Ons Zeeland 1928, nummer 43

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Een meevallertje voor Vlissingen ; over een juist gebaar in onze hoofdstad; de P. Z. E. M. en de Société Anonyme ; anti-snelverkeer

De Vlissingsche ziekenhuiskwestie is dank zij den milden, onbekenden schenker, die de vereeniging tot stichting van een protestantsch ziekenhuis "Bethesda" een gift ad fl 250.000.- deed toekomen, in het stadium van de oplossing gekomen. Het bestuur van "Bethesda" heeft aan B. en W. van Vlissingen n.l. medegedeeld, dat de vereeniging binnen afzienbaren tijd zal overgaan tot het maken van plannen en tot den bouw van een nieuw ziekenhuis. Het particulier initiatief zal dus in de Scheldestad de taak, welke de gemeente niet vlot tot uitvoering kon brengen, overnemen en Vlissingen aan de ziekeninrichting helpen, die de stad blijkens het rapport van den voormaligen directeur-geneesheer van 't Gasthuis zoo zeer van noode heeft. De ziekenhuis-misère in Vlissingen zal dus weldra geleden zijn.

Intusschen zit het gemeentebestuur nu een tikje met de plannen voor den bouw van een gemeentelijke verpleeginrichting in de maag. Want voordat de royale schenking aan "Bethesda" bekend werd, was in het college van B. en W. van Vlissingen reeds het voornemen uitgebroed om aan de ziekenhuis-kwestie een oplossing te geven, en de betrekkelijke voorstellen aan den raad lagen zoo goed als gereed. Blijkens een mededeeling in de pers zou de meerderheid van het college van B. en W. deze niet geheel los willen laten.

Dit lijkt ons een tikje erg absurd. Men is toch niet de meening toegedaan, dat de Scheldestad behalve het bestaande Roomsche en 't op te richten protestantsche ziekenhuis nog een gemeentelijke inrichting van noode heeft ?

O.i. kan het gemeentebestuur van Vlissingen thans veilig retireeren, den bouw van een modern ziekenhuis aan "Bethesda" over laten en den onbekenden schenker zeer dankbaar zijn. Dank zij het particuliere initiatief, wordt een niet zoo kleine druk van de gemeentelijke kas afgewenteld. Andere gemeenten zouden naar een dergelijk meevallertje snakken.

x

Behalve Vlissingen heeft Middelburg in de afgeloopen week een financieel meevallertje te boeken. De hoofdstad werd het evenwel niet in den schoot geworpen zooals de Scheldestad, doch ze moest het zelve verdienen. En dit heeft ze dan ook gedaan, n.l. met behulp van 'n contract inzake electriciteitslevering met de "Société Anonyme" te Vlissingen. Middelburg had de keuze tusschen een overeenkomst niet de P.Z.E.M. of met de Société en de stad besloot tot het laatste. O.a. omdat het société-contract per jaar een voordeel van fl 20.000.- zou opleveren. Er is terecht wel eens geklaagd over onzakelijke beslissingen, door het Middelburgsche gemeentebestuur genomen, en daarom mag hier het besluit met een tegenovergesteld karakter wel eens in het zonnetje der openbaarheid worden gesteld.

Bravo Middelburg. De electriciteitsklap was 20.000 golden waard ; mogen er spoedig meer van zulke volgen!

x

De met groote kennis van zaken gesloten overeenkomst tusschen Middelburg en de Société schijnt een niet geringe invloed gehad te hebben op de onderhandelingen die de P.Z.E.M. na de jongste zitting van de Provinciale Staten heeft aangeknoopt met de Société Anonyme over stroomlevering aan de nog steeds naar electriciteit snakkende middengroep. Volgens geruchten zou de P.Z.E.M. zelfs al het plan van een eigen centrale hebben laten vervallen en een accoord getroffen hebben met de société over de overneming van het geheele bedrijf, de tram inbegrepen. In de eerstvolgende openbare zitting van de Provinciale Staten zou het voorstel betreffende de overname zelfs al in behandeling komen.

Zijn deze geruchten juist, dan vordert waarschijnlijk ook de naaste en langdurigste puzzle, die der electrificatie, de oplossing. Zou het inderdaad mogelijk zijn dat de middengroep na een lichtlooze periode van 11 jaren eindelijk van electriciteit voorzien wordt ? We hopen het van harte, maar.... er blijft nog altijd een maar. De P.Z.E.M. heeft de middengroep n.l. al zoo dikwijls met een dood vogeltje trachten te verblijden, dat het moeilijk valt in een heusch geschenk uit de P.Z.E.M.-handen te gelooven.

