Ons Zeeland 1929, nummer 3

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Een mooie reclame voor ons gewest; nogmaals de bevolking, die zich niet herstelde.

Iedereen die tot taak heeft zich op de hoogte te houden van hetgeen in de vaderlandsche pers en in de Nederlandsche periodieken verhandeld wordt, zal reeds lang tot de erkenning gekomen zijn, dat Zeeland niet meer, zooals vroeger, de rol van het stiefkind vervult. Integendeel, herhaaldelijk treft men artikelen, folkloristische beschouwingen, populaire stukjes in dag- en weekbladen, die op onze provincie betrekking hebben. Zeeland is de laatste jaren zelfs zoo populair geworden bij diverse redacties, dat men als journalist of als novellist al over een heel slechte pen moet beschikken als men zijn Zeeland-studies niet ergens "onder kan brengen". De redacties "happen" als het ware in alles wat op Zeeland betrekking heeft; onze provincie is zeer in de mode.

Een gezonde populariteit kan Zeeland geenszins schaden en daarom heeft men zich over de meeste artikelen en uitgaven, aan Zeeland gewijd, te verheugen.

Zeer zeker is dit het geval als men een mooie uitgave als het Zeeland-nummer van de "Veldbode" onder oogen krijgt. De firma Leiter-Nijpels te Maastricht heeft den goeden inval gehad in het Kerstnummer van haar land- en tuinbouwkundig weekblad breedvoerig onze provincie te doen behandelen. In woord en beeld wordt in bedoeld nummer van het goede en mooie van ons land gewaagd. Men treft artikelen over de wording van Zeeland, over den akkerbouw, over den tuinbouw, over onze fokkerijen, enz. en een keur van foto's, verluchten den tekst.

De samenstellers zijn er volkomen in geslaagd een overzicht van de landbouwkundige beteekenis van ons gewest te geven. Het nummer is in breeden kring verspreid, een aantal exemplaren vond zelfs in vertalingen zijn weg naar het buitenland.

Het Zeeland-nummer van de "Veldbode" vormt een prachtige reclame voor onze streek en daarom maken we er hier met erkentelijkheid gewag van.

x

De bevolkingsvermindering van Zeeland is dit jaar, blijkens de opgaven van het zielenaantal in de diverse steden en dorpen, niet tot stilstand gekomen. Nog steeds beweegt de lijn in de grafische voorstelling zich in dalende richting.

Verleden jaar is in "Ons Zeeland" deze kwestie geruimen tijd aan de orde geweest, en verschillende ter zake kundigen hebben toen middelen aan de hand gedaan om den achteruitgang der bevolking te keeren. Tot een practische toepassing van deze middelen is het evenwel niet gekomen. We meenen tevens dat de provinciale overheid het niet noodig heeft geacht de practische waarde van de verschillende meeningen te onderzoeken. Is de "Ons Zeeland" enquête inzake de bevolking zelfs wel tot de autoriteiten doorgedrongen?

Dat zij niets deden om de kwestie op te lossen, stemt zeer zeker niet tot voldoening.

Intusschen gaan verschillende steden en dorpen maar weer in zielental achteruit. Eenige plaatsen zagen zelfs heel wat inwoners verdwijnen. Middelburg b.v. 113, Rilland-Bath circa 5 procent van zijn dorpelingen.

Het is niet altijd na te gaan wat de bevolking tot verhuizen bewoog, doch meestal kan men wel zeggen dat de meerderheid vertrok omdat elders de bestaansvoorwaarden gemakkelijker bleken. De burgemeester van Rilland-Bath heeft in zijn nieuwjaarsrede de aandacht op den uittocht gevestigd en gewezen op de nadeelen van het groot grondbezit. Hij zei o.a.

"Wegens gebrek aan gelegenheid om vooruit te komen, verlaten de beste krachten de gemeente om elders hun brood te verdienen. De factoren, die de Landarbeiderswet in het leven riepen, kwamen hier in sterke mate tot uiting. En hoewel eigen zaak benadeelend, blijven grondeigenaars en rentmeesters volharden in hun houding om geen grond af te staan ter uitvoering van Landarbeiderswet en Woningwet, tenzij in het alleruiterste geval tegen prijzen die vrijwel gelijk staan met weigering tot verkoop. Het is volgens spr. te vreezen, dat men te laat zal inzien door kortzichtigheid eigen belang te hebben tegengestaan."

Den laatsten regel kunnen we ten volle onderschrijven, en het grootste gedeelte daarvan is ook van toepassing op het inzicht der materie van het provinciaal bestuur.

Als men op dezen weg voortgaat, dan zullen er in de toekomst in Zeeland minder menschen wonen dan voor de steeds meer financiëele offers eischende samenleving gewenscht is. Temeer omdat man kan verwachten dat ook hier mettertijd de geboortebeperking meer ingang zal vinden dan tot nu toe gelukkig het geval was.

Men kan er ons van verdenken van de bevolkingskwestie een stokpaardje te maken. Sommigen - we weten het - doen dit ook al. Doch in dit verband herinneren we er aan, dat wel meer stokpaardjes op den duur uiterste noodzaken bleken te zijn.

En in Zeeland moet men wel eens een stokpaardje berijden. Want vele Zeeuwen zijn nog te gaarne geneigd een ingrijpende handeling te verschuiven, en. . . . af te wachten!

VAN EIGEN BODEM

Het Fort Bath en zijn sprekend wapen

door

J. M. DE NOOIJER.

Ter aanvulling van het artikel van Jan Vermeer over sprekende wapens, in het nummer van 10 Nov. j.l., moge thans in het kort de geschiedenis volgen van het ontstaan van zulk een wapen, n.l. dat van Bath.

Tijdens den vierden Engelschen oorlog van 1780-1784 maakte de Oostenrijksche keizer Jozef II gebruik van de moeilijke omstandigheden, waarin ons land verkeerde om verlost te raken van de bezetting, die de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden sinds 1715 mocht leggen in enkele steden en forten in België. Daardoor werd de Republiek gedwongen tot ontruiming van de forten Lillo en Liefkenshoek, gelegen aan de Schelde ten N. van Antwerpen. Ten einde echter de hand te kunnen houden aan een der bepalingen van den Munsterschen vrede van 1648, n.l. dat de Schelde gesloten zou zijn voor handelsschepen van en naar Antwerpen, werd in 1786 een fort gebouwd aan de Zuidoostpunt van den in 1773 bedijkten Reigersbergschen polder. Dit fort kreeg den naam Bath, naar het in 1551 verdronken dorp van dien naam, dat evenwel meer Oostelijk lag, in het Zuidelijk deel van het tegenwoordige Kreekrak.

Behalve door een militaire bezetting, grootendeels afkomstig uit de garnizoenen van Lillo en Liefkenshoek, werd het nieuwe fort ook betrokken door een burgerlijke bevolking van enkele honderden zielen, eveneens overgekomen uit de laatstgenoemde plaatsen. Zij hadden als Protestanten de wijk genomen, omdat zij zich zonder de ruggesteun van de Nederlandsche bezetting niet meer thuis gevoelden in Roomsch België.

