Ons Zeeland 1929, nummer 8

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De ongewone koude en eenige gevolgen; een autobus-kwestie op Walcheren; over een Zeeuwsche dichter en over het Ziekenhuis te Vlissingen.

Het onderwerp van de week, de kou, mogen we hier natuurlijk niet negeeren. Men is zelfs als overzicht-schrijver nu eenmaal niet altijd voor zijn genoegen uit. Lang zullen we op deze plaats evenwel bij dezen strengen winter en de ongemakken van de laatste weken niet stilstaan, want er is al zooveel over geschreven en gesproken.... en vermoedelijk zullen de verzorgers der overige rubrieken in dit nummer er nog wel dermate de aandacht op vestigen, dat de lezer zijn portie ergernis toch wel toegemeten krijgt. Hetgeen de gemoederen bezig houdt, komt in een algemeen orgaan nu eenmaal veelvuldig tot uiting!

Als wij de strenge vorstperiode hier onder de aandacht nemen, denken wij bijna allereerst aan de stagnatie die zij in het verkeer bewerkstelligde. Zeeland is een land waar het verkeer te water een belangrijke rol speelt. Als dit water stolt, kunnen de gewone water-verkeers-middelen niet langer de gewone diensten verrichten en onvermijdelijk treedt dan stagnatie op. Bijna alle boot- en veerdiensten moesten korten of langeren tijd gestaakt worden, sommige onderdeden der provincie hadden zoo goed als geen communicatie en tusschen de overige kon het verkeer slechts op onregelmatige tijden onderhouden worden. Dit bracht natuurlijk voor de reizigers tal van ongemakken met zich mede. Dezer dagen kregen we in verband hiermede nog eens een goeden indruk van de beteekenis van regelmatige verbindingen tusschen de verschillende doelen van Zeeland, en tevens van de consequenties, zoo nu en dan aan een waterrijk land als het onze, noodwendig verbonden. Gelukkig dat het isolement van sommige streken tot nu toe nog geen algemeen verontrustende moeilijkheden opleverde als voedselschaarschte, enz.

Hopelijk zal de vorst ook, zoodra hij vermindert en eindelijk over gaat in dooi, ons voor een catastrophe bewaren. Bij een snel invallenden dooi zullen aan de Zeeuwsche dijken zware eischen gesteld worden. Mogen zij de kracht van het ijs en van het water kunnen doorstaan.

Behalve op het verkeer is de ongekende barre winter van invloed geweest op een belangrijke tak van inkomsten in onze provincie, n.l. op de visscherij, en met name op de mossel- en oestercultuur. In Ierseke vraagt men zich bezorgd af welke de gevolgen van de vorst zullen zijn. Gevreesd wordt dat groote hoeveelheden oesters en mosselen bevroren zullen zijn, en dat men evenals in 1890 voor een catastrophe zal komen te staan.

De werkloosheid nam door de koude in tal van Zeeuwsche plaatsen toe en we gelooven dat er in menig Zeeuwsch gezin, terwijl we dit schrijven, gebrek en armoede wordt geleden. De gemeenten trachten natuurlijk te helpen en ook de particulieren beoefenen de weldadigheid, doch overal wordt daardoor de ellende niet opgeheven. In deze dagen denken we vooral aan de stille armen, die liever honger en kou lijden dan een beroep te doen op het medelijden der mede-menschen. Laten we deze bescheiden en moedige armen, voor zoover het in ons vermogen ligt, helpen. Een bescheiden gave kan nu veel nood lenigen, en veel leed verzachten.

Behalve verkeers-misère, moeilijkheden met treinen en posterijen, bedreiging van de oestercultuur, toenemende werkloosheid en armoede, bracht de vorst narigheden van anderen aard, die we hier evenwel verder onbesproken willen laten. Men kan er dezer dagen in de nieuwsbladen meer dan genoeg over lezen.

Dat honderden zich met vreugde aan de mooie schaatsensport hebben kunnen overgeven, moge aan het slot van deze korte bespreking van de ijs-periode met dankbaarheid worden vermeld. Het is weliswaar een klein tegenwicht in de schaal.... maar toch een tegenwicht.

x

Van de autobus-kwesties, geboren uit den strijd tusschen de spoorwegen en het nieuwe verkeersmiddel, hebben we ook in Zeeland het vorige jaar volop kunnen "genieten". Met belangstelling hebben we allen de concessie-verleeningen gevolgd en in meerdere of mindere mate afgegeven op de spoorwegen, die zich in veel en belangrijke bescherming van hooger hand bleken te mogen verheugen.

Dit alles ligt evenwel al weer een geruimen tijd achter ons, en daar het leven iederen dag iets nieuws brengt, zijn de autobussen weer eenigszins uit den kring van interesse getreden.

Enkele weken geleden echter is in "Het Vaderland", een Haagsch blad, nog eens herinnerd aan een autobus-kwestie, die op Walcheren nog steeds niet is opgelost. Het geheel is wel de moeite waard om er hier op te wijzen. Het artikel betrof den autobusdienst tusschen Middelburg en Domburg, de meesten onzer ongetwijfeld bekend.

In bedoeld artikel dan wordt er allereerst aan herinnerd hoe destijds, dank zij het particuliere initiatief een snelle autobusverbinding tusschen Middelburg en de voorname Zeeuwsche badplaats tot stand kwam. De eerste dienst leidde evenwel geen lang leven en opvolgster was de "Nieuwe Onderneming". De burgemeester van Domburg zag de beteekenis van een goede verbinding met de hoofdstad in en hij zegde bescherming van den autobusdienst toe door te bepalen, dat in Domburg alleen aan de "Nieuwe Onderneming" standplaats zou worden verleend.