Intusschen vragen we ons af, wat er zal geschieden als de P.Z.E.M. (dat is dus de provincie) ook eigenaresse wordt van de electrische tram Middelburg-Vlissingen. Krijgen we dan in dien dienst dezelfde beperking op Zon- en feestdagen als in de diensten van de provinciale booten ? De kans op een beperking is natuurlijk groot, want onze provinciale overheid helt sterk naar de Zondagsrust over. Als men bedenkt welk een rol de tram evenwel op Zondagen in het verkeer tusschen Vlissingen en Middelburg speelt, en welke ontvangsten de tram op die dagen, vooral in den zomer beurt, dan wordt het duidelijk dat overneming van de tram door de provincie weer nieuwe moeilijkheden voor de toekomst op zal leveren. Moreele zoowel als financieele !

x

Het tragische ongeval op den weg Middelburg-Vlissingen, waarbij een meisje na een aanrijding door een auto het leven verloor, heeft tot heel wat commentaar aanleiding gegeven. Bij de begrafenis van het slachtoffer o.a. is gesproken over de razende snelheid in onze eeuw, die zooveel slachtoffers eischt ; en in de gemeenteraadsvergadering van Koudekerke heeft zelfs de burgemeester te kennen gegeven dat vele automobilisten met menschenlevens spelen. In het gebeurde vond de burgemeester aanleiding om - speciaal op Zaterdag- en Zondagavond - een autoval in werking te brengen. In de gemeente Koudekerke zal dus met gestrengheid de snelheid der auto's worden gecontroleerd.

Dit laatste, zoowel als de meening over de snelheid van onzen tijd aan het graf verkondigd, is weer eens een sterke aanduiding van het standpunt dat ten plattelande vooral nog jegens het moderne verkeer wordt ingenomen. Zoodra er een ongeluk gebeurt moet de auto-bestuurder of de motorwielrijder hangen.... de overige weggebruikers gaan in de publieke beoordeling van het geval vrij uit.

Zoover ons bekend is na het droeve gebeuren op den Vlissingschen weg nog niet door de rechtbank uitgemaakt in hoeverre den bestuurder van de auto schuld treft. Officieel is nog niet komen vast te staan of hij inderdaad te hard reed, of hij links van den weg hield (in verband met de meer dan slechte toestand van het wegdek zeer voor de hand liggend) of op welke andere wijze hij de regels van het verkeer overtrad.

Niets van dit alles. En toch bij het graf een verwijt tot het moderne verkeersmiddel, toch in den gemeenteraad van Koudekerke een repressailemaatregel.

De mensch past zich wel zeer slecht aan de eischen van onzen tijd aan, voor zoover deze het verkeer betreffen. Vandaar dat men in de couranten ook nog altijd leest : "Een wielrijder door een auto overreden." Nooit echter : "Een wielrijder rijdt onder een auto."

 

VAN EIGEN BODEM

EEN VERGETEN DICHTER -

JAN DE BRUNE DE JONGE

door

LEO VAN BREEN.

Lezers, help ! We zullen samen een poging in het werk stellen om een Zeeuwschen dichter aan de vergetelheid te ontrukken ; we zullen het stof der eeuwen van hem afschudden en hem in zijn oude glorie herstellen.

Jan de Brune de Jonge (1616-1649) was een neef van den meer bekenden dichter Jan de Brune, raadpensionaris in Zeeland.

Deze jong gestorven dichter en schrijver heeft een bundel werk nagelaten, dat waard is gememoreerd te worden; het bevat geestige emblemata, ernstige godsdienstige en zedekundige bespiegelingen en aardige critische poëzie.

Vergelijken we hem bij Cats, dan is het voor mij altijd de vraag, hoe het komt dat de Brune's werk reeds geheel vergeten is. Het is niet onmogelijk dat Cats' populariteit voor het grootste gedeelte te danken is aan het feit, dat zijn werk in zoo groote oplaag werd verspreid. Dat althans verklaart zijn blijvende populariteit.

Want hoe men de zaak ook bekijkt, er kan gerust gezegd worden, dat, hoewel de Brune veel werk gegeven heeft, dat minder geestig is dan dat van Cats, deze laatste geen enkele regel geschreven heeft, die het beste van de Brune's werk ook maar eenigszins nabij komt.

Van Cats heeft Busken Huet gezegd : "Al hetgeen onhebbelijks wezen mag in onzen landaard, is weleer vleesch geworden in den persoon van Jacob Cats."

Dit mag nu misschien wel wat àl te scherp gezegd zijn, het neemt niet weg, dat de plaats van Cats' werk naast den Bijbel, nog niet voldoende verklaard is.

Cats : een bekrompen Salomo - de Brune een gematigde Boccaccio.

Bekrompen. Huet doet fout met Cats een veinzer te noemen, Hij had alleen een bekrompen levensvisie.

Anders is dat met de Brune. Ook hij heeft de lusten des vleesches bezongen, die in hem, evenals in Cats, een sterke macht bezaten, maar openlijk en met een gulle erkenning = goed Zeeuwsch, goed rond.

In Cats vinden wij de wanhoop over de vergankelijkheid van het vleesch alleen geïnspireerd door den angst voor de zonde en wrekende gerechtigheid.

In de Brune vinden we diezelfde wanhoop, maar òm de vergankelijkheid zelve.

De Brune is diepzinniger ; hij geeft in zijn werk zijn diepste menschelijkheid.

Hij is een christen die met kracht opkomt tegen de vooroordeelen en bekrompenheden van zijn tijd. Hij geeft de genietingen van het leven een ruime plaats, maar verwaarloost zijn geestelijke belangen niet.

