Ons Zeeland 1928, nummer 50

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

MEDEDEELINGEN.

De abonnementsprijs van "Ons Zeeland" wordt met ingang van 1 Januari 1929 gesteld op fl 1.50 per kwartaal, voor Nederl. Indië fl 2. en voor overig buitenland fl 2.50 per kwartaal.

De circulaire-uitgaaf van ons blad, waarin de prijsvraag voorkomt, is thans door de geheele provincie van huis tot huis verspreid. Mochten er echter onder uwe abonné's zijn die mogelijk geen exemplaar in handen hebben gekregen, dan wordt ben op verzoek door de Administratie alsnog gaarne een exemplaar toegezonden. De termijn voor inzending van oplossingen loopt tot 31 December 1928.

Ons Kerstnummer gaat ter perse en zal wederom mooie illustraties, verhalen en plaatbijlagen bevatten. Het wordt geheel gratis aan onze abonné's toegezonden, doch verschijnt dan ook niet als afzonderlijke premie-uitgave en vervangt de nummers 51 en 52 van den loopenden jaargang. Den 22sten December verschijnt dus het Kerstnummer, waarin ook vervat is het nummer van 29 December.

Wij hebben gemeend, dit zoo te moeten regelen omdat het voor onze abonné's op die wijze geen extra kosten met zich brengt en omdat op die wijze ons Kerstnummer juist voor Kerstmis bij de abonné's komt, d. w z. de juiste tijd waarop een Kerstnummer behoort te verschijnen, en niet, zooals bij de afzonderlijke premie-uitgaven gebruikelijk is, een paar maanden tevoren.

De Administratie.

DE ZEEUWSCHE WEEK

De Provinciale Staten bijeen ; over een steiger en over de oude kwestie ;Walcheren's boomen bedreigd ; het Kanaal Axel-Hulst.

De Provinciale Staten zijn deze week weer in vergadering bijeen geweest. De voorzitter wijdde woorden van erkentelijkheid aan het afgetreden lid Fruytier en hij heette vervolgens den nieuwgekozene, den heer Vienings, welkom.

Onder de stukken, die alle naar de afdeelingen verwezen werden, was een voorstel van Ged. Staten inzake vernieuwing van den steiger te Stavenisse. Zooals bekend, hielden de Provinciale Staten onlangs een voorstel, om ten behoeve van dezen steiger fl 100.000 beschikbaar te stellen, aan. Dit wreekte zich. Nauwelijks had de Novemberstorm de uitspraak van ons hooge provinciale college vernomen of hij tornde aan den steiger en deze werd zwaar beschadigd. Het leverde het bewijs, dat Gedeputeerden waarlijk niet te vroeg met hun aanvrage waren gekomen en dat de Provinciale Staten een fout hadden begaan.

Gedeputeerden stonden daarna voor de keuze den steiger voor het gebruik onmiddellijk weer gereed te doen maken (hetgeen f 800 zou kosten) of met een nieuwe aanvrage te komen waaruit de steiger ook voor de toekomst afdoende hersteld kan worden. Ze besloten tot het laatste, en adviseerden de Staten fl 106.000 te voteeren. De steiger zal van dit bedrag dermate gerestaureerd kunnen worden, dat het moderne verkeer erbij gebaat is.

Wat zullen de Provinciale heeren nu doen ? Nogmaals uitstellen ? of heeft de jongste storm het college een lesje gegeven ? Op 21 Dec. komen de Staten wederom bijeen. Deze vergadering zal vooral belangrijk zijn in verband met de behandeling van het nieuwste voorstel inzake de electrificatie der middengroep.

Het gerucht gaat, dat niet alle Statenleden zóó ingenomen zijn met de laatste plannen als wij in een vorig overzicht vermoedden.

Hopelijk komt het nu tot een definitieve oplossing. Om niet zal men de middengroep wel nooit licht kunnen brengen. Geld kosten zal het steeds, tenzij men de idealen lager instelt, practisch blijft en zegt : "Alleen electriciteit voor de streken waar electriciteit kan rendeeren.

Er is iets voor deze zakelijkheid, maar toch.... een overheid mag ook op haar tijd het idealisme dienen.

x

Walcheren is o.a. aantrekkelijk door het geboomte. Daarom is het zeer jammer dat den laatsten tijd zooveel boomen het loodje moeten leggen. Oorzaak van den massa-aanval op de boomen is de iepziekte, welke al zooveel offers overal in den lande eischte. In Middelburg zullen dezer dagen niet minder dan circa 70 iepen en een dertigtal andere boomsoorten onder den hakbijl vallen.

Te Ritthem zullen ruim 50 exemplaren om de algemeene begraafplaats sneuvelen, en ook in den Scharenpolder en in een paar polders onder Nieuw- en St. Joosland zullen boomen geveld worden. Voorts wordt nog bericht over het verdwijnen van boomen aan den Noordweg bij St. Laurens en onder Serooskerke.

Men ziet : heel wat natuurschoon staat op het punt voorgoed opgeruimd te worden.

We spreken den wensch uit, dat de verdwijnende pracht zoo spoedig mogelijk vervangen zal worden. Walcheren zou Walcheren niet meer zijn als men er evenals in Zuid-Beveland den horizon tot in de verre verte kon volgen. Walcheren moet een boomenland blijven. Als we kappen en niet opnieuw planten, zal het nageslacht weinig vriendelijk over ons denken.

x

In Zeeuwsch-Vlaanderen zijn zeer terecht een groot aantal personen voor den aanleg van een kanaal van de Axelsche Sassing naar Hulst. Al eerder konden we op de beteekenis van zulk een waterweg voor Z.Vlaanderen wijzen.

