Vorige nummer | Volgende nummer | Overzicht | Online zoeken |
DE ZEEUWSCHE WEEK
Van 1928 naar 1929; electriciteit voor de middengroep; een andere beslissing der Staten; twee belangrijke gebeurtenissen in Zeeuwsch Vlaanderen; Zierikzee let op u saek.
Als dit overzicht verschijnt, zijn de eerste stappen in het nieuwe jaar weer gedaan. In ons vorige nummer hebben we daarmede rekening gehouden en tegelijk het Kerstfeest en de Jaarwisseling herdacht. In vogelvlucht hebben we met den lezer de gedragingen van 1928 beschouwd. Hierover mogen we thans dus verder zwijgen. Als 1929 zoo zal worden als zijn voorganger was, hebben wij Zeeuwen over het algemeen niet te klagen ......
We wenschen allen, en inzonderheid hen, die zich de vrienden van "Ons Zeeland" toonen, een uiterst gelukkig Nieuwjaar. Mogen vele hunner wenschen in vervulling gaan.
x
Onze teekenaar had in het Kerstnummer een vromen wensch van de bewoners der middengroep in beeld gebracht, en het Kerstmannetje heeft al dra dezen wensch ten deele vervuld. Voordat 1928 ter ruste ging, kwamen n.l. de Provinciale Staten in vergadering bijeen, om o. a. te beslissen over het voorstel van Ged. Staten om ten behoeve van de electrificatie van de middengroep en van het platteland van Walcheren het bedrijf der Société-Anonyme te Vlissingen aan te koopen. Nadat uitvoerig over dezen belangrijken aankoop van gedachten was gewisseld en nadat een technisch zeer bevoegde de Staten-leden over de kwestie had ingelicht, besloot de vergadering met op één na algemeene stemmen het voorstel van Gedeputeerden te aanvaarden.
Op Vrijdag 21 December 1928 werd dus een goed einde gemaakt aan een vraagstuk dat 10 jaren de gemoederen in beweging heeft gebracht; werd de electrificatie-knoop volledig ontward.
Als een blijde groet ging de mare daarvan door Zeeland, en velen zal een zware zucht ontsnapt zijn.
Wij hebben ons inzicht in het geval der electrificatie te dikwijls kenbaar gemaakt om hier nog openlijk vreugdekreten te moeten slaken.
Laten we daarom volstaan met de verzekering, dat aan een der moeilijkste en ergerlijkste Zeeuwsche puzzles de nu nog eenig mogelijke oplossing werd gegeven. We hopen dat de bewoners der middengroep thans ook in de praktijk zullen doen wat ze theoretisch zeiden te verlangen.
Ten deele zal dit van de P.Z.E.M. afhangen. Deze maatschappij zal, zoo ze succesvol wil werken, die soepelheid aan den dag moeten leggen, zonder welke de Zeeuw zich niet behagelijk gevoelt. De mededeeling dat de directeur van de Société benoemd zal worden tot directeur van de middengroep, doet voor den gang van zaken het beste hopen. Een koopman, een leider van een particulier bedrijf wordt meestal in een korten tijd geen ambtenaar - in de slechte beteekenis van het woord.
x
Behalve op het voorstel inzake de electrificatie beslisten de Provinciale Staten in hun jongste bijeenkomst goedgunstig op het voorstel tot vernieuwing van den steiger te Stavenisse, welk werk f 106.000 zal kosten. Deze tragi-komische geschiedenis is den lezer bekend. Aanvankelijk hadden de Staten geweigerd hun beslissing inzake deze vernieuwing te geven, en enkele dagen na de weigering kwam de storm practisch aantoonen, dat de steiger te zwak was. Zelden hebben we de natuur zich zoo vlug op een besluit zien wreken. Toen Gedeputeerden opnieuw met een voorstel bij den Provinciale Staten kwamen, durfden de heeren de konsekwentie van een nieuw spelletje met de machten waarschijnlijk niet meer aan.... zonder hoofdelijke stemming werd het bedrag, voor de vernieuwing benoodigd, gevoteerd. Het zou lang niet kwaad zijn als wind en water eens wat meer toezicht op de besluiten van officieele colleges gingen houden.
x
In Zeeuwsch-Vlaanderen is dezer dagen een belangrijk feit herdacht. De heer K. J. A. G. baron Collot d'Escury te Kloosterzande werd n.l. 70 jaar.
De 70-jarige is in het Zeeuwsch-Vlaamsche een belangrijke persoonlijkheid.
In de eerste plaats was het mede aan zijn bemoeiingen te danken, dat op 20 October 1900 de Alg. Ned. Zuivelbond (F. N. Z.) werd opgericht; van de oprichting af is hij bestuurslid geweest en volgde in April 1901 den heer G. J. Bieleman op als voorzitter van deze later zoo machtig geworden organisatie. Deze functie heeft hij twintig jaar lang - tot 15 Januari 1921 - bekleed, toen hij werd opgevolgd door dr. F. E. Posthuma. Zijn groote verdiensten voor den F. N. Z. zijn erkend door zijn benoeming tot eerelid. Voorts heeft de heer Collot in eigen provincie een belangrijke rol gespeeld op het gebied der landbouworganisatie; in het bijzonder zij genoemd zijn werk voor de totstandkoming en instandhouding van de coöperatieve beetwortelsuikerindustrie. Sedert de oprichting in 1899 in hij voorzitter van de Coöp. Suikerfabriek te Sas van Gent - de èèrste in ons land.
Van het Nederlandsche Rundvee Stamboek is de heer Collot d'Escury jarenlang vice-voorzitter geweest; na zijn aftreden in 1907 werd hij tot lid van verdienste benoemd.
Nog steeds is de heer Collot lid van het permanent en uitvoerend comité van den internationalen zuivelbond, benevens voorzitter van de afdeeling Nederland van dien bond.
Van de verdere functies van den zeventigjarige, die sedert 1893 burgemeester is van Hontenisse, noemen wij nog zijn rentmeesterschap van het kroondomein Hulst, hetwelk hij eveneens reeds sedert 1893 waarneemt.
De groote verdiensten van den heer Collot zijn op andere wijze erkend door zijn benoeming tot Officier der Orde van Oranje Nassau en der Huisorde van Oranje, benevens tot ridder van het Legioen van Eer, officier der Kroonorde van België en commandeur in de orde van Leopold II van België.
Geen wonder, dat de 70ste jaardag van dezen verdienste lijken Zeeuw niet onopgemerkt voorbij is gegaan.
x
De tuinbouw wint in onze geheele provincie meer en meer veld. In Zuid-Beveland neemt de tuinbouw reeds een belangrijke plaats in, en ook in Zeeuwsch-Vlaanderen gaan velen er toe over. In Terneuzen was reeds geruimen tijd sprake van de oprichting van een veilingsgebouw. Eindelijk is nu de beslissing inzake den bouw gevallen. De veiling zal komen naast de machinefabriek "de Schroef", waarheen een zijlijntje van de Zeeuwsch-Vlaamsche tram zal worden gelegd. Ook zal er verbinding komen met de spoorlijn Ter Neuzen-Mechelen. Voor verbinding te water zal ligplaats worden gekozen nabij de trambrug over den Oostelijken kanaalarm. Zoo krijgt men vlugge verbindingen met België en Duitschland. Met Engeland is er eenige malen per week waterverbinding.
In het voorjaar hoopt men het gebouw gereed te hebben en de Zeeuwsch-Vlaamsche tuinbouw zal dus in den komenden zomer al van de nieuwe veiling kunnen profiteeren. We achten dit zeer belangrijk. Ook al omdat de bouw van de veiling getuigt van het initiatief, met behulp waarvan Z.Vlaanderen hoofdzakelijk tot bloei zal kunnen geraken.
x
In een onzer bladen is onlangs een uitvoerig ingezonden schrijven geplaatst, waarin geklaagd werd over de slechte havenverlichting te Zierikzee. Blijkens het schrijven is de verlichting niet alleen geheel onvoldoende doch tevens levert ze gevaar op. De kleine schepen durven bij donker weer niet in de haven binnenloopen. Op den duur moet deze vrees natuurlijk leiden tot vertraging in de verzending van goederen en. ... tot een slechte reputatie van Zierikzee als havenplaats.
