Ons Zeeland 1928, nummer 51

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

KERSTMIS

HET KERSTFEEST NADERT.

Nog enkele dagen en we zullen opnieuw de wijding van Kerstmis ondergaan. In de binnenkamers van onze huizen zullen we ter eere van het feest den Kerstboom met glimmende lichten tooien, en kunnen we dat om een of andere reden niet doen dan zullen toch in de binnenkamers van onze harten de lichtjes van vreugde ons innerlijk verwarmen.

Maar licht zal er zijn.

Licht in de donkere dagen van Kerstmis.

En stille vreugde en vrede.

En weemoed ook. Vooral bij hen, die veel van het leven zagen en daarom weinig van het leven begrijpen.

Kerstmis legt in onze handen met een stil gebaar de herinnering.

We zien de wegen, die we gingen, de gebaande zoowel als de vele die ons deden struikelen. En langs de wegen staan de zwijgende gestalten van hen, die tijdelijk met ons trokken naar het doel dat we nooit konden bereiken.

Kerstmis brengt ons onze lieve dooden ... Weemoed zal er wellicht zijn.

En eenzaamheid in velen.

Vreugde, weemoed en eenzaamheid zijn het die vooral op den Kerstdag beleden worden. Op dien dag meer dan wanneer ook.

De vreugdigen zullen zich aan den gloed van hun Kerstlichtje koesteren en weten dat het goed is te leven.

Dat iets van hun verwarmend innerlijk overgedragen worde op hen, die kleumen.

De vreugdigen zullen daardoor slechts aan vreugde winnen.

De weemoedigen zullen het Kerstfeest bij voorbaat in een vergelijking aan zich voorbij laten gaan. En toch zijn zij niet ganschelijk te beklagen, want ook van hun lichtje is de vlam niet geheel gedoofd. Zij hebben de goede herinnering dien dag.

Maar . . . de eenzame.

De wanhopige, de zwerver, de verloren zoon, de verlaten moeder, de onbegrepen mensch ...

De eenzame is op Kerstmis een-z-a-m-e-r.

Laten we hem, als het teere lichten van den Kerstboom in onze huizen zachte schaduwen werpt, gedenken.

Laten we tusschen hem en het licht niet het menschelijke scherm van afkeer, haat en hooghartigheid plaatsen.

Want het is Kerstmis.

En dat is Vrede.

Vrede voor alle menschen op aarde.

Voor de vreugdigen, voor de weemoedigen, voor de eenzamen.

MEDEDEELING.

Dit Kerstnummer, dat onze abonné's geheel gratis ontvangen, vervangt de nummers 51 en 52 van dezen jaargang, zoodat op 29 December geen afzonderlijk nummer verschijnt.

Met ingang van 1 Januari 1929 bedraagt de abonnementsprijs van "Ons Zeeland" fl 1.50, voor Ned.-Indië fl 2.- en voor overig buitenland fl 2.50 per kwartaal.

Beleefd verzoeken wij onze abonné's het abonnementsgeld voor het eerste kwartaal 1929 vóór 15 Januari a.s. op onze postrekening No. 74988 te doen storten of overschrijven. Na dien datum wordt per postkwitantie onder bijberekening van dispositiekosten, beschikt.

DE ADMINISTRATIE.

DE ZEEUWSCHE WEEK

Op inspectie bij 1928 ; vele goede en minder slechte zaken ; in vogelvlucht door Zeeland.

Als den lezer dit nummer van "Ons Zeeland" onder oogen komt, staan we aan den vooravond van Kerstmis en achter het Kerstfeest wenkt al het Oudejaar.

1928 spoedt ten einde en alvorens het ons den rug toekeert, zullen we het scheidende jaar nog even van het hoofd tot de voeten zij het dan vluchtig bezien.

Wat bracht het afgeloopen jaar Zeeland en de Zeeuwen ?

Over het algemeen veel goeds En dan denken we aan den drogen zomer in de eerste plaats. Hij liet de vruchten op de Zeeuwsche velden gunstig rijpen. De landbouwer was tevreden. Als het den landbouw in ons gewest goed gaat, dan gaat het de overige bedrijven niet slecht. Dus we hebben alle reden den afgeloopen zomer erkentelijk te zijn. Behalve de landbouwers waren het de hotelhouders en de bezitters van enkele andere bedrijven, die van den zomer direct profiteerden. De twee laatsten in verband met het vreemdelingenverkeer. Dit kwam in het afgeloopen jaar tot ongekende hoogte. De badplaatsen hadden meer hotelgasten dan voorheen; de Middelburgsche markt werd iedere week door duizenden bezocht. Het tourisme, mede aangewakkerd door het bezoek van een aantal buitenlandsche journalisten (die zeer enthousiast in Zeeland ontvangen werden) stemt tot volle tevredenheid.

Behalve vele buitenlanders maakten tal van landgenooten dit jaar een trip door Zeeland. Tot de bezoekers behoorde niemand meer of minder dan H. M. de Koningin-Moeder, die eenige dagen in hotel "Britannia" te Vlissingen verbleef, de Ministers van Binnenlandsche Zaken, Waterstaat en Marine.

Ministerieele belangstelling viel vooral Zeeuwsch-Vlaanderen ten deel. De ministers Kan en Slotemaker de Bruijne hebben deze streek herhaaldelijk bezocht en zich doen voorlichten over de moeilijkheden waarmede de bevolking daar nog steeds te kampen heeft. Den steun aan de vlas-industrie verleend, kan men als het eerste gevolg van de belangstelling der ministers beschouwen. Moge dit eerste schaap door nog vele gevolgd worden. De toestand in het Zeeuwsch-Vlaamsche toch is nog verreweg van gunstig te noemen.

Verheugend was het in het afgeloopen jaar te bemerken dat "aan den overkant", evenals in andere gedeelten van Zeeland, de tuinbouw hoe langer hoe meer (en ook hoe langer hoe beter) beoefend wordt. De prachtig geslaagde tentoonstelling in Schoondijke was daarvan een voortreffelijk bewijs.

Een tweede tentoonstelling, die hier gememoreerd dient te worden, was de expositie der Z. L. M. in Zierikzee. Het eiland Schouwen-Duiveland heeft bij die gelegenheid doen zien dat het de gastheerlijke plichten tot in de bijzonderheden verstaat.

Als we nog even bij de Noordgreep verwijlen, dan dient ook melding te worden gemaakt van het nieuwe carillon in den toren te Zierikzee, van den aanleg van de waterleiding op Schouwen-Duiveland (die in 1929 gereed komt), van de electrificatie en.... van de nieuwe brug te Tholen, welke de oude veerpont kwam vervangen, 1928 is voor de Noordgroep wel een zeer belangrijk jaar geweest.

In Zuid-Beveland vonden niet veel gewichtige gebeurtenissen plaats. Tot electrificatie van de middengroep kwam de P.Z.E.M. helaas nog niet. Te Goes werd het nieuwe abattoir in werking gesteld. Voorts is er op dit eiland, evenals op Tholen, nogal wat te doen geweest over de concessies aan de autobussen.

Tusschen Vlissingen en Breskens kwam de bekende veerboot "Wilhelmina" in de vaart. Deze mooie, veel gesmade boot en de verbeterde steigers te Breskens en te Vlissingen deden de verbinding tusschen twee deelen van Zeeland weer een stapje in de goede richting maken.

De Scheldestad heeft 1928 het arbeidsconflict aan de maatschappij "De Schelde" gebracht. Er moesten 18 moeilijke weken voorbij gaan, voordat de werkgevers en de werknemers elkaar verstonden.

Middelburg had in de zomermaanden te lijden van paratyphus, die de stad zakelijk heel wat nadeel opleverde. De kermis werd b.v. uitgesteld. Ook bleven wel logeergasten, angstig gemaakt door de krantenberichten, uit de hoofdstad weg. Het beste dat de ziekte afwierp was verbetering van de Middelburgsche waterleiding.