Er bestaat een vereeniging die tot doel heeft den aanleg van genoemd Kanaal te bevorderen. Dezer dagen kwam de vereeniging te Axel in vergadering bijeen onder presidium van den heer J. A. v. Rompu. Deze zeide, dat de kwestie zich op een keerpunt bevindt. Het bestuur heeft den Minister van Waterstaat te kennen gegeven, dat het een bijdrage uit de streek ad twintig procent in de kosten billijk en mogelijk achtte. Het bestuur ontving de mededeeling, dat de Minister er prijs op stelde te vernemen of er vooraanstaande personen in Zeeuwsch-Vlaanderen, bij dezen aanleg betrokken, de totstandkoming met een geldelijke bijdrage uit de streek gewenscht achten. Nadat op een vraag was medegedeeld, dat het kanaal volgens het ontwerp zal kunnen bevaren worden met z.g. slitsen tot een grootte van 450 tonnen (in deze streken veel gebruikte schepen) werd de gestelde vraag unaniem toestemmend beantwoord.

Ook werd gezegd, dat de uitvoering van het plan zou ten goede komen aan een dringend noodige verbetering van de ontwatering der polders. Het bestuur zal overeenkomstig een wenk van het lid der Tweede Kamer, mr. Kortenhorst, aanknooping zoeken met de commissie-Patijn, die blijkens de mededeeling van den minister van waterstaat hierover advies zal uitbrengen.

Zooals bekend worden de kosten van het kanaal op 3 millioen geraamd. Een flink bedrag, doch Zeeuwsch-Vlaanderen heeft een Kanaal ongetwijfeld van noode.

Den Haag heeft deze streek van ons gewest nog nooit verwend. Laat men het thans doen. Teekenend is het, dat de Zeeuwsch-Vlamingen bereid zijn in de kosten bij te dragen en dat ze niet alles van één kant verwachten.

VAN EIGEN BODEM

De geschiedenis van een Vorstenlijk.

Onder dezen titel deelde de heer J. A. Frederiks in het Avondblad A van de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 19 Januari 1909 een en ander mede over de wederwaardigheden van het stoffelijk overschot van Willem den Tweede, graaf van Holland en Zeeland en Roomsch-koning, die in 1256 op een veldtocht in West-Friesland sneuvelde en wiens lijk 26 jaar later door zijn zoon Floris den Vijfde in het choor van de Abdijkerk te Middelburg ter aarde werd besteld. In 1325 werd een kapel gesticht voor de rust zijner ziel ; in 1546 werd op last van de landvoogdes, Maria van Hongarije, door den abt Floris van Schoonhoven in die kerk een fraaie graftombe opgericht, die echter niet lang daarna, vermoedelijk door den grootten brand van 1568, ernstig werd beschadigd. In 1603 overwoog de regeering der stad of men het stoffelijk overschot van den vorst, die voor Middelburg zoo bijzondere beteekenis heeft gehad, niet "met een eerlijcke sepulture behoorde te versieren" ; zij deed een plan opmaken voor een monument van blauwen en witten arduin, maar tot uitvoering kwam het niet. Twee en twintig jaar later blijkens 't Register ten rade van 29 November 1625, burgemeesters, schepenen en raden benevens de kerkmeesters gemachtigd "om naerder te spreken met den ridder Courten aengaende tmaecken van de sepulture van wijlen hooger gedachten coninck Willem in de Coorkerke." Maar ook ditmaal kwam van de goede voornemens niets, en daarmede houden de bemoeiingen van het stadsbestuur met het stoffelijk overschot van den vorst, aan wien de stad zooveel te danken had, ten eenenmale op.

Door de veranderingen, die de kerk sinds den overgang aan de Hervormde gemeente had doorgemaakt, was het graf van den Roomsch-koning geheel aan het oog onttrokken en wist men zelfs niet meer, waar het zich bevond, totdat in 1817 de toenmalige president van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, mr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem, er in mocht slagen, het op te sporen. Daar de kerkwanden aan de binnenzijde geheel waren bepleisterd en ter plaatse, waar zich vermoedelijk het graf moest bevinden, met banken waren betimmerd, ving mr. Lambrechtsen het onderzoek aan de buitenzijde aan. In de Nieuwe verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap dl. III P. 11 en vlg. heeft hij een omstandig verhaal van zijn bevindingen gegeven, terwijl het gevondene door J. H. Reygers in teekening werd gebracht. Men vond n.l. in den kerkmuur een nisvormige ruimte, die fragmenten bevatte van een grafzerk van blauwen steen en waaronder zich het gebeente van een man bevond. Op den steen kon worden onderscheiden het geschonden beeld van een ridder in maliekolder met een schild op zijde, waarop een klimmende leeuw, terwijl aan het voeteneinde een liggende hond was afgebeeld en ter rechterzijde van het hoofd een torenspits zichtbaar was (zie de afb.). Aan het harnas werden sporen van verguldsel aangetroffen.

Het geraamte werd met de fragmenten van den Gothischen grafzerk (1) overgebracht naar het museum van het Zeeuwsch Genootschap, waar de beenderen in een gesloten kistje werden bewaard en door den al te ijverigen concierge aan bezoekers werden vertoond, met het gevolg natuurlijk, dat menig onderdeel verdween ! En de fragmenten van den zerk werden door dezen braven man des winters gebruikt om zijn ingemaakte zuurkool onder den noodigen druk te houden, terwijl des zomers, als hij ze niet meer noodig had, de stukken weer op de daarvoor aangewezen plaats in, het museum werden gelegd !

Mr. Lambrechtsen van Ritthem wendde zich vervolgens tot de landsregeering met het voorstel, "een klein monument ter herinnering der verduisterde nagedachtenis van den Roomsch-koning Willem den II" te doen oprichten, waarop in het voorjaar van 1818 gunstig werd beschikt. Ook voor graaf Willem's broeder FIoris, bijgenaamd den Voogd, in 1258 overleden en mede in de Middelburgsche Abdijkerk begraven, werd daarop in Augustus 1820 een eenvoudige marmeren gedenkplaat met zwarte omlijsting. in den noordelijken muur van de Nieuwe Kerk aangebracht.