Het komt ons voor dat de Zierikzeesche gemeenteraad de verlichtings-kwestie eens goed onder oogen moet zien. Te meer omdat verbetering van den toestand tegen een kleine geldelijke opoffering te verkrijgen is.
Het college mag bedenken, dat voorkomen nog altijd goedkooper is dan genezen. Ook als het de scheepvaart en havenwelvaart betreft.
UIT EEN JEUGD
Herinneringen aan Zeeland
door
JAN R. Th. CAMPERT.
XI.
De jeugd verruimde haar uitzichten, schreef ik al ergens hiervoor, maar niettemin: de jeugd bleef de jeugd.
Tenslotte begonnen wij jongens weer naar onze duinen en stranden te verlangen. De eerste verrukkingen over al wat militair was of militair deed, bleken voorbij, wij wilden onze vroegere domeinen weer terug - de duinen met hun hooge toppen, waarvandaan je een uitzicht had tot aan de torens van Schouwen ter ééne, tot Ostende bij helder weer ter andere zijde. En de stranden niet te vergeten, waar je als kwajongen wel altijd een of ander voorwerp oppikte, dat in je eigen oogen tenminste van onschatbare waarde was: een bijzondere schelp, een doosje, een wonderlijke flesch.
Maar.... het ging niet meer. Aan beide uiteinden van den dijk, daar waar zacht-glooiend de duinen beginnen, stonden schildwachten, je kwam er niet door en dat hinderde je als jongen dubbel, dat kon je niet op je laten zitten, dat was een uitdaging, een tarten....
Er gingen geruchten, niemand wist het zeker, dat tusschen Westkappel en Domburg midden in de duinen een nieuwe batterij opgesteld zou worden. Elken morgen trokken er troepen soldaten heen met materiaal. Af en toe ving je hier en daar wel eens een woordje op, het ware, daar kwam je niet achter. Maar de weinige uitlatingen spanden de belangstelling: "Het zwaarste geschut, dat Holland heeft", enz.
Blijf daar als jongen eens nuchter tegenover staan?! Dat gaat niet, dat is absoluut onmogelijk, daar moest je meer van weten, zièn, met eigen oogen zien. Waar nog bij kwam dat wij ongeveer in dezelfde buurt waar die batterij kwam te staan een hut hadden, - welke jongen heeft die niet? - een kamperfoelie-hut. We maakten er ons oprecht bezorgd over, want dat onze geheime schuilplaats geofferd zou worden als het noodig bleek, wel - daar twijfelden wij geen moment aan!
Aldus: gedreven door een vergeeflijke dosis nieuwsgierigheid, benevens bezorgdheid om onze tweede "woon", togen mijn vriend en ik op weg.
Hoe wij het lapten weet ik nog niet, maar de eerste post wisten wij succesvol te vermijden. Kunt u zich voorstellen met hoeveel hartstocht wij beiden het spel bedreven. Twee jongens tegenover echte militairen! Dat was tenminste nog eens de moeite waard. Na de eerste geslaagde omtrekkende beweging waren wij den koning te rijk: Winnetou en Zilvervos, zegt u? Kleine kinderen, wisten ze veel! Tenminste .... bij ons vergeleken.
We begonnen de ernst van de zaak in te zien, toen wij van achter een duinkop, glurend tusschen een paar bosjes helm, overal schildwachten zagen opgesteld. We wisten ook dat hun consignes in dien tijd streng, meedoogenloos streng waren, we durfden niet eens aan de consequenties te denken ingeval wij opgepakt zouden worden, maar ópgeven?!.... Nooit! Dat stond als een paal boven water. Langzaam slopen wij dichterbij. Alle werken, die wij ooit in onze Indianen-lectuur hadden gelezen, werden in practijk gebracht. Voetje voor voetje kwamen wij verder, er voor zorgdragend, uit het gezichtsveld der posten te blijven, wat, hoe dichter wij het doel naderden, hoe langer hoe moeilijker werd.
Slinks en sluipend verschalkten wij er nog enkelen en telkens keken wij elkaar met een triomfantelijken blik aan: Da's 't er weer een. Tot vlak bij het geheim wilden wij komen. Een kring van posten was er om uitgezet, door niet al te groote afstanden gescheiden. M'n vriend en ik zaten achter een jeneverbessen-struik, in elkaar gedoken. Aan den anderen kant drentelde de post, heen en weer, heen en weer.... Soms stond hij even stil en wij, die op geen 3 meter van hem zaten, zagen hem uitkijken over de vlakke duinen en over de zee, soms neuriede hij een liedje, een tikje sentimenteel - God weet, waar de kerel aan dacht - maar ver van ons af kwam hij niet.
Door de twijgen tuurden wij of er dicht in de buurt zich een nieuwe schuilplaats zou voordoen, een schuilplaats die te bereiken zou zijn in den korten tijd dat hij van ons weg liep, maar kaal en onbegroeid strekte het duinzand zich voor ons uit tot aan .... en daar was het! Daar had je het doel van onzen tocht.
We zagen behalve een groote zandhoop niets, maar was het ons niet voldoende? Soldaten liepen af en aan, waren aan het graven, sjouwden kisten aan en verdwenen daarmee achter den zandhoop. Dat moesten wel granaten zijn
Toen beving ons de jeugdige overmoed. Wij wilden onbewust - de heeren eens een lesje geven. Dan moesten zij maar beter oppassen! Het kwam toch niet te pas dat twee kwajongens zoo maar tot vlak onder die batterij wisten te sluipen.
"Opstaan jô, en schreeuwen, dan zul je eens wat beleven", fluisterden wij elkaar schor van emotie toe. En.... tjoep, daar stonden we en schreeuwden. Een officier rende het duin af, de schildwacht had het geweer in de hand en wij lachten, lachten.... tot we van den officier een mep om onze ooren kregen met de boodschap: "Jullie hooren d'r wel meer van, schiet op!" We hoorden er nièts meer van. Ons avontuur geraakte in het vergeetboek. Welk een onverdeeld genoegen om het nu weer op te kunnen halen!
DE SCHELDEZENDER
Hallo, hallo........
Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender........
Vindt u het interessant, te hooren
- dat we met frisschen moed dezen eersten "zender" in 1929 omroepen.
- dat we slechts de voornaamste gebeurtenissen tusschen het verschijnen van ons Kerstnummer en thans ten gehoore zullen brengen.
- dat de nieuwe telefoonkabel tusschen Roosendaal en Middelburg gereed kwam en dat hij o.a. gebruikt zal worden voor gesprekken met Engeland en Amerika.
- dat dit laatste kan geschieden dank zij het versterkingsstation te Domburg.
- dat volgens den Belgischen minister van openbare werken geregeld gebaggerd wordt in het Kanaal Gent-Terneuzen, en dat momenteel nog voor 2 1/2 millioen francs baggerwerken in uitvoering zijn.
- dat onder Oostburg, nabij een hooiberg het lichaam gevonden werd van een 18-jarig meisje met afgesneden keel. De justitie stelde een onderzoek in of van misdrijf gesproken moet worden.
- dat het in Veere voortaan verboden zal zijn op den openbaren weg om of met geld te spelen. Zeker een bepaling voor Engelsche gokkende touristen.
- dat in Zierikzee het 200-jarig bestaan van de Sociëteit "Concordia" feestelijk herdacht werd. Dit geestrijke oudje onze gelukwenschen.
- dat in Middelburg een schoonheidsconcours voor kanarievogels gehouden is. Moge het onzen fotograaf gegeven zijn Mr. Canary 1929 te vereeuwigen.
- dat te Kruiningen een 13-jarige jongen bij het spelen in de sneeuw op een paaltje viel, tengevolge waarvan de dood intrad.
- dat een aangeschoten haas de Dorpsstraat te Oud-Vossemeer inholde. Zijn toevlucht tot de beschaafde wereld kostte langoor het leven.
- dat op het Stationsplein te Arnemuiden de nieuwe vischhal officieel geopend werd.
- dat de Mabeg te Utrecht de levering van gas aan verschillende gemeenten op Zuid-Beveland beëindigde. Men zal nu misschien gas betrekken van de Imperial Continental Gas Association te Londen, die ook Antwerpen en Vlissingen voorziet.