De concurrentie bleef echter niet uit en even voordat de wet op de openbare middelen gewijzigd werd, kwam de Walchersche tram met haar autobussen op den weg van Domburg naar Middelburg via Serooskerke. Ged. Staten besloten later dat zoowel de tram als de, "Nieuwe Onderneming" den dienst tusschen beide plaatsen mochten onderhouden. Van deze beslissing gingen beide betrokkenen in hooger beroep, doch hoewel de Raad van State reeds 11 maanden geleden de behandeling van deze zaak aanving. .. een uitspraak is er nog niet. In het artikel lezen we dan verder:

"Uit wat er echter is doorgedrongen door de muren in het Ministerie van Waterstaat, blijkt, dat daar groote neiging bestaat om den busdienst alleen te geven aan de tram, ondanks de sterk afwijkende route van de tramlijn.

Het publiek is hierover verontwaardigd, want nog steeds is het de particuliere onderneming, die zeker 80 pCt. van het publiek vervoert en waardoor men het liefst wordt bediend. Men vreest, ook op het tramtraject, een verhooging van de tarieven als de particuliere busdienst verdwijnt, terwijl zeker ook het matige bustarief, als de tram alleen den busdienst in handen krijgt, zal worden verhoogd."

De veiligheid op den smallen weg tusschen Middelburg en Domburg werd door de toestemming tot rijden aan twee verschillende ondernemingen niet verhoogd. De tram wees Ged. Staten dra op het geboren verkeers-gevaar, wellicht in de hoop dat Gedeputeerden de particuliere bus zouden verwijderen. Het hooge college deed zulks intusschen, zeer verstandig, niet.

"Ged. Staten van Zeeland hebben toen voor Salomo gespeeld. Omdat de diensten van Middelburg van beide partijen gebonden waren aan de aansluiting met den trein, bepaalden Ged. Staten, dat de ééne week de bus van de tram het eerst zich in beweging zou zetten, daarna die van den particulier, als de trambus over de tweede brug was. De andere week had de particuliere bus den voorrang. En - wie eenmaal de week van voorrijden had, bleef vóór tot Domburg toe".

Bij het station was de zaak dus geregeld, doch op de markt, waar beide partijen ook een bus hadden staan om vast de doorloopende menschen op te vangen, was er nog heelemaal niets geregeld.

En dan was de regeling van het station af ook al weer zoodanig, dat een ijverige chauffeur van de trambus toch het eerst vertrok, hoewel het zijn beurt niet was, of als het wel zijn beurt was, zoo lang talmde met het opladen van bagage, dat de particuliere zoo lang niet wachten wilde en zeide: Adieu en er vandoor vloog naar Domburg.

In dit stadium heeft de particuliere onderneming de tusschenkomst ingeroepen van den secretaris van den Nederl. Bond van Autobusdienstondernemers. De commissie uit Gedeputeerden aanvaardde deze ook; der tramdirectie was ze niet onaangenaam.

De secretaris stelde zich echter op het standpunt van duurzame samenwerking, waarbij, onverschillig de uitspraak der Kroon op het ingestelde hooger beroep, beide partijen wèl zouden varen. De tramwegdirectie had daar wel ooren naar, ofschoon, omdat deze regeling niet doorging, het niet zoover kwam, dat de secretaris aan zijn verzoek, dat beide partijen het hooger beroep zouden intrekken, kracht kon bijzetten.

En zoo duurt nu de toestand nog voort."

Tot zoover het artikel in het "Vad.", waarin een aardig stukje autobus-kwestie openbaar wordt gemaakt.

Wat zal er tenslotte gebeuren?

Zal de Kroon den particulier bij de tram achter, stellen of zal naar een goede oplossing voor beide partijen worden gestreefd? (De oplossing is dat de ééne rit gereden wordt door de trambus, de volgende door den particulier, enzoovoort).

We hopen het laatste. Want we kunnen nog steeds niet sympathiseeren met de vele overwinningen die in de laatste jaren groote maatschappijen op flinke particuliere autobushouders behaalden.

x

Het komt slechts zelden voor dat we de aandacht van den lezer kunnen vestigen op nieuwe werken van Zeeuwsche kunstenaars. Thans evenwel valt ons dit genoegen, na geruimen tijd, opnieuw te beurt.

Bij den uitgever van ons blad zag dezer dagen het licht "Wat de zee aanspoelt", verzen van Leo van Breen. De heer van Breen is voor den lezer van "Ons Zeeland" geen onbekende. Herhaaldelijk treft men in onze kolommen geschiedkundige artikelen van zijn hand, korte verhalen, zeer sporadisch echter.... verzen. Den dichter van Breen dienen we hier dus te introduceren. Het lijkt ons het best daartoe een van de verzen uit "Wat de zee aanspoelt" af te schrijven.

ONZE MOEDERS.

Als ik de dagen koud en glansloos weet,

het hart versmaad, en echte vreugd gelogen:

dan zoek ik schuchter en verlangend naar Uw ogen,

om bij U troost te vinden voor mijn schrijnend leed.

Wij zwijgen, en de troost der stille stonden

is rond ons als een toer en vrolik feest;

mag 't leven lijdend gaan van duizend zerpe wonden,

wij weten samen, dat elk lijden ééns geneest.

Mijn moeder. .. . 'k Blijf Uw zoon. En o, verlaat mij niet,

al dool ik wroegend en verslagen langs de wegen,

waar 't hart zich macht'loos voortgedreven ziet.

