Ons Zeeland 1929, nummer 7

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De P. Z. E. M. en de middengroep; over een conferentie met de pers; nieuwe agitatie tegen de Z.-Vlaamsche waterleiding; Vlissingen en de ziekenhuizen.

Hoewel nog niet iedereen in Zeeland blijk geeft de beteekenis en de macht van de pers te begrijpen (nog niet zoo heel lang geleden waren we er getuige van dat de directie van een instelling bij de feestelijke opening van haar N.V. de vertegenwoordigers van de pers tijdens het diner aan de tafel van haar minst betaalde employé's plaatste - en deze persvertegenwoordigers lieten zich zulks, hoewel de directie zeer veel aan den invloed van hun pennen te danken had, rustig welgevallen ) ontdekt men van tijd tot tijd, vooral gedurende de uitvoering van een of ander nieuw werk, dat men zich ook ten onzent over het algemeen bewust is de Koningin der aarde broodnoodig te hebben. Dezer dagen nog hebben we ons daarvan kunnen overtuigen. Noodigde de raad van commissarissen der N.V. Z.-Vlaamsche waterleiding de Zeeuwsche pers niet uit tot een vertrouwelijke bijeenkomst en begaven verschillende redacteuren van Zeeuwsche nieuws-organen zich de vorige week niet op een uitnoodiging naar Vlissingen, teneinde de P. Z. E. M. te helpen in haar poging om de middengroep van ons gewest voor de electrificatie rijp te maken? Twee voorbeelden in één week tijds, die aantoonen, dat men in Zeeland bij de voorbereiding van een belangrijk werk de journalisten niet meer negeeren kan!

Over de tweede, hier vermelde bijeenkomst, willen we allereerst een en ander zeggen. Toen we ons met de collega's van de nieuwsbladen naar Vlissingen opmaakten, verwachtten we van den directeur der middengroep, den heer Slooves, (oud-directeur der Société Anonyme) aardig wat nieuws omtrent de electrificatie van het platteland van Walcheren en van de middengroep te vernemen. Dit viel evenwel tegen. De heer Slooves onthulde weinig zaken, die voor de belanghebbenden nieuw zijn en zijn verklaring tot de journalisten was dan ook meer een beroep op den invloed van de pers dan een aaneenschakeling van interessante primeurs.

Vernomen werd, dat Goes ongetwijfeld vóór St. Nicolaas electriciteit zou hebben, dat de electrificatie met den meesten spoed zal worden uitgevoerd, dat de inwoners van Goes voor licht fl 0.30 per K.W.U. zullen betalen, voor kracht tusschen 12 en 20 cent, de inwoners der overige aan te sluiten gemeenten resp. maximum 45 ct. en tusschen 18 en 25 cent, dat de bewoners van zeer afgelegen hofsteden een garantie ad f 5 per bunder zullen hebben te storten alvorens ze van de P. Z. E. M.-verlichting mogen genieten. Bij de uitvoering van de electrificatie gaat men eerst in de richting Goes, dan zal het platteland van Walcheren worden voorzien, vervolgens Noord-Beveland, en ten slotte de z.g.n. zak van Zuid-Beveland.

Ziedaar de hoofdzaken van de primeurs die de heer Slooves de aandachtig luisterende journalisten had mede te deelen. De rest van zijn betoog bestond uit een beroep op de pers, teneinde de te electrificeeren streek electriciteit-rijp te helpen maken, uit een verklaring van de werkwijze die gevolgd zal worden teneinde het verbruik der electriciteit te doen toenemen en uit een overzicht van de Société Anonyme, hetgeen leerde, dat bij een goed beleid de menschen op den duur electrisch licht boven iedere andere verlichting verkiezen.

Zooals gezegd: veel nieuws leverde deze pers-conferentie niet op.

Wel versterkte ze ons in de reeds eerder hier tot uiting gebrachte overtuiging, dat de P. Z. E. M. er goed aan deed den heer Slooves (die door zijn werk aan de Société Anonyme bewees een practisch en nuchter koopman te zijn) tot directeur der middengroep te benoemen. Als een middelmatig ambtenaar de middengroep van electriciteit zou moeten voorzien, dan zou het lang duren alvorens de middengroepers tot de nieuwigheid (die nog zoo goedkoop niet is) overgingen. Zij zullen voor de electriciteit met veel kennis van zaken en inzicht gewonnen moeten worden, en teneinde dit te bereiken moet "the right man in the right place" er zijn. En als zoodanig beschouwen we den heer Slooves. Moge de directie der P. Z. E. M. dezen directeur veel vrijheid van handelen geven en moge zij het niet in het hoofd halen te trachten hem met keurige, maar ambtelijke boeien te binden.

Dan staat de verkoop van electriciteit aan de nieuwe Zeeuwsche gebieden er binnenkort waarschijnlijk niet meer zoo weinig hoopvol voor als velen deze thans nog zien. Natuurlijk; de beste koopman en leider zal de electriciteit in de middengroep (en vooral ten plattelande) niet plots populair kunnen maken. Maar dat is ook niet noodig. Tijd voor den groei van den nieuwen tak van het bedrijf is noodig. Alleen: tusschen veel te veel en tamelijk veel tijd is verschil!

x

In ons vorige nummer maakten we melding van de commissie van onderzoek inzake de Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding en naar aanleiding daarvan merkten we op, dat vele tegenstanders der waterleiding bekeerd zouden zijn. Intusschen is gebleken, dat zelfs het rapport, het uitvoerige en door een groote commissie samengestelde rapport, van alle contra's geen pro's heeft kunnen maken. Nauwelijks was het rapport gepubliceerd, of het bericht verscheen, dat vier leden van den gemeenteraad van Axel hun college zouden voorstellen om een plan tot ontbinding der N.V. (de waterleiding mij. in Z.-Vl. is een N.V.; aandeelhoudsters zijn 20 Gemeenten) te komen. Even voor het schrijven van dit overzicht bereikte ons de mededeeling,

dat de raad van Hontenisse reeds met 9 tegen 2 stemmen besloot tot deze ontbinding mede te werken. Van het bedoelde voorstel van vier inwoners van Axel en van het besluit van den raad van Hontenisse staan we toch even paf. De commissie heeft bewezen, dat vrijwel alle bestaande grieven niet gemotiveerd waren en dat de waterleiding als een groot belang van de streek beschouwd moet worden en.... daar komen de dorps-potentaten, de buiten-staanders, zij die niets van de technische zijde van deze kwestie weten (en veelal ook niets ervan wilden weten) opnieuw met het: "Kruisigt hem".

Voor de stoere werkers, voor de mannen die dachten Zeeuwsch-Vlaanderen met een waterleiding te dienen, en die belangeloos dienden, lijkt ons een dergelijke houding verre van bemoedigend. Laat ons hopen, dat de "ontbinders" zeer in de minderheid zullen blijven en dat de meerderheid der aandeelhoudsters blijk zal geven een open oog te hebben voor de belangen van hun streek. Wij, en meer ter zake kundigen dan wij, achten de ontwikkeling van Zeeuwsch Vlaanderen nauw verbonden aan de tot standkoming van de waterleiding. Als men nalaat maatregelen voor de watervoorziening te treffen, zal de streek zich industrieel niet kunnen ontplooien en de landbouw zal zich op den duur niet meer met den landbouw elders kunnen meten. Waterleiding is voor Zeeuwsch-Vlaanderen bijna een levensvoorwaarde geworden!