Tot op het huidige oogenblik onderscheiden de nakomelingen van deze eerste bewoners van het fort zich van de overige inwoners van Rilland-Bath. De "forteniers" n.l. spreken niet het gewone dialect van Oostelijk Zuid-Beveland, doch Hollandsch, zij het dan ook niet eenige afwijkingen, (Ligt hier niet een taak voor de jonge Zeeuwsche Vereeniging voor dialect-onderzoek?)

Na den Franschen tijd, toen allerwege in den lande een nieuwe orde van zaken haar intrede deed, werd ook de kwestie der gemeentewapens ter hand genomen. Zoo verscheen in het Staatsblad van 8 Januari 1815 een oproep aan alle gemeenten om een teekening van het reeds bestaande of gewenschte wapen te zenden aan den Hoogen Raad van Adel, teneinde daarop de Koninklijke goedkeuring en de noodige registratie te verkrijgen.

Het fort Bath zond als ontwerp in: een veld van goud met een balk van sabel, waarop een badkuip vol water, daaronder een boom met twee tortelduifjes.

Dit wapen wekte zeker eenige bevreemding bij den toenmaligen Gouverneur van Zeeland, want deze informeerde naar de reden, waarom men dit wapen verkoos en niet dat van het verdronken dorp Bath, zooals dit is te vinden op de wapenkaart in de Kroniek van Smallegange.

Uit het antwoord van den Schout van Bath bleek toen, dat Gecommitteerde Raden van Zeeland bij besluit van 24 Februari 1791 bepaald hadden, dat zijn gemeente gebruik zou maken van het wapen van het fort Lillo, waaruit, zooals reeds bleek, de meeste inwoners van Bath afkomstig waren. Dit wapen bestond uit een doormidden gedeeld schild, in 't bovenste deel een liggende leeuw op de Zeeuwsche stroomen en in het onderste een lindeboom, waar onder twee tortelduiven loopen. Men wilde dit wapen behouden met deze wijziging, dat de liggende leeuw zou worden vervangen door een badkuip vol water, omdat men gaarne een zinspeling op den naam der plaats wilde hebben. Een sprekend wapen dus! Waarom de badkuip beslist vol water moest zijn, vermeldt de geschiedenis niet.

In 1878 is Bath vereenigd met Rilland tot de gemeente Rilland-Bath. De badkuip en de lindeboom met duiven prijken daarom in het beneden rechterdeel van het nieuwe wapen der saamgevoegde gemeenten.

De meeste gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan het tijdschrift "De Nederlandsche Leeuw".

 

Hoffelijkheid in oude tijden

door

LEO VAN BREEN.

Als in onzen tijd een of ander beroemd of bekend persoon een bezoek aan Zeeland brengt, dan wordt daarvan in de couranten melding gemaakt door eenige korte regels. Koel en zakelijk, want wij zijn menschen van den modernen tijd en lachen wat om al de z.g. onsterfelijkheden, wier roem en glorie in vroegere tijden keer op keer bezongen werd. Maar dat neemt niet weg, dat de hoffelijkheid, waarmee men vroeger in een welkomstvers hulde bewees, veel aantrekkelijker is, dan de zakelijke waardeering van onzen tijd. Om een voorbeeld te geven:

Toen in 1622 Anna Roemers, dichteres en dochter van den bekenden Roemer Visscher naar Zeeland kwam, wijdde o.a. de Zeeuwsche dichter Simon van Beaumont haar het volgende sonnet:

Welkom aan Jonkvrouw Anna Roemers bij hare overkomste in Zeeland 1622.

Gij heerscher van de zee, Neptuun, wil nu de baren

Doen liggen stil en vlak en houten in den band.

De winden, Noord, Zuid, West, dat zij het Zeeuwsche land

Met hunnen rauwen storm niet vrees'lijk en vervaren;

Want in een planken hol komt met ons overvaren

Een kostelijk juweel, een onwaardeerlijk pand,

Een maagd, wier eer en roem, verspreid aan elken kant

U hooglijk heeft verplicht haar schip wel te bewaren:

Zij zal tot uwer eer doen klinken hare stem

En niet een zoet gezang het dansende gezwem

Van uw zee-nimphen al doen gaan voor onzen steven.

Maar als u wil of macht ontbraak tot haar geluk,

Zoo zal zij bergen nog op der delphijnen rug,

Meer als Arion deed: haar end' ons aller leven.

Maar Anna liet zich ook niet onbetuigd. Ze zond hem

het volgend antwoord, eveneens in sonnetvorm:

De vreeze die ik had, van u te zijn verlaten,

Heeft mij ontroofd een deel van mijn vernoegde vreugd.

Maar toen ik zag de tolk, zoo werd ik zeer verheugd,

Daardoor, dat vrinden, verr' vaneen, te zamen praten.

Of ik al juist niet weet van rijm of regelmaten

En dat mijn pen is stram en mijn verstand verdoofd,

Zoo speelt nog lijkewel 't vertrouwen in mijn hoofd,

Dat gij mijn zotheid eer belachen zult dan haten.

Ach! toen de lieve tijing 1) mij was ter hand gekomen,

Dat gij niet miszaakt uw eertijds aangenomen

dochtere 2), die nu suft in 't gemelijk gegrol

van nimmer dwang 3) daar ik nog niet mee weet te leven,

'k Ontsloeg mij voor een tijd en ben alleen gebleven

(om u te groeten) in mijn stil en eenzaam hol.

Hierbij bleef het echter niet. Want, toen Anna naar Zeeland kwam, wilde de uitgever Van de Venne eens laten zien wat Zeeland op het gebied der edele dichtkunst presteerde.

Als resultaat van zijn pogingen verscheen in 1623 een dichtbundel "De Zeeuwsche Nachtegael", waaraan o.a. Jacob Cats, v. Beaumont, Jan de Brune, Valerius, Hofferus en Anna Roemers zelve, hebben meegewerkt. Deze bundel verdient wel een afzonderlijke bespreking; we komen er dus later op terug en willen nu eindigen met het weergeven van een sonnet van Anna Roemers, dat heel wat aardiger is, dan bovenstaand:

Aan de Zeeuwsche Poeëten.

Gij altijd lustig volk, dat met uw geest gewoon

Te zweven zijt omhoog, en welkom bij de Goden,

Die u, als 't feestdag is, op hun banket doen nooden

En bovenaan het naast Jupiters wijsten zoon.

0 lukkig tegendeel! van die nu wankel loon

Vermuffen op 't kantoor (een graf van zulke dooden)

U eer ik in mijn hert, u vier ik als de bodem

Van de onsterflijkheid, belemmerd met haar kroon.

Ik heb onlangs verstaan, dat gij met schrandre listen

In Zeeland uw kwartier begint te alcumisten,

Om goud te maken? Neen! Maar grooter meesterslik

Neemt gijliê bij der hand, 't zijn wonderlijker kuren 4)

Kunt gij uw nachtegaal doen zoetjes tureluren,

Die in zijn moederstaal roept kik, bou, kik, kik, kik.