Geef mij Uw stille troost; geef mij Uw milde zegen.

Uit een enkel vers leert men een dichter niet kennen. En als men "Onze moeders" zacht voor zich uit heeft gezegd, kan men zich niet aan een waarde-bepaling van het talent van Leo van Breen wagen zonder daarbij kans te loopen zich deerlijk te vergissen. Want Leo van Breen is vol verrassingen en zijn talent bepaalt zich niet tot met elkaar harmonieerende onderwerpen of tot één vorm. Na lezing van "Wat de zee aanspoelt" waren we getroffen door de wijze waarop deze jeugdige dichter in het leven door dringt en door de manier waarop hij het rythme van het leven weet te vertolken. Zijn werk is nog niet altijd naar de hoogste waarde geslepen, maar het is nooit middelmatig mooi of banaal of cliché. Uit zijn verzen en kwatrijnen stijgt steeds een zeer apart eigen geluid naar boven.

Deze bundel heeft ons ongemeen bekoord omdat hij door een moedig, frisch en jong talent tot leven werd gewekt en omdat hij tevens hier en daar getuigt van de liefde voor ons kostelijk gewest.

We gelooven Leo van Breen uit dezen eersten bundel een belangwekkende toekomst te mogen voorspellen.

x

De gemeenteraad van Vlissingen heeft de vorige week uur beraadslaagd over het voorstel van de meerderheid van B. en W. om aan "Bethesda" grond te verkoopen voor den houw van een ziekenhuis. Zooals we in ons vorig nummer mededeelden, was de minderheid van B. en W. tegen verkoop van den grond, omdat het daarin een bedreiging zag van de gemeentelijke ziekenhuisverzorging.

De raad nam evenwel het voorstel der meerderheid aan. Vlissingen zal dus binnenkort twee goede bijzondere ziekenhuizen rijk zijn. Reden om te trachten, alsnog een neutrale ziekeninrichting te bouwen, zien we niet meer.

Verschil van mening is niet te ontgaan, maar geschil daarover moet worden vermeden.

VAN EIGEN BODEM

HET VOORMALIG JACHTSLOT TER LINDE TE RITTHEM

Het eiland Walcheren is reeds van ouds bekend om zijn prachtig natuurschoon. De vele kronkelende wegen, aan beide zijden met opgaand houtgewas begroeid, geven aan 't landschap een bekoorlijkheid, die wij zelden in andere streken van ons land aantreffen.

In de 17e en 18e eeuw, toen het bouwland weinig waarde had, waren er ook veel bosschen, niet alleen aan den duinkant, maar over 't geheele eiland verspreid. Als wij hierbij nog in aanmerking nemen de talrijke buitenplaatsen, alle door hoog geboomte omringd, dan moet toen de schoonheid van Walcheren nog grooter zijn geweest.

Die buitenplaatsen wedijverden met elkaar in praal en pracht. Bijna elke ambachtsheerlijkheid had haar lusthof, waar de ambachtsheer woonde. Ook hadden tal van andere edele geslachten hun buitenplaatsen. Vaak lagen deze midden in 't water, zoodat zij met haar torens, poorten en ophaalbruggen kasteelen of burgten waren, waaraan zij haar naam ontleenden: Zwanenburg. Lammerenburg, Vrijburg, enz. enz.

Wij zullen de oorzaken van 't verdwijnen van al die heerlijkheden niet opsommen. De prachtge gebouwen werden gesloopt, de grachten gedempt, de bosschen gerooid en de in de plaats komende boerenhoeve draagt nu nog den naam van een vroeger lusthof. Zoo is het ook gegaan met het jachtslot Ter-Linde, dat stond in 't ambacht Welzinge, thans tot de burgerlijke gemeente Ritthem behoorende.

Het was in de 17e en 18e eeuw in zijn vollen luister. Een breede, lange oprijlaan met boomen leidde naar den openbaren weg. Een sierlijk ijzeren hek met kunstig smeedwerk, gesteund door twee prachtig bewerkte arduinsteenen palen met vleugelstukken, gaf toegang tot deze laan. Op de voorzijde der palen stond: Ter Linde, op de achterzijde: Anno 1722.

Het slot zelf bestond uit twee hooge gebouwen, waarvan er een met een trapgevel. Er tegenaan stond een hooge vierkante toren met een sierlijke spits. Naar de gewoonte dier tijden zal het inwendige der gebouwen niet aan pracht ontbroken hebben. In een der zalen hing een mooi schilderij van het jachthuis. De laatste bewoner en eigenaar, de heer J. Fak Brouwer, schonk het schilderij aan 't Museum te Middelburg, waar zij hangt in de oude Walchersche kamer. Zij is 1,80 M. bij 1,10 M. en is geschilderd door Laurens Bernards 1648. Later heeft J. van Ouwerkerk van 't jachthuis een teekening gemaakt. Hij nam in hoofdzaak genoemde schilderij tot model, maar wijzigde de omgeving.

Van de laatste teekening is bijgaande foto gemaakt.

Een bosch met vele lanen en vijvers omgaf de gebouwen. De tegenover liggende hofstede kreeg daardoor den naam van Boschzicht.

In 1812 is een der twee hooge gebouwen met den toren afgebroken. Ook het meeste houtgewas werd toen gerooid. In 1828 werd ook het andere gebouw gesloopt en een boerenwoning met een paar dichtgroeiende vijvers is het overblijfsel van de vroegere heerlijkheid. Het sierlijke hek met de arduinsteenen palen bleef nog lang staan. De tegenwoordige eigenaar der hofstede, de heer K. Allaart, verkocht het in 1912. Wellicht staat het nu te pronken aan den ingang van een moderne buitenplaats in België.