Laten allen, die dezer dagen over het voorstel tot ontbinding te beslissen hebben, zulks bedenken. En laten zij niet het oor leenen aan enkele kortzichtigen of kwaadwilligen, die de kwestie door de bril van het eigen belang beschouwen.

Eigenlijk is het droevig, dat men in 1929 nog moet pleiten teneinde de plannen voor de stichting van een waterleiding, in een streek die slecht water heeft, te helpen verwezenlijken!

x

Toen "Bethesda" te Vlissingen onlangs een flink bedrag aan contanten ontving, waardoor de vereeniging in staat gesteld werd een Christelijk ziekenhuis te bouwen, heeft de buitenstaander wellicht gedacht, dat de Vlissingsche ziekenhuiskwestie uit den weg geruimd was. En dat was nog zoo onlogisch niet. Immers: Vlissingen had een nieuw gemeentelijk ziekenhuis noodig, daar het oude niet meer voldeed. Een nieuw ziekenhuis zou evenwel aan de gemeente niet geringe eischen stellen. Terwijl men een en ander voorbereidde, schonk een mild particulier een bedrag aan "Bethesda" en daarmede hielp hij Vlissingen aan het nieuwe ziekenhuis, dat men daar zeer van noode had. Als "Bethesda" hare plannen uitgevoerd heeft, zal men in de Scheldestad de beschikking hebben over een uitstekende R. K. en over een zeer moderne Christelijke inrichting voor zieken. Wat wil men meer, vraagt men zich af. En aldus deed de meerderheid van het college van B. en W. van Vlissingen, toen het den raad voorstelde aan "Bethesda" tegen zeer lagen prijs optie voor een flink stuk grond voor ziekenhuisbouw te verleenen. De minderheid van B. en W. was evenwel een andere meening toegedaan. De S. D. A. P. eveneens. Van R. K. of Christelijke inrichtingen moeten deze niet veel hebben en daarom deden ze den volke kond dat de gemeente zorg heeft te dragen voor de stichting van een ziekeninrichting voor niet-geloovige patiënten.

We kunnen het verlangen naar een neutraal ziekenhuis begrijpen, doch een voorstel tot den bouw van zulk een inrichting, terwijl de stad een goed R. K. en een goed Christelijk ziekenhuis rijk wordt, mogen we toch niet billijken.

Terwille van een politieke opvatting, van een vromen wensch, mag men de gemeenschap geen overbodige offers vragen!

 

VAN EIGEN BODEM

REIZEN IN DE OUDHEID

II

'T EILAND SCHOUWEN.

Schouwen is het grootste eiland van Beooster Scheld. De Latinisten noemden 't Scaldia, naar de Schelde, die het zelve met andere Oostersche Eilanden van Bewester Scheld onderscheidt.

't Is eertijds grooter geweest en placht Noord-Beveland zoo na te leggen, dat de inwoonders van 't een en 't ander eiland te samen spraak konden houden, daar ze nu met een wijd water van malkander gescheiden zijn. De oorzaak van deze afscheiding is geweest het geweld der zee en de onachtzaamheid of liever onervarenheid der inwoonders, die niet gewoon waren hun dijken zoo hoog en sterk te maken, als men naderhand uit hoog dringenden nood heeft moeten doen.

Nu begrijpt het in zijn omvang, behalve de aangehechte polders van Dreischor, Sonnemaar, Noordgouwen en meer anderen, tusschen de zeven en acht Zeeuwsche mijlen; maar die het zeestrand wilde volgen en den ring der aangehoorige polders, moest al wel ter been wezen, als hij 't in een zomerschen dag zou omgaan.

'T EILAND DUIVELAND.

Alzoo geheeten naar de groote menigte van duiven, die zich aldaar onthouden. is het darde Eiland van de Beooster-Scheldsche, groot vier mijlen in 't rond, maar zonder eenige stad of beslotene plaats. De dorpen daarop gelegen zijn zeven in getal, waarvan de vier, als Nieuwerkerk, Ouwerkerk, Vyanen en Kapelle, of te wel die vier Bannen genoemd de Stad Zierikzee in eigendom toebehooren, die de zelven bij koop gekregen heeft van het sterfhuis des laatsten Heers van Beveren, gesproten uit den Doorluchtigen Huize van Bourgondiën en zonder wettelijk Oir gestorven. De gemelde Stad heeft over eenige jaren dit Eiland met een Middeldijk aan het land van Schouwen vastgemaakt.

ZIERIKZEE

Zierikzee, de Hoofdstad, niet alleen van het Eiland Schouwen, maar ook van Beooster Schelde en de tweede Stad van Zeeland, is van een zoo onzekere stichting, dat wij er niets gewis af konden vinden.

Zij placht wel eer vermaard te wezen door den grooten handel, die er geschiedde, maar het diep naderhand verloopen zijnde, is zij de Zeevaart allengskens kwijt geworden, en bestaat nu meest bij de Visscherij en Landbouw. Doch daar wordt noch tamelijk handel van Zout gedreven, 't geen men hier uitnemend wit en fijn maakt; mitsgaders van Meekrap, die in dit Eiland overvloedig en zeer goed is. Deze Stad ligt vijf mijlen en een half van Arnemuiden en zes van Middelburg, en is rondom met steenen muren besloten, uitgenomen in 't aankomen van de nieuwe Haven, een heerlijk werk, 't geen de Magistraat voor eenige jaren met groote kosten heeft doen graven, op hoop van den handel weder te lokken, dan tot nog toe met kleine vrucht.

Deze Haven is omtrent een half mijl lang en valt op 't einde in dien arm van de Schelde, welke Zeeland, gelijk gezegd is, in tweeën deelt.

Zij is versierd met een bekwaam Stadhuis, redelijk fraai uit blauwe en witte Arduinsteen opgemaakt, nevens hetwelk men een Toorn ziet, die met een doorluchtige spits opwaarts rijst en een Neptunus op zijn top heeft staan.

Hen heeft hier een Oude-Mannen-huis, Weeshuis, Gasthuis, Leprooshuis, St. Jacob en St. Anthonis of Oude Mannen- en Vrouwen-huizen, St. Rochus-huis, en 't Oude Vrouwen-visschershuis. Doch onder andere openbare gebouwen munt inzonderheid uit de Hoofdkerk, genaamd St. Lievens Monster, ter oorzake, dat ze eerstmaal ter eere van denzelven Apostel is gewijd. Deze Kerk heeft in gansch Zeeland haars gelijk niet; en men meent, dat ze nog veel schooner is geweest, eer ze jammerlijk door den bliksem aangestoken en verbrand werd. Aan het Westeinde van dezelve ziet men een uitstekend schoone Toorn van zonderlinge dikte, maar niet hoog na proportie, dewijl ze maar een derde deel opgemaakt is: doch indien ze voltooid was volgens het model, 't geen er nog af te zien is, zou ze buiten twijfel alle Nederlandsche Toorns overtreffen.

De Regeering bestaat uit twee Burgemeesters, twaalf Schepenen en vier en twintig Raden.

Logementen.

De Gouden Leeuw, De Zoutkeeten, De Faam, De Swaan, De Kolf, De Hollandsche Tuin, De Noord-zee.

Vaarten op andere Plaatsen:

Op Dordrecht.

Alle dagen een schip.

Op Rotterdam.

Alle dagen een schip.

Op Amsterdam.

Om de acht á veertien dagen een Beurtschip met het wassend water.