De ziekenzorg had op Walcheren en ook in Zuid-Beveland de aandacht der bevolking. In Goes, Middelburg en Vlissingen werden de z.g. Vereenigingen voor Ziekenhuisverpleging opgericht. De vele leden die tot deze instellingen toetraden, toonden aan dat er wederom in een behoefte was voorzien.

Over het Vlissingsche Ziekenhuis verscheen van de hand van den vorigen directeur-geneesheer in 1928 een alleszins beschamend rapport. De ellende van dat ziekenhuis zal echter spoedig vergeten zijn. De vereeniging "Bethesda" ontving n.l. van een onbekenden gever fl 250.000,- voor den bouw van een nieuwe ziekeninrichting.

Over de vermindering van de bevolking in Zeeland mogen we hier kort zijn. In onze enquête is deze kwestie breedvoerig door verschillende vooraanstaande Zeeuwen besproken.

Als we 1928 in zijn geheel overzien, kan de conclusie luiden : Voor Zeeland was het een goed jaar.

Groote rampen kwamen niet voor. In het begin van 1928 was er hier en daar een hooge waterstand, aan het einde richtte de storm op sommige plaatsen materieele schade aan, doch dit slechte valt bij het vele goede dat ons gewerd in het niet.

1929 moge aan den grijzen voorganger een voorbeeld nemen.

Met belangstelling zien we wederom naar het komende jaar uit.

 

 

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. TH. CAMPERT.

X.

Kerstmis.

Er is een Kerstliedje van den onvergetelijken dichter J. H. Leopold, dat begint :

In de donkere dagen van Kersttijd

is een kind van licht gekomen,

de maan stond helder over den dijk

en ijzel hing aan de boomen.

en deze regels schieten mij telkens weer te binnen als ik denk aan de Kerstdagen die mij op Walcheren zagen.

Dezelfde heldere, simpele sfeer die hier in deze weinige woorden besloten ligt, heerschte somtijds over ons eiland.

Kerstfeest - het had voor ons kinderen toch wel een heel bijzondere aantrekkingskracht. Het was niet alleen in de woorden en verhalen die in zulke dagen tot je gericht werden, dat je voelde hoe er een ander, magischer leven aan de wereld openbaar werd gemaakt.

Op "Kosmisse" werd de stilte soms zoo puur en klaar als kristal, de hooge, heldere vrieslucht welfde strak over de wintersche landen, de enkele geluiden die de stilte verbraken, klonken dubbel duidelijk.

Met nog plechtiger ernst gingen de mannen in hun donkere kleeren met de gouden knoopen over de straat naar de kerk en aan den langzamen tred der vrouwen en meisjes in hun fleurige Zondags-kleedij bespeurde men een ootmoed die een gansch ongewoon karakter droeg.

De dorpsstraat lag dan op zoo'n Kerstmiddag recht en verlaten onder het strakke, witte licht. De huizen stonden stom en gesloten daar langs geschaard en het eenige geluid dat ik hoorde was het gezang bijwijlen uit de kerk : donker, monotoon en plechtig.

Vrede lag over ons dorp, een vrede en een rust zoo intens en diep-beleefd als een mensch maar zelden vergund is te beleven.

Van de verre hofsteden af kwamen de boeren en boerinnen met hun kinderen aangereden in hun veerewagens om dezen dag te vieren. En zij kwamen, vervuld van den ernst der taak die hen wachtte. Want Walcheren's volk is vroom, het is het van nature. Het geloof wortelt hecht en standvastig in deze zielen. Die standvastigheid en ernst welke tot het beste deel behooren van den Hollandschen aard : zwaar en onverzettelijk. In die dagen herkent men in hen de nazaten der strijders die eens een oorlog voerden, welke tachtig jaren moest duren. En eens te meer beseft men, dat het wellicht geen toeval is dat zich op Walcheren de geboorteplaats bevindt van Marnix van St. Aldegonde, die het krachtigste en merkwaardigste lied schreef dat onze taal kent en wiens Psalmen te weinig geëerd worden. Marnix die in het Wilhelmus o. m. schreef deze regels, brandend van geloof, verzaad van berusting :

Soo het den wil des Heeren

op die tijdt had gheweest,

had ick gheern willen keeren

van u dit swaer tempeest ;

maer de Heer van hier boven

die alle dinck regeert,

die men altijt moet loven,

en heeftet niet begheert.

Ik herinner mij hoe op Kerstmis voor de kinderen in een der scholen een groote Kerstboom was neergezet. En daar kwamen wij allen, en daar werd aan ons verteld het aandoenlijke verhaal van de geboorte van het Kind. Het werd voorgelezen uit een grooten, dikken Bijbel, door een der boeren-ouderlingen en hij las het eentonig en ernstig, zelf wederom onder den ban der woorden :

" ........... en zij baarde haren eerstgeboren zoon, en wond hem in doeken, en leide hem neder in de kribbe omdat voor hen geene plaats was in de herberg.

En daar waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld en hielden de nachtwacht over hunne kudde.

En zie, een Engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen ze, en zij vreesden met groote vreeze.

En de Engel zeide tot hen : Vreest niet, want zie, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids.

En dit zal u het teeken zijn : gij zult het kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe.

En van stonde aan was daar met den Engel eene menigte des hemelschen heirlegers, prijzende God en zeggende :

Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen !"

Sinds die jaren heb ik tallooze malen het Kerstverhaal weer gelezen en gehoord, maar nimmer meer heeft het op mij zulk een indruk gemaakt. En wij togen mee op weg met de herders en wij zágen den stal en het Kind, Maria, Jozef en de dieren. Zoo luidruchtig als wij anders waren, zoo stil zaten wij toen te luisteren....

Buiten komend overviel ons de nachtelijke stilte. Door de eenzame, schaarsch-verlichte straten gingen wij naar huis. De klompen roffelden over de keien, het geluid stierf weg. Helder klonk in de stilte nog een groet op, de deuren werden gesloten en wederom lag het land roerloos en onaantastbaar onder de hooge hemelen.... Kèrstmis....

 

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzend-station de Schelde-Zender........

Vindt u het interessant te hooren

- dat dit station in het afgeloopen jaar 51 keer uwe aandacht vroeg.

- dat de omroeper dus recht op 1 week vacantie meent te hebben.

- dat hij u tot zijn spijt niet alle gebeurtenissen uit 1929 kan voorspellen.

- dat hij echter wel iets in het koffiedik ontdekte, n.l.,

- dat de middengroepers voorloopig nog wel bij gas- en petroleum-licht "Ons Zeeland" zullen moeten lezen.

- dat in het verkeer tusschen Zuid- en Noord-Beveland alles voorloopig bij het oude zal blijven.

- dat onze verkeerswegen ook in 1929 veel te wenschen over zullen laten.

- dat onze onbewaakte overwegen nieuwe slachtoffers zullen eischen.

- dat deze rubriek u nog menigmaal wil ergeren.

- dat er wederom vele nieuwe scholen gebouwd zullen worden.

- dat alle Zeeuwsche raadsleden meer zullen praten dan goed voor hun kelen en de gemeenten is.

- dat iedereen, behalve u en wij, ook in de komende 365 dagen menig vriend en buur over de tong zal laten gaan.

- dat men in Aardenburg weer een "kwestie" wil fokken.

- dat onze melkveehouders groote zindelijkheid zullen betrachten.

- dat we veel jubilea, veel zanguitvoeringen en de noodige tentoonstellingen met een bezoek zullen moeten vereeren.

- dat we wellicht schaatsen zullen rijden, wellicht niet.

- dat het vreemdelingen-bezoek aan onze provincie opnieuw een belangrijke uitbreiding zal ondergaan.

- dat of de peren- of de appeloogst weer wel beter zou kunnen zijn.