- dat de oude standaard korenmolen "Het Zeepaard" te Scherpenisse ten doode opgeschreven is. Weer een monument dat den motor ten offer valt.
- dat de tentoonstelling der Z. L. M., die dit jaar te Goes gehouden zal worden, opgeluisterd wordt door de expositie van het Ned. Trekpaardenstamboek.
- dat in de hoofdplaats van Zuid-Beveland opgericht is een afdeeling van de Jongeren Vredes Actie. Mars zal het nu wel niet meer in het ijzeren hoofd krijgen de wereld in brand te steken.
- dat de regeering wijziging zal brengen in de verhoudingen, die waren ontstaan met betrekking tot de loodsgelden, geldende voor de haven te Terneuzen en die, geldig voor de Belgische Scheldehavens, welke zeer ten nadeele van de Nederlandsche haven waren.
- dat de Oudheidkundige Kring "De Vier Ambachten" te Hulst van de gemeente de beschikking kreeg over eenige lokalen in het raadhuis. Daar zal binnenkort een museum voor oudheden geopend worden.
- dat de restauratie van de Groote Kerk te Goes aan het einde van dit jaar geheel voltooid zal zijn. Waarschijnlijk wordt het gebouw, dat nu in twee gedeelten gescheiden is, weer geheel voor den dienst gebruikt.
- dat in de tram Zijpe-Zierikzee een beer (echte) ontsnapte. Na een half uur zoeken had de berenleider zijn diertje weer opgespoord.
- dat op tweeden Pinksterdag in Kruiningen het jaarlijksch concours van den Zeeuwschen Bond van Harmonie- en Fanfarecorpsen gehouden zal worden.
- dat de gemeenteraad van Veere subsidie aan Rijk en Provincie heeft gevraagd voor de restauratie van den Campveerschen toren.
- dat in Middelburg op 68 jarigen leeftijd overleed de heer W. de Priester, die tal van jaren de functie van toren wachter op den Abdijtoren vervulde.
- dat de binnenvaartschippers nog steeds klagen over de slechte havenverlichting te Zierikzee. Voor eenige honderden guldens per jaar zou het euvel te verhelpen zijn.
- dat Zierikzee electrisch licht van de P.Z.E.M. wil betrekken tegen 30 ct. per K.W.U.
- dat de Zeeuwsche visschers met leedwezen de afwezigheid van schardijn op de Zeeuwsche wateren constateerden. Deze visch zal dit jaar dus niet gebakken op de Zeeuwsche tafels komen.
- dat de oude begraafplaats te Domburg 2 Juni a.s. 30 jaren gesloten zal zijn en dus weer ingebruik genomen mag worden.
- dat de restauratie van de in 1924 door den brand geschonden monumenten in de Ned. Herv. Kerk te Burgh voltooid is.
- dat in de Wielingen een loodskotter overvaren werd. Twee Belgische loodsen kwamen in de golven om.
- dat op 29 December in deze provincie de hoogste springvloed van het vorige jaar plaats vond.
- dat de Waterleidingmaatschappij "Zuid-Beveland" in 's Heer Abtskerke en omgeving weer verschillende nieuwe aansluitingen boekte.
Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........
Adieu ........
TUIN- EN KAMERPLANTEN
Altijd bloeiende Begonia's.
Zij, die de schoonheidswaarde der planten beoordeelen naar den prijs die er voor betaald werd, zijn wel te beklagen, want onbewogen gaan zij door een wereld van schoonheid, die anderen ontroert en verheugt.
Ook in de goedkoopste en eenvoudigste van Flora's kinderen, weet de echte liefhebberij schoonheid te vinden en de altijd bloeiende Begonia's zijn er wel een treffend voorbeeld van.
Wat zijn ze eenvoudig, maar toch, hoe boeien ze ons! Het is de eenvoud van hun verschijning en de blijde levenskracht die wij in haar bewonderen en vooral de trouw aan haar naams-belofte.
Semper-florens! waarlijk, bij zoo'n naam vraagt men niet wantrouwend: "What is in a name?" maar men geeft zich over aan haar rijke belofte, die tegelijk een heerlijke boodschap is. Altijd-bloeiend, daarin ruischt een symphonie van levensvolheid, naar wier klankenspeling we luisteren in de zoete genieting van stille overgave.
Semper florens! dat is de eeuwige glimlach die nooit verveelt, omdat ze leven straalt en leven geeft, omdat ze is de "winning smile" van het leven!
Het lieve draagstertje van dezen kostelijken naam Begonia Semperflorens, is dien ten volle waard. Immers, van dat ze op de bloembedden wordt geplant, overstelpt ze zich met vriendelijke bloempjes die, rood, roze of wit gekleurd zijn. Heel den zomer door blijft ze bloeien met ongeëvenaarde uitbundigheid, die op de zonnigste plekjes het meest tot uiting komt. Zelfs als de herfst nadert, kan die haar niet verschrikken, en alsof het plantje zich bewust is van haar veelbelovenden naam, heft zij, te midden der najaarsvlagen, die het met velerlei onvriendelijkheden overstelpen, nog de lieve bloempjes op.
Semper florens! De plant wil haar bloemenschat niet afleggen en ze strijdt en worstelt om het behoud er van totdat de vorst er een einde aan maakt. Maar niet alleen de vorst doet dat, dikwijls is het de hand die ze geplant heeft, welke ze uitrukt om plaats te maken voor de bollen die er in moeten. Dan komen ze op den mest- of bladhoop en zelfs daar doen ze nog pogingen hun naam hoog te houden. Dat geeft te denken en het stemt ons mild tegenover deze volhardende bloeiers. Zouden ze ons ook in den winter tot vreugde kunnen zijn? Laat de plantjes u daarop zelve antwoorden, iets wat gemakkelijk gaat, als ge hen daartoe maar gelegenheid geeft. Inplaats van ze alle te vernietigen, potten we er eens eenige op. Daartoe zijn het meest geschikt die exemplaren welke aan den voet teekenen van nieuw leven toonen. De oude stengels worden verwijderd en elk plantje krijgt een pot van pl.m. 12 c.M. boven-wijdte. Na het oppotten worden ze flink aangegoten en krijgen een licht, niet al te warm plaatsje in huis. Gedurende den winter zijn we spaarzaam met water daar ze anders kunnen gaan rotten. Veel moeite hebben we er dus niet mee en toch verblijdt ze ons met een rijken bloemenschat, die elk potje tot een juweeltje kan maken. Het bezit er van ligt binnen ieders bereik en wanneer we het eenmaal hebben geprobeerd, zullen we verwonderd staan van dit onvermoeide Braziliaantje, dat in de taaie volharding ter vervulling van haar naam-belofte, ons zelfs in het diepste van den winternacht verkwikt, met den stralenden gloed van haar eeuwige jeugd. G. BUDDE.
HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND
27 Dec. - De Kerstdagen zijn voor mij als schaduwen vergleden. De kersthymnes, de kerstcantates, de kerstliederen en de kerstprograms, die de radio bracht, hebben me niet kunnen verteederen, evenmin als de kerstkransen, kerstpuddingen of Weihnachtstollen mijn gehemelte zooals anders streelden. De loodzware stemming, die mij na de loterij-krach kwam neerdrukken, is nog niet geheel opgeheven. Ik zit maar in mijn kamertje te kniezen, omdat ik me aan de vrienden niet durf vertoonen. Het is verkeerd, daar ben ik volkomen van overtuigd. want door mij niet te mengen tusschen mijn medemenschen, verniel ik in deze dagen van candidaatstellingen, ontwijfelbaar zeker de kans op een Kamermandaat. O, wat zou ik met leeuwenmoed strijden daar op het Binnenhof voor 'n verbod van alle loterijen. Hoe zou mijn welsprekendheid triomfen vieren. Hoe zouden mijn argumenten, gegrondvest in eigen droeve ervaringen, de hardnekkigste tegenstanders neerslaan. O, Liesbeth, waarom zie je toch niet in, hoe verkeerd het van je is, dat je mijn overjas, mijn hoed en mijn schoenen in de brandkast houdt! Waarom stuit je, ter wille van 'n weinig aardsch slijk, mijn opvaart naar de hoogste trappen der maatschappij? Liesbeth, waarom zie je toch niet in, dat de glans, dien ik mij verwerven kon, rechtstreeks op jou terug zou stralen? -Vandaag voor 't eerst wat tabak gerookt uit het pakje, dat aan den kerstboom voor me hing. Ik moet er zuinig mee doen, want het duurt zoo lang eer het weer Kerstmis is. Mijn machtige hersenen beginnen overigens weer langzaam te werken. Vandaag heb ik mij bezig gehouden met de invallende gedachte, hoe het toch kan, dat de tijd tusschen Kerstmis en Nieuwjaar zooveel korter is dan de tijd tusschen Nieuwjaar en Kerstmis, terwijl de weg tusschen Middelburg en Vlissingen even lang is als de weg tusschen Vlissingen en Middelburg. Gepeinsd totdat ik hoofdpijn kreeg. Neen, de oude ben ik nog niet!