Dit dualisme - we vinden het in onzen tijd o.a. zeer sterk in den Vlaamschen dichter Karel van de Woestijne - blijkt het best uit de hier volgende verzen :

AAN DE MOND VAN SIJN BEMINDE.

Montjen vol van zoetigheden,

vraagt gij mij hier na de reden

waar door ik ben zoo belust

dat gij wert door mij gekust?

Wanneer ik U kusjes geve

reken ik alleen te leve,

al de rest en is maar druk,

smert, verdriet en ongeluk.

Elk een zoekt met groot begeeren,

't geen van hem de dood kan weren.

En gij weert die af van mijn.

Hoe moet ik dan tot U zijn ?

JEZUS AAN 'T KRUYS.

Hier ziet gij den grooten God

aan het kruys tot veeler spot,

Ah ! hoe queelt het aangesicht,

waar uit schiep de Son haar licht.

Ah ! nu dat het leven sterft,

en nu 't sijne klaarheit derft,

wat zal 't leven, seg doch mijn,

anders dan een sterven zijn.

 

Niets van dezen aard is bij Cats aan te wijzen.

Het is dan ook eigenaardig, dat de Brune Cats erkent als de "oppermeester der polijtheit, den groeten koesteraar der geesten".

De Brune is in elk opzicht meer mensch en dichter, dan de man dien hij zoo bewondert.

Maar hij is meer ; hij is een geestig verteller.

In de Brune's werk vinden we een hoofdstuk, getiteld "Jok en Ernst", dat een groot aantal anecdotes en emblemata bevat ; toegelicht door den dichter en dikwijls nog gevolgd door een zedekundige bespiegeling. Men kan dit gedeelte met het volste recht een Zeeuwsche Decamarone noemen ; in geestigheid doet de Brune voor Boccaccio niet onder en bij lange niet zoo plat als de laatste, en nooit schunnig.

Hier moge een en ander van deze korte verhalen volgen. Sommige zijn geschikt om zelfs in denzelfden vorm in een modern humoristisch blad te worden opgenomen. Gemakshalve geef ik ze in de moderne redactie.

Een Spanjaard bestrafte een Franschman wegens het gebrek aan godsdienstigheid in zijn land. "Want," zoo zei hij, "indien bij ons het sacrament naar een ziek mensch wordt gedragen, sluit iedereen, die den stoet tegenkomt, zich daarbij aan, en vergezelt dien tot het huis van den zieke." Maar de Franschman antwoordde : "Dat is bij ons niet noodig, omdat Christus daar alleen vrienden telt, maar bij jullie, waar zooveel Joden en Mooren zijn, is het vanzelfsprekend, dat Hij een flink convooi heeft ......"

Er was eens een man, die een Spaansch edelman lange jaren had gediend, zonder daarbij eenig voordeel te hebben. Toen hij op zekeren dag een tamelijke erfenis kreeg, zei hij : "Ik dank U God, omdat mij juist zooveel gegeven is, dat ik niet behoef te dienen, en niet gediend kan worden. . . . "

Een zekere juffrouw bezat een papegaai, die alles wat men zei, placht te herhalen. Toen er eens een dokter voorbij kwam, wiens vrouw niet zoo erg goed stond aangeschreven, zei de juffrouw tegen de papegaai : "Dokter Nikolaas is een hoorndrager." De papegaai liet zich dit geen tweemaal zeggen en schreewde het den dokter achterna. De dokter draaide zich om, keek naar boven en riep, tegen de dame : "Dat zegt ie enkel, omdat hij denkt dat u mijn vrouw bent !"

Iemand die op een onwaarheid werd betrapt, zei, dat hij nog nooit de waarheid had gesproken. "Dan doe je het nu," antwoordde een uit het gezelschap.

Twee Vrienden waren eens aan het dobbelen. De een, die een rijk man was, won zooveel van den ander, (die vrij arm was), dat deze laatste eindelijk uitriep : "Hoe minder verstand, hoe meer geluk." De ander antwoordde: "Hoe magerder hond, hoe scherper vloo."

Iemand klaagde bij een vriend zijn nood, dat zijn buren 'hem altijd plaagden, en hij niet wist, hoe hen dit betaald te zetten. De vriend zei : "Je weet dat er in den Bijbel staat, dat men vurige kolen op het hoofd van zijn vijand moet stapelen." - "Ja," antwoordde de geplaagde : "als ze maar wilden branden."

Op een feestmaal werd eens gevraagd of men den maaltijd met wijn of bier moest beginnen. Een feestnummer antwoordde : "Eerst wijn, daarna geen bier."

Er was eens een man, die bij een boer een paar varkens ging koopen. Op den drempel van het huis ontmoette hij de dochter, die erg knap was. Hij wilde haar een complimentje maken en zei : "Als de varkens op u lijken, dan zullen het mooie varkens zijn."

Holstein zei eens tegen Luther, dat men iemand uit de hand kan lezen of hij mild dan wel gierig was. Luther antwoordde : "Dat is nog al logisch, want wie geeft er met zijn voeten?"