De volksgeest fantaseerde om de eeuwenoude gebouwen van 't slot een spookgeschiedenis, zoodat het tegenwoordige voetpad, dat vroeger om het slot leidde, nog altijd den naam draagt van spookpad.

Wij zullen al de eigenaars of bewoners van Ter Linde hier niet afzonderlijk vermelden. Achtereenvolgens was het in bezit van de families Van Bourgondië, Smit van Baarland, Van Lier, Vet, Van de Perse, Paspoort en Fak Brouwer.

Ritthem. B. J. DE MEIJ.

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XVIII.

Het was goed om langzamerhand ingewijd te raken in het rijk der letteren. Het brak de lange winter-avonden, die in een stad als Middelburg, exceptioneel lang kunnen zijn.

Dan dingen de luiken voor de ramen, de zware overgordijnen werden dicht getrokken en je schoof in een makkelijken stoel dicht bij het haardvuur.

"Is je werk af?"

"Ja". Vreemd hoe zoo'n pertinent antwoord soms toch op een absolute.... vergissing kan berusten. Want het waren heusch niet weinige keeren, dat boven je schoolboeken nog, onaangeroerd in de tasch lagen, dat je zelfs niet eens had nagekeken wat er in je agenda stond!

Natuurlijk had dit invloed op je cijfers. Ze waren dan ook dikwijls - ik beken het noode - niet al te fraai.

Maar een avond gewijd aan algebra, opgeofferd aan Duitsche Grammatica, was het geen zonde. Zonde als je juist Ary Prins had ontdekt?

Lang waren die winter-avonden, maar soms toch ook van een wonderlijke en aangrijpende schoonheid. Dit schrijvend, mij weer indenkend in die jaren, ligt er hierbuiten in m' klein stadstuintje eene dikke laag sneeuw, de waterleiding is bevroren en er zijn meer van die gerieflijkheden. Maar ik herinner mij hoe Middelburg kon zijn als het gesneeuwd had. Een dikke witte vacht lag over de daken en straten. Blank en ongerept bleef het Abdij-plein vele dagen. Het verkeer was er niet druk en hebt u ooit op het stadje neergekeken van af den Langen Jan als er sneeuw lag? Een aanblik om nooit te vergeten! Hier en daar een grauwe plek die de witte ongereptheid verbrak, maar om Middelburg heen, zich verliezend in niets meer-te-onderkernen verten, spreidde zich het eiland uit, omsloten door een grauwe en grijze zee.

Herinnert u zich, mét mij, de wandelingen langs het Brigdamsche padje, dat zich zoo geheimzinnig slingerde door de weilanden, smal en onaanzienlijk, maar een pad dat vele geheimen kende, want des zomers bloeiden er de hagen en vormden gretig gewilde schuilhoeken voor de minnenden en het gras in de nog niet gemaaide weiden stond er hoog en beschuttend.... Herinnert u zich den besneeuwden gordel der bolwerken langs het donkere water, als een felle en smalle sikkelmaan tuurde door de kale takken, als de voetstappen gedempt werden in het dikke blanke kleed? Het was goed om daar te dweepen en te mijmeren, een paar hebbelijkheden mijn romantischen geest eigen. Het is ook best mogelijk dat ik op zulke avonden m'n eerste poëtische ontboezemingen in elkaar draaide. Allemaal heb ik ze niet bewaard, maar het grootste deel toch wel, niet omdat ik hen zoo boven allen lof verheven vind - integendeel! Maar omdat ze tenslotte toch behooren tot het beste deel van je vorige jaren. Toen kon je er geen kwaad van hooren en nu .... ach, je lacht er zelf wat om, maar toch, toch met een verholen genegenheid. Ik ga een van die eerste dichterlijke produkten voor u overschrijven. Het zijn toch ook herinneringen en het is tevens een bewijs van vertrouwen in u, lezer, die zoo geduldig elke week naar mijn verhaal luistert.

Het heet "Avond". Ja, het zal gèèn avond heeten! En het is sentimenteel en vol valsche beeldspraak! Het is ronduitgesproken een beroerd gedicht, maar scheld er niet te erg op, bid ik u. Ik was zestien jaar, ternauwernood, en.... het is net of ik het weer ben.

"Liefde en schoonheid komen

aan den avond, kind,

en ik weet niet welk dier twee

mijne ziel het meest bemint.

O, te droomen van die kusten,

als uit nevel-ver verschiet

aan onze ooren zinge-fluistert

schoonheid's wonder sproke-lied.

Liefde, uw stille schreden schrijden

door 't verwaasde avond-land,

en ik weet niet wat mijn oogen,

geeft dien donker-diepen brand.

Wat mijn ziel steeds heeft gegeven

die geluk, zoo klaar en rijk,

als ik van 't rumoer der dagen,

avond, naar uw stille wijk.

die de velden gaat verwazen,

en de kimmen doet verdroomen,

die van schemering ijl-gazen

sluier weeft om oude boomen ....

Als van vèr wel even klanken

zingen uit een schoon verschiet,

als de winden door de blaren

ruischen 't eeuw'ge levens-lied.

als de gouden mane-bloeme

over verre kimmen bloeit,

als een vreemd en groot verlangen

stadig in mijn ziele groeit ....