28 Dec. - Op den scheurkalender gelezen dat het vandaag "onnoozele kinderen" is. Met weemoed teruggedacht aan de prettige samenkomst in Taveerne Stortebeeker, nu juist een jaar geleden, toen de vrienden stokstijf volhielden, dat ik op dezen dag geboren moest zijn. Hoe kwamen ze daarbij! Wanneer zal ik weer van de partij kunnen zijn? Vandaag vergeefs geloerd naar 'n moment waarop Liesbeth haar portemonnaie onbewaakt achterliet. Op de gangmat echter een vierduitstuk gevonden en in een oud vest een dubbeltje. Kan nu tenminste weer over kapitaalvorming nadenken. In de avonduren uitgerekend, dat bij een rente van vijf procent, mijn vermogen over 14 jaar verdubbeld zal zijn.
29 Dec. - Fortuna begint mij gunstiger te worden. In de keuken vond ik om de boerenkool een courant gewonden van slechts 2 dagen oud. Ben er mee gevlucht naar mijn werkkamer en heb gesmuld van de politieke berichten, die mij zoo schaarsch toevloeien sinds Liesbeth, uit bezuinigingsoogpunt, de abonnementen op mijn bladen opzei. Bolivia en Paraguay hebben voorloopig besloten de vijandelijkheden te staken, om eerst te onderzoeken op welke gronden zij elkaar in de haren zullen vliegen. Die kleine dwergstaatjes in Zuid-Amerika toonen hierdoor meer verstand te bezitten dan de groote mogendheden in Europa. die thans in 1928 nog niet weten wat of de oorzaken waren die hen tot den oorlog in 1914 deden besluiten. In Afghanistan staan de zaken leelijk op haar kop. Die arme koning Amanoellah! En hij meende het zoo goed, toen hij, na zijn Europeesche reis, zelf de lessenaar opsprong om zijn onderhoorigen te onderwijzen. Ja, hulp bij de ontwikkeling wordt noch door onderdaan noch door kind gewaardeerd. Met welke bittere verwijten bijvoorbeeld hebben mijn spruiten me niet overladen, wanneer ik hen 's avonds te voren aan hun huiswerk geholpen had?
30 Dec. - Ik heb vandaag geschreid.... van blijdschap. Sientje overhandigde me een clandestien briefje van Breeduitstra, waarin hij me hulp beloofde. Als eerste bewijs daarvan vond ik een bankbiljet van tien gulden. Na mijn, tranen te hebben afgewischt, een wilden krijgsdans uitgevoerd en vreeselijke geluiden uitgestooten, zoodat Liesbeth de radio van schrik afzette en schuwig poolshoogte haalde. 's Middags kwam dr. Doorloop op visite. Hij keek me bedenkelijk aan en schudde met 't hoofd. "Moet veel in de buitenlucht" zei hij tot Liesbeth. Eenige kerel!
31 Dec. - Vond mijn schoenen bij mijn ledikant staan en aan den kapstok hing mijn jas. Symbolen van opgeheven Huisarrest. Door de stad gewandeld alsof de geheele gemeente van mij was. 's Avonds in de soos dr. Doorloop bedankt, maar die verwees mij naar Breeduitstra. Nog nimmer zoo'n gezelligen Oudejaarsavond gehad.
PRIKKELDRAAD
Het zou abnormaal zijn als ik in dit eerste nummer van den nieuwen jaargang iemand over dezen draad joeg.
Dat kan me heden niet gebeuren.
Want het is Nieuwjaarsdag, nu ik dit schrijf. Het jasje van 1929 ligt fonkelnieuw om m'n schouders en de goede voornemens lees ik er van af.
Vandaag heb ik evenals gij allen besloten
Dit jaar mijn leven nu eens waarlijk te beteren.
Nooit meer hatelijk te zijn.
Nooit meer kwaad te spreken.
Nooit meer iemand af te breken.
Nooit meer 1 mensch tegen me in het harnas te jagen.
Vandaag is het 1 Januari en ik ben in een vreedzame en zeer goede stemming.
Evenals gij allen. Het is of we te samen de voornemens maakten een beter mensch te worden.
In het nieuwe jaar zijn alle zwakken en slechten bij me veilig, omdat ik weet bijna altijd zelf zwak en slecht te zijn.
Begaat fouten, doet dwaasheden, verricht stommiteiten.
P. Rik zal u daarvoor niet naar den draad, die prikt, sleepen.
Althans niet zoolang ik mijn op nieuwjaarsdag gemaakte voornemens beter nakom dan ik en gij voorheen steeds deden.
P. RIK
NIEUWJAARSWENSCH
VAN RIENES EN MINA UUT KRABBENDIEKE
door
WILLEM TELL II.
Het platform is, op een bordje "Oostweg" na, ledig. - Rienes van d'n Oostweg en Mina van d'n Westweg komen, elk van 'n zijde, gelijk op.
R. Zo, Mina, jie hm vroeg - en dat mie Nieuwejaere,
't is vast om mien te doen, 'k kan 't anders nie verklaere.
M. Bel, bel, oor nee is an, wat dienk je wè van mien?
R. Nou, da je mien wou zie, of wenschen doe, misschien. -
M. Neê, neê, 't is nie voe joe, je za' d'r nie van oore,
doch je soms da'k noe glad m'n êsens ê verlore?
R. Noe, noe, wees mè me kwaed, 'k zou 't aest nog wè gae
Mê meid, je zie zo rôod, en 'k zie je neuze blienke,
[dienke. da's zeker van de koue, of.... nog van Ouejaer?
M. Zeg, bi je noe agauw mie je gezeure klaer?
Doe liever net zooas fesoendeleke mense....
je zou me nie is graeg gelokkig nieuwjaar wense. -
R. Mè Mina, Mina toch, dat doe me nee toch 'inder,
'k wensch j' aol wa wensch'lik is.
M. Ik wense joe niks minder.
R. En ok voe julder tuus. - Dat mô'k ok nie vergete.
M. Wa gae zo'n jaer toch gauw! 't Is om voe da me 't wete!
R. En wat d'r in gebeurt!
M. Gebeure? Zwieg mè stil.
R. Toch gaet 'et nie aoltied zooas je zelvers wil. -
M. Da's mè gelokkig ok.
R. Mè niet aoltied plezierig!
't Geld dat is vaek zo schaersch, de boteram zo dierig,
M. Mè tòch is Zêeland goed, al lei z'n grond mè laege,
al è me soms ok sturm mie die Novembervlaege.
Me bluve toch gespaerd voe vrêeseleke dienge,
zooas d'r wee zovee in aole krante stienge
van waeter over 't land, sie-kloonen mie ellende,
en aerdbeving en zo, mie dôod van essen 't ende,
en vrede è m'n ok. -
R. J'ei wè gelieke, Mina,
Kiek is nè Parre-kwaai, Bol-lievieja en Sjie-na.
M. En as je ier bie ons 'n uusje ei gebouwd,
dan wortet nie verwoest - j'ei me vee niks gesjouwd.
R. Jaent, jaent, me leve goed en laet 't zo mè bluve,
wi stof voe kranten is di kantet lillek stuve.
Ik spreke di noe toch van stoffe voe de krant,
di bin z' êel wa van kwiet, ier op Zuud-Beveland.
De Zêepèm kom noe ier en da's om blieë te weze,
di zumme noe nie vee mi in de krant van leze.