- dat de abattoir-kwestie in Vlissingen en in Middelburg de eindstreep misschien zullen halen.

- dat de motorveerboot nog wel een paar ingezonden stukken zal opleveren.

- dat ook in 1929 Zeeuwsche dansen opgevoerd zullen worden door "onechte" boerinnetjes en boertjes,

- dat "Ons Zeeland" belangrijker, grooter, interessanter, dikker aan abonné's zal worden.

- dat in den komenden zomer in Zoutelande weer verbaaltjes zullen vallen wegens het schenden van de Zondagsrust.

- dat geen enkele Zeeuwsche stad het Koninginnefeest op waardige wijze zal vieren.

- dat de heer Zijdewind weer wel de noodige avonturen en ongelukken beleven zal.

- dat de uitgever geen plaats genoeg zal hebben voor de inkomende advertenties.

- dat Zeeuwsch-Vlaanderen in 1929 zich nog geen waterleiding aanmeet.

- dat het meermalen zal regenen en waaien.

- dat alle voorspellingen niet uit behoeven te komen.

- dat de omroeper dus staakt.

- dat hij evenwel 1928 niet kan beëindigen voor

- dat bij zijn hoorderessen en hoorders schoone Kerstdagen, een niet te rumoerigen Oudejaarsavond en een puik Nieuwjaar heeft toegewenscht.

- dat zij zoo.

We sluiten nu tot het volgende jaar........

Adieu .........

 

TREFFERS EN POEDELS

EEN WINTERIG LIEDJE,

EEN KERSTCAUSERIETJE.

Stille Nacht, heilige Nacht,

sneeuwtapijt, witte pracht,

duizenden sterren kijken me aan,

even blijf ik bewonderend staan,

Kerstnacht, o wondere Nacht. -

Ik zing vandaag een liedje

van kou en sneeuw en ijs,

heel zonder melodietje,

geen noten en geen wijs.

Van lichte sterrennachten,

van muts en winterjas,

van boomen die verlicht zijn

met brandend witte was. -

Een lied van Kersteboomen

en Kerstelekkernij,

van volle Kerstekerken

en mooi gezang daarbij. -

Van dagen van vacantie,

een Kerstvacantielied,

die leuke tijd, waarin je

veel oude vrienden ziet. -

Ik hou van al die dagen,

die boomen, dat gezang,

het geeft een beetje stemming

zoo een paar dagen lang. -

Ik zing een lied van lichtjes

en zilver eng'lenhaar,

van honderd kleine vlammen

(pas op voor brandgevaar).

Van Wijzen uit het Oosten,

die lang gestorven zijn,

die 't Licht des Vredes zagen

('t is nòg te zien.... in schijn).

Ik zing een lied van armoe

in dezen kouden tijd,

van arme Kerstelingen

in schrale eenzaamheid.

Van menschen-der-bedeeling,

weldadigheidsobject,

van lekkernijenloozen,

wier Kerstmis meelij wekt. -

Ik hoor een lied van Kerstmis,

het klinkt naïef en zacht.

het maakt je soms weemoedig

dat lied van Stille Nacht. -

't Is een lied uit kinderjaren,

een muziek van wereldvree,

hij wiens stem mocht zijn versleten,

bromt of neuriet zachtjes mee.

Overal wordt het gezongen,

want het spreekt tot ieder's hart,

't heeft zoo'n stemmig melodietje,

door z'n eenvoud zoo apart.

Plechtig galmt het door de kerken

langs den boom der stille hoop ;

't wordt gesnikt door 't wonder-orgel

in de groote bioscoop. -

Ik zing van de klokken

die beieren gaan,

ze heffen hun zangen

weer donderend aan.

Het lied dat al eeuwen

geloovigen trok,

het lied van den toren,

het lied van de klok. -

Er is een sfeer in Kerstmisland

van jonge liefdedroomen,

een golf van lieve souvenirs,

die zachtjes langs je stroomen.

Twee jonge menschen, hand in hand,

gaan stil door Kerstmis-liefdeland,

er gaat iets heerlijks komen. -

Er is een sfeer in Kerstmisland

van zonnig liefdeleven,

van eigen huiselijk geluk,

die huis en haard je geven.

Een lieve lach, een hart'lijk woord,

de sfeer, die zoo bij Kerstmis hoort,

van sympathie doorweven. -

Ik zing vandaag een liedje,

een Kerstmisrijmerij,

van chocola en koeken

en and're lekkernij.

Van warme punch en wijngroc

(de Kerstmis brengt dat mee)

ik zing van koude voeten

en ander winterwee. -

Van volle restauranten

met wit en hulst versierd,

van helverlichte dancings,

waarin de jazzband giert. -

Ik zing van vuile straten,

die men met Kerstmis kent,

want sneeuw op straat (zie boven)

zijn wij niet meer gewend.

Maar,

al mag de regen vallen,

een waterval gelijk,

al heeft U natte voeten

en schoenen, vol met slijk,

al moet U binnen blijven

twee dagen achtereen,

en moog' het ook geen Kerst zijn

als mogelijk voorheen,

toch zal ze zeker brengen,

wat zij nog altijd bracht :

een wonderlijke stemming

en 't lied van Stille Nacht. -

WILLEM TELL II.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

20 Dec. - Dagenlang heb ik in bitteren tweestrijd geloopen of ik mijn laatste droevige avontuur wel zou te boek stellen. Ik vreesde maar al te zeer, dat mij de zedelijke kracht zou ontbreken, om nog eens in mijn geest te beleven, die verschrikkelijke momenten, welke ik vóór vier dagen heb moeten doorstaan. Maar de plicht, de ijzeren plicht om ter leering van mijn nageslacht al mijn rijke ervaring en diepe gedachten te memoreeren, heeft mij ten slotte over den bangen twijfel doen zegevieren, en hier zit ik nu, ik Philemon Zijdewind, met half gesloten oogen en trillende hand. Het kan een week of zes geleden zijn, dat in mijn brein een plan rijpte, dat ik kortzichtig genoeg, als schitterend beschouwde. Een colporeur van de Staatsloterij had mij met veel radheid van tong een lot aangesmeerd, doch daar ik, als zijnde onder een ongunstig gesternte geboren, nooit win, kwam spoedig spijt bij mij op en peinsde ik om van de strop af te raken. Met veel omzichtigheid en onweerstaanbare taktiek wist ik Krimp van Duimen te bewegen om met mij samen te spelen, wat mij zeer verheugde, omdat Breeduitstra botweg geweigerd had. Nauwelijks echter had ik de fl 1.80 van Krimp te pakken, of daar snijdt Breeduitstra mij aan om met een mild gebaar me eveneens fl 1,80 in de hand te duwen, onder de vriendelijke woorden : "ouwe duitendief, ik neem portie in je lot, omdat ik gegronde redenen heb, om te gelooven, dat je bar gelukkig bent in het spel." De man vergiste zich, maar dat zeg je natuurlijk niet in zaken, wanneer je daar voordeel in ziet.

Opgeruimd wandelde ik naar huis, zielsblij dat ik de verloren gewaande f 3.60 wederom in mijn bezit had. Toen heeft de duivel der hebzucht mij, Philemon Zijdewind, echter een onmenschelijke poets gespeeld.

's Middags, gedurende mijn siësta, heeft hij mij op 't verderfelijke idee gebracht om mijn lot - 't lot uit de loterij n.l. - nog productiver te maken, door met meerdere compagnonschap aan te gaan. En zoo hebben de volgende dagen mij bezig gezien in het bewerken van den postdirecteur, van dr. Doorloop, van mr. Mierick van Peuteren, van griffier Dorias, van den propiëtair van het "Varken met de sirene", enz. enz. En of de booze er mee speelde : overal had ik bijna succes. Alleen jhr. Poetspanne Verboendere, die met andere loten betalen wilde, wees mij af.