Logementen in Brouwershaven.

De Prins en Den Admiraal Evertsz.

HOE EEN DUITSCHER HONDERD JAAR

GELEDEN ZEELAND ZAG.

door

JAN VERMEER.

II.

Van Zierikzee uit bezocht Dethmar Brouwershaven, de tweede stad van het eiland. Zijn hotelier had hem verteld, dat er geen ander vervoermiddel heenging als een huurrijtuig, dat hem, met alle onkosten mee, op ongeveer zes gulden zou komen. Het stadje was ongeveer drie uur van Zierikzee verwijderd, en voor een vreemde niet gemakkelijk te vinden. Maar onze reiziger, waarschijnlijk afgeschrikt door den hoogen prijs, besloot er toch maar heen te gaan wandelen, en liet zich daartoe 's morgens om vijf uur wekken. Het dienstmeisje, dat hem zijn ontbijt gereed had gezet, trachtte hem nog te overreden, toch niet te voet naar Brouwershaven te gaan; het regende en stormde buiten, en de weg was eenzaam en voor een vreemde moeilijk te vinden. Maar Dethmar liet zich niet van zijn eermaal voorgenomen plan afbrengen en begaf zich weldra moedig op weg.

Het eerste stuk van den weg was geplaveid met keien en tichelsteenen; het overige stuk bestond echter uit fijne, zwarte droge aarde en los zand. Het gezicht op de mooie tarwe-, vlas- en meekrapvelden en de weiden, waar de koeien zich te goed deden aan het malsche gras, vergoedde niettemin veel, en al waren wind, regen, eenzaamheid en onbekendheid met den weg niet prettig, toch speet het Dethmar niet, dat hij te voet gegaan was, om alles beter te kunnen zien en onderzoeken. Bij de herberg Schuddebeurs gekomen, verlokte het mooie, houtrijke landschap hem niet tot oponthoud, en weldra was hij zoozeer uit de bewoonde wereld gekomen, dat hij tevergeefs naar menschen zocht, die hem den weg konden wijzen. Bij een paar hutten klopte hij aan, zonder gehoor te krijgen, maar eindelijk ontmoette hij iemand, die hem de aangename verzekering gaf, dat hij op den goeden weg was, en op den voor hem liggenden dijk Brouwershaven reeds zou zien liggen. Op den dijk gekomen zag hij echter links en rechts torens en zoo moest zijn kompas hem den weg wijzen naar Brouwershaven, waar hij binnen enkele uren dan ook aankwam. De predikant van de plaats, bij wien hij zich vervoegde, was reeds uitgegaan, hoewel het nog geen negen uur was. Dus schoot Dethmar niets anders over, dan alleen toe te treden op het standbeeld van Jacob Cats. "Het aandenken aan dezen grooten man, die zooveel invloed op zijn vaderland en den geest van zijn volk heeft uitgeoefend, was het alleen, dat mij tot deze bedevaart naar zijn geboortestad overhaalde, want overigens heeft deze plaats, die alle teekenen van groote armoede draagt, niets merkwaardigs aan te wijzen. Men ziet het aan alles, dat hier betere tijden zijn geweest. Ik kon het niet goedkeuren, dat men heele schepen met het juist binnengehaalde vlas vol laadde, om het uit te voeren." "Waarom vroeg ik, "bearbeidt jullie het niet zelf, en verschaft daardoor het gespuis, dat ik hier op de straat zie, voedsel en kleeding?" "Het water", zeide men, "deugt hier niet voor het roten, de vezels zouden zich niet voldoende losmaken en te hard worden; daarom zien we ons genoodzaakt, die broodwinning, waarop u ons wijst, op te geven".

Dethmar kon daar natuurlijk niets tegen zeggen, verliet dus den schipper, die hem dit antwoord had gegeven, en wendde zich naar het standbeeld van Cats, om daar den tijd, waarin deze dichter geleefd en gewerkt heeft, aan zijn geestesoog voorbij te laten trekken.

In het raadhuis, een onaanzienlijk gebouw, verzocht hij het prachtexemplaar van Cats' werken te mogen zien, dat deze met een eigenhandige opdracht en een onderschrift aan zijn vaderstad had geschonken. Met de grootste bereidwilligheid werd het boek uit een stoffigen hoek te voorschijn gehaald; de band verkeerde in slechte conditie, het titelblad zat los, en het geheele boek toonde teekenen van verwaarloozing. Zoo droegen de mannen, in wier hoede dit kleinood toevertrouwd was, zorg voor de nagedachtenis van een man, die het sieraad van hun stad was. Dethmar zag in de onverschilligheid tegenover Cats de kiem van het verval van Brouwershaven, zooals ook Jeruzalem het eenmaal zwaar had moeten boeten, dat het zijn profeten veracht had.

De kerk maakte, evenals de geheele plaats, een onbehaaglijken indruk op hem, en hij verliet dan ook zoo spoedig mogelijk Brouwershaven, om langs een korteren en beteren weg, dien een gedienstige jongen hem wees, naar Zierikzee terug te keeren. Daar bracht een welvoorziene middagdisch hem weer in betere stemming. Aan het dessert kreeg hij moerbeien, zoo smakelijk, groot en sappig, als hij ze nog nooit gevonden had.

't Overige deel van den dag benutte hij, om enkele aanzienlijke en welonderlegde mannen te leeren kennen. "Zij namen den onbekende met een ongedwongenheid en een hartelijkheid op, als ze helaas! in de aan de groote heirwegen gelegen streken steeds zeldzamer worden. Gastvrijheid, vertrouwelijke tegemoetkoming en oprechte welwillendheid heb ik meestal slechts daar in haar oorspronkelijken toestand gevonden, waar de toeloop niet te groot is. Ook de vrouwen mengden zich in het onderhoud; ze namen deel aan het gesprek en gaven dit door menige naieve opmerking een grootere bekoring." Zoo was de eindindruk, dien Dethmar van Zierikzee meenam, allergunstigst.

Om elf uur in den morgen van den volgenden dag verliet hij Schouwen's hoofdstad, om zich naar Goes te laten overvaren. De schipper vertrok nog niet direct, maar wachtte nog op enkele passagiers. "Daarover werden enkele Zeeuwen zoo wrevelig, dat ze met hem in de hevigste woorden wisseling, geraakten, en een vuur ontwikkelden, dat men in dit vochtige eiland niet zou zoeken. Alsof het schip zou vergaan, zoo werd er geraasd en getoornd. De schipper stelde er kalmte en onwankelbare rust tegenover, en voer er geen minuut vroeger om af. Toen de langverwachten kwamen, spande hij de zeilen, en fluks ging het uit de een half uur lange haven naar de breede Oosterschelde. We doorsneden licht de bruisende golven, maar het vaartuig geraakte in zulke beweging, dat velen zeeziek werden, het eerst diegenen, die met den schipper ruzie hadden gemaakt. Daar lagen ze nu zoo mak en krachteloos op het dek, alsof de laatste levensvonk in hen zou uitdooven. Intusschen bespraken andere passagiers in de kajuit de aangelegenheden van de binnen- en buitenlandsche politiek, waarbij de koning van Pruisen en Metternich het zwaar te verantwoorden hadden. Dethmar was daarover allerminst te spreken, hij legde den kwaadsprekers het zwijgen op, en verdiepte zich vervolgens in de vraag, hoe deze ongunstige roep over deze beide voorvechters van het Protestantisme in dit Protestantsche gewest ontstaan kon zijn, wat hij tenslotte aan de nabuurschap van het Roomsch-Katholieke Vlaanderen en Brabant meende te moeten toeschrijven.