Een arm burger, die een groot gezin had, werd eens gevraagd, hoe het thuis bij hem stond. "Het gaat er toe als in den hemel," antwoordde hij. "Waarom?" vroeg de ander. "Wel, omdat men in den hemel niet eet en drinkt."

Een man liet den gevel van zijn huis vol narrenkoppen beschilderen. Een edelman, die voorbij ging, zag het aan en merkte op : "Hier wonen veel narren !" De eigenaar antwoordde : "Nochtans gaan er meer voorbij."

Eenige ridders, die naar een feestmaal wilden gaan, verzochten een priester, de preek wat kort te willen maken. De priester begon zijn preek: "Gaat, gij vervloekten, maar, wanneer je braadworsten begeert, neem ze dan mee in 't eeuwig vuur ; daar heb je tijd om ze te rooken !"

 

 

UIT EEN JEUGD

herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. TH. CAMPERT.

III.

Nu ik eenmaal bezig ben met het relaas mijner herinneringen, schieten mij zooveel voorvallen en gebeurtenissen te binnen, dat het mij onmogelijk is hen allen te vermelden en - laat ik het maar eerlijk bekennen zij zouden van den geduldigen lezer wel wat al te veel vergen.

Ik geloof dus wel, dat ik met een veilig geweten enkele jaren kan overslaan. Immers, niets bijzonders viel voor, de dagen gingen regelmatig en vlak voorbij, Wij speelden, we waren op school....

Als jongen van 9, 10 jaar ontdekte ik voor 't eerst, en dit bewust, de schoonheid van land en zee. Wie Walcheren kent, zal met mij weten, dat men later niet meer aan dezen ban ontkomt.

Hoe ik deze indrukken als jongen ondervond, kan ik mij niet herinneren, het ging geleidelijk. Het oog ontdekte telkens nieuwe en ongekende wonderen en te samen groeiden zij tot een kostelijk en diep bezit.

Want Walcheren heeft niet alleen zich-zelf : het land en de dorpen, maar het heeft eveneens het water. Het water dat er omheen spoelt, het water waarvan de stem eeuwig hoorbaar is boven alle winden uit, het water dat altijd eender, altijd anders is.

Het was een goed ding voor een jongen om op het einde van een piertje gezeten over de zee heen te kijken, naar het gestadige reven der golven, naar de weinige schepen die hef onbewogen beeld verbraken.

Aan de zee ontkomt men niet. Wie zich onbevangen openstelt wordt een weerlooze slaaf. Zij neemt u in bezit voor nu en altijd en laat u met meer los.

Uren zat ik soms daar aan den dijk en het boek, dat ik meegenomen had, al heette het dan ook "Old Shatterhand" of "Winnetou", lag al heel spoedig achteloos naast mij en ik staarde over het water, dat mij gevangen hield in een magische betoovering.

Op warme zomerdagen als de lucht beven de gemaaide korenlanden stond te zinderen, ging er van de zee een bedwelming uit, welke geen andere nabij komt. Je lag daar maar in het zand, liet je braden in de zon en je gedachten kregen geen schijntje van een kans om zich te formuleeren. Je keek maar voor je uit, naar het water, naar dien roerloozen, diep-blauwen spiegel, waarboven de lucht trilde en waarop een zeldzame boot langzaam voorbij schoof.

Maar in den herfst en in den winter kon het er spoken. Dan kreeg de wind op ons jongens vat, dan werden we rumoerig en opstandig, geen bel was er veilig en geen boomgaard of er viel wel een appeltje voor ons te halen. Als de zee sloeg op den dijk en de lage palissaden verscholen waren onder de groene, rollende watermassa's met hun onheilspellende-witte koppen, dan leek het wel of het een of ander krachtig signaal ons bloed had wakker geroepen. Met troepjes kon je ze dan zien zwerven de dorpsjongens : klein, handen in de zakken, het lichaam voorover gebogen met den breeden stap, afgekeken van de ouderen.

In den veiligen avond, als de lampen ontstoken waren in de huizen en de blinden gesloten, een sterke beschutting boden,, hoorde men over den straatweg klotsende klompen roffelen, verwarde kreten en schreeuwen. Dan waren wij, jongens, in ons element, als de wind vlagend en regendoorwaaid ons in het gezicht sloeg, dat je soms de oogen moest sluiten en dan.... dan was er nog maar één ding dat onze interesse had : de dijk, want daar was de zee.

Wij, jongens, waren de eenigen niet, want de Westkappelsche bevolking had een zwak voor strandjutten. Ik mag dat wel, al zullen de autoriteiten het wellicht niet met mij eens zijn, maar er schuilt een machtig romantisch element in. Ik weet hoe ik als kind in den nacht urenlang kon wakker liggen. De zee stormde almachtig en haar lied hing als een signaal in de lucht en ik bedacht mij dan hoe op dat oogenblik Lou van Siene en Pier de Korte zeker op het oorlogspad waren. Die stonden nu op den dijk uitturend of het licht van den vuurtoren hen niet het een of ander begeerenswaardig voorwerp in het zwalpende, duistere water zou laten ontdekken of zij zwierven langs de stranden en kwamen terug met een hoeveelheid hout, waar in den winter een dankbaar gebruik van werd gemaakt.

