nu zal maken tot een Zceuwsch orgaan, dat de interesse van geheel Zeeland zal hebben.

Wat deze uitbreiding omvat hopen we in een der eerstvolgende nummers mede te deelen.

Voorloopig vestigen we de aandacht onzer lezers op het nummer der volgende week, waarin een begin wordt gemaakt met de publicaties van een serie jeugdherinneringen van de hand van den bekenden literator Jan R. Th. Campert