Vele jaren later, nadat langen tijd niemand behalve bovengenoemde concierge, wien zij geen windeieren zullen hebben gelegd, naar de overblijfselen van den Roomsch-koning meer had omgekeken, heeft een ander bestuurslid van het Zeeuwsch Genootschap, de heer F. Nagtglas, zich hunner ontfermd. Ten langen leste gelukte het hem, een crediet van tien gulden (!) los te krijgen ; op zijn verzoek stemden kerkvoogden der Ned. Hervormde gemeente er in toe, dat de overblijfselen onder den vloer van de Nieuwe Kerk vóór de plaats, waar de marmeren gedenkplaten in den muur waren gemetseld, werden bijgezet. In September 1866 had deze plechtigheid plaats, die door Nagtglas in een nagelaten aanteekening, door den heer Frederiks in bovengenoemd artikel weergegeven, uitvoerig en duidelijk is uiteengezet. Weinig zal Nagtglas hebben vermoed, toen bij de aanwezigen "bedankte voor de eer, ten derden male den Koning aangedaan", dat ook dit niet Willem's laatste rustplaats zou zijn. Men leze, wat de heer Frederiks hierover mededeelt. "op een morgen in November 1903 toevallig in de Nieuwe Kerk komende, zag ik twee timmermansknechts bezig met het openmaken van het kistje, waarin het stoffelijk overschot was geborgen. De vloer daar ter plaatse moest namelijk hersteld worden, het kistje kwam te voorschijn en in de gedachte van een belangrijke vondst te hebben gedaan, werd er dadelijk beitel en hamer ingezet en het looden kokertje (bevattend de oorkonde van de bezetting in 1866) er uitgehaald. Ik maakte toen de menschen met den inhoud van het kokertje bekend en liet het kistje met het gebeente op mijn bureau in de Abdij brengen, waar het, met goedvinden van de kerkvoogden, tot heden verbleef." En ook daarna, toen de heer Frederiks Middelburg had verlaten, berustte dit kistje met zijn merkwaardigen inhoud in een der kamers van de Abdij-gebouwen.

Ook voor de fragmenten van den zerk werd meer zorg gedragen. Als conservator van het museum opgetreden, was de eerste zorg van den heer Frederiks de verschillende stukken aan elkaar te zetten en met cementspecie tot een geheel te doen vereenigen, waardoor zij tenminste voor een gebruik als bovengenoemd werden bewaard.

De restauratie van de Choorkerk, waarmede in 1904 een begin werd gemaakt, bood die gelegenheid, een onderzoek in te stellen naar de juiste ligging van de grafnis, waaruit in 1817 gebeente en zerk te voorschijn waren gebracht. Na het wegruimen der banken werden de muren van de vele witsel, en kalklagen ontdaan, waarop een groote boog te voorschijn kwam, die met een halven steen was dichtgernetseld ; toen de vulling was verwijderd, kwam de gezochte nis aan het licht. De ruimte, waarin het lijk had gelegen, was nog geheel intact gebleven, en ook de rijke baksteen-profileering, die de nis van het muurwerk afsloot, was, op ééne uitzondering na, waar ze was weggehakt, nog ongeschonden bewaard, zooals de heer Frederiks mededeelde. "Het geopend graf ligt gereed om 's graven overschot te ontvangen. Zal het nu, na al die omzwervingen, eindelijk de eeuwige rust tegemoet gaan?", vroeg de heer Frederiks ten slotte, en hij liet er terecht op volgen : "tegenover de vele ongerechtigheden, die met het stoffelijk overschot hebben plaats gehad, is het een dure plicht er voor te waken, dat de rustplaats in het vervolg ongerept blijft."

De zaak bleef evenwel slepende en de restauratie der Choorkerk raakte voltooid, zonder dat het stoffelijk overschot van den wellicht belangrijksten van de graven uit het Hollandsche huis er wederom naar behooren in was bijgezet. In het jaar 1919 echter wendden kerkvoogden zich tot den Minister van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen, met het verzoek de grafnis in eigendom door het Rijk te doen overnemen en voor rijksrekening verder te doen restaureeren, op welk verzoek gunstig werd beschikt. De nis werd in eigendom aan het Rijk overgedragen en plannen werden opgemaakt, om voor een behoorlijke afwerking zorg te dragen, terwijl van het Zeeuwsch Genootschap toestemming werd gevraagd en verkregen tot overbrenging van de fragmenten van den grafzerk. Nadat de bekende tijdsomstandigheden daarop de uitvoering der plannen weer eenigermate hadden vertraagd, kon op het laatst van 1924 ten slotte daarmede een aanvang worden gemaakt. Door tal van omstandigheden echter heeft het tot 1928 geduurd, eer het werk tot een goed einde kon worden gebracht. Den zesden December, op den naamdag van den Heilige, die met de Moedermaagd als patroon der Abdij werd vereerd, werd voor de vierde maal het stoffelijk overschot van den Roomsch-koning ter aarde besteld. Het moge dit maal voor het laatst zijn ! U.

(1) Men heeft in de fragmenten van den dekzerk het schamel restant van bovengenoemde graftombe van 1546 meenen te zien, doch volkomen ten onrechte. Dit monument was uiteraard in renaissance-stijl gemaakt ; de nog bewaarde fragmenten en de afbeelding van 1817 vertoonen een bij uitstek Gothisch karakter. Of de zerk reeds bij de eerste overbrenging van het stoffelijk overschot van Willem II, dus in 1282, is aangebracht, kan evenwel niet met stelligheid worden beantwoord.

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. TH. CAMPERT.

IX

Het dorp veranderde, ik wist niet dat een plaats zóó snel en afdoende van aspect kon veranderen. Het leek alsof het uit een rustigen en diepen slaap plotseling tot het leven ontwaakte. Men voelde er den polsslag van den tijd duidelijk en nerveus kloppen. Het verloor, met dat al, iets van zijn charme.

Want : het lag er inderdaad gevaarlijk. Aan den Schelde-mond. Met helder weer zag je 's avonds de verlichte boulevards van Knocke, Heyst en Blankenberghe. Als werkelijk de Engelschen langs de Schelde naar Antwerpen wilden gaan en als werkelijk de Duitschers ten minste één oever der Schelde hadden willen bezetten!....