Avond, aan uw koele klaarheid

buig ik mijn vermoeide hoofd,

geef dat èèns nog zal komen

wat ik immer heb geloofd,

wat ik zocht in al mijn dagen,

in mijn zwerven door uw landen,

van de lichte morgen-uren

door het ziedend zonnebranden

naar de rust van alle leven:

avond, doel van dage-reis,

waar in nooit-vermoede stilten

zingt de droom haar vreemde wijs...

Avond, tot uw lichten luister

dool ik steeds door alle tijden,

die de beelden van 't verleden

aan mijn oogen doet verglijden,

als in 't diepe blauw der nachten,

in uw zomer-luwe luchten

hangen de verdwaasde kreten

van der voog'len donk're vluchten,

dan verstilt tot vage droefheid

al mijn fèl-ontroerde leed

als ik uwe wond're droomen

zwevend aan mijn handen weet.

Avond, avond, kroon der dagen,

die in uwe zuiv're rust

aan uw huiver-koele -wade

doodt der wereld helle lust,

zie, ik kom tot u getogen

van mijn verre, stage tocht,

door den druk van vele jaren,

avond, heb ik u gezocht.

U gezocht in al mijn dagen,

m mijn zwerven door uw landen,

van de lichte morgen-uren

door het ziedend zonne-branden.

Naar de rust van alle leven:

avond, doel van dage-reis,

waar in nooit-vermoede stilten

zingt de droom haar vreemde wijs."

Tja-ja: ziele, de mane-bloeme, vage droefheid, een verleden (als je d'r nog geen hebt!)..... het is schandelijk jong!

 

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender! Vindt U het interessant, te hooren:

- dat de strenge vorst ook de Zeeuwsche couranten menig provincieberichtje bezorgde.

- dat de kou behalve ijsvreugde voor de schaatsenrijders, veel narigheid opleverde.

- dat we nu tegen onze grootvaders kunnen opbieden als het onderwerp "barre winters" wordt aangeroerd.

- dat te Schore zoo maar 10 jonge varkentjes in hun hok dood vroren. Ook in een varkenshuis kan centrale verwarming nuttig worden.

- dat de gemeente Wolphaartsdijk een nieuw gemeentehuis gaat bouwen.

- dat te Middelburg een ijsclub is geboren.

- dat van verschillende landarbeiders te Wolphaartsdijk, die zich in den vroegen morgen naar hun werk begaven, de vingers bevroren. Bij herhaalde vorst verwijzen we naar het verwarmend vermogen van den mond.

- dat 's Heerenhoek de P.Z.E.M. zal verzoeken om de bewoners van het platteland de electriciteit niet duurder te verkoopen dan aan de inwoners van Goes gedaan zal worden. Het antwoord van de P.Z.E.M. lijkt ons niet twijfelachtig.

- dat de koude en de griep samen de scholen in diverse Zeeuwsche steden en dorpen sloten.

- dat het bekende strâfeest op Schouwen niet door ging wegens den lagen stand van den thermometer.

- dat volgens een gerucht de Zeeuwsch-Vlaamsche tram van Neuzen-Pyramide-Biervliet en Hoofdplaat en Breskens geëlectrificeerd zal worden.

- dat de oester- en mosselvisscherij in Ierseke tengevolge van het ijs moest worden stopgezet.

- dat de scheepvaart in onze geheele provincie eenige dagen zoo stil als een dood muisje lag.

- dat ook de in Zeeland vliegende vogels gaarne eet- en drinkbare gaven aanvaarden. Denkt u er aan?

- dat u de arme, dikwijls bescheiden en niet-vragende mensch-genooten, die deze dagen gebrek lijden, in verband met het bovenstaande, niet behoeft te vergeten.

- dat de centrale verwarming in de Geref. school te Ierseke sprong. Voor de leerlingen beteekende zulks vacantie.

- dat u natuurlijk evenals wij allen pech had met de waterleiding-verkoudheid.

- dat de ongewone koude voor menigen water-afkeerige bij het morgen-toilet een welkome uitvlucht beteekende.

- dat de stoomtram Breskens-Maldeghem de dienst eenig-en tijd stop zette wegens de sneeuw. De verbinding werd zoo goed mogelijk met auto's onderhouden.

- dat we dit jaar tenminste de gelegenheid kregen schaatsen te leeren rijden.

- dat het spoorboekje dezer dagen niet altijd "klopte".

- dat op het z.g. "Oude Gat" te Arnemuiden een wilde zwaan zich liet pakken. Het moet al zeer koud zijn voordat deze schuwe vogel het zoover laat komen.

- dat de verpachting van de staanplaatsen op de kermis te Middelburg dit jaar fl 4354.- opbracht.

- dat in het afgeloopen jaar 172 zeeschepen de haven van Vlissingen aan deden. In 1926 daarentegen maar 129.

- dat de bevolking van Vlissingen in 1928 met 151 zielen verminderde. Dit hield verband met de overplaatsing van Belgische zeeloodsen.

- dat de gemeenteraad van St. Maartensdijk fl 1000 extra ter beschikking stelde ter bestrijding van de werkloosheid.

- dat een milde inwoner van Kloetinge Zaterdag j.l. 150 ingezetenen met een mud kolen verrastte.

- dat het carnaval te Sas van Gent een alleszins prettig verloop had. Zelfs op het ijs is de gemaskerde vreugde gevierd.

- dat de gemeente Tholen fl 50.000 gaat leenen voor de brugwerken.