Na twee uur varens was de groote sluis bereikt, die toegang gaf tot de haven van Goes. De sluisdeuren werden geopend, het schip voer er door, en werd met een paard bespannen, dat het binnen het uur naar de stad trok. Een der reizigers vertelde Dethmar van de groote fouten, aanvankelijk bij het aanleggen van deze sluizen begaan, en die met groote kosten weer goed gemaakt hadden moeten worden, zoodat het werk het dubbele had gekost van de oorspronkelijke raming. Intusschen voer het schip door het dorp Wilhelminadorp, dat zich aan beide zijden van het kanaal uitstrekt. De nette en regelmatige bouwtrant trok Dethmar's aandacht, en hij liet zich vertellen hoe een rijk grondbezitter (bedoeld is de heer Van den Bosch), die zijn opvoeding in het buitenland had verkregen, hier zijn verstand en zijn vermogen aanwendde, om de cultuur in dezen polder te veredelen en de industrie tot grooteren bloei te brengen. Meekrapteelt, droogovens, stampmolens, callicotweverijen en verscheidene andere loten van menschelijken ijver waren hier in volle werkzaamheid, en zouden de plaats in een bloeienden toestand brengen, indien de bodem aan de aanvankelijk opgewekte verwachting beantwoordde, en de elementen niet spotten met de menschelijke krachtsinspanningen.

Intusschen was Goes bereikt. Aangenaam werd Dethmar verrast door den aanblik der fleurige stad en van het mooie slag van menschen, dat hij in de straten tegenkwam. Een van zijn reisgenooten bracht hem naar een afgelegen herberg. Wat dit gebouw aan sierlijkheid te kort kwam, vergoedde de soliditeit. Het huis met zijn donkere, hokkerige trappen en zijn niet meer te sluiten kamers droeg geheel het stempel der oude tijden, in de zorgeloosheid waarvan onze predikant zich slechts veiliger gevoelde, zoozeer zelfs, dat hij zijn reiskoffer in zijn open kamer liet staan, om een wandeling te gaan maken door de stad, en menschen te ontmoeten, die dit vertrouwen levend hielden.

(Wordt vervolgd).

 

UIT EEN JEUGD

herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XVII.

Orgel-muziek.

Nu ik deze woorden schrijf, waait er door de stille, vriesheldere winterlucht een dierbaar orgeldeuntje naar mij over. Zoo'n oude, versleten wals, dromerig en dan plotseling weer uitschietend in een paar schelle, valsche tonen, die door de stilte jakkeren als een paar aemechtige fabrieksfluiten.

Even hier vandaan is er ijsfeest en als grootste attractie staat er op dat ijs een juweel van een draaiorgel. Zoo'n prachtig, rijkversierd pirement, met versteende juffrouwen, die een onmiskenbare gelijkenis vertoonen met opera-zangeressen, behalve dan dat zij niet zingen maar bij tijd en wijlen, op een schijnbaar willekeurig, maar natuurlijk nauwkeurig bepaald oogenblik, de triangel slaan of een andere muzikale grap uithalen.

Ik koester voor deze hooge bontgekleurde muziek-kasten een onwankelbare en diepe genegenheid. Zij weten mijn hart op een ongekende wijze te beroeren en een wals van Strauss, afgerammeld op zoo'n bouwvallige kist, doet mij meer dan Mahler's Lied von der Erde door het Mengelbergorkest. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak en dus twisten wij daar niet over.

Maar zoo'n lief, aandoenlijk, oud orgel-muziekje, ach, het heeft zooiets menschelijks. Je hoort er een stem in, die je vroeger gehoord hebt, het roept zoovele herinneringen wakker.

Of weet u soms niet meer, hoe op de Groote Markt in ons Middelburg plotseling een orgel z'n klanken de lucht in galmde, dat het kaatste en weerkaatste tegen de huizen aan, dat de lucht plotseling te bersten stond van geluid, van de wilde, jammerende tonen uit een opera-ouverture die over elkaar heen-rolden en buitelden, tot het één wirwar van klanken werd, die de lucht vol maakte van uitbundige klanken. En het orgel zelf het stond daar triomfantelijk te pronken in den fellen zonneschijn, het spetterde van de schoon-geweven koperen stangen en knoppen lichtende vonken....

Of weet u ook niet meer hoe u dien avond, d'en éénen zomer-avond, wandelde langs de bolwerken. Het was nog vroeg en een schemerend licht hing teeder en genegen over de boomen en het vlakke water. Een eerste ster ving te fonkelen aan en onverwacht, ergens vandaan, dwars door het dichte, groene loover heen drong een zacht en melancholiek melodietje tot u door. Het woei traag over het water, het toefde even in de donkere geheimenissen der boomen en wonderlijk zuiver somtijds greep het uw, toch al sentimenteel-gestemde, ziel in een nauwer ban. En dat ging zoo maar door, het eene wijsje na het andere, alsof er geen einde en geen begin was, de muziek deinde en golfde door de lucht en wat bleef er anders over te doen als te luisteren.... Weet u dat niet meer?

Maar één ding zult u toch niet vergeten zijn? De Middelburgsche kermis!

Als de heele markt vol stond met kramen en tenten, als het volk, saamgestroomd van gansch Walcheren, daar de vreugde vond waarop het een heel jaar gevlast had! Dan stroomde de muziek uitgelatener dan ooit, dan krijschten de orgels dwars door elkaar heen: een helsch spektakel over deze zomersche vreugde. Voor mij waren het nooit de rodelbaan, de cake-walk, de schommels en andere vermaken, die mijn bloed aan het dansen brachten, maar de orgel-muziek deed het 'm, die opwindende, sentimenteele, versleten en vervloekte orgel-muziek....

Zooals nu, op dit oogenblik het ook weer gebeurt. Ik heb me vast voorgenomen thuis te blijven, maar èven vast weet ik, dat ik straks ga kijken. Dat lapt 'm dat betooverde, magische orgel.

Hebt u nooit een orgel zien staan op den Amsterdamsche Zeedijk, toen deze nog niet ge-asphalteerd was, of in de Jordaan?

Zoo'n trotsch en nobel pirement met z'n publiek van sigaretten-kamoend en scheeve-petten gajes? Hebt u het nooit meegemaakt dat dan eensklaps zoo'n lange, felle kerel een meid uitkiest en dat ze met z'n tweeën te dansen beginnen, rhythmisch en beheerscht langen tijd, totdat onverwacht bij een fellen uithaal der muziek een wilder element den dans gaat bezitten en voor uw duizelende oogen enkel en alleen nog maar zichtbaar is die wervel der lichamen? ....

Een orgel, ach, ik zei u toch al, dat ik er niet tegen kan!

 

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender. Vindt u het interessant, te hooren:

- dat te Wolphaartsdijk Zaterdag het kampioenschap op de schaats van Zeeland verreden is. Kampioen werd de heer S. Heiden uit IJselmonde, die van den Kon. Ned. Schaatsenrijdersbond een zilveren wisselbeker ontving.

- dat in den nacht van Zaterdag op Zondag een lading sneeuw uit den hemel begon te vallen. Eerst omstreeks 5 uur Zondagavond eindigde de sneeuwval.