1) Tijding.

2) Zij zelve.

3) Verbouwing van haar woning.

4) Kunsten.

Fragmenten uit een reis in de 20e eeuw naar Schouwen-Duiveland.

Als iemand verre reizen doet, dan kan hij veel verhalen!

Het is echter geen vèrre reis, en nog veel minder een lange afstand van Rotterdam naar Schouwen-Duiveland.

Toch vereischt het een ruime dosis optimisme om eerst twee uren in het, tot de familie der slakachtigen behoorende, stoomtrammetje te vertoeven en daarna, vanaf Numansdorp het veege lijf te moeten toevertrouwen aan de stoomboot, die u, in ongeveer denzelfden tijd, over de woelende baren naar Zijpe brengt. Is het einddoel van uw reis de een of andere nederzetting in de binnenlanden van het ziltige eiland, dan wacht u te Zijpe wederom een ijzeren vuurwagen, die u liefderijk opneemt om u, tot uw bestemming, mede te sleepen.

Het is absoluut geen chauvinisme, wanneer ik beweer, dat wij Zeeuwen verdraagzame luyden zijn, die behoorlijk hun beurt weten af te wachten, wanneer zij in een lange en breede file staan om een reisbiljet te knopen. Dies had alles een ordelijk verloop aan het loket van het station in Rotterdam, alwaar ik op een Zaterdag, voorafgaande aan een algemeen erkenden feestdag, met mannenmoed streefde om een retourkaartje voor Duiveland te bemachtigen. Het aantal repatrieerende Zeeuwen was zeer groot, en - omdat het feit op zichzelf van weinig beteekenis is - zou u nooit te weten gekomen zijn, dat de krabbelaar dezer regelen precies twintig minuten noodig had om eigenaar te worden van het verlangde kaartje, indien niet plotseling de aanwezige reislustigen ontroerd werden door een rauwe gil .... Werkelijk, het was gelijk de stervenskreet van een dier. Althans menschelijk mocht het geluid, dat aller trommelvliezen een oogenblik in beroering bracht, niet genoemd worden . ... Een vanzelfsprekend gevolg was een enorm opdringen en geroep van: "Wat is 't er?" en "Wat doet ie noe?"

De producent van dezen wanhoopskreet bleek een zware en breedgeschouderde varensgezel te zijn, die met een zeer verbolgen aanschijn, een nietig manneke toesnauwde: "Vaoder, as je van plan bin om m'n eksteroagen of te trappen, waerschoe m'n dan 's, dan za'k je 'oedje 's even over je oagen drukke".

Het bedreigde kaashoedje sidderde merkbaar op het hoofd van het verschrokken manneke, die waarschijnlijk pennelikker van beroep was. Hij stamelde eenige verontschuldigingen, maar ik zag, dat zijn adamsappel zenuwachtig eenige malen tegen het indrukwekkend hooge boord aantikte, hetwelk zijn hals als een reclameschutting ommuurde.

Ik weet niet, waarom of een eksteroog altijd een bron van vroolijkheid moet zijn, daar zij mij steeds het tegendeel opgeleverd hebben. Toch lachte ook ik - hoewel zeer discreet - met de aanwezigen mede toen, aldus, de eksteroogenlijder een verklaring van zijn smartgehuil gegeven had.

De algemeene vroolijkheid scheen den man, en wel terecht, eenigszins te ontstemmen, want hij bromde: "Je mot mè'ris zoó'n dienk, zoo groôt as 'n knikker, op je teên è, dan zouê je wel anders praete".

"Nou as ik zoó'n lekker diertje op m'n voet 'ad, dan stond 'k 'ier nie', mè' liet 'k m'n eige bekieke' in 'n panopticum", repliceerde, zeer geestig, een ander lid van de scheppende sexe.

De lachsalvo's overstemden het gemopper van den varensgast, die echter het volgende oogenblik den belager zijner eksteroogen bij een van zijn nederige schoudertjes greep en hem, hardhandig, van staanplaats deed verwisselen, met de woorden:

"'k Geloôf, da' j' in m'n vaerwaeter zit, m'n ouwen. Verael 's 'n endje mit je achtersteven asjeblieft!"

Het manneke scheen wederrechtelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt te hebben om voor den zeeman te gaan staan en kreeg, dienovereenkomstig, zijn verdiende loon toen hij genoodzaakt werd opnieuw van achteren in de rij aan te sluiten. -

Waarde lezer, ik had mij deze reis speciaal voorbestemd om eenige volkstypen te kunnen observeeren en meen hiermede geboft te hebben, want zelden heb ik een merkwaardiger reisgenoot ontmoet dan de man, die in de tram naast mij kwam zitten.

Sta mij toe dezen persoon even, ten voeten uit, te beschrijven.

Boven de, hemelwaarts gerichte punten, van zijn zwarte rijgbottines wapperde een wijde broek, die modern genoemd zou kunnen worden, indien de onbestemde kleur haar niet een zekere antiquarische waarde geschonken had. Een overjas, met een zonderling geruit motief, verleende aan den man iets schilderachtigs, misschien beter te noemen: uitheemsch. Dit alles verzonk echter oogenblikkelijk in de vergetelheid toen hij zijn hoed afnam en daardoor een schedel aan de openbare meening prijsgaf, die werkelijk buitengewoon genoemd mocht worden. Niet zoozeer de spaarzame haren van zijn scalp trokken een algemeene belangstelling, doch veel meer den eigenaardigen vorm van zijn hoofd .... Heeft u wel eens gelezen van den Neanderdal-mensch? Volgens mijn bescheiden meening, moet deze man een zekere verwantschap bezitten met dit soort praehistorische menschen, want nog nimmer aanschouwde ik zoo'n excentriek hoofd.

Zijn beweeglijke bruine oogen verrieden echter direct een schranderen geest, die zich aanstonds uitte in de woorden: "'t Is idioot meneêr, om mit zukke daegen zoó'n zwèrm kinders mee op reis te nemen".

In knikte toestemmend en aanschouwde met medelijden een zwoegend huisvader, die bepakt en gezakt, een kudde kinderen - waar aartsvader Jacob wellicht jaloersch op geweest zou zijn - in de coupé trachtte te frommelen.

"'Ier Keesje, gae jie noe's 'ier zitte neffen die vroûwe. Piet laet dat pakje nie' uut je viengers rolle' .... Mientje kiek uut je doppen in trap nie' op die juffrouw d'r parrepluu. .-. . Moeder ou' jie noe je gemak mè, in gaet dae' noe's zitte, j'eit genog an den kleinsten, ik za' wel op dat andere goedje passe'."

Deze serie bevelen, door den stichter van het veelbelovende geslacht met een stentorstem rondgebazuind, deed zijn uitgebreide familie spoedig, her- en derwaarts verspreid, ter neder zitten en was meteen de coupé ook gevuld.