- dat de "Zeeland" in 1928 ongeveer 63.510 passagiers over het water bracht. In 1927 ongeveer 54.000. Deze toename is uitsluitend te danken aan de vele Engelschen, reizende op goedkoope biljetten. Ook het postvervoer nam toe.

- dat reeds een aanvang is gemaakt met den bouw van een ammoniakfabriek te Axel.

- dat de grafdelver te Middelburg zijn nuttigen arbeid tijdelijk moest staken daar vier zijner vingertoppen bevroren.

- dat een werkman uit Veere per rijwiel over het ijs in het Kanaal naar zijn werk te Middelburg reed. Hetgeen een record is.

- dat deze winter zelf ook allerlei records verbeterde en voorts opleverde. Te veel om ze hier op te noemen.

- dat het op den duur vrij vervelend is om iederen avond zooveel ijsberichten onder oogen te krijgen.

- dat we hier dus "stop" zeggen.

- dat we maar niet te hard moèten brommen.

- dat het tóch weer voorjaar wordt, en zomer, en

- dat we het in Augustus zóó warm zullen hebben.

- dat we op dezen tijd van ellende als op een aangename periode zullen terugblikken.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

ZITTENDE BIJ NOTARIS JOH. PILAAR

"Een notaris is als een biechtvader; wat men hem toevertrouwt dringt nooit tot de buitenwereld door," deelde iemand me eens mede, toen we de beteekenis van verschillende beroepen de revue lieten passeeren. En de waarheid daarvan heb ik nooit duidelijker aan den lijve gevoeld, dan toen ik tegenover den heer Pilaar zat in zijn, op een grooten besneeuwden tuin uitziend, kantoor te Goes. Aanvankelijk zag ik een massa interessante copie in het "geval". Iemand die 25 jaar achtereen in een zelfde plaats het notariaat bekleedt, die gedurende een kwart eeuw de menschheid in moeilijke oogenblikken heeft bijgestaan en van advies heeft gediend, zou machtig interessante dingen te vertellen hebben. Maar .... ik had buiten het biechtgeheim gerekend en ook buiten de wereld- en menschen kennis van den in zij beroep vergrijsden notaris, die weet dat het in een omgeving waar bijna iedereen in een glazen huis woont, zelfs niet wenschelijk is humoristische of tragische kwesties ook zonder toe-naam aan de openbaarheid prijs te geven. De karakteristieke voorvallen, die in een 25-jarige provinciale notarispraktijk ongetwijfeld veelvuldig voorgekomen zijn, en die zich zeer zeker tot een aardige verwerking in een interview leenen, bleven me dus onthouden.

De heer Pilaar deelde me op mijn vragen zeer gewillig mede, dat hij op 23-jarigen leeftijd candidaat-notaris werd en in 1894 deel nam aan de werkzaamheden ten kantore van zijn vader, die in Goes notaris was. In 1904 legde deze zijn functie neer en uit de 33 sollicitanten werd.... de jongste, de zoon van den aftredende benoemd.

Ons onderhoud verliep ook nog zonder eenige terughouding, toen we spraken over de veranderingen die het beroep van notaris in den loop der jaren onderging, doch toen ik later even trachtte het voor den journalist meest begeerenswaardige terrein te verkennen.... toen werd de charmante gastheer, die de heer Pilaar is, zienderoog ... notaris, d.w.z. zwijgend toehoorder!

Doch, laat me de hoofdzaken van het onderhoud weergeven.

Voelde u als jongen al voor het notariaat, mijnheer Pilaar?

Ja, Ik was er eigenlijk in opgegroeid. Met m'n vader ging ik als kind al mee als er buiten-praktijk te doen was. Ik leerde de menschen uit de dorpen en de boeren kennen en ik groeide eigenlijk tusschen hen op. M'n-vader evenwel had me liever bij de registratie gezien, in verband met de invoering van de vermogens-belasting, die het karakter van het notaris-beroep zoo veranderde. Deze vaderlijke wensch heeft dan ook verband gehouden met m'n opleiding, die èn op het notariaat èn op de registratie was afgestemd. Tenslotte won het notariaat het evenwel in attractie.

- De notaris van omstreeks 1900 deed zijn werk zeker onder geheel andere omstandigheden dan zijn collega van 1929?

- En of. Ik herinner me dat mijn vader zijn buitenpraktijk per rijtuig af deed, en daar ging heel wat tijd in zitten. Een enkele verkooping in den omtrek eischte toen soms met de heen- en terugreis een geheelen dag. Men was bij late thuiskomst vermoeid, en van werken kwam er dan niet veel meer. Toen ik het notariaat overnam, was het rijwiel in opkomst en dit heeft me aanvankelijk belangrijke diensten bewezen. Want het won tijd uit....

De spreker liet even den blik naar buiten dwalen, waar de boomen in een blanke sneeuw-omgeving zwartten. Dan, na een lichte aarzeling:

- Weet u waar ik wel eens over denk? Dat de oude menschen er ondanks het gemis van allerlei vlugge en tijdsparende hulpmiddelen, óók kwamen. Misschien nog beter en gemakkelijker dan wij. Toen ik hier begon kenden we nog geen schrijf-machines, geen copieer-persen; alle stukken meesten met de hand vermenigvuldigd worden. En toch ging alles voortreffelijk. Er was geen haast. De cliënten lieten den notaris tijd. Nu moet alles haast je rep je. Met de invoering van de machines zijn de menschen veranderd....

- In 25 jaren moet een notaris wel heel veel van de wijziging der menschheid hebben opgemerkt?