M. De Zêep-èm? Nooit van 'oord, wa's dat noe wee verdijd
R. De Zêepèm da's de Pem van d'illek-triese-teit.
't Is wè de mooiste gaef, die 't oujaer ei gegeve.
M. Dir è ze glo'k welis van in de krant 'eschreve?
R. Ik glôve van wè meer, mè 'k è tet nie geteld.
Mè dat 't ier noe komt, dat dient ier goed vermeld.
't Il-lek-tries is d'r deur. - Noe za't nie lang mi lôope,
ze gae 't in Vlissienge bie Sjosje-Tee ank ôope....
M. Bie wien?
R. Bie Sjosje-Tee.
M. Dà kan 'k cus nie berieme.
R. Ja, ja, dat is 'n Bels. - Ze noeme 'n Amenieme,
M. Afein, dan ameniem, mè 't is toch eletriek,
die stap vee Beveland bring zooien an d'n diek.
R. Dat was 'n mooi besluut van de gedippe-teere.
M. En dat besluut besluut 'et ouwejaer mie eere.
R. M'n gulde voe de lui, die ons hm voorgegae,
die voe 't il-lek-tries licht d'r besten è gedae.
M. En welkom an d'n Bels, die ons d'r van verziet.
Leev' d'ele-triekse-teit in d'ele-trieksen tied
R. Ja, ja, me gae veruut, da's ok in Goes te zieë,
di waere ze van 't jaer wè êel bizonder blieë.
M. Wirom dan wè?
R. Di kwam, wa z'a zo lange wense,
dir adde ze persies net negenduuzend mense.
M. Da's mooi!
R. Mè impesant bin d'r wee oafegè,
noe è z'n negen miel op 'n paer stiksjes nae!
M. Mè toch gae ze veruut. - Ze geve d'r van bliek,
bievoebield bie 't stas-jon, die nieuwe melkfebriek.
R. Twi mooie siene-mas (me gae d'r nog is in! )
M. En vlak bie Alber-chijn 'n wienkel van Sam-in 1
En overal tre-twaars en 'n nieuw kerkhebouw
voe domenie Van Veen.
R. Ja, ja, da's nèt nie flauw.
M. Ik wense ze digins mie nieuwejaer 'et beste....
R. en 'n schôonen, nieuwen bôo'm voe 't stienke van de veste. 1)
M. In Zierikzêe me m'ok gelukkig nieuwjaar wense,
ik magge ze wè graeg, die Zierikzêesche mense.
R. Di wachte z'ok mie 'art en ziel op ille-triek,
z'è piene in d'r ôot van ulder gasfabriek.
M. Ik wense z'en mesien om di de bôot te keere,
di bin z'a jaerenlang voe an 't dibbelereere.
R. Mè waeterleidege da kriege ze noe gauw,
die waetertoren di, da word 'en mooi hebouw.
Ik fil-se-teere ze mie 't nieuwe instetuut.
M. Proost! voe d'n eersten slok, - Gauw komt 'r waeter uut.
R. Ze è di êen gebrek, dat è 'k nooit leuk 'evonden,
z'è aoltied kranten vol mie ingestikte zonden'.
M. Mie watte noe awee?
R. Noe, schriefsels van 't pebliek,
van dit en dat en zo, - 't Maekt de rut-aksie ziek
En 'k oope de ze gauw de klok wee kunnen ooren.
M. Wirom?
R. Wè, 't zit di vol mie vliegen in d'n toren!
M. Da's vies
R. Mè waer.
M. Afein, 't za wè nie lang mi dure,
ze kunnen 'n slange van de waeterleiding uure.
R. En noe nè Middelburg. - Dir is 'n blad gebore,
dir elke Zeeuwenaer z'n art aa ei verlore,
't leid elken Zaeterdag bie ons op taefel klaer.
M. 'k Weet a wa je bedoelt: "Ons Zêeland", is 't gin waer?
R. Ik wense ze 'n goed jaer, Den Boer en z'n trawanten.
M. En ok de grôote schaer van ulder vaste klanten,
Ons-Zêeland-abber-nees, in Zêeland en d'r buuten:
Gelokkig Nieuwejaer!1 En daegeliks je stuuten. 2)
Ik zie j'in m'n idee zo vlak ier voe staen,
'k Wensch j'oal wat wensch-lik is, al weun j'ier ver vandaen.
R. 'et Middelburgsch ste-tuus dat mag d'r noe wee weze,
M. Ja, dir è'k ôk zo wat van in de krant 'eleze.
R. 'et ziet 'r keurig uut, 'et is geres-tereerd....
M. en voe 'n flienke duut voe brand ver-asse-reerd.
Mèr as zo'n oud hebouw per ongeluk verbrandt,
krieg je 't toch nooit terug, voe aol 'ei geld van 't land.
R. Dus mè verzichtig an, die diengers mô m'n ouwe,
d'r kan gin mens op aerd anti-kieteiten bouwe.
M. Mè 't is bie-voe-bield gek, dat êele mooie pleksie,
di bie de Koeiepoort, da brugje mie dat eksje,
dat è ze wig edae. - En dat was ok antiek!
R. Ja, ja, mè da's 't verkeer, de gaet voé romme-tiek.
M. Nou, da's verkeerd verkeer; ik kan d'r mè nie bie
en gosternokke, zeg, zò drok is 't di toch nie?
R Ik wense ze 'n goed jaer, mie weinig tiefes-vlaege
en da ze nie zo van d'r stoepe motte klaege. -
M. In Vlissienge dir is de staekege geleie,
ze bin d'r noe gelo'k zo'n bitje wee tevreje,
R. En ulder nieuwe sluus gae zoetjesan veruut,
zooiets dat mag ik ziê, di blienkt 't leven uut.
Veruut mè, Scheldestad, en j'anden uut je mouwe,
bluuf steeds deur dik en dun op 't toekomstlot vertrouwe.
En ou d'n ouwen roem, die êens Michiel je gaf.
M. En sluut toch sie-voe-plee je duunen minder af.
R. Digins an d'overkant, di zitte z'ok nie stille,
want weet je, wa ze wè in 't stadje Bresjes wille?
M. Ja, ja, 'n badbedrief.
R, 'n Staertje van Ostende
't wor noe nog nie bezocht, 't is nog 'n onbekende
verbluufplekke voe 't volk, da strand zoekt mie ve-kansje.
M. En zie je d'r wat in?
R. Ze waege is 'n kansje.
M. De werkeloôziteit was d'r wè mee gebaet,
d'r stae d'r di zo'n ôop glad zonder werk op straet.
R. Ik ôope da m'n 't zie, nog in 'et nieuwe jaer,
rik-laome voe die stad: "Bezoekt Bresjes-zuur-maer!"
Terneuzen kriegt 'n fêest: 't Kenaol van Gent nae Neuzen,
dat onderd jaer bestaet. - Dan oore me wee leuzen
van Olland mie d'n Bels. - Ik oope 'r 't beste van.
M. De buren-armenie is eed vee ieder man.
Onêenigheid, beslist, kan nooit gin welvaert brienge.
R. Dat zie m'n ok wè an die Aerdenburgsche dienge.
M. Di vechte ze soms net as stoute kleine guus.
Dir aele z'uut sje-grijn d'n oorlog in d'r uus.
M. Ze bin mekaer di steeds van links en rechts an 't kniepe.
Ik oop da't nieuwe jaer ze leere za begriepe. -
R. En Tholen ei van 't jaer 'n nieuwigheid ekrege,
dir è ze jaerenlang in naerigheid elege
mie de verbindege mie Braebant's vastewal,
die platgebôomde schuut, dat was toch al te mal!
Dat was in dezen tied van auto's vee te min.
M. Die erme passeziers, die di verdronke bin!
R. Eêl langzaem kwam de brug, genaemd de Brug der Zuchten,
M. en volgens Wullem Tel de Toolsche Brug der Kluchten
R. Mè Tholen's kwieke raed die nam 'n forsch besluut:
die brug is nôodig ier, dus kost wa 't kost: Veruut!
M. En z' è dat ouwe veer noe z'n kon-zee heheve.
De Thoolsche brug is klaer!
R. Lang za de veerman leve!
Mè op Noord-Beveland bin z'ok nog niks te spreke
mie d'overzetterij, die veren op de Kreeke.