- dat in enkele plaatsen de scholen gesloten werden in verband met het heerschen der diphtheritis.

- dat met ingang van 1 Maart een pensioenfonds gesticht wordt voor 't personeel van de Zeeuwsch-Vlaamsche tram en stoomtram Hulst-Walsoorden.

- dat de electrische centrale te St. Philipsland aangesloten zal worden bij de P. Z. E. M.

- dat in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen vele gevallen van roodvonk voorkomen.

- dat de vaargeulen in de Wester-Schelde blijkens een uitlating van den directeur der diensten van de Zeeschelde dieper gemaakt zijn, hetgeen aan de Belgische scheepvaart veel gemak oplevert.

- dat te Vlissingen een kolenlosser te water geraakte. Met behulp van een lid der reddingsbrigade, die zich daartoe in het koude en natte element begaf, wist hij het droge te bereiken.

- dat in Januari uit Ierseke ruim 3 millioen oesters verzonden werden.

- dat bij Koudekerke een vrachtauto door de tram werd gegrepen, en daarna in een greppel werd geworpen. Auto noch bestuurder kregen veel letsel.

- dat de gemeenteraad van Terneuzen een beetje in de war zit over de bestrating van de Lange Noordstraat.

- dat in Goes de oprichtingsvergadering is gehouden van de afdeeling Zeeland van de Vereeniging van Ned. Gemeenten.

- dat de Minister van Binnenlandsche Zaken het betreurt dat er te St. Jansteen en te Koewacht zoo weinig wordt gevoeld voor mechanisatie van het vlasbedrijf.

- dat een pseudo-aannemer, afkomstig uit Kloetinge, te Zoutelande en omgeving verschillende personen onder valsch voorwendsel geld heeft afgezet. Bij caféhouders besprak hij logies voor personeel en leende dan geld.

- dat in Sas v. Gent een enquête is ingesteld over het al of niet wenschelijke van het houden van carnaval. Van de 384 bezochte gezinshoofden verklaarden zich 370 vóór carnaval, 12 tegen en 2 stemden blanco.

- dat de bond van vereenigingen van oud-leerlingen van landbouwwintercursussen zich uitgesproken heeft voor bescherming van suikerbietencultuur. Nu zal Den Haag wel niet meer durven weigeren.

- dat de bazar ten bate van de kerkverwarming in Vlissingen netto f 2338,07 opbracht.

- dat de oudheidkundige kring "De Vier Ambachten" te Hulst een verloting zal organiseeren, met het doel van de opbrengst een carillon in den Hulster stadstoren aan te schaffen.

- dat de Novemberstormen den polder Walcheren een schade ad fl 251.000 veroorzaakten.

- dat 8 onderwijzers solliciteerden naar de betrekking van hoofd der openbare lagere school te St. Maartensdijk. Ondanks het 8-tal bereidwilligen, hebben B. en W. een herhaalde oproeping geplaatst. Men stelt hooge eischen daar aan den dijk van St. Maarten.

- dat een raadslid van Ierseke, namens een groep ingezetenen op audiëntie ging bij den Commissaris der Koningin teneinde te verzoeken den huidigen burgemeester 29 Maart a.s. niet meer te doen benoemen. De burgemeester is 76 jaar.

- dat de locaalspoor in Zuid-Beveland gedurende October fl 35.010.23 opleverde.

- dat in Schore een 9-jarig knaapje, op een prikslee gezeten, door het ijs zakte. Toen men het ventje uit het water haalde, waren de levensgeesten geweken.

- dat de raad van Haamstede pogingen zal aanwenden tot het verkrijgen van subsidie voor de Restauratie van den plompentoren te Koudekerke.

- dat 2 marechaussée's onder Nieuw-Namen langs den weg een bewusteloozen, naar sterken drank riekenden man vonden. Hij was aan het hoofd gewond. Later bleek dat de vondeling na een rumoerigen herberg-avond gevochten had met onbekenden.

- dat te Hulst drie jongetjes in een wak geraakten. Twee van hen, broertjes, kwamen om het leven.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

SNEEUWKLOKJES

Kleine klokjes, teer en blank

toover-snel gekomen,

kleppen met een fijnen klank,

als uit lieve droomen;

zachtkens wordt die gaaf verspreid

door de ijle luchten,

alle winter-eenzaamheid

moet 'n wijle vluchten.

Kleine klokjes, zacht als dons,

bijna te bescheiden,

vraagt ge dat we ernstig ons

aan uw eenvoud wijden;

Sneeuwklokjes, zoo lief en licht,

smetteloos geweven,

gij leert ons een grooten plicht,

dienende te leven.

Kleine klokjes, rein en blond,

blijde voorjaarsklanken,

uit des harten diepsten grond

moeten wij u danken:

Gij brengt in het droef gemoed

nieuwe hoop en krachten,

en schenkt het 'n overvloed

zonnige gedachten.

Kleine klokjes, teer en blank,

toover-snel gekomen,

kleppen met 'n fijnen klank

als uit lieve droomen;

zachtkens wordt die gaaf verspreid

door de ijle luchten.

alle winter-eenzaamheid

moet daarvoor nu vluchten.

G. BUDDE.

 

DE O.Z.-PRIJSVRAAG

Voortaan zal in ieder nummer van "Ons Zeeland" een prijsvraag verschijnen. Voor de goede oplossing stellen we iedere week tien gulden beschikbaar. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts 1 winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over de "O. Z."-prijsvragen niet in briefwisseling treden.

OPLOSSING ONS ZEELAND-PRIJSVRAAG No. 3.

De route was:

VLISSINGEN. A. ROTTERDAM. B. GOUDA. - C. UTRECHT. - D. ARNHEM, - E. 's-HERTOGENBOSCH. - F. BOXTEL. -G. TILBURG. - H. ROOSENDAAL. VLISSINGEN.

Ditmaal viel de prijs ten deel aan den Heer C. J. VAN METEN, Spanjaardstraat F 69, Middelburg.

Over deze prijsvraag ontvingen we vele gedichten. Gebrek aan plaatsruimte is de oorzaak dat we er slechts één kunnen plaatsen.

Oplossing Prijsvraag No. 3 "Ons Zeeland", 2 Febr. 1929,

Daar stond een Vlissingsch heer, vroeg op,

Hij had een reisplan in z'n kop.

De gansche reis kostte geen cent,

Hij reisde op abonnement.

Hoort nu, hoe hij zijn rondreis maakt,

En ook weer veilig thuis geraakt:

Hij stapte in, om Zeven-Elf,

Om Tien uur Twee, dat spreekt vanzelf,

Stond onze vriend aan Delftsche Poort,

Dat is dus A zooals ge hoort.

Hij deed zijn zaken zonder dralen,

Om dan den trein naar B te halen,

Elf-Negentwintig is de tijd,

Waarop de trein naar Gouda rijdt,

Hij kwam intijds in plaats B aan,

Om, Kwart vóór Eén, weer dóór te gaan,

Zoodat bij "Dertien-Achttien", fijn,

In Utrecht op 't perron mocht zijn.

Als leidraad bij het verder gaan,

Duidt hij die plaats met C u aan.

Toevallig treft hij, op 't perron,

Een vriend, en van 't Sentraal Station

Gaan zij te saam naar Arnhem - D,

Waar elk zijns weegs weer ging, in vree.

Om "Zestien-Vijftien", kwart na vier,

Trekt onze vriend nu, voor pleizier,

Van Arnhem naar 's-Hertogenbosch,

Maar laat die E-plaats schielijk los,

Wijl hij naar Boxtel al wil zakken,

Om daar de letter F te plakken.