In mijn onnoozelheid lachte ik om mijn succes en wachtte onbekommerd de loterij af. De traditioneele "niet" kon me nu niet meer deren : ik had mijn winst gemaakt. De loterijlijst keek ik niet eens in ; 't kon me niets bommen. Helaas, wreed zou ik uit mijn dommen waan gescheurd worden. Drie dagen geleden kreeg ik den colporteur van de loterij op bezoek. Zijn gezicht straalde. "Mijnheer", brulde hij vroolijk, "U heeft geluk gehad; 'n prijsje van f 1000,-, hier breng ik u er fl 42 1/2 ." Hij telde tot 40, treuzelde en ik begrijpend, zei : "de rest fooi". Gejubel rondom, doch ik bekende aan Liesbeth, dat ik samenspeelde met negen anderen. "Dom genoeg", zei Liesbeth kil ; dat is nu maar vier gulden per man." En zij ontving mijn deel. Nog geen kwartier later of de kastelein uit "Het varken met de sirene" stond bij mij in de gang en met bloedend harte telde ik hem vier guldens in zijn handpalm.

"Neen mijnheer" zei de kerel, "U is abuis ; de pries was duuzend.... ik heb 'n half lot.... dus fl 21,25 s.v.p." Eerst toen kolkte de afgrond van mijn afschuwelijken toestand voor mijn besef open ! Strompelend als 'n gebroken, dronken man, wankelde ik in de kamer terug ; geen woord kon ik spreken. Liesbeth wel.

Ach, ook gij, die weinig fantasie hebt, zult het u kunnen indenken, hoe het mij te moede was toen langzamerhand de deelgenooten kwamen opzetten om met een gelukkig gezicht en muziek in hun stem, het prijsje op te halen, niet begrijpend de furie van Liesbeth, de begrafenisstilte van het huis en het verpletterend leed van mij, Philemon Zijdewind. Breeduitstra heb ik mijn gouden horloge aangeboden en toen de griffier kwam, stond ik op het punt om de hand te slaan aan het steenen varken van mijn kinderen, maar ik had gelukkig nog net tegenwoordigheid van geest genoeg om met deze misdaad te wachten tot de postdirecteur zijn portie opeischte.

O, ik wou dat ik dit ondermaansche nooit aanschouwd had.

Dr. Abraham Kuyper, waarom heeft u ook de Staatsloterij niet verboden ?

 

KUNST-FOTOGRAFIE

Men is langzamerhand tot de erkenning gekomen, dat de fotografie meer met de kunst uitstaande heeft dan men aanvankelijk, toen het fotografeeren nog in de kinderschoenen stond, meende.

Ook de fotograaf, de artist, die zich van een technisch hulpmiddel bedient, kan zich in zijn onderwerp uitleven en met de resultaten van zijn werk den mensch innerlijk ontroeren.

Onder de fotografen worden inderdaad ware kunstenaars gevonden, hun opnamen zijn meer dan een loutere weergave van de realiteit....

Tot een van deze kunstenaars van de lens behoort de heer A. G. van Agtmaal te Baarn.

We noemen hem omdat we deze uitspraak kunnen staven met voorbeelden. In dit nummer heeft de lezer n.l. een aantal kunst-foto's van Zeeland, door den heer Van Agtmaal vervaardigd.

We zullen de beteekenis van deze werken van zijn hand niet uitwerken, daar ze voor zich zelf getuigen. Men vindt er de stemming van Zeeland in uitgedrukt.

Van den heer Van Agtmaal heeft "Ons Zeeland" het reproductie-recht zijner prachtige opnamen aangekocht, en in het komende jaar zal dan de lezer in ons blad verschillende kunst-foto's kunnen bewonderen.

We twijfelen er niet aan of onze abonné's zullen het werk van den heer Van Agtmaal naar waarde weten te schatten.

 

EEN BELANGWEKKENDE FOKKERIJ

Voor het fokken van konijnen bestaat ook in Zeeland den laatsten tijd groote belangstelling. De vele tentoonstellingen op dit gebied, vooral in de Kerstweek georganiseerd, zijn een uiting van deze interesse.

In Zeeland, n.l. te Krabbendijke, heeft de bewoner van "Huize Para-Deli" een fokkerij van Angora- en Chinchilla-konijnen, die eenig in onze provincie is.

Het leek ons belangwekkend onze lezers hierover een en ander mede te deelen, en daarom verzochten we den heer Curiël om inlichtingen over zijn bedrijf.

Hij schreef ons :

De Angora's zijn, naar den naam te oordeelen, afkomstig uit Klein-Azië, en werden denkelijk in de 2de helft van de 18de eeuw door de Engelschen ingevoerd. Deze dieren zijn door bekwame fokkers zoodanig ingefokt, dat ze thans fijne wol opleveren. De konijnen worden hoofdzakelijk voor de wolwinning gefokt. Zoodra de haren pl.m. 10 c.M. lang zijn, worden de dieren geplukt of geknipt.

Plakken ! Hoe kan men dieren plukken zonder ze te slachten? Ze worden niet geslacht. Doet het dan geen pijn als men de haren uit het vel trekt?

Deze vragen worden mij vaak gesteld. Even maar uitgelegd of voorgedaan, dan snapt men het kunstje wel.

Ik zal hier 't pluksysteem behandelen, daar 't mij lijkt dat dit systeem het beste is. Voor de dieren geplukt worden, zijn ze : 1o. geborsteld met een daarvoor specialen borstel ; 2o. gekamd om eventueele klitten er uit te krijgen. Daarna gaat men eindelijk plukken ; men plukt dus alleen de z.g. "rijpe haren", en als dit vakkundig gedaan wordt, dan blijven de dieren stil zitten en ze laten zich den kuur best gevallen.

De 1ste soort wol, die van het plukken en kammen komt, brengt pl.m. 35 sh. per Eng. pond op. De wol wordt voor fijne tricotage gebruikt.

De hierbij gevoegde foto's geven te zien dat de dieren afzonderlijk gehouden worden, en wel in hokken van 60 X 60 X 60 c.M. en 3 hoog. De jonge konijnen blijven ruim 8 weken bij de voedster en worden dan verwijderd, niet alle jongen in eens, daar dit van invloed op de voedster kan zijn.

Een konijn kan ruim 400 gram wol per jaar opleveren.

Nu ik in 't kort een en ander over de Angora's heb verteld, wil ik de Chinchilla's ook een beurt geven. Deze zijn grooter dan de Angora's, ze zijn zwaarder en sterker, en kunnen dus gemakkelijker gehuisvest worden. Het Chinchilla konijn wordt enkel voor den pels gefokt. De dieren hebben meestal in de maanden November en December een vel, dat voor bont geschikt is. Voor prima door wind gedroogde vellen betaalt men thans fl 6.- per stuk.

 

SPORTIMPRESSIES

Sportiviteit.

De Kerstdagen leenen zich bij uitstek voor mijmeringen, waaraan men zich op andere dagen niet gemakkelijk overgeeft. Zij scheppen een sfeer van rust, die noodig is om ons de daden van een geheel jaar nog eens voor den geest te halen en te overpeinzen of onze gedragingen zich hebben bewogen in de lijn der oirbaarheid. De handelsman zal overwegen, of de voorbije transacties voldoening hebben gewekt, de industrieel zal peinzen over het vraagstuk der productie-opvoering en de arbeider zal zich, overgegeven aan meditaties, die beheerscht worden door de vraag : "Hoe kom ik rond ?"

Natuurlijk is dan ook voor den sportbeoefenaar het oogenblik gekomen om bal, palen, schaats, rijwiel, discus, korf, rekstok en alle andere attributen der sportgemeenschap, eens te laten rusten en zich bezig te houden met de vraag, of bij zich gekweten heeft van de plichten, die de sportbeoefening hem oplegt. Die plichten zijn ongeschreven en ongereglementeerd, omdat ze in elk sportverband als een axioma gelden, maar niettemin bestaan zij als gevoelsuiting en als uitvloeisel van den goeden zin voor sport.