Het duurde dan ook niet lang of de compagnie landstormers werd vervangen door een grooter contingent jeugdiger soldaten. En zie : zoo hadden wij jongens het ons gedacht, dat waren de frissche, opgewekte kerels die wij benijdden. Daar was ook de muziek, de vroolijke muziek.

In lange rijen trekken zij het dorp binnen, alle boerinnetjes stonden aan de deuren : dat was tenminste, wat anders dan dat stelletje stoffige huisvaders. Zoo'n aanblik was voldoende om ons in geestdrift te brengen en tot méér. Want ik kan het nu wel verklappen : m'n vriend en ik hadden een uitvoerig plan klaar, kánt en klaar, dat áls onze landsgrenzen geschonden mochten worden, wij ons onmiddellijk naar de bedreigde punten zouden begeven. Hij zou de revolver van z'n vader requireeren en ik zou ook wel aan zoo'n voorwerp komen.

's Nachts natùùrlijk 's nachts, zouden wij op onze fietsen er van door gaan den vijand tegemoet, die het spreekt immers vanzelf ! Bij onze aankomst zich onmiddellijk zou terugtrekken. Neen, ze hadden ons op zoo'n oogenblik daar bepaald hàrd noodig.

Maar blijf er als jongen eens koud onder als je in je eigen kleine dorp niets anders meer ziet dan uniformen, uniformen en nòg eens uniformen. Als ze je duinen afzetten en er levensgroote batterijen neerplanten met het zwaarste geschut dat ons aardig legertje rijk was, als elken avond de zoeklichten, die aan het einde van den dijk stonden opgesteld, zwaaien en zwieren door de duisternis : speurende, speurende....

En later, toen de Duitschers aan de Belgische kust stonden, kon je de granaten in den donkeren avond zien springen, zag je soms plotseling een vlammend voorwerp snel en dwarrelend vallen, dan wist je dat er weer een vliegtuig was aangeschoten, dat er weer twee gestorven waren.... waarom ? .... waarom ? ....

Den ganschen dag duurde de monotone donder van het verre geschut. Ten slotte hoorde je 't niet meer. Het viel alleen op wanneer er even rust intrad en dat gebeurde niet al te dikwijls.

Ik zal ook niet spoedig vergeten den dag dat er blijkbaar in de politieke sfeer tusschen Engeland en ons iets aan het broeien was. De wachten waren verscherpt. Ik wist dat de batterijen gevechtsklaar stonden. De officieren liepen met ernstige gezichten èn ginds, even buiten de territoriale wateren, duidelijk met het oog te onderscheiden, lagen een aantal Engelsche oorlogsbodems. Als zij ook maar even onze grens zouden schenden, dan.... dan was het mis. Een angstige spanning heerschte in Westkappel. Men kende de gevechtscapaciteiten der Engelsche vloot. Als zij even ons eiland onder vuur namen, dàn.... het gebeurde niet. Den volgenden ochtend waren zij verdwenen.

En hoe zou ik ook ooit vergeten het uur dat 36 Duitsche vliegtuigen, terugkomende van een raid boven Londen over ons gebied vlogen en - wat trouwens meer gebeurde - door onze kanonnen en mitrailleurs onder vuur werden genomen.... zonder resultaat. Gelukkig....

Al deze voorvallen echter waren niets anders dan symtomen. Door hen veranderde het dorp niet, het werd dieper aangeraakt, het werd gewond in de kern.

Westkappel was - althans ik weet niet beter altijd een zeer in-zichzelf-besloten rijkje geweest. De bevolking viel dadelijk te onderscheiden van die der andere dorpen. Het had iets zéér eigens, iets zéér persoonlijks. De mannen leken er krachtiger, ook ruwer dan elders, de vrouwen waren er grooter en donkerder. Zij waren, in tegenstelling met de anderen, die welhaast uitsluitend kinderen van het land waren, ook kinderen der zee.

Er leefde in hen iets van de woeste uitgestrektheid van het water, zij hadden deel aan de ruime winden die in den herfst en des winters van over zee kwamen aangevlogen.

De Westkappelaars trouwden zoo goed als uitsluitend onder elkaar en nog steeds bevreemdt het mij dat het ras toch zoo sterk en flink bleef. Zij duldden geen vreemd bloed. Het was een kleine, aparte maatschappij ....

De oorlog raakte deze in haar fundamenten. Een aantal jonge kerels, uit alle streken van het land bijeengegaard, uit de steden en van de heiden, òveral vandaan kortom, werden plotseling in ons dorp neergezet. En de gevolgen bleven niet uit. Hoe kan 't anders !

Zij zochten aansluiting bij onze dorpsmeisjes en deze voelden, om het populair uit te drukken, alles voor een veranderingtje. Dat zette kwaad bloed bij de boeren. Gevechten bleken schering en inslag. Tevergeefs . ... want de wezenlijke verandering was begonnen. De meisjes zagen dat er ook buiten het dorp flinke vrijers waren en daarbij : hoeveel onzer jonge dorpsgenooten werden zelf niet opgeroepen ? En vonden zich ergens terug in de kazernes onzer groote steden of in de forten bij Amersfoort ? Om een voorbeeld te noemen....

De jeugd verruimde haar uitzichten en ik ben er van overtuigd dat sindsdien Westkappel zijn specifiek karakter verloren heeft.

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant, te hooren

- dat te Tholen het oude veerhuis nu geheel gesloopt is. Het uitzicht op de nieuwe brug is daardoor flink verbeterd.

- dat de Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging in Noord- en Zuid-Beveland, eerst kort geleden opgericht, al 5400 leden telt.

- dat B. en W. van Middelburg den raad voorstellen in beheer en onderhoud over te nemen een gedenkteeken voor wijlen Jan Morks, in leven directeur van het Middelburgsch Muziekkorps en populair componist. Het gedenkteeken, bestaande uit een borstbeeld, zal aan het Molenwater opgericht worden.