Hij loopt een uurtje rond te kijken,

Om daarna Tilburg te bereiken,

Dit wordt als G door hem geteekend,

En fluks heeft hij dan uitgerekend,

Dat reeds een klein half uur daarna,

Hem Roosendaal als letter H,

Kan brengen, waar, om "Elf na Acht",

De trein ook prompt hem heeft gebracht.

Nu is zijn rondreis haast gemeld,

Zooals hij zich had voorgesteld;

Per laatsten trein, langs d'ijz'ren baan,

Komt hij in Vlissingen straks aan.

En elke lezer kent nu dra,

A - B - C - D - E - F - G - H

't Zijn Rotterdam, Gouda, Utrecht,

Arnhem, Den Bosch, zooals gezegd,

Dan Boxtel, Tilburg, Roosendaal,

Hier zijn ze nog eens allemaal.

JURGEN.

O. Z.-Prijsvraag No. 5

Wanneer we de volgende reeks woorden, maan-maat-laat-last-kast goed bekijken, dan zien we dat elk woord verkregen is door één letter in het voorgaande woord te vervangen door een ander. Op deze wijze hebben we dus van maan-kast gemaakt.

Probeert nu op gelijke wijze van glas-lood te maken. Denk er om, er mag steeds maar één letter vervangen worden door een ander, en het moeten allen goede Nederlandsche woorden zijn.

Wat wij doen of laten, zullen wij voor ons zelven hebben

te verantwoorden; zien wij dus toe!

Wanneer men iemands gevoel gekwetst heeft, kan men

die wond niet door gunstbewijzen genezen.

TREFFERS EN POEDELS

MEER SUIKER

Men heeft in de laatste paar jaren

helaas te veel suiker gemaakt,

men is nu tot over de ooren

in 't zoet van de suiker geraakt.

De suikerfabrieken zien daardoor

hun vroegere welvaart gefnuikt,

dit is te verminderen, ja zelfs te verhinderen,

wanneer men meer suiker gebruikt. -

De beetwortelsuikercampagne

wordt dan door ons allen gebaat,

men doet daarbij van de weeromstuit

ook Zeeland een nuttige daad.

Gebruikt U één lepeltje zoetigs

als regel in koffie of thee,

als noodcompensatie der Hollandsche natie,

gebruik er dan s.v.p. twee. -

De menschen op straat zien elkander

heel nijdig, soms woedend haast, aan.

Toch heeft deze rare gewoonte

gewoonlijk geen recht van bestaan. -

Dit zou men nu kunnen voorkomen,

indien men elkander beleefd

zoo maar midden op straat, zonder ijdel gepraat,

een lepeltje suiker ingeeft. -

En ook nu de borrel goedkoop wordt

en daardoor nog veel meer gezien,

gebruikt men meer klare-met-suiker,

of suiker-met-klare misschien.

Helaas weet ik nu nog geen middel

waarmee men in nood nu en dan,

meteen ter reductie der overproductie,

een suikeroom knutselen kan. -

De liefde is zoet als de suiker,

al gaat er dat zoete gauw af,

toch zou men den nasmaak behouden,

als men elkaar suiker ingaf. -

Na huwelijkstwist cum annexis

benut men de suikerpot dus

en als consequentie komt vredesconventie,

gevormd door een suikeren kus -

WILLEM TELL II.

't Ongeluk van verscheidene menschen bestaat daarin, dat ze nooit ongeluk gekend hebben.

SPORT-IMPRESSIES

Stagnatie.

Het kan niet ontkend worden, dat de openlucht-sporten groot nadeel ondervinden van de huidige, lange winterperiode. Speciaal voetbal en korfbal, die een bepaald aantal Zondagen behoeven voordat alle kampioenen en alle degradatie-clubs door wedstrijdresultaten zijn aangewezen, dreigen de dupe te worden van de grilligheden der natuur, die nu reeds sedert Kerstmis vrijwel doorloopend de terreinen in onbespeelbaren staat heeft gehouden.

Een verlies van acht Zondagen voor de competities van voetbal, korfbal en hockey moet noodwendig zijn terugslag doen gevoelen op eene regelmatige afwerking der openluchtsportwedstrijdprogramma's. Zoo'n stilstand van twee maanden is eene luxe, die meerbedoelde programma's niet kunnen dragen en we vreezen dan ook, dat ditmaal het seizoen de grenzen van het zomertijdperk zal overschrijden.

Dit onaangenaam parket voor organisaties en spelers wordt nog penibeler wanneer we bedenken, dat die stagnatie ook achteruitgang moet beteekenen in de sportprestaties. We weten nu eenmaal, dat rust roest en dat rust in de sportbeoefening eveneens leidt tot achteruitgang, maar daarom juist is de vraag gewettigd, of de nadeelige gevolgen der gedwongen rust niet tot zoo klein mogelijke proporties kunnen worden teruggebracht. Die vraag moet bevestigend beantwoord worden, al moet ons daarbij van het hart, dat de mogelijkheid om die nadeelen eenigszins te ondervangen, slechts door een zeer klein gedeelte onzer sport-organisaties onder de oogen wordt gezien.

De sportbladen - en meer speciaal die, welke hunne kolommen moeten vullen niet de weergave van actueele sportgebeurtenissen - zijn er armzalig aan toe; zij hebben in bijna twee maanden geen wedstrijdverslagen kunnen leveren, maar zij hebben de hierdoor ontstane plaatsruimte dienstbaar gemaakt aan actueele theorie, die voor realiseering nu of later in aanmerking kan komen.

Maar wat deden onze sportvereenigingen in al die weken van rust? Er zijn toch zooveel onderwerpen, die in de sportsamenleving de aandacht vragen zonder dat daarbij de practische oefening noodig is. We hebben destijds beschouwingen geleverd over spelpeil, over sportiviteit en over de houding van het publiek bij voetbalwedstrijden. Welk een nuttig werk kunnen de besturen der vereenigingen doen door hunnen leden te instrueeren omtrent spelregels. verhouding jegens den scheidsrechter, verbetering van het spelpeil e.d. Want het is een even harde als groote waarheid, dat - om maar bij voetbal te blijven - er nog tal van spelers zijn, die de regels van hun eigen spel niet onder de knie hebben. Straks, als de terreinen weer noodigen tot spel en bezoek, zijn de lematen stram en vraagt de aan den speelsfeer ontwende gedachte weer eenigen lijf om tot de werkelijkheid te geraken. Straks eischt de praktijk allen weer op, maar nu is de tijd voor theorie, die aan elke deugdelijke practijk behoort vooraf te gaan, aangebroken.

We kennen voetbalvereenigingen, die wekelijks z g. indoortraining toepassen en op bepaalde avonden hunne spelers binnen de vier muren van eenige localiteit oefeningen doen houden om lenig en fit te blijven. Maar bovendien zijn ook enkele avonden bestemd voor leerzame lezingen, spelregelbesprekingen en beschouwingen over verschillende methodes van spelen.

We vernamen in Zeeuwsche kringen nog niets van benutting dezer zonzijde der ongewenschte stagnatie, hoewel in verschillende centra gelegenheid te over is voor indoor-training en elke vereeniging toch wel enkele deskundigen rijk is, die den leden betere begrippen omtrent spel en speelwijze kunnen bijbrengen dan waarover men thans beschikt.