De passagier met het voorhistorische hoofd richtte zich naar een tegenover hem zittend man, met de woorden "Oôk weêr is bie de ouwe mênschen gae' kieke', Teun?" Teun vulde, joviaal glimlachend, zijn pijp, onderwijl hij antwoordde: "Ja, 't is weêr lied é; 't is al een aordig stuitje 'eleê, in 'k docht bie m'n eige 'k mot toch in Zeêland 's laete ziê, da 'k oôk nog in leven bin".

Teun's toebereidselen om te gaan rooken, inspireerden den ander tot de vraag of ie oôk z'n puupje 's effen mocht vulle.

Aandachtige lezer, schrik niet! Het bloed stolde in m'n aderen en Teun kreeg, op z'n minst, een halve hartverlamming toen het "puupje" te voorschijn kwam.... Tracht in uw fantasie even een pijpesteel aan een onthoofd ganzenei te verbinden en u hebt den doofpot waarin Teun met weemoedige blikken zijn laatste restant tabak zag verdwijnen. Ik zal niet trachten deze kolommen te bezoedelen met een poëtische beschrijving van de doodsche en kale landauwen waar het trammetje traag doorheen schuifelde. Evenmin wensch ik u, onder het lezen dezer regelen, een atmosfeer toe als waarin mijn persoon de stof voor deze fragmenten verzamelde. De tabaksrook in de overvolle coupé verdikte zich - gelukkig het meest in de hoogere regionen - tot een soort mist, die de Londenaars "fog" noemen. De gesprekken, waaraan de spruiten van het gezegende echtpaar ganschelijk niet het minste bijdroegen, vormden, zooals men dit pleegt uit te drukken: een leven als een oordeel. -

Twee bekoorlijke jonge dames, die men in de groote stad aanduidt als een paar "aardige kippetjes", bleken een constante aantrekkingskracht te bezitten voor een, vleeschelijk zeer welvarend, heerschap met pafferige hangwangen. moet het erkend worden, dat een dezer stekelbaarsjes er inderdaad zeer appetijtelijk uitzag. Haar welgevormde onderdanen waren strak omspand met glanzende vleeschkleurige kousen, die door hun verleidelijke straling, onwillekeurig de aandacht van de mannelijke reizigers moesten trekken.

Ook mijn metgezel scheen onder de bekoring geraakt te zijn, want hij merkte op: "Zie'j wel meneêr, dat die kousen mè' tot an de kniën van ziede binne?"

Ik prees zijn opmerkingsgave en vond, dat het vernuft van den fabrikant in damesgoederen in dezen tijd zéér vèr strekkend was.

"Ja", zei hij, "en dat noeme' ze noe het zwakke geslacht, noe moi'j 's even kieke, 'eêlegaere d'r âlles open in bloôt, in mouwen za' ze ook wè' nie' an d'r jurk è. D'r 'aer is ook al of'ekapt.... Je zou zè ze motte 'n vliegende tering te pakken kriege. Zooiets zou ik nie' motte prebeere', want dan lag 'k al sebiet op m'n doôie rik."

Aangezien mijn smaak in dit opzicht verschilde, ging ik niet verder op het onderwerp door, doch trachtte mij een voorstelling te vormen van den zonderlingen man, wanneer hij daar naast mij had gezeten met een geshingled hoofd, fil d'écosse kousen aan, en een, hoeksgewijze ontblooten boezem.

Ik kon er echter niet toe komen een dergelijk koddige figuur geheel te voltooien, want mijn oogen en ooren vroegen mijn werkend brein voor een nog véél kluchtiger tooneel. De man met den gewelfden buik werd namelijk, op een verrassende wijze, het uitzicht op het schitterende beenenpaar ontnomen, doordat vanaf het bagagenet en groot rond pak precies over zijn hoofd viel en dit, als een reusachtige hoed, aan alle zijden voor de brullende reizigers verborg.

Het zou niet stichtelijk zijn de onparlementaire woorden te herhalen, die vermengd met een hartverscheurend gemurmel, vanuit de vreemdsoortige hoofdbedekking, in een razend tempo den rookerigen aether ingeslingerd werden., . . Genoeg zij het, te vertellen, dat het pak een zijden lampekap bevatte en dat het slachtoffer te Klaaswaal uitstapte en daardoor ontsnapte aan de belangstelling der genotterende reizigers.

Het spijt me, dat de plaatsruimte verbiedt in nadere details te beschrijven hoe een juffrouw op de boot plotseling scheel naar mij keek, daarna een kleurverandering onderging van roserood in geelachtig bleek om vervolgens met kangoeroesprongen naar een zekere plaats te huppelen. Vermoedelijk werd zij tot deze zotte handelingen gedwongen door zekere storingen in haar lichamelijk organisme, veroorzaakt door het zachtkens wiegende vaartuig.

Nog even wil ik uw medelijden opwekken voor den vader van de schare kinderen, die zich in het schip, met bewonderenswaardige toewijding, onledig hield met het spijzigen van zijn nakomelingschap .... Jantje zag kans om een gloeiende kop koffie over zijn pantalonnetje te slingeren, waarna hij, met ontzaglijke verheffing van stem, begon te huilen.... Piet meende, dat Gerritje een grooter stuk koek kreeg, hetwelk hij een gereede aanleiding vond om het arme Gerritje bijna een hersenschudding te bezorgen door hem, op anti-liefdevolle wijze, over het hoofd te streelen.

Rest mij nog te vertellen, dat de afgetobde ouders, op een gegeven moment, tot de ontstellende ontdekking kwamen, dat een hunner telgen, net als de gentleman-inbreker Raffles, spoorloos was verdwenen. De ondernemende knaap werd, na eenig zoeken, op de voorplecht gevonden, waar bij zich oefende in het rooken van een "piraatje", omdat het "daar beneden zoo benauwd was", verkondigde hij.

Lezers, mijn indrukken waren niet van humor ontbloot, doch het was mij blij te moede toen de boot, met een schok tegen de aanlegplaats, haar reis beëindigde, en eenige minuten later mijn lichaam als met nieuw leven bezield werd door de versche en frissche Zeeuwsche lucht.

SPECTATOR.

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XIII.

Maar ach, die tram, die tram borg niet alleen onze jonge levens om er kattekwaad uit te denken, wereldraadselen te ontsluieren, schaak-problemen op te lossen, zij kende ook de eerste aandoeningen der liefde.

Ik heb u reeds vorige malen van Wantje verteld; Wantje die in de jaren, waarover ik nu spreek, van school af was gegaan en zooals alle meisjes van haar leeftijd hielp in het huishouden of werkte op het land.

De weekdagen waren lang en vermoeiend en wij zagen elkaar eigenlijk alleen des Zondags. Maar dan was het er een muur tusschen ons in stond. Dan wandelde zij met al haar even prachtig-aangedane vriendinnen, gearmd door de dorpsstraat van den dijk naar den toren, soms tot het station als er een tram kon arriveeren. Wij, jongens, voelden bitter weinig voor dit paradeeren. Wij waren dan te vinden op den dijk of.. thuis. Op die wijze vervreemdden wij van elkaar, wij dreven uiteen, zonder dat ik het mij bewust werd..