Voor hen had ik als jongen een diep en begrijpelijk respect en nu nòg kan ik weer onder de bekoring komen van dergelijke figuren.

Hoe licht valt het dan ook te verklaren dat wij als jongens onze uiterste best deden om hen te evenaren. Na het eten stormden we het huis uit.

"Om acht uur thuis, begrepen !" Maar och, je hoorde het niet eens, je sloeg op het bevel geen acht en later op den avond was het geweld van den storm een voor voor de hand liggend excuus.

En wij pleegden plagiaat. Ook wij stonden te turen op den dijk net als groote menschen. Ook wij zwierven langs het strand en kwamen thuis met planken en wat er ook verder nog aan mocht spoelen.

Er gaat over de Westkappelaars een gezegde rond dat als het stormt, bakken de vrouwen er pannekoeken! Ik vind dit op z'n minst een ongepaste insinuatie. Het is mogelijk dat het waarheid inhoudt, maar pannekoeken is des winters een goed eten en verdere consequenties wensch ik er niet uit te trekken.

Want veel van waarde hebben de strandjutters het Rijk toch niet onthouden : die paar stukjes hout, een balkje af en toe .... wat maakt het uit ? Nee, het was eerder een sport. Menigmaal heb ik gezien dat een groepje kerels stonden te loeren naar een balk die nog betrekkelijk ver in zee dreef, maar storm of géén storm, zij zagen er geen been in om tot hun middel of nog hooger het water in te loopen om een ander voor te zijn. Het was een sport die fel en geregeld beoefend werd en de resultaten waren dikwijls verbluffend.

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat de aandeelhouders van de roomboterfabriek te Aardenburg besloten het bedrijf uit te breiden.

- dat de prijzen van het varkensvleesch in Middelburg en Vlissingen plots met 20 cent per K.G. verlaagd zijn. In alle andere Zeeuwsche plaatsen staan de huisvrouwen te popelen.

- dat Ged. Staten de jongste wijzigingen in de Goesche politie-verordening hebben goedgekeurd. Na 30 Oct. a.s. zal het in de ganzestad dus verboden zijn op stoepen en trottoirs uitstallingen, in het openbaar vloeken te maken.

- dat een hotelhoudster te Philippine op een kwaden morgen tot de ontdekking kwam, dat haar geldkistje fl 100.- minder aan specie inhield dan den vorigen avond.

- dat in Biervliet een handige kleuter kans zag zich door een auto te laten overrijden, zonder daarbij kwetsuren op te loopen. Laat een voortvarende circus-directeur dit niet lezen.

- dat te Hulst in het komende voorjaar de bouw van een nieuw ziekenhuis zal worden aanbesteed. De verpleeg-inrichting zal op de Broodmarkt verrijzen, welk plein wellicht op herstellenden van goeden invloed zal zijn.

- dat Westelijk-Schouwen opnieuw in opschudding is gebracht, ditmaal niet door een zedenschandaal, doch door een predikant, die met zijn kudde in groot meeningsverschil ligt, o. a. omdat hij zich op geneeskundig terrein beweegt. Dezer dagen vervoegde zich aan de pastorie een kerkvoogd, die dreigde den herder van de trappen te zullen werpen. Het Prov. Kerkelijk College stelt een onderzoek in.

- dat een onbekende van een landbouwersknecht te Graauw volgens de couranten een heerencostuum verduisterde. Bij eerste lezing van het bericht is men geneigd uit te roepen : "Bestaat niet".

- dat de Middelburgers dezer dagen van plan zijn met de Goesenaars een weddenschap aan te gaan over de opgeworpen vraag : "Welke grachten stinken het hevigst, de onze of die van jullie."

- dat de Middelburgsche meelfabriek voor eenigen tijd weer in het werk is gesteld.

- dat onze hoofdstad ieder jaar een ton subsidie verleent aan het Burgerlijk Armbestuur ter plaatse. Dit is, met den Franschen slag uitgerekend, meer dan fl 5,- per inwoner.

- dat een Fransch consortium onder de gemeente Axel, nabij het Kanaal Gent-Ter Neuzen, een blok land van 60 H.A. aangekocht zou hebben. Het moet in de bedoeling liggen op dezen Zeeuwschen bodem een Fransch hoogovenbedrijf te stichten.

- dat een 4-jarig jongetje te Arnemuiden achterover in een pot met kokende vloeistof viel. Het ventje werd onmiddellijk naar het Gasthuis te Middelburg overgebracht, doch kon niet meer in het leven worden gehouden.

- dat een Hagenaar in Vlissingen ook dit jaar weer met brandstoffen-orders leurt. Ervaringen vroeger hebben geleerd, dat men op moet passen om zich aan deze brandstof de vingers niet te branden.

- dat te Wilhelminadorp in de afgeloopen week twee jubilea onder groote belangstelling gevierd werden, Mej. S. A. Arnoldi, hoofd der bewaarschool, werd 80 jaar, de heer H. A. Hanken, directeur van den Wilhelminapolder, 70. De eerste diende reeds meer dan 60 jaren het onderwijs.