Zoolang de vorst aanhoudt en de openluchtsport gedoemd is tot werkloosheid, zoolang zal ook stagnatie in het wedstrijdwezen en in practische oefening blijven bestaan. Maar als de terreinen hard en koud zijn, is het ijzer der theorie heet en in staat om gesmeed te worden.

Clubbestuurderen! Verzamelt uwe leden, houdt hen bruikbaar voor de practijk door lichte oefeningen op athletisch en gymnastisch gebied en verruimt hun blik door behandeling van technische onderwerpen, die weldra in de practijk weer kunnen en moeten worden toegepast.

Ge bevordert er het clubleven door, ge maakt den onderlingen band hechter en ge maakt de stagnatie dragelijk, omdat zij gereede aanleiding werd den geest in de sport op hooger peil te brengen.

Schaatsenrijden.

De aanvankelijk op vroegeren datum bepaalde schaatswedstrijden om het kampioenschap van Zeeland, hebben Zaterdag l.l. op den z.g. Wezel te Wolphaartsdijk plaats gehad. De Kon. Nederlandsche Schaatsenrijders Bond heeft deze wedstrijden georganiseerd en heeft eer van zijn werk gehad. Het ijs was goed, de belangstelling groot en de deelname overtrof de verwachtingen. Er werd gereden op 500, 1500 en 5000 Meter en op alle afstanden bereikte de rijder S. Heijden (Oudkarspel) het eerst de eindstreep, zoodat het kampioenschap van Zeeland voorloopig huist in .... Noordholland.

We zullen de laatste zijn, die Heijden den titel misgunt. Deze rijder kon als 't ware met zijn tegenstanders spelen en won vrijwel onbedreigd op alle afstanden, zoodat zijne overwinning even natuurlijk als welverdiend is. Maar toch hebben wij een ernstig bezwaar tegen de wijze, waarop een provinciaal kampioenschap als het onderhavige wordt verreden. Wij achten het althans niet juist, dat men de inschrijving voor wedstrijden, waarbij de titel "Kampioen van Zeeland" als inzet geldt, ook open stelt voor rijders uit andere provinciën. Men begrijpe ons goed: Het is geen egoïsme en evenmin eerzucht, maar eenvoudig het rechtsgevoel, dat ons tot deze verklaring brengt. We weten heel goed, dat onze Zeeuwsche rijders het moeten afleggen tegen rijders-van-naam als Heijden, die kortelings in Davos en Budapest en in de wedstrijden om het kampioenschap van Nederland rijke lauweren oogstte. Maar als men een kampioenschap van Zeeland uitschrijft, wil het ons voorkomen, dat hiervoor ook uitsluitend Zeeuwen of desnoods in Zeeland woonachtige personen kunnen inschrijven. Hoe zouden onze schaatsmatadors als Heijden, van der Scheer, Kos e.a. het gevonden hebben indien het kampioenschap van Nederland hen in de baan gebracht had tegen rijders als Thunberg, Oscar Mattiesen en Ballingrun, die elkaar op het oogenblik het wereldkampioenschap betwisten?

Als jongens hielden we onderlinge hardloop-wedstrijden. Op zekeren dag schreven we het straat-kampioenschap uit. Alle jongens, die in onze straat woonden, mochten een gooi doen naar den titel, maar er was geen sprake van, dat een jongen uit een andere straat kon mededingen. En zoo is het ook hier: Een Zeeuwsch kampioenschap is een Zeeuwsch bezit en behoort zoo geregeld te worden, dat het in Zeeland blijft, ook al weet men vooruit, dat soortgelijke kampioenschappen buiten onze provincie als prestaties grooter waarde bezitten.

En daarom komt naar onze meening den titel "Kampioen van Zeeland" toe aan den eenigen Zeeuw, die zich eene eervolle plaats wist te veroveren, n.l. aan den heer J. G. de Jager te Wolphaartsdijk, die op de 500 M. tweede, op de 1500 M. niet, maar op de 5000 M. derde geklasseerd werd. Matadors als Heijden, Kaan en De Koning mogen hem dan verslagen hebben, hij heeft als Zeeuw evenveel recht op den titel van Zeeuwsch Kampioen als de Nederlander Van der Scheer op dien van Nederlandsch dito.

Voetbal op Zondag a.s.??

Als deze vraagteekens uitroepteekens worden, spelen de Zeeuwsche clubs op Zondag a.s., 17 Februari, de volgende N. V. B.-competitiewedstrijden;

2e Klasse A.

Te Middelburg: Zeelandia-Dongen.

Te Breda Breda-Vlissingen.

Te Breda Bredania-Middelburg.

3e Klasse A.

Te Vlissingen: Vlissingen II-Hulst.

Te Middelburg: Middelburg II-S.I.N.O.T.O. (1 uur).

Te Neuzen: Terneuzen-Walcheren.

Te Goes: Goes-Zierikzee.

LUCTOR ET EMERGO.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

6 Februari. - Toen ik vanmorgen aardappelen zat te schillen, las Liesbeth me uit de courant voor, dat in een Engelsch-Indische stad ruzie is uitgebroken tusschen twee volksgroepen. De eene groep had, naar gezegd werd, twee kinderen vermoord, waarop de andere groep, om te toonen dat zij veel beter van gehalte was en 'n afschuw van misdaden had, 'n dertigtal van haar tegenstanders om zeep hielp en 'n honderd anderen slechts half dood sloeg. Om meerdere uitingen van zulk goed gedrag tegen te gaan, heeft de Engelsche regering een aantal machine-geweren in de straten gezet. Wat 'n rare menschen toch! Ik zeg toch ook niet tegen Liesbeth, omdat ik 'n hekel aan aardappelschillen heb: "doe jij 't zelf". Wat schiet je daar nu mee op. Ik pas maar immer het spreekwoord toe: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook 'n ander niet. Zachtmoedigheid en viendelijkheid kunnen alleen de wereld redden. En je bereikt er soms wonderen mee. Daar kwam ik me bijvoorbeeld vandaag in het postkantoor en zag een razende menigte voor een der loketten trappelen. Die woede gaf hun niets, maar toen ik minzaam tegen de beambten zei: "het spijt mij vreeselijk, dat ik uw geanimeerd discours moet onderbreken, maar zoudt u mij ook kunnen zeggen, wanneer het u schikt mij enkele postzegels te verkoopen," toen werd ik dadelijk geholpen.

7 Febr. - In het "Varken met de Sirene" feestvergadering van den economischen bond. Na jarenlange vergeefsche actie, eindelijk de borreltjes 5 centen goedkooper. Iemand die zich nu voor zes gulden in de week tweemaal dronken kan drinken, vermag dit weldra voor hetzelfde geld driemaal. Leve de economie!

Ja, Breeduitstra heeft wel gelijk; langzamerhand komen er betere tijden. Ook voor Europa! Vóór eenige maanden b.v. zag het er in de oorlogs-industrie leelijk uit, maar nu er in Afghanistan frisch gevochten wordt, raakt de overproductie uit de magazijnen. Wanneer ze nu het geluk hebben om de Chineezen nog eens aan den gang te krijgen, is alle kou van de lucht.