't Is nog a dier nae 't schient, de pries van 't overzette.
M. Mè de Pre-vin-sie-kas mot op de kleintjes lette!
R. Ze moste dir ok mè 'n grôote brugge bouwen
en asjeblief as 't kon, nog verder deur nae Schouwen
M. Jie wou meschien zo vee!
R. Mè 't komt 'r nog is deur!
Dan wor jie tolbaezin. -
M. En jie word'in-ze-neur,
R. Alla, alla, zwieg stil, strak kriege me nog twist,
Ik g'lôove, Minalief, m'n bin noe rond 'ewist.
M. 't Is toch wè in-tre-sant zo ier en daer te kieke.
R. Noe bimme wee terug.
M. Tesaem in Krabbendieke.
R. 'n Jaer lang bluve m'ier.
M. 'n Jaer da duur nie lang!
R. De mensche komm' en gae.
M. De tied die gae z'n gang.
R. En Mina, as m'ier wee in Janne-warie stae,
dan 'oop 'ak zegge kan: 't Is aoles goed 'egae,
M. Zowè voe stad as land,
R. Voe èrmen en voe rieken.
M. Voe 't êele vlakke land mie duunen en mie dieken.
R. Voe Zêeland in se-geêl.
M. Voe 't êele traenendal:
'n jaer van grôoten bloei en.... Vrede bovenal.
R. Dat is de Nieuwjaerswensch van 't Krabbendieksche paer:
'k Wensch j'aol wa wensch'lik is,
Samen: GELOKKIG NIEUWEJAER!
1) Singel.
2) Boterhammen.
SPORT-IMPRESSIES
Het behoort nu eenmaal tot de goede gebruiken, om bij het afsluiten van een jaarkring een terugblik te werpen op het verloop van het verleden en daaraan vast te knoopen een heilwensch voor de toekomst. Elkeen blijft daarbij op eigen terrein, dies houden wij ons een wijle bezig met het sportieve gedeelte der Zeeuwsche samenleving. In de eerste plaats maken wij ons dan tot tolk van de lezers van "Ons Zeeland" om aan de redactie van dit blad hulde te brengen voor haar initiatief, wekelijks enkele kolommen beschikbaar te stellen om deze dienstbaar te maken aan de sport en derzelver belangen. De sport neemt een zoo belangrijk deel in onder de vraagstukken, die het maatschappelijk en particulier leven van het individu beheerschen, dat een periodiek zonder sportrubriek nauwelijks meer aanspraak mag maken op volledigheid.
De gelegenheid, om den lezer deelgenoot te maken van onze sport-impressies, hebben wij, terwille van de gemeenschap, dankbaar aanvaard en wij vertrouwen, dat - ondanks onze recente medewerking - we er eenigszins in geslaagd zijn, belangstelling te wekken voor onze geestesproducten, die ten slotte niet anders zijn dan een weergave van hetgeen de sport in het algemeen en de Zeeuwsche sport in het bijzonder ons ingaf. In dit verband moeten we ons gelukkig achten, dat de Zeeuwsche sportbeoefenaars ons steeds weer inspireerden tot weergave van impressies, die zij zelven schiepen en die over het algemeen Zeeland en zijn sport tot eere strekken.
Wanneer we het sportjaar 1928 de revue laten passeeren, is de totaal-indruk zeer gunstig. We denken aan de wielerwedstrijden, die in Sas van Gent, Middelburg en Kapelle tot successen zijn geworden zoowel voor de organisators als voor de deelnemers en die, meer dan in voorafgaande jaren, belangstelling hebben gewekt voor deze populaire sport. We denken voorts aan de zwem- en reddingsdemonstraties, die in Vlissingen, Middelburg en Hansweert plaats vonden, aan de turn- en gymnastiekuitvoeringen, welke de plaatselijke vereenigingen in Vlissingen, Middelburg, Goes en Zierikzee organiseerden, aan het korfbaltournooi in Middelburg, waaraan twaalftallen uit diverse Zeeuwsche centra deelnamen en ten slotte aan de meest populaire sport, n.l. het voetbalspel, dat thans tot in alle hoeken van onze provincie is ingeburgerd.
Die Zeeuwsche Voetbalbond, waaraan we reeds eerder een beschouwing wijdden, onderging in 1928 een belangrijke uitbreiding doordat hij voor het eerst vasten voet kreeg zoowel in Oostelijk als Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen en zich thans het lot aantrekt van vrijwel het geheele lagere voetbal in Zeeland. Daarboven regeert de groote Nederlandsche Voetbalbond, die zijn protectoraat verleent aan vijf elftallen in Middelburg, twee in Vlissingen, twee in Zierikzee en voorts in Goes, Neuzen en Zierikzee elk één, zoodat het Zeeuwsche voetbal thans omvat een georganiseerd complex van rond 50 elftallen (38 in Z. V. B. en 12 in N. V. B.), een aantal, dat tot voor 1928 nog niet werd bereikt. We memoreerden reeds de goede positie der Zeeuwsche N. V. B.-clubs in de rij der Brabantsche competitiegenooten en kunnen hieraan nog toevoegen, dat deze gunstige verhouding sindsdien bestendigd is en zelfs perspectieven opent voor een 2e klasse voetbal-kampioenschap in Zeeland, op naam der vereeniging "Vlissingen", die reeds zóó ver op hare tegenstanders is uitgeloopen, dat zij zich zelf de luxe zou kunnen permitteeren, drie wedstrijden te verliezen zonder de eerste plaats te behoeven prijsgeven.
Ook de belangstelling voor onze Zeeuwsche sport nam in 1928 toe. Niet alleen woonden duizenden de belangrijkste voetbalwedstrijden bij, maar ook de hierboven genoemde zwem-, turn- en korfbalwedstrijden, alsmede de door het Middelburgsche "E. M. M." georganiseerde athletiekwedstrijden, mochten zich in groote belangstelling verheugen, terwijl de wielrensport onder breede lagen der Zeeuwsche bevolking interesse heeft weten te kweeken.
De Zeeuwsche pers heeft in het algemeen haar eigen zoowel als het sportbelang begrepen. De locale bladen hielden zich met de actueele sportgebeurtenissen bezig en hebben hunne lezers aan zich verplicht door zakelijk en, waar noodig, met opbouwende kritiek de gemeenschap een beeld te geven van wat er leeft en werkt in sport-Zeeland.
Hoewel door wreede wateren verdeeld, heeft onze provincie geene verdeeldheid onder de sportverhoudingen ondervonden en mag zij, hare afgezonderde ligging en hare reisbezwaren ten spijt, er zich op beroemen, dat haar sport welig tiert en, naar redelijke verhouding, zich in 1928 steeds meer heeft aangepast aan hetgeen overig Nederland op sportgebied presteerde.
Met een dankbaren terugblik op 1928, zetten wij thans den voet in 1929, waarvan ik hoop, dat frissche moed, aangename samenwerking en gezonde rivaliteit, de sport-gebeurtenissen van 1928 zullen bevestigen en in aanzien verhoogen.
Voethalkampioenschap van Zeeland.
Hoewel de competitiewedstrijden van den Ned. Voetbalbond nauwelijks de 60 procent van het te spelen aantal hebben bereikt, is het voetbalkampioenschap van Zeeland, dat in handen was der vereeniging "Middelburg", reeds overgegaan naar de vereeniging "Vlissingen". De drie gegadigden, "Middelburg", "Vlissingen" en "Zeelandia", hebben elkaar elk tweemaal ontmoet en 't resultaat is geweest, dat Middelburg op eigen grond met 3-2 won van Vlissingen en met 1-1 tegen Zeelandia gelijk speelde; dat Vlissingen, thuis spelend, Middelburg met 6-2 en Zeelandia met 4-2 de baas bleef en dat Zeelandia in eigen huis zegevierde op Middelburg met 1-0, doch met 6-2 werd afgestraft door Vlissingen.
De onderlinge verhouding luidt thans:
Doelp.
Gesp. Gew. Gelijk Verl Pnt. Voor-Tegen Gem
Vlissingen 4 3 0 1 6 18-9 1.50
Middelburg 4 1 1 2 3 6-10 0.75
Zeelandia 4 1 1 2 3 6-11 0.75
Zou dit kampioenschap voor de jongens uit de Scheldestad de voorlooper van een ander kampioenschap beteekenen?