- dat Ged. Staten fl 60.000.- aanvragen voor een drijvende aanlegplaats in de haven van Zierikzee.

- dat de politie te Vlissingen de hand heeft gelegd op iemand die zich op ongebruikelijke wijze tot eigenaar had verheven van eenige gouden en zilveren munten uit het stedelijk museum.

- dat de hertog van York, Zondag, uit Kopenhagen komende, met de mailboot "Prinses Juliana" uit Vlissingen naar Engeland terugkeerde.

- dat eenige Duitsche film-operateurs in Zeeland vertoefden in verband met de samenstelling van een rolprent over ons land.

- dat dezer dagen, toen de provinciale boot van Zierikzee bij het Catsche veer was vastgeloopen, de passagiers per sloep naar den wal moesten worden gebracht. Het bleek daarbij dat de sloep zoo lek was als een mandje, de passagiers liepen natte voeten op. Daarvoor zijn de passage-prijzen toch te hoog, zouden wij meenen.

- dat in Arnemuiden de eerste steen is gelegd van de nieuwe vischhal.

- dat, dank zij de medewerking van den minister van financiën, in het voorjaar op het Abdij-plein te Middelburg eenige banken zullen worden geplaatst. De vreemdeling behoeft dan tenminste niet meer in een café of restaurant te gaan rusten.

- dat in Zierikzee 1 Nov. a.s. een begin zal worden gemaakt met de radio-distributie.

- dat het bestuur van 't Carnegieheldenfonds te 's-Gravenhage aan mej. Sientje van der Zande te Zierikzee een bedrag van fl 25.- toekende als belooning voor de redding van het 2 1/2 -jarig zoontje van den landbouwer L. Hanse te Renesse.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

17 Oct. - Sientje kwam vanmorgen een half uur uur over tijd. Ze was jarig zei ze. Heb haar gefeliciteerd en mijn spijt er over uitgesproken, dat ik dit niet een half uur eerder had mogen doen. In welgekozen woorden tevens betreurd, dat ik voor haar met leege handen moest staan. SientJe zei dat een felicitatie en

'n compliment van mij, voor haar meer waarde hadden, dan een groot geschenk. Goed kind ; ik kreeg er tranen van in mijn oogen. Heb haar nog eens de hand gedrukt en haar verzekerd, dat ze nooit aan de weet zal komen, wat ze voor dat aardige antwoord, van mij zal krijgen.

Vanmiddag vond ik in de keuken "Rosalie, de Zigeunerbruid", een boek waarin Sientje in verloren oogenblikken leest. Even onder het ezelsoortje, stond het zinnetje, dat Sientie me vanmorgen opdreunde. De wereld is vol bedrog.

18 Oct. - Jossie kwam vanmiddag met een eierkool thuis. Op straat gevonden. Er zit spaarzaamheid in dit kind; ook 'n groote mate van eerlijkheid. Om hem eenigszins te beloonen voor zijn gedrag, heb ik hem de wetenswaardigheid medegedeeld, dat de eierkolen in de Limburgsche mijnen gevonden worden. Vooral de Roermondsche eiermijn is van 'n groote bekendheid. Jossie, die zeer leergierig is, vroeg hoe al die versteende eieren juist daar in den grond zitten. Op gevaar af 'n onwaarheid te verkondigen, ben ik afgegaan op mijn intellectueele intuïtie en heb hem gezegd, dat daar vermoedelijk vóór den zondvloed, in het zogenaamde antidiluviaansche tijdperk, groote broedplaatsen van kippen en dergelijk gevogelte zijn geweest.

19 Oct. - Die Breeduitstra is toch waarachtig een scherpzinnig mensch. Toen ik hem gisteren met een traan in m'n oog meedeelde, dat er 'n "Jan Steen" uit ons land zou verdwijnen, klopte hij me op den schouder en sprak : moed gehouden, Zijdewind ; wanneer we alle "Jan Steens" binnen onze landsgrenzen hielden, zou het weldra uitkomen, dat de goede schilder ongeveer iederen dag van zijn kort leven een meesterwerk geschapen had. Dit nu is nergens goed voor, want je hebt altijd menschen die aan zulke kunstvaardigheid niet gelooven en dat schaadt de handelswaarde maar. Help eens kijken hoe vlug er thans weer 'n nieuwe "Jan Steen" ontdekt wordt. En jawel hoor ; 't stond vandaag al in de courant. Ja, groote mannen zijn goudmijntjes voor hun land ; ook mijn nagedachtenis zullen ze eens zegenen.

In Leipzig heeft een slager eerst zijn verloofde en vervolgens zichzelf den hals afgesneden. Net wat voor 'n slager ! Ik heb 't Sientje verteld als waarschuwing. Ze wijst den slagersjongen nog wel af, maar je kunt nimmer weten en wij zouden er 'n goed meisje aan verliezen bij 'n dergelijke catastrophe.