- Vooral na den oorlog. De menschen staan niet meer zoo rustig en vertrouwend tegenover elkaar als vroeger. Het is thans al zoo sterk, dat men zich erover verwondert, als een erfenis verdeeld kan worden zonder dat oneenigheid ontstaat. Vóór den oorlog kwamen heftige meningsverschillen daaromtrent bijna niet voor. Daar tegenover staat echter, dat de bevolking ook handiger geworden is. Bij een boedelscheiding treft men geen kabinet meer, dat gevuld is met rijksdaalders, als een boer land wil koopen, komt hij niet meer met een zak zilver op zijn rug naar zijn notaris. Het geld wordt productiever belegd dan in den ouden tijd. Dit heeft ons beroep wèl veranderd. Maar nog niet zoo als de vele wijzigingen in de wetgeving dit deden.... - Geeft u daar eens enkele voorbeelden van?

Gaarne. Vroeger had een notaris met de fiscale wetten niets uitstaande. De invoering van de vermogens-, dividend- en inkomstenbelasting heeft dat evenwel veranderd. Het beroep stelt ieder jaar andere en zwaardere eischen en als men boven de 50 komt ziet men daar tegen op. Ik herinner me in verband hiermede de invoering van onze registratiewet van 1917. Weet u wat daarvan het aardige is? Dat ze een Fransche wet verving, maar tevens bracht ze veel meer en nieuw werk met zich mee. Trouwens als alle nieuwe wetten, die men meestal niet aan de practijk toetst en die men liefst in zoo onbegrijpelijk mogelijke termen vervat. Wat een arbeid kost den notaris onze omvangrijke successiewet niet? Op den duur wordt het maatschappelijk verkeer belemmerd door velerlei fiscale maatregelen. Dat betreur ik.

Waardeert de cliënt den arbeid van den notaris?

Ja en.... neen. Men komt over het algemeen tot den notaris als men in moeilijkheden zit en men is dankbaar als hij de moeilijkheden uit en weg ruimt. Maar de cliënt kan bijna nooit den arbeid waardeeren die aan verschillende gevallen verbonden is. Het resultaat van een omvangrijk werk komt soms in enkele regels tot uiting, en daarom dringt de beteekenis ervan niet tot den leek door. Dankbaar is onze taak dus altijd niet. Maar soms toch ook weer wel. Het vertrouwen dat bijna iedereen in zijn notaris koestert is een ware lichtzijde van ons beroep. Dat heeft me wel eens ontroerd. Een Zuid-Bevelander, die ziek lag in een ziekenhuis in Holland, riep de hulp van een notaris in. Toen deze een en ander in orde had gemaakt en het zijn cliënt voorlegde, zei deze: "Alles goed en wel, maar stuur het nu nog even naar notaris Pilaar in Goes om te kijken of het in orde is. .."

- Een notaris moet wel het vertrouwen van het publiek hebben!

- Ongetwijfeld, en daarom is het zoo jammer dat zich in de laatste jaren eenige beschamende feiten hebben voorgedaan. Een notaris die fraudeert valt in mijn nog zeer, zeer diep, want hij heeft een onbegrensd vertrouwen geschokt. Op den notaris wordt een groote verantwoordelijkheid gelegd. Zóó groot, dat men er zich dikwijls bezwaard door gevoelt. Als u eens wist, waarmede men zooal tot ons komt; en met wat voor zaken, die niets met het notariaat uitstaande hebben. Eigenlijk moet men van alles op de hoogte zijn.

- Komt een notaris wel eens voor de keuze oneerlijke zaken te doen?

- Meermalen. Vandaar de weinig mooie "gevallen" der laatste jaren. Iedere notaris zal wel eens een aanbod hebben gekregen dat niet door den beugel kan, een voorstel, dat onwaardig was. Zoo nu en dan moet men iemand wel eens de deur wijzen.

- Terwijl misschien een groote som geboden wordt teneinde den misstap voor te bereiden?

- Ja. En in verband hiermede wijs ik op de noodzakelijkheid van financieele onafhankelijkheid van een notaris, en op het nut van zijn menschenkennis en intuitie. Om de menschen te leeren kennen moet hij zich veelvuldig onder de menschen begeven.

- U hadt dan wel een uitgebreid terrein van waarneming, want gedurende uw verblijf in Goes stond u steeds midden in het openbare leven, U was....?

- Twee keer lid van het hoofdbestuur van de broederschap van notarissen, lid van de Kamer van toezicht, voorzitter van den ring Middelburg, lid van den gemeenteraad, commandant van de burgerwacht en van de schutterij, voorzitter van de Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank, voorzitter van het Gasthuis, lid van het hoofdbestuur van "Toonkunst" en voorzitter van de afdeeling Goes van deze maatschappij, lid van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, regent van de gevangenis, voorzitter van de verkeers-inspectie in Zeeland, commissaris van heel wat particuliere instellingen. Als vereenigingslid ziet men de menschen in hun eigen omgeving en dat kan zijn nut afwerpen.

- Nog één vraag, notaris. Heeft het beroep u voldoening geschonken?

- Het heeft mij volkomen bevredigd, en ik heb in mijn beroep naar ik meen bereikt wat ik bereiken kon. De practijk, die ik van mijn vader overnam is aanzienlijk uitgebreid. Een groote voldoening was het ook, dat ik tweemaal zitting had in het hoofdbestuur van onze broederschap. Dat beteekent vooreerst collegiale erkenning, en verder geeft het lidmaatschap gelegenheid om kennis te nemen van allerlei kwesties die voor ons beroep hoogst belangrijk zijn....