Sportiviteit is een mooi woord, maar het begrip is nog oneindig veel mooier. In onze gansche sportsamenleving wordt geschermd met het woord "Sportiviteit" en het doet zelfs opgeld zoodra de handelingen van derden belicht of de gesties van een tegenstander omlijnd moeten worden. Wat is sportiviteit ? Men is zoo licht geneigd, zichzelf sportief te noemen wanneer men een of andere tak van sport beoefent ; doch het zal wel geen nader betoog believen, dat deze meening er lichtelijk naast is. Men kan zelfs heel veel aan sport doen zonder nog sportief te zijn, maar men zal daarentegen iemand, die zich nimmer in dienst der sport heeft bewogen, ook niet kunnen kwalificeeren als sportief, al geven overigens zijne gedragingen voldoende aanleiding, hem te beschouwen als bezitter van hoogstaande denkbeelden. Hieruit volgt reeds, dat het begrip "sportiviteit" uitsluitend tot het domein van den sportman behoort, met de techniek der sport niets uitstaande heeft, doch als onlogenbare consequentie hiervan geldt, althans : behoort te gelden.

Van den sportbeoefenaar verwacht men, zoowel tijdens als buiten de oefening, karakteradel, waardeeringsvermogen en zin voor berusting, kortom : hoedanigheden, die hij als plichten heeft aanvaard toen de techniek der sport hem aantrok. Uit hoofde van zijn zin voor sport behoort zijn doen en laten een geest van nobelheid te ademen, die elk sterveling siert, maar die hèm eigen is of geworden is juist door zijn naam van sportman. Mist hij dien zielenadel, dan kan hij, met alle waardeering voor zijne sport-prestaties, nooit de drager van het sportiviteitsbegrip zijn en mitsdien niet gerangschikt worden onder de ware sportlieden.

Helaas leven we in een tijd, waarin die hooggeroemde sportiviteit hoe langer hoe meer op den achtergrond raakt. Het zou onheusch zijn, hiervan de schuld uitsluitend aan de sportbeoefenaars toe te schrijven, omdat velen hunner zich niet vermogen te onttrekken aan de tijdseischen, die de sport tot dienst gemaakt hebben en die een geest van naijver hebben gekweekt, welke de sportiviteit op zware proef stelt. We denken daarbij in de eerste plaats aan het wedstrijdwezen, waaraan de sport is overgeleverd : of men voetbalt, turnt, korfbalt, roeit of schermt, op gezette tijden wordt men door de wedstrijkoorts aangetast en dan is het veelal met de sportiviteit gedaan. De rivaliteit verdringt haar, zelfbeheersching verdwijnt en de sport als zoodanig wordt miskend en ontsierd door den alleszins menschelijken wil tot uitmuntend. Dàn wordt het gezegde der Oude Grieken, "In een gezond lichaam huist een gezonde geest", verminkt en verworden tot een gezegde van minder-edele strekking, n.l. "Het doel heiligt de middelen".

Onder deze omstandigheden wordt de sport opgeofferd aan het streven om elkander den loef af te steken en maar al te vaak op eene wijze, die eenvoudig spot met elke opvatting omtrent sportiviteit. Dat is betreurenswaardig, in de eerste plaats om de sport zelve en zeker niet minder om de sportiviteit, die in haar bestaansrecht wordt aangetast omdat haar bakermat niet meer aan de eischen van goede sport beantwoordt. Gelukkig zijn er nog gevallen, waarin de sport om haar zelve wordt beoefend en een gezonde basis voor sportiviteit blijft bestaan, doch zij worden allengs ingeperkt tot een proportie, die zóó bedenkelijk is, dat men zich moet afvragen, of het veredelend karakter der sport niet weldra geheel ten gronde zal gaan. De verhoudingen in de sportgemeenschap hebben zich gewijzigd, men vraagt nauwelijks meer naar oplossingen in sportieven zin, doch men forceert sportsuccessen door onoirbare manipulaties, door uitbuiting van administratieve bepalingen, door zelfzuchtig optreden en door kleinzieligheden, die los behooren te slaan van de techniek der sport. En niet alleen bederft men hierdoor den geest der sportgemeenschap, doch men geeft den tegenstander der sport-beoefening een wapen in de hand bij zijne bestrijding van de leer, dat de sport heilzaam en veredelend werkt.

We vleien ons niet met de gedachte, dat bovenstaande tot verbetering zal leiden ; hiertoe is meer noodig dan een op schrift gesteld oordeel, doch we hebben het ons, als liefhebber van goede sport en als vereerden van het sportiviteitsbegrip, tot plicht gesteld, dit oordeel aan het papier toe te vertrouwen, omdat - het zij met bescheidenheid gezegd - het zich grondt op realiteit. Bij tal van gelegenheden en in diverse takken van sport, zoowel in Zeeland als elders en tot ver over Holland's grenzen, hebben we ervaren, dat de wedstrijdkoorts, de eerzucht, de eischen van een betalend publiek, de zucht tot excelleeren en de strijd om het bestaan met elkaar wedijveren om het heilzame en het veredelende, dat de sport inhoudt en dat sporteer behoort te kweeken, te dooden en sportiviteit tot eene aanfluiting te maken.

Deze Kerstmijmering drong zich aan ons op, toen we een terugblik waagden op het pad, dat de sport in het algemeen zich in en door ons maatschappelijk leven heeft gebaand. We meenen ook goed te doen, den lezer deelgenoot te maken van deze overpeinzing, omdat we geen betere gelegenheid kennen dan de rust en de bezonkenheid, die de slotweek van eene jaarperiode biedt en die noodig zijn, om den sportman het besef bij te brengen, hoe gemakkelijk hij de sportiviteit verzaakt en de gemeenschap ontvankelijk te maken voor sport-impressies, die, ontdaan van elke tendenz, den kern blootleggen van een ingetreden doch nog afwendbaar gevaar voor onze mooie sport. LUCTOR ET EMERGO.

VOETBAL.

De laatste wedstrijden in 1928.

Het jaar 1928 spoedt ten einde en daarmede is tevens de grens bereikt van de eerste helft van het voetbalseizoen. We hebben reeds doen uitkomen, dat de eerste periode tot groote voldoening heeft gestemd, wat betreft de verrichtingen der Zeeuwsche voetbalvereenigingen en spreken den wensch uit, dat ook de volgende periode in het teeken dier voldoening zal blijven staan. Nog twee competitie-Zondagen vragen de aandacht. Zware wedstrijden staan den Zeeuwen nog te wachten, maar wij vertrouwen, dat zij ook daarin zoodanig resultaat zullen weten te bereiken. dat elke Zeeuw, vervuld met trots jegens zijne voetballende provinciegenooten, het jaar 1929 kan tegemoet zien.

Hier volgen de dagprogramma's der aan de competities van den Nederlandschen Voetbalbond deelnemende Zeeuwsche elftallen.

Zondag 23 December.

2e Klasse A.

Te Vlissingen : Vlissingen-Zeelandia.

Te Breda: Bredania-Middelburg.

3e Klasse A.

Te Middelburg: Walcheren-Middelburg II.

Te Goes : Goes-Terneuzen.

Te Zierikzee : S.I.N.O.T.O.-Zeelandia II (12 uur).

Zondag 30 December.

2-e Klasse A.

Te Roosendaal : R. B. C.-Middelburg.

Te Bergen op Zoom: D.O.S.K.O.-Zeelandia.

3e Klasse A.

Te Hulst : Hulst-Middelburg II.

Te Vlissingen : Vlissingen II - Zeelandia II.

Te Zierikzee : Zierikzee-Terneuzen.

Te Middelburg: Walcheren-Goes.

LUCTOR ET EMERGO.