20 Oct. - 't Weer iets huiverig. In "Het varken met de sirene", waar de kachel brandde, een warmen groc gedronken en de politiek van den dag besproken. De candidaat-notaris wees er op, dat dr. de Visser prof. Visscher en Lou de Visser tegen het Indische wetsontwerp gestemd hebben. Krimp van Dulmen beweerde dat dit in verband stond met een motie die dezer dagen door den Hengelaarsbond aangenomen is. Na hier en daar geïnformeerd te hebben, ben ik achter de finesses der zaak gekomen. Bedoeld wetsontwerp had 't gemunt op de vermeerdering van het bruine en de vermindering van het blanke element, wat niet naar den zin was van genoemde organisatie, die het begrijpelijkerwijze meer van wit- dan van bruinvisch moet hebben.

21 Oct. - Bij postdirecteur 'n bittertje gedronken. Even voor 't afscheid liet de heer des huizes, die aan 't zakgeld uitdeelen was - bij ons doet Liesbeth dat - één gulden vallen. Met mijn gewone dienstvaardigheid meegezocht. Helaas geen succes ; mevrouw vond hem.

Vanavond via de radio Carmen beluisterd. Me tamelijk geamuseerd. Wybo had het wel geregeld over "Kermen", maar Liesbeth, die hem de waarheid zei, had moeten denken aan jeugdige onbezonnenheid.

22 Oct. - Vanavond defect aan het electrisch lichtnet. Heel de stad in 't donker. Liesbeth, die niet van schemeren houdt, stelde voor on naar de bioscoop te gaan. Vreugdegehuil. We haalden 'n strop ! Ze speelden niet wegens genoemde storing. Dwaasheid, zei Liesbeth tegen den exploitant, anders draaien jullie altijd 't licht uit wanneer er vertoond wordt. Zoo is 't ook !

23 Oct. - Grijpskerk Jr. van de Bank, 't jongste lid der soos, hield een parmantig en dom betoog over 't huwelijk. 't Was of 'n duet, of 'n duel, zei-ie. Zoo'n snotneus ! Ik ben twintig jaar getrouwd en ik heb nog nooit met Liesbeth geduetteerd of geduelleerd. Voor zulke dingen moeten er toch twee zijn dunkt me en ik heb noch 'n zangstem noch vechtlust.

Wat kletst zoo'n broekie dan ?

 

 

TREFFERS EN POEDELS

PRAATJESPRAATJE.

Een der zware pekelzonden,

leelijker dan ijdelheid,

is de kwaadspreekwauwelziekte,

bijna overal verbreid,

Maar vooral de kleine plaatsen

op het plat provincieland

zijn besmet met deze ziekte,

't is een zede, 't is een trant.

Ieder maakt wel eens een foutje,

wijkt wel eens van 't rechte pad,

iedereen deed wel eens dingen,

waar bij later spijt van had. -

Maar de menschen, ach de menschen,

zij vergeten zooiets niet,

zij bepraten, zij vergrooten

het malheur, dat is geschied. -

Dwaze droomer, die zich voorstelt,

dat hij niet "behandeld" is,

stille idealenzoeker,

kom, ge hebt het toch zoo mis!

Ja, in uw presentie zeker

praat men u welwillend aan,

maar ik weet, dat gij beklad wordt,

straks, als ge zijt weggegaan. -

't Zijn de menschen, ja de menschen,

vrienden zelfs zijn vaak daarbij,

die hun eigen kwaad voorbijzien,

óók hun kwaad der praterij.

.............................

Scheefgemonde, domme praters

wogenaamde praatjeshaters,

't praten laat ge niet,

maar wil één keer overdenken,

dat men, meer dan gij kunt denken,

Uw gebreken ziet. -

WILLEM TELL II.

 

SPORTIMPRESSIES

VOETBAL

Zeeland aan de spits.

Er is een tijd geweest, dat onze goede provincie eene eerste-klasse-voetbalvereeniging telde, die met de sterkste elftallen van het Zuiden kon wedijveren. Die tijd ligt nog niet zoo ver achter ons, want hij betreft de jaren 1916 - 1921, in welke periode de vereeniging "Middelburg", ontstaan uit fusie tusschen de vereenigingen M.V.V.O. en Zeelandia, met hoofd en schouders uitstak boven de zustervereenigingen in Zeeland en zelfs boven clubs van naam in Brabant en Limburg. Na eenige seizoenen met afwisselend geluk te hebben gespeeld, bleek de strijd om het bestaan tegenover de partijen, die onder gunstige omstandigheden leefden, te zwaar en "Middelburg" daalde af naar de 2e klasse, waarin zij tot op den huidigen dag een goed figuur slaat en vanwaar zij nog een kans heeft gekregen opnieuw in het voetbal-eldorado te worden opgenomen. Dat dit niet geschied is, achten wij - hoe vreemd het moge klinken - een belang voor de vereeniging, omdat de financieele en moreele bezwaren, verbonden aan de reizen naar Maastricht, Roermond, 's-Hertogenbosch e.d. voor "Middelburg" te groot zouden zijn gebleken.