Voetbal op Zondag a.s.
Daar Zondag 6 Januari mede bestemd is voor de wedstrijden om den Nederlandschen Voetbalbeker (2e ronde), is het competitieprogramma eenigszins ingeperkt. Op Zondag a.s. worden gespeeld de volgende wedstrijden.
N.V.B.-competitie.
2e klasse.
Te Roosendaal: R. B. C.- Zeelandia.
3e klasse:
Te Zierikzee: Zierikzee Hulst (12 uur).
Te Middelburg: Zeelandia II-Goes.
Te Neuzen: Terneuzen-Vlissingen II.
Beker-wedstrijden.
Te Vlissingen: Vlissingen-Alliance.
Te Middelburg: Middelburg-W. S. C. (Waalwijk).
LUCTOR ET EMERGO.
(Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, te richten aan den heer A. J. C. NORDLOHNE, Ravelijn 2, Goes.)
SCHAKEN.
No. 1. 5 Januari 1929.
"Men moet de geest van den tijd weten te vatten." Inderdaad geeft het navolgen van deze wijsheid een verklaring van het succes van menige onderneming. Men kan dezen regel vooral beschouwen als een conditio sine qua non voor den journalist. En het is daarom dan ook een voorbeeldig idee van den Hoofdredacteur van "Ons Zeeland" geweest, om dit blad wederom voor menigeen aantrekkelijker te maken. door het instellen van deze schaakrubriek. Werkelijk: de schaakgeest is over ons land vaardig geworden. En geen wonder, nu wij in den heer Dr. Max Euwe te Amsterdam een kampioen bezitten, die gelijkwaardig is met de grootste schaakgenieën en waardoor al eenige belangrijke matchen van dezen kampioen met de beroemdste schaakspelers ter wereld, als Aljechin en Bogoljoebof, in ons land plaats vonden. Tegelijkertijd hiermede heeft het schaakleven ten onzent dan ook een groote vlucht genomen, zoodat elke krant zich beijvert om wekelijks een schaakrubriek den lezers voor te leggen, al bestaat er in ons land nog niet een voor mij ideaalkrant, die elken dag zulk een rubriek geeft, zooals dat wel het geval is met een Praagsch blad.
U ziet, waarde lezers, wij vatten den geest. Zult u ons volgen, waar wij voorgaan? Dit hopen we van harte. Het is onze bedoeling telkens een probleem of eindspel te plaatsen en een partij of bijzonderen stand te bespreken. De oplossing van dit probleem verschijnt 14 dagen na plaatsing en het zal ons aangenaam zijn, indien de oplossers hun resultaten opzenden aan bovengenoemd adres. Indien wij de beschikking kunnen krijgen over partijen tusschen Zeeuwsche spelers, zullen we die gaarne in deze rubriek met aanteekeningen plaatsen. We doen hierbij tegelijkertijd een beroep op de secretarissen van de diverse schaakclubs.
Woensdag 21 November 1928 had in de bovenzaal van Hotel Centraal te Goes een wedstrijd plaats tusschen 7 spelers van Goes en eenzelfde aantal van Middelburg. Middelburg, dat aan alle borden wit had, won dezen kamp met 4 1/2 -2 1/2.
Dr. Schuurman-Nordlohne 1/2 - 1/2
Kleijn-Bonnet 1 - 1
Mr. Adriaanse-v. Vijven 1/2 - 1/2
Dr. Snethlage-Alders 1/2 - 1/2
Dr. Kinderman-v. Hartesveldt 1 - 0
Oldema-v. d. Velde 1 - 0
v.Niel-Molhoek 1/2 - 1/2
De 2de en 5de partij hadden een voor Goes ongelukkig verloop, waar beide partijen voor Goes op winst stonden, doch door een zwakke zet resp. remise en verloren werden.
In de volgende rubriek zullen we de partij aan het eerste bord bespreken.
DAMMEN.
No. 1. 5 Januari 1929.
Ook voor de dammers zal hierbij een rubriek geopend worden. Ze zal hoofdzakelijk bevatten eenige problemen, waarvan de oplossing kan toegezonden worden aan bovengenoemd adres, alsmede uit de bespreking van een of anderen bijzonderen stand. Dat deze rubriek den lezers veel genoegen moge bezorgen.
VEREENIGINGSNIEUWS
Zeelandia te 's Gravenhage heeft een feestavond gegeven in het gebouw "De Vereeniging", welke grootendeels aan tooneel was gewijd.
De avond werd geopend met den door den heer Henry A. Seyffer gecomponeerden "Zeelandia-marsch", opgedragen aan "Zeelandia".
Nadat de voorzitter, de heer A. K. Vogel, allen een hartelijk welkom had toegeroepen, werd door alle aanwezigen het Zeeuwsche Volkslied gezongen.
Na afloop van het voorgedragene volgde een bal.
VAN EIGEN BODEM
SCHOUWSCHE SCHETSEN.
III.
DE DRIE STOLLEPEN.
-Wá' za' 'k je zêgge, zei Jaonus, toe' m'n wir es op d'n trap stienge, s'ochens vo' negene a', d'n mederrenen tied ei wè'wa' goes 'ebrocht. Je mo' mar es om j'ééne kieke, dit 'ééne in gint 'ééne.... Die roôkplume, dae' dichte bie 't durrep, da' 's d'n tram - in vroeger was j'alleénig op j'eige spullen an'eweze, of 't noe je paeren of je beênen waere! Aol die witte linters, die 'ier nae'toe loôpe, da' binne grintwegen - in vroeger ree je mit je waegen deu' d'n derrie 'ééne, dat je wielen d'r tot an de bosten in wegzakkede! Vroeger was 't 'n 'eêle kerwei om Donderdags nae' stad te gaen! Aloewel, 'k è toch wel es 'n klepper 'aod, die d'r in 'n ure nae' toe liêp! Ma' dan vloog 't schuum deu' de Koôlwegt, ouweneer! In noe stap j'op 't durrep in d'n tram, in as je nie' aol te benauwd bin, ka' j'oôk nog mit de busse gae. Die riê noe elleken dag nae' stad, viezeverza! Ikke? Ik komme d'r nie' in, da'begriep je! 'n Eêle 'oôp boeren uut de contrije oûwe d'r al 'n auto op nae, mar ik mot er nog niks van è! Je zit zo op'eslote in zo'n dienk! Ik è liêver 'n liene in m'n anden, in paeren, die 'n bitje taoi in d'r bek bin! Afijn, je weet nooit wat er nog es beure kan.... Dien Bels 'ier, je weet wè, die d'r tweê auto's op nae' out, die riê mit da' kleine dienk van z'n wel es over 't strao! In dan zitte 'k boven op de kappe! Ma' dà' gae leutig! - Jie bin nog zo oûwerwesch nie as je d'r uut ziét, Jaonus!
- Da' kan! Ma' 'k bluve 'r bie, d'n oûwen tied was nog zo kwaed nie!
- In bitje minder makkeluk, zouw 'k dienke!
- Minder makkeluk? Noe ja, ma' je wist ommers nie'beter! In j'ao temissen nie' da'bliksorensche gejak van noe...... 'k Za joe er wa' vertêlle. .. . 'k Bin 'ier 'ebore, dat weet je. Noe, toe' 'k nog zo'n snotjongen was van 'n jaer of twaoleve, dan gieng 'k winterneve bie 'n nôom va' m'n, die in 't lêege land woonde, êrregens tusschen Brouws'aeven, Duvendieke in Schutje. Meer 'oef jie d'r nie' van te weten, begriep je mien? Noe dan, dan gieng ik winterneve in 't leêge land. . . . 's Is noe wel 'n dertig jaer 'eléje, ma' 'k wete 't nog zo goed as d'n dag van gistere. Dae' laege, in 't leêge land drie stollepen, flak bie mekaore. Op d'n eêpen woonde m'n noôm Merien In as je deu' de dreeve liep, dan kwam je bie de stollepe van Arjaon. In as je dan nog 'n wekken deu' liep dan kwam je bie d'ostie van de Wee van Jewannes. Arjaon was de zwaeger van m'n noôm Merien, zie je, in Jewannes dat was 'n neef van z'n 'ewist, ma' die was jonk 'esturreve in z'n vroûwe ao ma' mi' groôte moeite op de stollepe kunne bluve. Z'ao 'n zeune in 'n meisse. Die zeune is a' doôd. Die 'eêtte Kernelis.... Arjaon ao 'n kot mi' kinders, groôte jongers in groôte meissen a', die a vreeje. Dae' kwam ik oôk wè', ma nie' zo dikkels. Bie noôm Merien in moeie Marea, daer ao z'alleênig ma' drie meissen, in da' vonne ze broerd, in daerom kwam ik er nog al es, begriep je?