- dat de gemeenteraad van Breskens 1000 pop beschikbaar stelde voor het onderzoek, hoe hun woonplaats het best bij de vreemdelingen in trek kan komen.

- dat in Zoutelande voor de gemeente een slachthuis met winkel gebouwd zal worden.

- dat de Vlissingsche politie iemand verbaliseerde toen hij, zelf geheel gekleed, zijn brood naakt vervoerde.

- dat in Hulst een veilinggebouw het leven gaat zien.

- dat de Societeit "Non Semper" te Tholen aangekocht werd door de oud-gereformeerde gemeente. Het klets-, kaart- en drankhuis wordt bedehuis.

- dat in de Hervormde Kerk te Zoutelande een nieuw orgel geplaatst zal worden.

- dat te Sas van Gent de suikercampagne aan de fabrieken reeds ten einde liep.

- dat in November bijna 3 1/2 millioen oesters uit Ierseke naar lekkerige magen gedeporteerd werden.

- dat de korenmolen te Waarde voor fl 10.270 verkocht is. Hopenlijk behoeft de vereeniging tot behoud van molens hier niet in het geweer te komen.

- dat de Middelburgers de vorige week veel aandacht wijdden aan een fuut, die tusschen de stedelijke zwanen was neergestreken.

- dat op het graf van Willem II, graaf van Holland en Zeeland, in de Koorkerk in onze hoofdstad een zerk is aangebracht.

- dat de Vlissingsche politie de hand legde op een 16-jarig meisje uit Duisburg, dat haar kind van 3 maanden onverzorgd had achtergelaten. Nadat de vluchtelinge, die in vervuilden toestand verkeerde, in het Gasthuis gereinigd was, werd ze de grens overgezet. In Duitschland zal men opmerken, dat wij alles zuiver afleveren. O zoo.

- dat in de buurt van Capelle (bij Zierikzee) een autobus van den dienst Bruinisse-Zierikzee een sloot als eindpunt beschouwde. De inzittenden werden ondanks deze vergissing niet gewond.

- dat het particuliere badhuis te Goes 17 Dec. a.s. gesloten wordt. Toch heeft de gemeente nog geen plannen gemaakt voor een badhuis. We leven desniettemin in 1928, en het woord "hygiëne" is niet van de lucht.

- dat Maandag een gedenkteeken onthuld is op het graf van wijlen Ds. J. H. Donner op de stichting "Vrederust" te Bergen op Zoom. Ds. Donner was jarenlang voorzitter van de vereeniging tot Chr. verzorging van krankzinnigen in Zeeland.

- dat in beginsel besloten is tot oprichting van een afdeeling Zeeland van de vereeniging van Nederlandsche gemeenten.

- dat Sint Nicolaas ook dit jaar weer een bezoek bracht aan verschillende Zeeuwsche scholen.

- dat de gemeenteraad van Goes Donderdag j.l. eerst aan de begrooting voor 1929 begon te knabbelen.

- dat de locaalspoorweg in Zuid-Beveland in Augustus fl 6735.21 opleverde.

- dat Zondagnacht te Vlissingen iemand met een scheermes bewerkt werd, vermoedelijk door twee Tsjecho-Slowaken. Het waren geen barbiers.

- dat in dezelfde stad een paard en wagen in de Binnenhaven reden. Het paard kwam in het water om.

- dat de Geref. Gemeente te Goes een nieuwe kerk zal doen bouwen, die circa 800 zitplaatsen bevat.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag

Adieu

 

SPORTIMPRESSIES

Voetbal.

Spelpeil.

Er is den laatsten tijd in de pers nog al wat te doen geweest over het peil, waarop ons voetbal zich momenteel bevindt. Het dagblad "De Telegraaf" heeft zich al bijzonder warm gemaakt voor dit onderwerp en een plebisciet uitgeschreven, die zich bepaald heeft tot een dertigtal oud-spelers van het Nederlandsch Elftal.

We willen die Telegraaf-actie, welke meer speciaal gericht is op een ander systeem bij het samenstellen van het Nederlandsch Elftal, thans buiten beschouwing laten, maar een wijle stilstaan bij eene daardoor sterk naar voren gekomen oordeel omtrent het tegenwoordige spelpeil. Als we de meeningen der oud-spelers nagaan, is het opvallend, dat slechts zeer weinigen hunner de positieve bewering lanceeren, dat ons peil zakt, dat verder het overgroote deel zich van eene uitspraak ten deze onthoudt en dat de rest zich onbevoegd acht om een negatief oordeel uit te spreken, omdat de omstandigheden van nu zoo hemelsbreed verschillen met die van circa 25 jaar geleden.

Wij voor ons scharen ons aan de zijde van laatstbedoelde categorie en zijn van oordeel, dat elke maatstaf ontbreekt om het peil van thans te toetsen aan dat van voorheen. Als wij tegenwoordig de schooljeugd gadeslaan, maakt de gedachte zich van om meester, dat de jongens van thans kleiner en jonger zijn dan ten tijde toen we zelf daaronder verkeerden en deel er van uitmaakten.

Maar we vergeten er bij, dat we in onze eigen jongensperiode, ons o zoo gewichtig voelden en - eenmaal in de hoogste klasse gekomen - neerzagen op de lagergeklasseerden als Goliath op David. In werkelijkheid is er natuurlijk geen verschil in postuur tusschen den doorsneeschooljongen van 16 à 17 jaar van toen en thans, doch ons eigen gevoel speelt ons parten bij de vergelijking omdat we de verhoudingen uit zeer verschillend oogpunt bezagen en thans bezien. Zoo is het ook met het voetbalspelpeil. Wie zal zeggen, dat in 1905, toen het Nederlandsche elftal zijn eersten wedstrijd tegen België speelde, beter of slechter werd gespeeld dan thans ? We hadden in dien tijd onze sterren als Stom, De Neve, De Korver, Franken, Otten e.d. maar was het in die jaren niet heel wat gemakkelijker om uit te blinken dan thans ? En moesten we, ondanks de toenmalige sterren, niet met 12-2 en dergelijke cijfers het hoofd buigen voor Engeland ? En is in die jaren zóóveel gewijzigd in de verhoudingen en moet men het tegenwoordige spel met zóó geheel ander oog bezien dan vroeger, dat het stout mag heeten, pertinent te durven beweren, dat het Nederlandsche voetbal in peil is gedaald ?