Het leven immers was zoo geheel anders geworden: grooter, onstuimiger. Er gingen in die jaren ongekende horizonten voor je open. Voor het eerst eigenlijk ontdekte je de wereld om je heen. Je zag dat ieder mensch blijkbaar een deel had en daarop áf ging, je vermoedde dat er een verband moest bestaan tusschen al die schijnbaar onbeduidende dingen. Je las wát in je handen viel: rijp en groen. En plotseling ontdekte je ook je zelf: dat je geen kind meer was, dat er iets anders in je begon te leven, onmiskenbaar en niet-te -weerhouden.

Onverwacht schoot het bloed door je lichaam, warm en kloppend. Waarom? Dat wist je niet....

Ik zie het nòg gebeuren. Een nieuw schooljaar was begonnen. En de Septembermaand bloeide overdadig-rijp en vervuld van de ooftgeuren over het eiland Walcheren.

In Middelburg stapte ik uit de tram en.... Ze was Slank, lang, blond, en droeg in d'r blouse een fel-roode, brutale klaproos. Op haar haar rustte een grillig-gevormde hoed van gewoon stroo. En haar stem klonk ongewoon laag:

"Ik moet naar de H. B. S. Kun je mij ook zeggen, waar die is?"

"Ik ook, loop maar mee".

En daar liepen we samen door het vroege, herfst-stille Middelburg. Herinnert u zich nog het soort gesprekken tusschen jongens en meisjes als je op dien leeftijd bent, als ik was. Inwendig had ik pret, 'n soort trots tegenover de rest van de jongens, dat ik me daar zoo maar opééns met zoo'n weergaasch aardig meisje kwam aanzetten.

"Kom je uit Domburg?" vroeg ik. Het moest wel, anders had ik haar toch moeten zien instappen.

"Ja, daar woont een tante van me. 't Vorige jaar was ik in Arnhem op school. Maar daar ben ik afgetrapt! Nou probeeren ze 't hier maar eens met me!"

Ze steeg onmiddellijk in mijn achting. Asjeblief, dat was zoo maar niet de eerste de beste, die had ervaring, die kènde het klappen van de zweep!

"Lollig, dat je hier komt!" verwelkomde ik haar spontaan.

"Daar weet jij nog niets van of het lollig is!" antwoordde ze afgebeten.

"Hùh!" hoonde ik.

We schoten in de lach en het ijs was gebroken.

"Hoe heet je?"

"Ella en jij?"

"Jan". - (Voor de waarheid van dezen naam althans sta ik in).

"Vertel es wat, toè, je snapt toch dat ik stik van nieuwsgierigheid! De leeraren, de school, de meisjes, de jongens. . hoe is 't er?"

Dien ochtend voordat de school begon, keek ik naar m'n vrienden niet om.

Ik zat met Ella op een stoep en verklaarde haar de politieke aangelegenheden der kleine maatschappij, die een school toch is.

In het vrij kwartier stonden twee rijen jongens Ella op te wachten aan de deur der H. B. S. Ze deed net of ze niks zag, al vond ze 't natuurlijk "fijn", en liep kalm met een paar nieuwe vriendinnen verder.

,"t Is een nest", zei een mijner kameraden.

"'n Aanstellerig wicht" zei no. 2.

"Niks an!" vond de derde.

Ik zweeg en lachte in mezelf. Als m'n vrienden zóó spraken, dan wist ik al lang hoe laat of het was.

's Middags na schooltijd liepen wij samen naar de tram en wat behoef ik verder voor finesses te vertellen? Het is alles zoo eenvoudig. Verdacht veel zat ik in Domburg zwemmen, wandelen. Ja-ja....

Wat er van haar werd? Ik weet het niet. Jaren, jaren later hoorde ik.... maar wat gaat dat u eigenlijk aan.

Ze was blond en droeg een vlammende, uitdagende klaproos. En wat wil men nog meer?

 

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender Vindt u het interessant, te hooren:

- dat we in Zeeland slechts enkele dagen goed schaatsen konden rijden. Voordat we goed en wel wisten dat de vorst er was, verdween hij weer.

- dat we het jubileum der Koningin-Moeder draadloos gevierd hebben. Tot openbaar feestvertoon is het hier nergens gekomen.

- dat in het afgeloopen jaar in Serooskerke en in Noordwelle geen enkel paartje zich in den echt liet verbinden. Als Mussolini het hoort, maakt hij dezen zomer ongetwijfeld een trip door Zeeland.

- dat verschillende gezinnen uit Oud-Vossemeer naar Eindhoven verhuizen. Doel der verplaatsing zijn de Philips fabrieken.

- dat de Middelburgers de vorige week weer eens te klagen hadden over het leidingwater. Ze proefden grond, hetgeen verre van prettig is.

- dat de radio-distributie in de hoofdplaats van Zuid-Beveland al heel wat abonné's won.

- dat de gemeenteraad van Borsselen geen gelden wilde voteeren voor nieuwe meubelen voor de bijzondere school, daar het schoolbestuur weigert de schoolmeubelen tegen brandschade te verzekeren.

- dat blijkens een mededeeling van Ged. Staten de kermissen te 's Heerenhoek en Tholen afgeschaft zijn.

- dat wellicht omstreeks Augustus de middengroepers de beschikking over electriciteit zullen hebben.

- dat te Oud-Vossemeer op 90-jarigen leeftijd overleed de heer P. Smit. Hij was een der oudste ingezetenen en voorts 68 jaar getrouwd.

- dat in Schore een knaapje door het ijs zakte. Toen men den jongen op het droge bracht, was hij reeds bewusteloos. Hij kon evenwel voor de maatschappij behouden worden.

- dat de ijsvereeniging te Goes het plan heeft een ijsbaan aan te schaffen.

- dat de bevolking van Rilland-Bath in 1928 met circa 5 pct. achteruitging

- dat het Zeeuwsch-Belgisch Stamboek, opgericht door leden van het Nederlandsche Trekpaardenstamboek, die over den gang van zaken daarbij niet tevreden waren, in België drie hengsten heeft aangekocht, waaronder een zoon van Avenir d'Herse, om te voorkomen, van de 900 in dit stamboek ingeschreven merries door hengsten van een ander stamhoek zouden worden gedekt.

- dat enkele bakkers in Arnemuiden den moed hadden den broodprijs met 1 cent te verlagen.

- dat in het afgeloopen jaar in de Zeeuwsche hoofdstad niet 1 uitslaande brand woedde. Voor actieve brandweerlieden een plaats om wanhopig te werden.

- dat in Terneuzen iemand met paard en wagen ten kanale geraakte. Later bleek dat de man nooit eerder een viervoeter had bestuurd.

- dat tengevolge van den mist de vorige week Schouwen-Duiveland geen verbinding-te-water met Zuid Beveland kon krijgen.

- dat in Middelburg een grootmoeder en haar kleinzoon door gas vergiftigd werd. Beiden zijn aan de gevolgen overleden.