Ma' die drie ouwe stollepen laege dae' toch zo aorig bie mekaore! 't Waere netuurluk gin spullen, zo as 't miene, da' je dae' ziê lêgge. Zo'n schure as mienen kost alleênig wè 'n duzend gullen of twaoleve! Mar a' zaege ze d'r 'n bitje êrremoeig uut, 't was toch mooi! Die groôte riête schuren mit 'n punt nae' bove. An de voorkant lag 't woon'uus en an tweê kanten op zieë in van achtere laege de tassen in de stallen. Bie noôm Merien was 't 'uus temissen nog goed afe'slote van de schure, ma' bie Arjaon liêp je van de keuken zo ma' de schure in, in bie de Wee van Jewannes was de kaemer 'n stik van d'n dosvloer! In de dekken van die stollepen 'ienge zo leêge da' de drie meissen van noôm Merien, - dat waere kaerels - zonder mekaore 'n beêntje te geven tot boven op de veeste-klauterde! In de jongers van Arjaon déje toeren an de goote, in dat op'eschote meisse van de Wee van Jewannes kon in d'n tied van 't schoônmaeken 'eêl de gevel van 't voor'uus afboendere zonder op 'n ladder te staen.
- 't Za d'r wel 'n bitje vochtig 'eweest è'?
- 'k E 't nooit 'emorreke.... Ma' wa' 'k zêgge wouw, rieke waere ze dust nie! Ma' ze waere baes op d'r eige gedoe! In dat wil wa' zêgge! In ze konne 't aomae goed mit mekaore vinde, as ze temissen gin ruzie ao. Da' gebeurde nog al es, in 't duurde jaeren, ma' dae' zwiege' 'k liever over.... Mar om op m'n apperpoo trug te kommen, dan gieng 'k winterneve.
's Zaeterdagsmiddags dee 'k m'n Zondagsche pak an, in dan gieng 'k op stap! Docht je soms da' Vaoder vo, m'n in'espanne zouw è? Ka' je dienke, de paeren moste vee' 't ârd wêrreke! 't Was wel 'n 'aolef schoft loôpen, in as 't 'eregend ao, dan was je d'r nie goed an oe. Dan mos j' aoltied perbeere op 't goskantje van de wegt te bluven - in somties was t'r eêmae gin kantje.... Mar afijn, je kwam d'r toch.
- Dag noôm, dag moeie!
- Dag, neve! - 'Oe gaet 't mit julder? Zo'n gangetje! - In 'oe is 't 'tuus? - Da' gae' oôk wè!
In noôm vroeg dan, of m'n a' têrreve 'edosse ao in moele of m'n moeder vee' butter kaerende. In de meisken die 'ieuwe d'r mond; die zaete a' te brêien onder de petrolielampe, wan 't was a' donker a' 'k ankwam netuurluk. Om zes ure gienge m'n dan koffie drienke in as da klaer was kwam de sukelaodemellek. Dat was aoltoôs zo op Zaeterdagaevend. . .. 'k Ziê de kanne in de kommetjes nog.... de kanne die was van geëmaleerd, in ik ao 'n kommetje mit 'n roôd biêsje d'r rond.... In dan zaete m'n zo ma' 'n bitje tte praeten om de kachel 'eëne. Op de schoûwe stieng d'r 'n soort van glas mit 'n zulvere poôt. Dat ao noôm es 'ekrege! In d'r stienge segaoren in, van die donkerbrune, van onder even dikke as van bove - in gin bandjes van de belasting d'r an, da' ka' je begriepe 1 In zo'n segaore, dae' dee je 'n 'eêlen aeven over, in onder 't praeten gieng 'n nog a' es uut.... Zo zaete m'n dan te praeten, over van aoles! Soms vroege de meissen es wat, in soms zei moeie es wat, in soms zeie m'n gin van aole wat. Dan ko' j'alleênig ma' de wind 'oore jute op de schoûwe, in de wekker tikte nog 'ârder as anders. In zo noe en dan jankte Bello, dat was d'n 'ond, die an kot stieng. In somties trapte d'r 'n paerd tegen z'n schot of 'oorde i' 'n koeie schreeuwe. Zo zaete m'n dan.... Mar as de wekker op negen ure stong, dan zei noôm Merien: 't Is tied om op te gae voeren. Gae jie mee, Jaonus? Dan kunne de meissen binne bluve. Dan gieng ik mee netuurluk. Deu' de groôte kaemer gienge m'n nae' 't kaeskot. Dae' stong de tuterlampe. As die an was dan gienge m'n de deure uut in dan stienge m'n in eêns in't kaoleverkot. Je most oppasse mit je lampe vo' 't stroôschellef, da' begriep je!
- Ma' je, noôm was toch wè' verassereerd?
- Ka' je dienke! As ter je iês van Bove toe'ezonde wier, zeit 'n aoltoôs, dan mo' je van te vore nie perbeere om j' eige d'r of te maeken.... Mar, alla! noôm gieng deu' de voergank om de rennen vol 'ooi te gooien, in ik bleef an d'achterkant om te kieken of ter gin paer kaolevers over mekaore stienge, die van plan waere d'r eige 's nachs op 't 'angen. Wan' da' beur nog al es, begriep je!
In dan gienge m'n nae' de koeien. Tiene stong te kreunen; die was zeker nie' goed! In Prins, die op kaoleven stong, dee oôk a' 'n bitje raor! Noôm zei Je za' ziê, da' 'k er vannacht nog uut za' motte!
In dan gienge m'n nae' de paeren. D'oûwe Lette stieng a' 'zo'n bitje te kieken of m'n nie' kwaeme. Ma' Trui, mit z'n spatten, die zo neetig was', stieng mi' z n ooren in z'n nek. Noôm zei: Nee mo' j es nae zo'n lammelienk kieke. Die stae weê' over z'n boôm. Alla, plekke op! In toe' Trui nie' gauw wouw, toe' wier noôm kwaed in ie gaf 'n mit z'n klompe 'n schop tegen z'n buuk. Toe vloog d'n leêlukkerd trug over z'n boôm.
- 'k Za' joe leere, zei noôm. De kribben wiere vol 'edae mit 'esneje 'aever-stroô mit moes d'r over, dae' gieng nog 'n vurreke klaover'ooi in de rennen in dan stapte m'n over d'n dosvloer weê' langs d'aore kant nae' binne.
- Tied om nae' bêdde te gaen, zei noôm Merien dan. In de meissen stienge op in leie d'r breikousen weg. In meoie stieng oôk op; die ao 'n bitje zitte slaepe boven de Nieuwsbode. In dan gienge m'n aomae nae' de groôte kaemer; dae' waere tweê besties, eêne vo' noôm in moeie in d'n anderen vo' de lozeés. De meissen die ao 'n kaemer appart. Mar aomae gienge z' eêst mee, wan noôm mos nog bidde. In 'aolef uut'ekleêd gieng 'n dan op z'n knieën lêgge vor 'n stoêl, in d'aore déje dat oôk.
In dan begon 'n 'ard op te bidden....
As dat klaer was zeie ze aomae weltrusten.... in dan perheerde 'k oôk in m'n bestie te kommen. Dat was zo'n eêlen 'oôgen, mit nog 'n kribbe d'r in, in 'k weet nie 'oevee bêdden in dekens. Ma' meêstentied kon 'k nie slaepe in a' 'k m'n eige omme draoide, 'oorde 'k de sukelaodemellek klokke in m'n maege.... Dat was 'n mooien tied!
- In was dat noe aol de lol die julder ao van 't winterneven?
- Wouw je dan nog meer è? Jie lieken mien nie gauw tevree, ouste!
September 1928. KEES KOLLENAER.