Een andere zaak is intusschen, of het peil der landen, waarmede Holland zich op de wereld-voetbalmarkt pleegt te meten, al dan niet is vooruitgegaan. En deze overweging moet o. i. leiden tot de meening, dat werkelijk de continentale landen als België, Denemarken, Zweden, Italië, Duitschland en Zwitserland, waartegen Nederland in het strijdperk treedt, groote vorderingen hebben gemaakt. Vóór den oorlog kwam het sporadisch voor, dat België het Nederlandsche elftal klopte ; van de twintig ontmoetingen (tot en met 1914) verliepen er vijftien in het voordeel van Nederland. De oorlog kwam en eerst in 1920 werd de wedstrijdreeks hervat. En wat zien we?

Van de zeventien wedstrijden, van af 1920 gespeeld tusschen Nederland en België eindigen er slechts vier in een Hollandsche overwinning, terwijl zes maal wordt gelijk gespeeld. Zou nu werkelijk plotseling, na 1914, het Nederlandsche spelpeil aan eene inzinking van thans veertien jaar ten prooi zijn gevallen ? Wij durven die vraag gerust ontkennend te beantwoorden, omdat de feiten, gelegen in de door België elders behaalde resultaten, dit antwoord bevestigen. België heeft in de oorlogsjaren, toen achter het front militaire competitiewedstrijden werden ingesteld en het Belgische legerelftal herhaaldelijk zijn krachten mat met sterke combinaties der Engelschen, zich geducht geoefend en technisch groote vorderingen gemaakt. Nederland daarentegen was op zich zelf aangewezen : de mobilisatie sloeg groote gaten in de vereenigingselftallen en van contact met buitenlandsche ploegen was eenvoudig geen sprake.

Denemarken, Zweden en Noorwegen speelden onderlinge interland-wedstrijden, Italië en Duitschland maakten school in militair voetbal en zoo bleef ons land aan zijn eenzaam voetbal-lot overgelaten. Geen wonder, dat de door-en-door geoefende Europeesche landen ons overvleugelden en dit de legende ingang deed vinden, dat het Nederlandsche spelpeil dalende was.

Met evenveel stelligheid, waarmede wij dit, op de hierboven ontvouwen gronden, ontkennen, moeten we evenwel ook verklaren, dat we sedert 1914 niet vooruitgegaan zijn, doch dat hoogstens het spelpeil stabiel is gebleven en voor verbetering vatbaar is.

Men heeft, ter bevordering van het peil, vele middelen aan de hand gedaan. Er is eene categorie van deskundigen, die instelling eener hoofdklasse wenscht, d.i. eene groepeering van een tiental elftallen boven de bestaande vijf eerste klasse-afdeelingen, waardoor eene selectie van voetbalkrachten zou ontstaan, waaruit men het spelersmateriaal van het Nederlandsch Elftal wil putten. Op financiëele en technische bezwaren is dit denkbeeld afgestuit. Eene andere categorie ziet heil in de vorming van een Nederlandsch Elftal, dat kleine clubgroepen bevat. Dit denkbeeld moge loffelijk zijn, maar komt op geen enkel punt ten goede aan het streven om het algemeene spelpeil op te voeren. Weer anderen wenschen veelvuldiger aanraking met sterke, buitenlandsche ploegen. Ook dit zal niet schaden, doch houdt hetzelfde bezwaar in als de club-groepen-combinatie, n.l. : daar wordt het algemeene spelpeil niet beter van.

Men zal van ons een oordeel verwachten. Wij willen dit den lezer niet onthouden, omdat we persoonlijk meer nut zien in eene spelpeil-verbetering over de geheele linie dan in het opkweeken van één kleine groep, waaruit het Nederlandsch Elftal moet worden geboren om ons land naar buiten te vertegenwoordigen.

In de eerste plaats moet een goede geest aanwezig zijn onder de spelers, die zich tot een elftal hebben gegroepeerd. Tegenwoordig zien de spelers elkaar éénmaal per week, n.l. gedurende anderhalf uur des Zondags tijdens den wedstrijd. In onzen tijd kon men elken Zaterdag- en Woensdagmiddag en op elken zomeravond de spelers op het voetbalveld vinden ; er werd geoefend, een "partijtje" gespeeld of "doel-verdedigd", en zoowel vóór als na die oefeningen waren we kameraden in den besten zin des woords. Er zat geest, harmonie en kameraderie in en deze hoedanigheden vormden een opgewekt clubleven zoowel als de basis voor goede sport. Er moet veel en veel meer door de spelers geoefend worden en de vereenigingsbesturen zullen goed doen, hierop orde te stellen. Van anderhalf uur voetbal in 8 of 14 dagen kan een speler zijn peil niet handhaven, laat staat opvoeren en een hechte vriendschapsband onder de spelers is eene eerste vereischte om tot een harmonisch geheel te komen en homogeniteit in de combinatie te brengen. Vervolgens moet o.i. veel meer zorg besteed worden aan de opleiding der aspiranten, die toch te eenigertijd geroepen zullen worden, de vacante plaatsen in het elftal te bezetten. En overigens zal een veelvuldiger contact met sterke tegenpartijen leiden tot het opsporen van leemten in het elftal en tot verbetering der techniek.

Ons spelpeil staat nagenoeg stil, maar het kan weer op gang gebracht worden, mits men den voortbouw van onderaf regelt. Veelvuldige oefening, prettige clubgeest, zorg voor de opleiding der jeugdige spelers en aanraking met sterke partijen .... ziedaar, naar onze meening, eene serie middelen, die Neerland's spelpeil onbetwistbaar ten goede zullen komen en die, bij oordeelkundige toepassing, binnen afzienbaren tijd den gradenmeter van Holland's voetbaltechniek zal doen rijzen.