 

DE HEKS VAN DE MAAN

EEN ZEEUWSCH KERSTSPROOKJE DOOR LEO VAN BREEN

Neen, ik ga u geen verhaal vertellen, dat waar gebeurd is; want Kerstmis is een tijd van droomen, en wanneer men omringd is door den maagdelijken tooi van de winterwitte velden, dan is er in de harten geen plaats voor de nuchtere dingen, die het dagelijksch leven zoo eentonig maken. Kerstmis is een tijd van droomen, even ongerept, even wit, en even wazig ook als de sneeuw die nu over de lage landen gespreid ligt, of er in ieder geval gespreid behoorde te liggen. Als een blanke droom, een sprookje even onwezenlijk als het bestaan van verre landen, waarvan men dikwijls hoort, maar die men nimmer ziet. En daarom vertel ik u nu maar een verhaaltje, dat niet echt gebeurd is ; dat ik zóó maar verzin, om u bij de warme kachel en een lekker glas pons of anijs of slemp daarvan te laten genieten, en u in de droomstemming te brengen, die u uit den dagelijkschen sleur moet halen. En ge zult mij dat wel niet kwalijk nemen, want dit verhaal zou even goed waar gebeurd kunnen zijn, en er is niemand die kan bewijzen, dat het ééns niet gebeuren zàl....

Ergens in Zeeland was er eens een oud vrouwtje, dat woonde heel alleen in een klein huisje, midden in een eenzamen polder, dicht bij de Schelde. Men zei van haar, dat ze tooveren kon, en menigeen kwam 's avonds laat naar haar huisje geslopen om haar in een of andere moeilijke kwestie raad te vragen. Dat huisje was maar erg klein, maar er stond een hooge schoorsteen op en van daaruit liep een zilveren draad naar de maan. Daaraan hoefde ze maar te trekken om de maan naar zich toe te halen. En dat deed ze altijd wanneer er vrijende paartjes in den polder kwamen, want, zooals alle heksen, had ze een diepe haat tegen alle gelukkige menschen. Dan kwam de maan met haar leelijk, grijnzend gezicht dicht naar de aarde, lachte spottend en wierp zooveel licht over het vlakke polderland, dat de paartjes verschrikt en beschaamd wegvluchtten. Maar dan kwamen ze den volgenden avond toch weer terug, want de liefde is machtig en kent geen hinderpalen. En dan trok het oude vrouwtje weer aan den draad en herhaalde zich hetzelfde tooneel. Tot de mannen eindelijk boos werden en besloten, gezamenlijk naar de heks toe te gaan om haar voor goed uit den polder weg te jagen en haar huisje te verbranden. Zoo trokken zij er op een avond heen, gewapend met stokken en dorschvlegels, maar de heks zag hen aankomen en ze trok de maan zoo ver omlaag, dat de kleeren van de aanvallers in brand vlogen en ze in het water moesten springen om ze te blusschen. De heks was ondertusschen boven op den schoorsteen geklommen ; ze zat daar spottend te lachen, sloeg wild met een stok in het rond en zong met een schorre stem :

Zoetekoek en riestebrieë,

Maentje, kom toch dichter bieë!

Toen kwam de maan zóó dichtbij, dat de vlammen in het rond schoten en de menschen moesten vluchten. En na dien tijd kwamen er geen paartjes meer en de polder lag eenzaam en verlaten.... Totdat....

De oude heks had een dochter. En, zooals dat dikwijls voorkomt, ze had een heel mooie dochter. Het meisje was zóó mooi, dat elke jongen in den omtrek haar wel op staanden voet had willen trouwen, als ze maar bij het huisje hadden durven komen, om het haar te vragen. Maar ze vreesden allen de oude heks en zoo kwam er niemand.

Tot op zekeren dag een jongeman uit de stad het waagde, 's avonds laat naar het huisje toe te sluipen. De dochter zat voor het raam en werd op het eerste gezicht op den jongen aanbidder verliefd. Deze liet er geen gras over groeien en klom langs den met klimop begroeiden muur naar boven. Maar vóór dat ze elkaar hadden kunnen omhelzen, klonk er een donderend lawaai, en meteen werd de kamer helder verlicht.

De maan ! schreeuwde de dochter angstig en ze duwde den jongeman naar het raam en smeekte hem, te vluchten. Zonder zich te bedenken, sprong deze naar beneden en rende den polder in.

Omkijkende zag hij, hoe de maan dichterbij kwam en groote vlammen voor zich uit spoot, en op het dak hoorde hij een schorre stem zingen :

Zoetekoek en riestebrieë,

Maentje, kom toch dichter bieë !

Na dien tijd durfde de jongeman zijn liefste niet meer te bezoeken. Maar hij had veel verdriet en at niet meer, en sliep niet meer, en toen het Kerstmis werd, besloot hij, ten einde raad, naar den polder te gaan en zijn geliefde te schaken.

't Was een heldere maannacht. Den heelen dag had het gesneeuwd en de gansche aarde was bedekt met een donzen kleed van maagdelijke reinheid. Met een angstig kloppend hart liep de jongeman den eenzamen polder in, tot hij bij het huisje kwam.

Tot zijn groote blijdschap bemerkte hij, dat zijn liefste voor het raam zat en hem dus blijkbaar verwachtte. Er waren niet veel woorden noodig. Het meisje liet zich uit het raam vallen en de jongeman ving haar handig op. Zonder iets te zeggen, grepen zij elkaars hand en zetten het instinctmatig op een loopen. Maar de heks had bemerkt, dat er iets niet in orde was. Ze holde naar boven en zag dat haar dochter verdwenen was. In een oogwenk zat ze in den schoorsteen, trok aan de draad en zong de bezwering-formule. De jongelui hoorden haar stem en bleven als verlamd van schrik stilstaan.

Ze keken met starre oogen naar de maan, die met een vervaarlijke snelheid naderbij kwam en een fontein van vlammen rond zich heen spoot.

Laten we samen sterven ! riep het meisje uit, en voor de eerste maal, omhelsden zij elkaar, vast besloten, samen den dood af te wachten.

Maar wat was dat ? Een hevig sidderen ging door de lucht, alsof een reusachtige zwerm vogels kwam aangevlogen. Het was de ster van Bethlehem, die de overwinning der liefde aankondigde en in razende snelheid kwam aangesuisd.

Maar dichterbij gekomen, hield zij plotseling in en zat eensklaps als een reusachtige trofee op het hoofd van het meisje, een blauw stralend licht rond zich verspreidend. Sidderend knielden ze neer, ieder oogenblik den dood verwachtend.

Maar opeens was het licht verdwenen.

Stemmen drongen door in den nacht en ze hoorden hoe vele menschen samen een plechtig lied zongen :

De klokken luuë, luuë van verre,

in Bethlehem riest er gloeiend 'n sterre.

En in de schuure, dè wier d'r 'eboren

In joengsje, dà was uutverkoren.

Maria kuuste 't 'et mie 'n lap

En Jozef stieng d'r bie mie 'n nap.

Maer 't aorige vintje lustte gin brieë,

toen kwamme de keuningen alle drieë.

Ze brochten 'm zukken kostelyken goed,

toen wier et joengsje daken wee zoet.

De klokken die luuë 'and in 'and

en ielken is blieë in 't Zeeuwsche land

Het gezang verstomde en de geliefden keken verbaasd rond zich heen. De maan was verdwenen en de ster was verdwenen en ze waren alleen in den nacht.

Maar toen de jongeman zijn geliefde omhelsde, zag hij iets op haar voorhoofd blinken. Hij keek eens goed en zag dat het twee plaatjes goud waren, die waarschijnlijk van de ster waren afgesprongen,

Zóó komen de Zuid-Bevelandsche boerinnetjes aan hun mooie "stikken" ; en een ieder die het niet gelooven wil, die moet in een helderen Kerstnacht maar eens in den polder gaan kijken, waar de heks eens gewoond heeft. Maar waar die nu gebleven is, vertel ik er niet bij ; anders was er geen aardigheid aan, en bovendien: ik weet het zelf ook niet zoo heel precies !