- dat Zaterdag op het politiebureau te Middelburg door den waarnemenden commissaris van politie aan de agent van politie A. van der Reest het dienstkruis vanwege den Algemeenen Nederl. Politiebond werd uitgereikt, voor tienjarigen trouwen dienst.

- dat te Middelburg op 78-jarigen leeftijd overleed de heer J. van den Bergen, emeritus predikant van de Ned. Herv. Kerk te Biezelinge.

- dat de leden van de vereeniging "Schoolmuseum" Zaterdag j.l. te Middelburg afscheid namen van den heer Brandsma, inspecteur lager onderwijs, die naar Rotterdam vertrekt.

- dat het verboden is de begraafplaats te Westkapelle te betreden tusschen zonsondergang en 1 uur na zonsopgang. Een verordening tegen nachtelijke samenkomsten?

- dat op tweeden Pinksterdag in Vlissingen een uitvoering zal gegeven worden door den Zeeuwsch-Brabantschen turnkring van het Kon. Ned. Gymnastiek Verbond.

- dat dezer dagen in Antwerpsche scheepvaartkringen geklaagd werd over gebrek aan rivierloodsen te Vlissingen. Verschillende schepen waren genoodzaakt op de reede van Vlissingen te wachten op een rivierloods, hetgeen groote schade veroorzaakt.

- dat in 1928 in totaal 1862 schepen de Goesche haven invoeren.

- dat tot Januari reeds dik 13 1/2 millioen oesters uit Ierseke verzonden werden. Waar laat men ze, vraagt men zich af.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

SPORT-IMPRESSIES

Koning Thialf.

Strenge vorsten regeeren niet lang! En zeker niet in den tegenwoordigen tijd, nu het menschdom van hervormingen die met eenige gestrengheid gepaard gaan, nauwelijks gediend is. Men heeft het kunnen ontwaren bij de onderdanen van Koning Aman Oellah in Afghanistan, welke vorst, teneinde zijn kroon te kunnen behouden, zijne gestrengheid weer heeft laten varen.... Koning Thialf, de vorst der ijssporten, verging het niet beter, want de elementen, die vorige week een belofte voor de ijs-toekomst inhielden, hebben zich machtiger getoond dan ons lief is en een depressief karakter doen gelden, dat een ontijdigen dood van Vorst Thialf tengevolge had. Waar zijn onze strenge winters vanuit de negentiger jaren? Waar de ijsperiodes van daarna, die lange weken van heerlijk verblijf op de spiegelgladde banen, die rivieren, kanalen, binnenwateren en overstroomde weilanden, ons boden? Het schijnt wel of met de ontwikkeling der maatschappij, sinds het uitbreken van den Europeeschen oorlog, ook de natuur aan banden is gelegd en de aardsche gemeenschap aan hare grillen onderwerpt. Vorst van 7 graden en hooger werd op het einde der vorige week gevolgd door eene temperatuurstijging, die in enkele uren tijds sterk, massief ijs in eene waterige en papperige massa veranderde en die aan de illusies van duizenden en nog eens duizenden een wreed einde maakte.

De optimisten hebben zich hierdoor niet laten weerhouden in sporttenue en gewapend met schaatsen, togen zij naar het tooneel van het meest geliefde Hollandsche landschap: de ijsvlakte. Zij tartten de elementen, zij tartten de natuur, maar hun verlangen naar enkele uren van ijsgenoegens werd tot 'n bittere ontgoocheling. In naam was er nog ijs den jongsten Zondag, die voorbestemd leek voor een dag van lust en leven op de schaats, maar in wezen bleek dit bevroren water den naam "ijs" onwaardig en op deze deplorabele massa hebben we een aangebeden vorst voor den zooveelsten keer naar zijne rustplaats gebracht.... Koning Thialf is niet meer. . .. maar uit zijn kort regeeren putten wij de hoop, dat hij nog eens herrijzen zal en het zoo bitter teleurgestelde menschdom zal schadeloos stellen voor de slagen van een straffende hand, die - gelukkig genoeg - geen "waarom" en "daarom" kent, doch onderhevig is aan natuurwetten, die geen onzer ooit zal kunnen doorgronden....

King Soccer.

De Koning is dood! Leve de Koning!

Koning Thialf is begraven, hij heeft slechts enkele dagen geregeerd, maar streng genoeg om King Soccer, den voetbalvorst, van onze velden te verdrijven en van den troon te stooten. Maar nauwelijks zijn we bekomen van de emoties der begrafenisplechtigheden, of King Soccer bestijgt andermaal den troon in volle wapenrusting en met het heilige voornemen, zijne regering niet ten tweede male te doen onderbreken.

Straks trekken we weer naar 't voetbalveld, waar de tweede helft van het voetbalseizoen nog steeds wacht op het sein om in algemeen voetbalgenot zijn inzet te vinden. Het jaar 1929 is voor onze voetballers slecht begonnen: wedstrijden kwamen slechts sporadisch voor en voor het eerst van dit seizoen werden de wedstrijden op j.l. Zondag bij wijze van algemeenen maatregel, afgelast. De voetballiefhebbers hebben om dit besluit niet getreurd, omdat een andere tak van sport, n.l. de ijs-sport, hen opeiste. Maar nu die Zondag, waarop die ruil zou moeten gelden, ons noodlottig werd en we nòch van ijs, nòch van voetbal konden genieten, nu hunkert men weer naar het spel van bal en palen en hoopt men weldra in dit populaire spel vergetelheid te vinden voor de desillusies van een verloren Zondag in dubbele beteekenis.

King Soccer eischt ook Zeeland's zonen weer voor zich op. In Zierikzee, Hulst, Terneuzen en Goes zoowel als in Middelburg en Vlissingen worden de voetbaltroepen gemobiliseerd en over enkele dagen wordt de onderbroken reeks der competitiewedstrijden weer hervat. De lange wedloop naar het einddoel vangt weer aan en de Zeeuwsche voetbalterreinen, enkele weken ten prooi geweest aan verlatenheid, vormen weer het middelpunt der sportieve belangstelling. Er wordt weer gehoopt, gerekend en .... teleurgesteld, met frissen moed gaat men weer de toekomst in en in vreedzamen strijd gaan aanstonds negen Zeeuwsche elftallen van den Nederlandschen en een twintigtal ploegen van den Zeeuwschen Voetbalbond elkaar weer den palm der zege betwisten. Moge de strijd vooral vreedzaam zijn en in het teeken van sportiviteit zich ontwikkelen, mogen publiek en spelers hun goeden naam als sportlieden hooghouden en mogen nederlagen even gemakkelijk gedragen worden als overwinningen gevierd.

King Soccer roept ten strijde. Zeeland komt over de geheele linie in actie en de Zeeuwsche voetbalgemeenschap prepareert zich op een tweede seizoenhelft, die den in de eerste helft gevestigden naam van Zeeland's voetbalsport, door nieuwe daden en gebeurtenissen bezegelt....

Zondag 20 Januari.