Voetbal op Zondag a.s.

2e Klasse.

Te Middelburg: Middelburg-Dongen.

Te Bergen op Zoom : D.O.S.K.O.-Vlissingen.

3e Klasse.

Te Neuzen : Terneuzen-Hulst.

Te Vlissingen : Vlissingen II-Walcheren.

Te Middelburg : Zeelandia II-Zierikzee (om 1 uur).

LUCTOR ET EMERGO.

TREFFERS EN POEDELS

DE SLAG BIJ WATERLOO.

Een Goesche mandolineclub meldt o.m. op haar programma:

"De Slag bij Waterloo (in z'n geheel). Tijdens de pauze's en na afloop verschillende vermakelijkheden."

(De bedoeling is natuurlijk ander amusement dan deze mededeeling bij eerste lezing doet denken).

Zoo was Napoleon van Elba weggevlucht,

herleving van zijn roem bezwangerde de lucht.

Parijs viel als voorheen weer voor hem op de knieën,

trotsch wapperde zijn vlag weer op de Tuilerieën.

Toch was Fortuna's gunst hem niet meer lang beschoren,

na Honderd Dagen reeds bleek zijn régime verloren,

want heel Europa's toorn wendt zich op 's Keizers kracht,

men viel hem woedend aan, met groote legermacht.

De Pruisen bij Ligny - dit kon hij nog verdragen.

heel Blücher's krijgersschaar werd smakelijk verslagen,

de Groote Adelaar trok triumpheerend voort,

doch Quatre Bras reeds heeft zijn zegetocht verstoord.

Een Prins van Hollandsch bloed passeerde hij niet zoo;

dit was het voorspel van De Slag bij Waterloo.

Doch, eer men verder ging, besloot men wat te rusten,

men richtte disschen aan, die vriend en vijand lustten,

in broederlijk gefuif beklonk men vast den strijd,

dat was zie bovenaan) een soort vermaak'lijkheid.

Toen sprak Napoleon, gevuld nog van Gerechten :

Thans vriend en vijand : Stopt ! 't Is tijd weer om te [vechten,

Of dacht ge dat ik thans niet verder strijden kon ?

Welaan, grijpt het geweer ! - Ik tart u, Wellington !

Dus ving het vuren aan. - Zwaar dreunden de kanonnen,

de Slag bij Waterloo was bloederig begonnen.

De moed van zijn armée mocht Wellington niet baten,

naar allen droeven schijn verloren zijn soldaten.

De greep des Adelaar's was wurgend als voorheen,

nog maar ternauwernood bleef Wellington te been;

tot Blücher's schaar, goddank, hem redde uit die klemmen,

toen maakte men weer rust, met meerderheid van stemmen.

Er kwam een leuke bar, daar was Napoleon,

hij lunchte daar en dronk met vijand Wellington.

't Leek of bij Waterloo geheel vergeten zou,

hij danste charleston met Blücher's eigen vrouw.

Doch het gevecht werd gauw met nieuwen moed hervat,

men had weer ruim genoeg amusement gehad.-

Napoleon kreeg klop, werd droeviglijk verslagen,

hij was finaal kapot, hij durfde 't niet te wagen

nog langer Frankrijk's Heer en Keizer meer te zijn,

de Arend werd een musch, de groote man werd klein. -

Na afloop van den Slag - ondanks de vuile kleeren -

besloot men zich tot slot nog wat te amuseeren.

Napoleon was stil ; hij zat maar in een hoekje,

keek met een scheef gezicht naar zijn gescheurde broekje.

Jawel, zei Wellington, ik wist het van te voren,

jij hebt den heelen boel door eigen schuld verloren.

Op Sint Helena's kust heb je straks àl den tijd,

dus overdenk daarginds de zonden van je strijd;

De Slag bij Waterloo.... en z'n vermaak'l kheid !

WILLEM TELL II.

 

PRIKKELDRAAD

De vorige week hebben vele Zeeuwen gelachen en de wijze hoofden geschud over een krantenbericht.

Ja ja.... beken het maar.

Vooreerst is lachen geen schande, en dan.... men kan toch moeilijk zijn waren aard verbergen.

Er is gelachen in Zeeland. en bovendien is er gezegd: "Waar halen ze 't vandaan. Wat een hoogvliegerij. Ze lijken wel mal met hun nieuwigheden."

Bovendien hebben de hoofden van velen zich van links naar rechts bewogen.

Waar of niet?

En dat alles omdat de gemeenteraad van Breskens er nu eens duizend guldentjes voor over had om te onderzoeken op welke wijze van Breskens een behoorlijke badplaats te maken is.

"Duizend gulden voor een onderzoek: Breskens badplaats. . . . "

Hoort u de lachers, de heeren van de kritiek, de wijzen die overal malligheden te voorschijn tooveren?

Wat zullen de rechterooren van de Breskensche raadsleden getuit hebben van den lach die door Zeeland daverde.

Ik kan me met dezen lach, hoe ik de vroolijkheid ook min, niet vereenigen. Trouwens met veel Zeeuwsche lachpartijen niet, want men maakt zich in onze gewijde dreven meermalen schuldig aan den lach over zaken, dingen en personen die toch o zoo erg gewoon en verstandig zijn. Maar de gewoonheid en het verstandige wil men hier over het algemeen pas erkennen.... later.... veel later. Dat houdt met onze traditie verband, weet je.

Zooals gezegd, ik heb over het besluit van den raad van Breskens geen steekje vroolijkheid in me voelen opkittelen.

Wel een tikje eerbied voor den durf daar aan den overkant getoond en voor het inzicht, dat niet specifiek Zeeuwsch is.

Wat had Zeeland al een eereplaats in het rijk der touristen ingenomen, wat zouden Vlissingen en Domburg groot zijn als anderen voorheen iets van dezen durf van de raadsleden van Breskens in zich hadden gehad.