 

(Reclame)

OP BEZOEK IN DE STOOM- EN CHEMISCHE WASSCHERIJ

EN VERVERIJ "DE ZON" TE GOES

Deze Zon is een stoomwascherij

en 'n chemische idem erbij,

daar is 't water sinds lang

met het vuur aan den gang

en de stoom zingt zijn lied in een brullenden zang,

daar behandelt men Uwe kleedij. -

In De Zon ziet men 't witgoed niet schrobben

en men staat aan geen tobben te tobben

in een draaienden pot,

zeer hermetisch op slot

(want slijtagevermijding is 't eerste gebod)

zit de stoom aan Uw waschgoed te schrobben. -

Ge ziet linnen, katoen en gordijnen

in een snikheete broeikas verdwijnen,

want De Zon droogt Uw goed

zonder Zon, maar mèt spoed ;

als ze 't goed in die dampende linnenkast doet

zal 't weer droog als een Yankee verschijnen.

Door een mangel van vijfduizend kilo's,

aan den buitenkant heelemaal wielloos,

wordt Uw linnen geplet,

dan op stapels gezet,

het is rein als de sneeuw, met geen enkele smet,

schooner dan duizend Venussen Milo's. -

Stelt, U heeft een costuum en een jas,

wat een deel Uwer glorie eens was,

doch de tand van den tijd

is een akeligheid,

't komt vol plekken en vlekken en glimmerigheid.

en dan degenereert zooiets ras. -

Maar De Zon stopt het in een machine,

tot het randje gevuld met benzine

en dan draait ze die rond

met een lach om den mond,

heeft U ooit wel geweten dat zooiets bestond ?

Weer als nieuw komt het uit de turbine !

Wenscht U andere kleuren in kleeren ?

Men heeft alles wat U kunt begeeren.

In een verfpreparaat

wordt Uw kleding gebaad,

een ervaren chemist is er, die het verstaat,

elke verfstof naar eisch te mêleeren. -

Laat ons nu eens naar boven gaan kijken,

waar de ladies het goed staan te strijken,

daar perst driehonderd pond

weer de vorm in Uw front,

in een oogenblik tijd is het zaakje gezond,

als nieuw gaat Uw frontje weer lijken. -

Een vernuftig, speciaal apparaatje

vouwt de schoon-stijve boord van papaatje,

eerst een sissertje stoom,

dan een tik op den zoom,

een lief werkstertje houdt de twee einden in toom

en de vouw loopt precies op het naadje. -

In de pakzaal daar ziet U ze pakken

in de kisten en manden en zakken,

als dat werk is gedaan

rukken vrachtauto's aan.

die, belast en beladen, de wereld in gaan,

alles, Dame, voor Uwe gemakken. -

U moet werkelijk ook eens probeeren,

om de Zon met Uw wasch te vereeren,

heusch, het zal weer zoo rein

als een zonnetje zijn,

ook de oude costuums worden nieuw weer en fijn

en ik kan het U recommandeeren. -

JO DE WIT.

 

VAN DE PERIKELEN DER LIEFDE

DOOR J. P. PAULUSSE

.... De liefde kost aan menigeen zijn gansche spaarbankboekje.

Sp.

Van de drie, om hun schoone omgeving befaamde dorpjes Burgh, Haamstede en Renesse, spant ongetwijfeld het laatste de kroon. En de Schouwenaar, die zichzelf respecteert, laat dan ook in den zomer geen Zondag voorbijgaan om per motor, auto, of ander vehikel een bezoek te brengen aan deze kleine, reine parel der Noordzee, beroemd, behalve om haar verrukkelijke ligging o. a. ook om haar fraaie kasteel met park, haar romantische laantjes en haar grandioos dorpsplein met de statige rijen olmen. Hij, die echter meent, dat Renesse alleen kan bogen op deze benijdenswaardige uiterlijke schoonheden, vergist zich zeer. Want buiten en behalve het opgesomde, bezit dit dorp iets, waardoor het een unicum mag genoemd worden, n.l. een ongewoon groot aantal - wat men in Zeeland noemt ouwe jonge jongens, een onderafdeeling van de klasse homo sapiens, die meer dan eenige andere bloot staat aan den spot der plattelanders, die zich in gelukkiger omstandigheden bevinden. Meen nu niet, dat ik me ga scharen onder de spotters en dat mijn verhaal een geeseling zal zijn dier veelgeplaagden. Integendeel, het lust me thans u de diep tragische geschiedenis te leveren van een paar ouwe jonge jongens uit de jaren 1890 of daaromtrent, tot stichting en waarschuwing van al diegenen onder u, die met het noodlottige plan mochten rondloopen om de gelederen van genoemde menschensoort te versterken.

In het jaar dan, waarvan ik sprak, en waarin deze droevige historie zich afspeelde, stond te Renesse naast het toenmalige gemeentehuis een eeuwenoud vervallen gebouw met een laag geveltje, waarboven een enorm groot dak oprees, dat van puren ouderdom hol stond. In het geveltje, dat bultig naar voor puilde, hing een onder-en-bovendeur, de laatste meestal open en daarnaast prijkte aan weerszijden nog een echt antiek raam met kleine ruitjes. Dit wat het uitwendige betreft. In dit bouwvallige huisje (u hebt 't reeds geraden!) woonde een tweetal bedaagde jonge jongens, de een in de kamer links, de ander rechts van de gang. Beiden waren de zestig juist gepasseerd, beiden werkten voor hun onderhoud bij den boer, beiden hadden een spaarbankboekje met een rond sommetje op de Nutsspaarbank te Zierikzee.

Onthoud dat goed, lezer, van dat spaarbankboekje, want dit zal een voorname en schokkende rol vervullen in het drama, dat zich gaat ontrollen voor uw oogen.

De ware namen der twee ongehuwden zijn me niet bekend, maar de eene, die zeer lang en schraal was, werd "de Kubbel" genoemd, vermoedelijk omdat hij geen tanden meer had, terwijl zijn lotgenoot, een kort, gezet kereltje, dat hevig scheel keek, word aangeduid met den naam van "de Vlooie".

In het milde jaargetijde kon men beiden 's avonds altijd aantreffen, tegenover elkaar gezeten op de stoep, rookende en "de Nieuwsbode" uitspellende, terwijl ze de winteravonden sleten om beurten den eenen avond links, den anderen avond rechts, tegenover elkaar aan tafel gezeten, rookende en de Nieuwsbode lezend. Ook waren ze dol verslingerd op de lectuur van eindelooze vervolgromans, met veelzeggende titels, die als lintwormen door hun geestelijk bestaan kronkelden. Jaren achtereen was hun paisibel leventje rimpelloos voortgegleden, toen plotseling de catastrophe kwam.

Ik houd er niet van de aandacht van den welwillenden lezer kunstmatig in spanning te brengen of zijn nieuwsgierigheid te prikkelen met minderwaardige trucs. Daarom vertel ik u kort en goed:

De Vlooie was verliefd geworden!

Ik voel me gedrongen, u een nauwgezet verslag te leveren van de wijze waarop bedoelde ongelukkige in gezegden toestand was geraakt.

't Was in de maand Mei - ja, allerhande gevaarlijke omstandigheden werkten mee -, de Vlooie was in de 143e en de Kubbel in de 144e aflevering van hun 27en roman, getiteld "Caesar de Geschandvlekte of de Wraak van den Bandiet", toen de oude buurvrouw, die hun hebben en houen verzorgde, stierf. De plaatsvervangster was een deern van 20 jaar, zwaargebouwd, rossig van haar en naar alle zijden afgerond, met oogen vermengend al wat brandbaar was, een mond als een bloedige kerf en een reputatie vol groote en kleine vlekken.