8 Febr. - Zeldzaam gekke winter. De melkboer zei ook al, dat hij zoo iets in 1929 nog niet had meegemaakt. De wintervorst moet het niet voor gewoonte houden om ons land als duiventil te gebruiken. Vandaag de zoon van mr. Mierick van Peuteren gesproken. Heeft meegedaan aan de nationale hardrijderijen op de schaats voor amateurs. Niets gewonnen; absoluut geen kans tegen de craks. Het speet hem nu dat hij de schaatsersport geheel als liefhebberij beschouwd had. 'n Volgend seizoen zal hij ook op kosten van den bond een maand of zes naar Noorwegen zien te komen. Alleen wanneer je niets anders doet, kan je je een flink vaartje eigen maken. Heb hem gevraagd of je dan nog amateur blijft. Tot mijn verwondering werd hij kwaad en zei waarachtig, dat alleen meneer Zijdewind zulke geniepige vragen doet. Wat 'n kwajongen!

9 Febr. 't IJs blijft maar. De vrienden willen me met alle geweld op de schaatsen zien. Ik zal voortaan wat minder opscheppen over mijn rijkunst. Vanmiddag Krimp van Dulmen bezocht. Die heeft 't weer eens te pakken. Hij zat in bed en op zijn nachtkastje stond de luidspreker en een doosje hoesttabletjes. Die zullen echter wel voor Krimp geweest zijn, hoewel ze het beide leelijk op de stembanden hadden. Ik zou dien hoest van hem niet vertrouwen. Zijn vrouw loopt ook al te kuchen. Zoo echt 'n familie zonder weerstandvermogen. Dan moet je bij ons komen! Ik kan me niet herinneren dat er ooit een van mijn voorgeslacht ziek was of aan iets ernstigs gestorven is.

10 Febr. Alle bladen hebben het over de Romeinsche kwestie, die nu opgelost is, naar men schrijft. Er schijnt toch wel 'n gaping te zijn in mijn historische kennis. Tot voor gisteren zou ik er op gezworen hebben, dat de Romeinen gelijk met de Batavieren van het wereldtooneel waren verdwenen. Ik zal den postdirecteur vandaag eens uithooren. Misschien weet hij er zooveel van, dat ik op de soos er 'n dragelijk succes mee kan behalen.

11 Febr. Ik ben blij dat de regeering door middel van de rijksveldwacht strenge maatregelen neemt tegen het overschrijden onzer grens door Zigeuners. Wat zijn dat verschrikkelijke menschen. Ze durven zelfs Liesbeth te tyranniseeren. Vandaag kwam er een aan de voordeur met muizenvallen. "We hebben geen muizen", zei Liesbeth streng. "Die kan ik u er dan wel tegen een geschikten prijs bijleveren," grijnsde de bruine rakker. Liesbeth geraakte buiten haar zelve tegen dien vent. Daar schrok hij toch van. Om 't onweer af te leiden, fluisterde ik haar het nieuwste gevleugelde woord van mr. Jan Duys toe: "hou je sterk, ongelukkige, en geef mij zesduizend gulden!" Toen kreeg ik de booze bui, maar ben er beter tegen bestand.

12 Febr. - Op de soos circuleerden lijsten van de vereeniging tot bevordering van apicultuur, die hier van den zomer een bijententoonstelling wil houden. Net iets voor bijen; die zijn overal bij. Ik weigerde pertinent. Sinds ik de bey van Tunis heb gezien, die de mooiste en dikste bey van de wereld is, naar men zegt, wil ik geen andere bey meer bekijken; dat bederft je den indruk maar!

 

 

Hoe meer men een zaak wikt en weegt, des te moeilijker is ze te volbrengen.

PRIKKELDRAAD

Het is niet vreemd, dat de mensch zich tegen het nieuwe kant.

Men heeft dit altijd gedaan en men zal het altijd doen. Want de mensch is behoudend, een voorzichtig dier. Hij weet wat hij aan het oude heeft, het nieuwe voelt hij als een bedreiging. Wat hij niet kent, dat eet hij ook niet.

Onze voorouders waren fel gebeten op de treinen, die de behagelijke rust van het landschap en van het leven kwamen bedreigen....

Wellicht zullen wij, die met de treinen zijn opgegroeid, over 25 jaren koppige tegenstanders zijn van de pijl-snelle groote lucht-autobussen, die ons in 24 uur naar Indië willen en kunnen vervoeren. En wat zullen we te keer gaan tegen de Raket-wagens, waarin waaghalzerige jonge tijdgenooten zich genoegelijk naar andere planeten laten schieten....

Zooals gezegd: de oppositie tegen het zeer nieuwe is geenszins vreemd.

En daarom kan ik met eenige moeite wel iets begrijpen van den strijd die sommigen in Zeeuwsch-Vlaanderen voeren tegen de waterleiding. Hoewel deze elders al vele jaren ingeburgerd is en hoewel men er elders reeds tijden over beschikt, er mede om gaat als had men nooit anders gekend.

Maar ik kan me toch moeilijk vereenigen met de wijze, waarop enkelen aan den overkant den strijd tegen het water meenen te moeten strijden.

Het wil er niet bij me in, dat een raadslid, zonder dat hij op de vingers wordt getikt, kan verklaren: "Ik ben tegen de waterleiding, want mijn huis kan toch niet aangesloten worden".

Dat men zich tegen een onbekende, griezelig aandoende nieuwigheid verzet,. . . . alla.... dat is right.

Maar dan toch niet op gronden als het raadslid, hierboven bedoeld, deed.

Ik ben benieuwd, of de waterleiding in Zeeuwsch-Vlaanderen tot stand zal komen.

Benieuwder echter ben ik naar hetgeen de menschen daar, zoo de waterleiding er komt, over 10 jaar van hun in 1929 gevoerde oppositie zullen denken.

Doch.... daar zal ik wel nooit achter komen.

P. RIK.

VEREENIGINGSNIEUWS

Zeelandia te Den Haag heeft weer eens een avond voor hare leden georganiseerd, waarop leden zelf als cabaretiers optraden. Natuurlijk was er in de eerste plaats de heer Seyffer met zijn dochter, het trouwe Zeelandia-duo (piano en viool) dat voor het muzikale gedeelte zorgde en met veel en verdiend succes. Vooral de als viool-solo door mej. Seyffer gespeelde weemoedige Chanson Indienne, vond grooten bijval. Van de overige medewerkenden noemen wij mevr. Wilson, die in Zeeuwsch costuum gekleed - een aardig schetsje, in Zeeuwsch dialect van het lid K. Koets, guitig voordroeg. Mej. B. Enters, die "De officierspet" weer eens voor den dag haalde, de dames Pieters en de heeren J. M. Cannoo en P. J. Oostdijk, die een tweetal komische trio's opvoerden. Bovendien deed de heer Oostdijk nog eenige lofwaardige pogingen cabaretliedjes te zingen.

Voorts zij nog vermeld, dat met den vlotten Zeelandia-marsch, door den heer Seyffer gecomponeerd, de avond geopend werd en dat onder de aanwezigen ook een tweetal Rotterdamsche Zeeuwen, in schilderachtig costuum waren.

"Zeeland", Haarlem, biedt hare leden op Zaterdag Februari in 't gebouw "Zang en Vriendschap" een lichtbeelden-avond aan. De fraaie foto's, opnamen uit onze mooie provincie Zeeland, worden welwillend ter beschikking gesteld door den heer Nierse en toegelicht door den heer v. d. Have. Beide heeren zijn oud-Zeeuwen. Na afloop gezellig samenzijn, terwijl voor de danslustigen de gelegenheid bestaat, bij goede muziek

een dansje te maken. Ver. Red.