Het programma van den Nederlandschen Voetbalbond, voor zooverre dit de Zeeuwsche clubs betreft, luidt op Zondag a.s.

als volgt:

2e klasse A.

Te Middelburg: Middelburg--D.O.S.K.O.

Te Roozendaal: Alliance-Zeelandia.

Te Dongen: Dongen-Vlissingen.

3e klasse A.

Te Hulst: Hulst-Zeelandia II.

Te Goes: Goes -Zierikzee.

Te Zierikzee: S.I.N.O.T.O.-Terneuzen.

Laatstgenoemde wedstrijd vangt aan om 12 uur, alle overige om 2 uur of 2.30 ure.

LUCTOR ET EMERGO.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

9 Jan. - Mist! Mijn uitzicht is zeer beperkt, althans in de gewone beteekenis van het woord. Ben naar de leeszaal geloopen en heb daar in een encyclopaedie gelezen dat dit natuurverschijnsel niets anders is dan waterdamp, onmiddellijk boven de aarde zoodanig verdicht, dat hij zichtbaar wordt. Wat je noemt dus laagdrijvende wolken. Door verhooging der temperatuur gaat de mist weer in onzichtbaren waterdamp over en dan zegt men, dat de mist optrekt. Dit lesje goed uit mijn hoofd geleerd en het vandaag bij verschillende gelegenheden te pas gebracht. Mijn prestige stijgt zichtbaar. Liesbeth vertoonde vandaag een lichte neiging tot verkouden worden. "Kans op neerslag", zou het weerbericht zeggen.

10 Jan. - Nog mist. Heb Jossie naar school moeten brengen, daar hij gister op het ijs gesignaleerd is. Jossie snapte er niks van. Als 't ijs slecht is, zak je er veel vlugger met z'n tweeën dan alleen door, redeneerde hij. Ik houd niets meer van ijs. In vroeger jaren liep ik altijd met het stellige idee rond, dat er een goed rijder in me stak, maar ik heb nooit geschikte schaatsen kunnen vinden. Liesbeth is werkelijk verkouden geworden. Ze nieste vanmorgen 51 keer achter elkaar. Wybo vermoedde, dat er ergens een prinses geboren was, waarop hij uit de kamer verwijderd moest worden. Toch geloof ik dat hij nog niet zoo'n ongelijk had, want ik heb van de officieele gebouwen onze driekleur à là vaatdoek zien hangen.

In "taveerne Stortebeeker" de buitenlandsche politiek besproken. Overal mot. Herrie in Servië; vechten in Afghanistan; bankaffaires in Frankrijk en candidaatstellingen per kiesvereeniging in Nederland. Triestig! 't Lijkt wel of er geen Nieuwjaarswenschen geweest zijn.

11 Jan. - Nijpend koud. Je zoudt geneigd zijn om, evenals onze voorouders op Nova-Zembla, een wollen deken rond de kachel te winden. Jossie had ik heden niet meer naar school te brengen. Het ijs is betrouwbaar en dan verliest het veel van zijn aantrekkelijkheid voor ondernemende jongelui. Vanmiddag werd ik door Liesbeth, die nog steeds verkouden doet, met een delicate zending belast. Ik moest een fleschje Franschen cognac halen. Dank zij mijn combinatievermogen snapte ik dadelijk, dat er warme grocjes in het vet stonden. Ben terstond erg gaan hoesten. Ik geloof wel dat het effect sorteeren zal.

12 Jan. - Liesbeth besloot haar kamer te houden. Dat verruimt mijn bewegingsvrijheid. De wereld ligt voor me open. Op m'n honderd gemakken alle bladen gelezen, waarmee de kapper zijn leestafel voorzien had en vele leerzame discussies geopend. In China is het ook weer hommeles. De voorjaarsopruiming der winterseizoen generaals is thans reeds begonnen. In Afghanistan daarentegen verrijst de kans op vrede, wijl sire Amanoellah eieren voor zijn geld koos en de bevolen hervormingen introk. Voorloopig zal de sukkel wel geen Europeesche adviezen meer gaan inwinnen. Hij heeft, naar Breeduitstra me verzekerde, meteen alle lidmaatschappen van reisgezelschappen opgezegd en toen hij een reclameboekje van Cook en Lissone kreeg, moet er schuim op zijn linnen zijn verschenen.

Na vele droge hoesten hedenavond een cognac-groc verschalkt.

13 Jan. - Onze burgemeester heden naar Davos vertrokken. Zal niet, naar algemeen gedacht wordt, aan de Europesche kampioenschappen schaatsenrijden deelnemen. Daar Krimp van Dulmen me verzekerd had, dat alle notabelen Zijn Edelachtbare zouden uitgeleiden, heb ik me met Jossie naar het perron begeven. Zeer druk aan 't station. Meer notabelen dan ik dacht in onze stad. Burgervader stond alleen. Heb hem de hand gedrukt omdat ik die vormelijke stijfheid mijner provincie-genooten niet kan uitstaan. 't Deed den man zichtbaar goed. Toen de trein vertrok, bleef ik alleen met Jossie achter; de anderen waren ingestapt. "Er zijn weinig notabelen in onze stad," zei ik tegen Jossie, waarop we ons fier verwijderden.

14 Jan. - Liesbeth weer in actie. Vond op 'n gegeven moment Sientje in de keuken, al schreiende. Vroeg wat er gebeurd was. Mevrouw, zoo zei ze, had een schilderij willen ophangen, maar 't was op haar teenen gevallen. "Goed kind," troostte ik bezadigd, "daar moet je niet om huilen je zoudt er eerder om kunnen lachen." "Dat dee ik ook, griende Sientje, "maar toen kreeg ik den wind van voren.::

15 Jan. - Reiziger ontvangen met lepels, waarvan de naam aan zilver herinnerde. Was blijkbaar uitgerukt met het oog op de erwtensoep-periode. Ik kon helaas niets van hem koopen; heb wel vriendelijk geïnformeerd hoe de zaken gingen. "Ik gevoel me hier net als 'n doodzieke," zei de man, "om de twee uren één lepel." Zal vanavond deze aardigheid op de soos vertellen!

 

TREFFERS EN POEDELS

HET LIED VAN DEN WINTER.

't Is winter, 't is winter,

't is overal ijs,

de wereld is wit en

de hemel is grijs.

De tijd van den winter is

tijd van de pret,

de ijsbaan geopend,

de schaatsen ontvet.

De schaatsmaniakken

ze zijn er weer al,

ze bieden een vaak on-

bevallig geval.

Ze zwaaien en zwieren

de baan op en neer,

ze lijken gevleugeld,

zoo licht als een veer.

We maken balansen

op ijs en kantoor,

dan gaan we vooruit of

we zakken er door.-

De winkels verkoopen

weer plotseling uit,

een foef, die tekort aan

contanten beduidt. -

De ruiten beschilderd

met nulgraadschen dauw,

we happen weer nevel,

we vatten weer kou.

't Is winter, 't is winter,

hoe zalig is dat,

de straten zijn droog maar

de neuzen zijn nat.