Als de duivel het heeft gemunt op de deugd en de eenzaamheid van den man, 't zij jong of oud, dan vermomt hij zich in de gedaante van een weelderige jonge meid en - overwint. Dat staat vast !

Helaas, zoo ook hier. De eerste, die bezweek, was de Vlooie. Arme, brave Vlooie.

Hij was 's Woensdags thuis gekomen, de kamer van de Kubbel binnengestapt en had aan tafel plaatsgenomen.

De Kubbel, die al eenigszins onthutst was geweest over 't ongewoon lange uitblijven van z'n maat, observeerde hem met aandacht. En wat zag hij ? !

Zijn oogen traden halverwege uit hun kassen, haastig greep hij zijn steenen snerkertje, dat uit z'n mond viel en stamelde:

"Bin jie wiste schere?"

De schuldbewuste Vlooie keek scheler dan ooit, streek met de hand langs zijn gladde kaken en antwoordde benepen:

"Jae".

Juist trad Jaone binnen en bracht de Nieuwsbode. Zij vulde het sombere vertrek met jolijt, met licht en met geur van groene zeep. De Vlooie keek niet op, maar de Kubbel staarde van den een naar den ander. Zijn hersenen arbeidden zichtbaar aan een probleem, hij combineerde en toen Jaone weg was, hield hij zich niet langer in en zei duidelijk: "hm".

Den volgenden dag kwam de Kubbel ook geschoren thuis.

De liefde voor Jaone bracht een heele omkeer te weeg in het vreedzaam bestaan der ouwe jonge jongens. Behalve dat het twee keer scheren per week regel werd, zag men ze niet meer als gewoonlijk elken avond te zamen in een kamer.

Ze konden elkaar niet best meer uitstaan en naijverig bespiedden ze elkanders doen en laten. Betrapte de Vlooie den Kubbel, terwijl deze met Jaone smoesde, dan was hij uit zijn humeur en zei giftige dingen. Kwam de Kubbel toevallig binnen bij zijn maat, terwijl deze deed, alsof hij zijn arm niet om de forsche leest van Jaone had geslagen, dan lachte hij honend. Zoodoende werd de atmosfeer ondragelijk, was als geladen met electriciteit. Maar onbekommerd om wat er dreigde, ging de wulpsche deern vroolijk zingend en verleidelijk lachend haar gang, de beide vrienden gelijkelijk bedeelend met haar gunsten.

Daar ging plotseling het praatje door het dorp, dat Jaone - laat ik maar zeggen : in gezegende omstandigheden was.

De Kubbel was de eerste, die er mee aan kwam, blij, zijn maat een hak te kunnen zetten.

"Ze vertellen op de scheerwienkel, da Jaone mot bevaole."

"Ze klesse zoovée."

"En ze 'ouen 't op joe."

"Da zou best waer kunne weze," snoefde de Vlooie, "mar jie wor oak 'enoemd ouwste."

"Da zou eer meugelik weze," troefde de Kubbel, zinspelende op 't feit, dat hij een jaar jonger was dan de Vlooie.

Dienzelfden avond had Jaone een kort maar heftig gesprek onder vier oogen met de Vlooie en Donderdags trok hij naar Zierikzee. Met welk doel ? De Kubbel snapte er niets van.

Maar de volgende week Woensdag kwam Jaone bij hem in de kamer en vreemd! Donderdags moest ook hij voor zaken naar stad. Nog begreep hij niets van de Vlooie en de Vlooie niets van hem.

Vier weken later trad Jaone in den echt met een pootigen jonggezel uit Noordwelle. Toen de bruid, stralend van gezondheid en blijde verwachting, aan den arm van haar mannetjesputter naar 't gemeentehuis schreed, zaten de Vlooie en de Kubbel ieder in hun kamer voor 't raam toe te kijken, met gezichten als oorwurmen.

Jaone knikte vriendelijk lachend, maar noch de Vlooie noch de Kubbel groette terug. Hun was een licht opgegaan en ze dachten aan hun berooide spaarbankboekjes.

KERSTKINDJE.

Het kindje dat toen leven kwam,

de stille herder, het wollen lam,

de sterre in het Oosten ;

Het is een wonder-vreemd verhaal,

dat steeds terugkeert ; telkenmaal

verteld wordt om te troosten.

Wij lachen wat, wij schreien wat,

en wie 't verhaal vergeten had

in het rumoer van 't leven,

die vindt toch aan het eind van 't jaar

het Kindje zoet, het Kindje klaar,

dat steeds zichzelf wil geven.

En droomen w'in den winternacht

door wolken, zwaar van vlokkenvracht,

een sterre in het Oosten ;

Dan buigen wij deemoedig neer

en luist'ren naar 't verhaal, dat weer

verteld wordt om te troosten.

ZADOK.

VEREENIGINGSNIEUWS.

"Luctor et Emergo" te Haarlem. - De Zeeuwsche zangvereeniging "Luctor at Emergo" bestaat over enkele dagen 1 jaar. Dit feit is dezer dagen op feestelijke wijze herdacht. Leden en vrienden kwamen daarvoor in de zijzalen van het Gem. Concertgebouw bijeen.

De dirigent, de heer J. J. Sturm, had het aangedurfd zijn koor voor het eerst te laten optreden. Dit debuut kan als geslaagd worden beschouwd. Indien het koor zoo doorwerkt, dan gaat het een goede toekomst tegemoet.

De voorzitter, de heer J. Breet, sprak den heer Sturm namens de leden op hartelijke wijze toe. Hij dankte hem voor de goede zorgen en bood een dirigeerstokje aan.

Nadat de heer Sturm zijn dank had uitgesproken, richtte hij zich tot den voorzitter, die binnenkort de stad gaat verlaten en dus als voorzitter moet aftreden. Voor het vele goede, dat hij voor de vereeniging heeft gedaan, ontving hij een foto. Vervolgens werden mevrouw Sturm nog bloemen aangeboden.

Hierna werd het varieerende programma voortgezet met medewerking van mevrouw Wilson-Adema uit den Haag, den heer en mevrouw J. Paiser en den heer en mevrouw Koos Speenhof Jr., die allen veel succes oogstten.

Tusschen de nummers in deed een strijkje van de Friesche Vereeniging zich hooren.

Tot slot volgde nog een bal, dat zeer gezellig verliep.

Losse nummers van "Ons Zeeland" zijn steeds verkrijgbaar bij den Heer VAN LAERE, Floresstraat 52, Haarlem, door wien ook gaarne abonnementen worden genoteerd.

Zeelandia, Den Haag. - Secretariaat Hoogezand 21. Feestavond op 21 December in de Societeit "Vereeniging", Willemstraat. Opvoering van 't blijspel "Zijn Zoon", naar 't Duitsch van G. von Moser, door de tooneelclub van "Zeelandia", onder leiding van den Heer Corljé. In de pauzes muziek van "The Reffyes Band", leidster Mej.

R. Seyffer. Bal na.

Zeeland, Haarlem, - Secretariaat Schermerstraat 28rood. - Zaterdag 22 December in het Concertgebouw, Lange Bagijnestraat, tooneelavond, 3 één-acters, te geven door "De Jonge Zeeuwen" : De Armband, De Held, De Beul. Daarna toewijzing van mooie Axelsche pop, belangeloos beschikbaar gesteld. Vóór het begin van het Bal wordt nog een groote tombola-verloting gehouden.

Zeelandia, Amsterdam. - Secretariaat Wijttenbachstr. 85huis. - Gezellige bijeenkomst op Donderdag 27 December in "Maison Boer", Weteringplantsoen. Sinterklaasviering, vereenigd met een Silvesteravond. Medewerking verleenen de tooneelclub "Luctor el Emergo", 't kinderkoor "Jong Zeelandia" en het orkest onder leiding van den Heer W. P. A. Franse. Bovendien toezegging van de medewerking van andere krachten.