De Zeeuwsche badplaatsen zijn bijna ondanks de Zeeuwen iets geworden. Wat zouden ze dan niet geweest zijn als alle Zeeuwen hun medewerking hadden verleend.

Er is gelachen over Breskens de vorige week....

Wellicht lacht Breskens toch het laatst.

Want Breskens is niet ongunstig gelegen !

En.... men durft er wat beginnen !

 

 

Er zijn spreuken, die meer zeggen dan boeken, en waarin het hart meer leeft dan in jaren.

Vereenigde zielen dragen elkander altijd meer naar boven.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

5 December. - Heel gezellig de pakjesavond gevierd. Ieder vond de cadeaux van 'n ander het aardigst. Jossie moest misselijk naar bed, omdat hij aan mijn sigaartjes gerookt had, terwijl ik en Wybo met zijn spoortreintje bezig waren.

6 Dec. - In taveerne "Stortebeeker" was vandaag Oostenrijk in opspraak. 't Begon met den nieuwen bondspresident, maar aldra wist de postdirecteur het op 't lijdelijk verzet der posterij-mannen te brengen. Zou onder zijn directe leiding niet gebeuren. "Praatjes, ', zei Breeduitstra. "'t Zit hem niet in de leiding, maar in 't systeem. In een particulier bedrijf zouden ze dat niet lappen omdat per keerende post de baas van 't zaakje lijdelijk verzet bij het uitbetalen van 't loon zou plegen." Daar moest op gedronken worden. Ja, 't is een gekke boel in de wereld. In Den Haag heeft een bokser, iemand die hem getreiterd heeft, een lik op zijn gezicht gegeven, zoodat de getroffene terstond met zijn lichaam een deel van den zijweg asphalteerde. De bokser zal gestraft worden, Nogmaals :

'n rare wereld. Wanneer een bokser iemand knock-out slaat, die hem niet beleedigd, maar een vriendenhand gegeven heeft, wordt hij bejubeld, gevierd en ontvangt de recette.

Krimp van Dulmen vertelde vanavond, dat de minister van landbouw een studie-commissie naar Spanje zal zenden. Geld vermorsen. Waarom interviewen ze Sinterklaas niet ?

7 Dec. - De kinderen zijn allemaal ziek. Niet gevaarlijk. Sinterklaas-naweeën. Binnenlandsche onlusten. De suikerpoppetjes staan tegen de chocoladefiguurtjes op, zou Wybo zeggen, alhoewel die 't naar mijn bescheiden meening toch meer te pakken heeft gekregen door het te naarstig beoefenen van de grammatica der boterletterkunde.

Bij den kapper jhr. Poetspanne aangetroffen in verdrietige stemming. In Polen willen ze de doodstraf op het duelleeren zetten. Niet dat de jonker het zoo graag doet, maar hij vond het toch onpleizierig, dat men aan dat recht der voornamen om een ander straffeloos van kant te maken, ook daar begint te tornen.

8 Dec. - Eerste nachtvorst gehad. Hoera ! Nu komt de gelegenheid om boerenkool met worst te eten, want hoewel maar weinig handelaren in opgemelde groente, den titel van hofleverancier verkrijgen, moet toch eerst de vorst er over heen zijn gegaan, voor de burgers ze eten kunnen - de boerenkool namelijk.

Jossie is aan het vechten geweest met een zoontje van dokter Schuddebeurs. Jossie heeft ten slotte gezegd : "ik zal het tegen mijn vader vertellen en dan loopt die naar mijn moeder en dan krijg jij met den mattenklopper", waarop des dokters zoon repliceerde: "en ik zal 't tegen mijn vader zeggen en dan opereert die jullie en dan gaan jullie allemaal lekker dood." Kleine kinderen en dronken menschen spreken de waarheid'!

9 Dec. - Vanavond met Liesbeth naar een uitvoering geweest van de elite-zangvereeniging "Oefening Kweekt Kunst", waarin opgenomen de liedertafel "Eikels worden boomen". Met medewerking van ,,Trommele tamboers" en 'n broer van den directeur uit een groote stad, werden er fragmenten uit Wagners ,,Lohengrin" gegeven. Liesbeth zei dat de costuums er meer op leken dan de muziek en de zang. Zeker niet lang genoeg kunnen oefenen om kunst te kweeken.

De vereeniging bestaat nog maar 75 jaar en er gaan steeds van de oudste leden dood. In de scène van Lohengrins afscheid trokken de lompe tooneelknechts de zwaan op wielen te vlug weg. Gelukkig vertrok er 5 minuten later een andere zwaan.

10 Dec. - Op 't kistje sigaren dat ik van Liesbeth kreeg, stond 'n vliegmachientje. Vandaag de symboliek er van doorgrond. Ze starten alleen bij flinken tegenwind. Als je 't weet is het niemendal !

11 Dec. - Sientje is met een kitje kolen in den kelder teruggevallen. 't Schaap is zeker nog een tikje kleurenblind ook, want hoewel ze overtuigend zwart zag, sprak ze steeds van blauwe plekken. Ik heb onmiddellijk bij Liesbeth een pleidooi gehouden om voortaan de kolen op den zolder op te slaan, dan kan zoo'n ongeval tenminste niet meer gebeuren. Liesbeth lachte me in mijn gezicht uit. Die voelt niet zoo democratisch als ik.

VEREENIGINGSNIEUWS

Zeelandia, 's Gravenhage, - 4 December werd in de Oranje-Societeit het Sint Nicolaasfeest voor de kinderen der leden gevierd. Mevr. Nolles begon met de vertooning der poppenkast, waaraan de kleinen dapper medewerkten. Het hoofdpunt werd bereikt toen Sint Nicolaas met Piet onder het zingen der kinderen, "een 60-tal", binnentrad. Nadat allen versnaperingen en geschenken hadden gekregen, kon men wel aan de blijde gezichten zien, dat er groote voldoening heerschte. Toen de Voorzitter, de heer Vogel, de kinderen hartelijk had toegesproken en hun een tot weerziens had toegeroepen, was dit aardige feest geëindigd. VER. RED.