"Beter een goede 2e klasser dan een halfbakken 1e klasser !" redeneerde men en deze getuigenis is nog steeds bewaarheid geworden. Voor onze Zeeuwsche toonaangevende vereenigingen, n.l. "Middelburg", "Vlissingen" en "Zeelandia", die althans dichter bij een eventueel eerste-klasseschap staan dan b.v. "Goes", "Walcheren", "Terneuzen" en "Hulst", is het spelen in de Zuidelijke eerste klasse schier ondoenlijk. Een nurks zal ons misschien antwoorden, dat de druiven zuur zijn, maar dan moeten wij hem afvallen, omdat eerstens onze Zeeuwsche clubs er eene even groote eer in zien promotie te maken als hare competitiegenooten elders en zij vrij zijn, al dan niet van eventueele promotie gebruik te maken. Doch we moeten niet vergeten, dat de Zeeuwsche clubs op zich zelf zijn aangewezen, wat kweeking van spelers betreft. Toevoer van buiten in den

vorm van jongelui, die zich, uit hoefde van hun beroep, in Zeeland vestigen, is zoo goed als uitgesloten en het amateuristisch karakter der Zeeuwsche voetbalclubs verzet zich tegen de helaas toenemende gebruiken elders, om spelers van andere vereenigingen af te troggelen. Het gevolg van dit betrekkelijk isolement is noodzakelijk een slecht of matig figuur in den tangen competitiestrijd. En waar 't nu eenmaal een waarheid is als een rasechte Zeeuwsche koe, dat de publieke belangstelling gelijken tred houdt met het figuur, dat deze of gene club in de competitie slaat, doet diezelfde koe weer opgeld als wij beweren, dat de Zeeuwsche tweede klassers met goede prestaties in de tweede klasse hun publiek meer boeien en tot zich trekken dan met verrichtingen, die Zondag op Zondag nieuwe teleurstellingen verwekken, zooals dat in de eerste klasse het geval moet zijn.

Dit neemt intusschen niet weg, dat de prikkel om zich hooger te klasseeren, de spelers moet bezielen bij hun pogen om het hoogste te bereiken. Nu zijn we, waar we wezen wilden, want hoewel nog nauwelijks een derde gedeelte van het competitieprogramma is afgewerkt, doet het prettig aan te mogen constateeren, dat de voorbije glorietijd van het Zeeuwsche voetbal is teruggekeerd.

We hebben vorige week reeds gewezen op de enorme belangstelling bij den wedstrijd Middelburg-Vlissingen, eene belangstelling van duizenden, ja, eene belangstelling, waar tal van eerste-klasse-clubs jaloersch op zijn.

En ditmaal kunnen we het vreugdelied opnieuw aanheffen, want in de afdeeling, waarin de drie Walchersche vereenigingen elkaar en andere elftallen hebben te bestrijden. Wordt het leidend peloton gevormd door de vereenigingen "Vlissingen" en "Zeelandia", die elkaar nauw op de hielen zitten en die acht sterke combinaties achter zich laten. Weliswaar neemt momenteel "Middelburg" niet eene der hoogste plaatsen in onder dit achttal, maar waf niet is kan komen.

Zondag l.l. trapten "Vlissingen" en "Zeelandia" samen tien doelpunten bij elkaar, waartegenover respectievelijk "R.B.C." (Roosendaal) en "D.O.S.K.O." (Bergen op Zoom) geen enkel "goaltje" vermochten te stellen. De leiding is thans stevig in handen van Zeeland en dat heugelijke feit dient vastgelegd te worden in "Ons Zeeland" en moet elk recht-geaard Zeeuw prikkelen tot medeleven met en sympathie voor ons Zeeuwsche voetbal en de kranige wijze, waarop het thans naar buiten wordt gerepresenteerd.

Uit onderstaande blijkt duidelijk de positie der Zeeuwsche clubs in de 2e klasse A van den Nederlandschen

Voetbalbond:

Doelp.

Gesp. Gew. Gelijk Verl. Pat. Voor Tegen Gem

Vlissingen 6 5 0 1 10 20 - 8 1.66

Zeelandia 6 4 1 1 9 22 - 18 1.50

Alliance 3 1 2 0 4 7 - 4 1.33

Breda 3 2 0 1 4 7 - 6 1.33

Bredania 6 3 1 2 7 11 - 10 1.16

Dongen 4 1 2 1 4 10 - 5 1.-

Middelburg 6 2 2 2 6 11 - 9 1.-

D.O.S.K.O. 4 2 0 2 4 6 - 7 1.-

R. B. C. 7 1 1 5 3 11 - 22 0.42

G.U.D.O.K. 7 0 1 6 1 12 - 28 0.14

Voetbal op 28 October.

Het officieele wedstrijdprogramma voor de klassen, waarin de Zeeuwsche elftallen uitkomen, luidt als volgt:

2e Klasse A.

Breda-Bredania.

Dongen-Vlissingen,

D.O S.K.O.-Alliance.

R B.C. - G.U.D.O.K.

Middelburg- Zeelandia.

3e Klasse A.

Vlissingen II -S.I,N.O.T.O. (om 12 uur).

Zeelandia II-Terneuzen (om 1 uur).

Zierikzee-Walcheren (om 12 uur).

Goes-Hulst.

Dat belooft dus weer wat Zondag : Middelburg-Zeelandia om het kampioenschap van Zeeland's hoofdstad!

LUCTOR ET EMERGO.