We proesten en snuiten en

kuchen heel diep,

we zijn zwaar verkouden en

noemen dat griep.

Degeen die op straat iets

begroetbaars ontmoet,

volstaat (als-ie kan) met

een tik aan z'n hoed.

We blijven nu binnen

zooveel als het kan,

het is bij den haard een

gezellige pan.

We hebben geen honger,

geen kou of verdriet,

(vergeet desondanks toch

de vogeltjes niet!)

't Is winter, 't is winter,

't is overal ijs,

de wereld is wit en

de hemel is grijs.

Een wintertableautje

van teer poëzij....

ik heb koude voeten,

geef mij toch maar Mei. -

WILLEM TELL II.

PRIKKELDRAAD

Wellicht herinnert de lezer zich, dat het carillon in den Goeschen toren ongeveer een jaar lang ieder uur het bruidslied uit de Lohengrin over de stad tokkelde. Dat deed het carillon waarlijk niet zoo maar voor een grapje..

De vroede vaderen daar ter plaatse hadden waarschijnlijk iets gelezen van den invloed van muziek op de innerlijke gesteldheid van het individu en teen als volst geredeneerd: "Als we de jongelingschap trouwmuziek met den lepel ingeven, dan zal zij op den duur geen weerstand aan de bekoring van het huwelijk kunnen bieden".

Ik zou niet gaarne willen beweren, dat het alleen aan het carillon te danken is, dat Goes al eenige jaren in zielental vooruit gaat, maar de vermeerdering der bevolking en het feit, dat een jaar lang van den toren "gebruidslied" is geven toch te denken, nietwaar?

Blijkens de bladen zijn in Noordwelle en Serooskerke in het afgeloopen jaar nul huwelijken gesloten.

Dat is droevig, ontstellend en bijna onbegrijpelijk.

Als ik aan het Goesche carillon denk en over het trouwgebrek in Serooskerke en Noordwelle peins, vraag ik me af; "Wat voor muziek maken ze in vredesnaam in die twee dorpen?"

Hebben de dorpstorens geen carillon?

In ieder geval zullen er toch wel fanfaregezelschappen zijn?

En zoo niet, dan zijn er in den omtrek zeer zeker.

We moesten dit jaar in Serooskerke en in Noordwelle maar eens ettelijke muziek-concoursen beleggen en de uit te voeren blaasnummers met zorg samenstellen.

Tien tegen een dat de ambtenaren van den burgerlijken stand in bedoelde plaatsen niet langer werkeloos zouden zitten.

Muziek wordt tegenwoordig ook met succes bij pijnlijke operaties toegepast. Waarom dan bij een anti-trouw-ziekte niet?

P. RIK.

'T SCHAVOTJE DER LEZERS

Aan de ongeduldigen - In ons volgend nummer zullen we den uitslag van onze Twee honderd-gulden-prijsvraag mededeelen.

VEREENIGINGSNIEUWS.

Ons Zeeland, Utrecht, heeft in Hotel l'Europe een Bal-Masqué gegeven voor de leden, donateurs en introduceer.

Hoewel de zaal niet geheel bezet was, waren er niettemin toch aardig wat liefhebbers, die met mooie, koddige en interessante costuums voor den dag kwamen.

Jammer genoeg waren er van de Zeeuwsche costuums of kleederdrachten slechts één aanwezig, n.l. een Walchersche boerin.

Zeeland, Haarlem. Algemeene ledenvergadering op Dinsdag 22 Januari a.s.

Zeelandia, ''s-Gravenhage heeft een tooneelavond gehouden in de zaal van de "Vereeniging" aan de Willemstraat. De tooneelspelende dames en heeren van "Zeelandia" brachten onder leiding van den heer Corljé het blijspel in 3 bedrijven "Zijn Zoon", van C. von Moser, voor het voetlicht, terwijl het muzikale gedeelte van den avond werd verzorgd door "The Ref feyes Band", onder leiding van mej. Rosalie Seyffer. Onder de bezoeken werd met genoegen opgemerkt de voorzitter van de Rotterdamsche Zustervereeniging, den heer Tromp.

In zijn openingswoord gewaagde de voorzitter er van, dat de heer Seyffer Sr. een Zeelandia-marsch heeft gecomponeerd en aan de vereeniging "Zeelandia" opgedragen. Deze pittige, opgewekte en goed klinkende marsch, waarin het coda het Zeeuwsch Volkslied vormt, werd, voordat het Zeeuwsch Volkslied werd gezongen en met het tooneelspel werd aangevangen, ten gehoore gebracht en had een uitbundig succes. Het succes van het tooneelstuk, waaraan verschillende uitstekende nieuwe krachten medewerkten en waarbij alle medespelenden zeer verdienstelijk spel te zien gaven, was niet minder groot. Er is hartelijk gelachen en geapplaudiseerd.

Aan het slot waren een bloemenhulde, waarin ook mej. Seyffer deelde, en een hartelijke dankbetuiging van den voorzitter, waarin ook de heer Seyffer, als de componist van de Zeelandia Marsch, in het bijzonder werd betrokken, zeer op hun plaats. Nadat de verloting van een kussen met het Zeeuwsche wapen en een theeservies (onderscheidenlijk gewonnen op de nommers 134 en 243) had plaats gehad, werd deze avond, die ook als geheel goed geslaagd mag heeten, besloten met een zeer geanimeerd bal, dat onder de uitstekende leiding stond van het lid, den heer J. Beun, wien een woord van lof toekomt voor de wijze waarop hij van zijn taak, welke hij voor 't eerst verrichtte, heeft gekweten. Zooals de plaatselijke bladen schreven: 't was weer een echt gezellige en prettige Zeelandia-avond, waar 't joviaal toeging.

Het adres van het secretariaat is veranderd in Laurierstraat No. 69.

"Zeeland" Haarlem bood zijn leden en donateurs een zeer genoegelijken avond. Een verscheidenheid van blijspelen: 1. de Armband; 2. de Held en 3. de Beul. De verschillende acten werden afgewisseld door aangenamen muziek, waarvoor de heeren v. d. Have als pianist en v. d. Schaaf, als violist, een dankbaar applaus ten deel viel. De verloting van de mooie Axelsche pop, een kunstwerkje, belangeloos vervaardigd en aangeboden door het bestuurslid mevr. Stoel was spoedig afgeloopen. Uit de tombolaverloting viel een 102-tal prijzen ten deel aan houders van loten, waarvan in totaal was uitgegeven 200. Een bijzonder gezellig bal, bij zeer goede dansmuziek, hield allen genoegelijk bijeen. Te spoedig sloeg 't klokje 2 uur.

Zeeuwsche Vereeniging, Dordrecht houdt 17 Januari voordrachtavond door Mevr. van Loon - Van den Berge van Rotterdam met het volgende program: 1. Causerie over Walcheren; 2, Teikeniengetjes uut de penne. Na de pauze: Oe Piet an z'n tweêde vrouwe kwam. (H. E. Beunke).

6 Februari derde clubavond en 27 Februari vierde clubavond.

Ver. Red.