Aldus een gedeelte van het onderhoud dat ik dezer dagen had met den heer Joh. Pilaar, die Dinsdag a.s. 25 jaar notaris in Goes zal zijn.

Een gedeelte.

Want ook een journalist moet kunnen zwijgen.

Aan dit interview wil ik nog iets toevoegen. Het heeft van tijd tot tijd zijn nut vóór een "zittende bij" elders zijn licht te ontsteken, van anderen een en ander te hooren over het slachtoffer van onzen jubileum-tijd. Dit deed ik ook in dit geval.

Getroffen heeft mij daarbij, dat notaris Pilaar voor Goes en alles wat Goes betreft steeds een interesse aan den dag heeft gelegd, die waarlijk groot is. Voor een goede zaak, voor een menschlievend doel deed men nooit tevergeefs een beroep op hem. Voor de Goesche samenleving was hij een kwarteeuw een ware steun, en tal van instellingen en particulieren zijn hem meer verschuldigd dan hij gaarne zou willen dat ik hier omschreef.

Zelve ben ik getuige geweest van zijn werk voor het Gasthuis, dat onder zijn leiding en dank zij zijn initiatief tot een moderne ziekeninrichting werd. Toen deze uitbreiding tot stand was gekomen was een levensdoel van notaris Pilaar in vervulling gegaan.

Een man, die een levensdoel zoekt in een arbeid die de menschheid tot heil strekt, en op den weg naar dit doel zijn gezondheid niet nauwkeurig observeerde, heeft recht op onze waardeering en bewondering.

Toen ik notaris Pilaar na ons onderhoud verlaten had, een onderhoud waarbij met geen enkel woord gewag werd gemaakt van verdiensten jegens de samenleving (ieder interviewend journalist weet wel dat zooiets zelden voorkomt) nam ik het beeld van een hoogstaand, nobel en fijn voelend mensch met me mede.

Dat de dag van Dinsdag voor den jubilaris een dag van loutere vreugde worde.

INTERVIEWER.

SPORT-IMPRESSIES

Sport en Godsdienst.

Naar aanleiding van ons artikel "Sport en Godsdienst" in No. 6 van "Ons Zeeland", ontvingen we een schrijven van een onzer Rotterdamsche lezers, die met onze conclusies, dat de oprichting van een Christelijken Voetbalbond onnoodig, onnuttig en ongewenscht is, volkomen accoord gaat, maar.... bezwaar heeft tegen ons beweren, als zou de nieuwe Bond de benaming "Christelijke Voetbalbond" dragen, omdat die benaming onjuist is en de organisatie den naam heeft aangenomen van "Zaterdagmiddag-Voetbalbond". Ten bewijze hiervan legt de geachte inzender een uitknipsel over van een artikel in "De Jongeman" van 7 Februari, officiëel orgaan van het Nederlandsch Jongelingsverbond.

A priori willen we gaarne aanvaarden, dat de mededeeling in "De Jongeman" juist en de onze onjuist is, maar mogen daarbij niet onvermeld laten, wat een persverslag omtrent de oprichting van den nieuwen bond mededeelde. Dit verslag toch spreekt van de oprichtingsvergadering van den "Nederl. Christelijken Voetbalbond", gehouden te Utrecht op Zaterdag 26 Januari, en maakt gewag van een door verschillende personen geopperd bezwaar om te spreken van een "Christelijken Voetbalbond", waar naar hunne meening - de benaming "Nederlandsche Zaterdagmiddag Voetbalbond" beter de bedoeling der oprichting weergeeft. Overigens vermeldt het verslag dat ten aanzien der benaming nog geen beslissing werd genomen.

Laat ons dus aannemen, dat òf inmiddels die beslissing wèl is genomen òf "De Jongeman" van 7 Februari beter is ingelicht dan de auteur van het ons verstrekte verslag, en dat dus werkelijk de nieuwe bond heet: "Zaterdagmiddag-Voetbalbond".

Op het oog is een groot verschil tusschen een Christelijken en een Zaterdagmiddag-Voetbalbond en wij zouden geneigd zijn om ons eigen artikel te annuleeren, omdat het is opgebouwd op onjuisten basis, ware het niet, dat wij de overtuiging zijn toegedaan, dat de godsdienst-kwestie een groote rol speelt in de oprichting der nieuwe voetbal-organisatie. In deze meening worden wij gesterkt door het verslag der oprichtingsvergadering, waar een strooming was om het praedicaat "Christelijk" aan den bond te verleenen tegenover eene strooming, die de andere benaming prefereert. Bovendien vermeldt "De Jongeman" zelf, dat aan twee groepen van spelers wordt belet, het spel volledig te beoefenen, n.l.:

lo. Aan de mannen van Christelijke levensopvatting, die den Zondag willen vieren als een dag van heiliging. 2o. Aan de mannen, die er bezwaar tegen hebben, juist op Zondag aan den gezinskring te worden onttrokken èn door het spel èn door de vermoeidheid, wanneer men na het spel thuiskomt.

Groep I omvat dus de mannen met godsdienstige en groep II die met ethische bezwaren.

We erkennen, dat ons artikel is geschreven naar aanleiding van het streven der mannen van Groep I, wier streven om den Zondag te vieren als dag van heiliging, wij volkomen eerbiedigen, maar niet als wet tevens, dat hierdoor het spelen op Zondag als een soort heiligschennis wordt gekenschetst. Zoolang de christelijke voetballer zijne Zondagsplichten waarneemt - zooals ook werkelijk het geval is - en de R. K. Voetbalfederatie op zondag nog duizenden voetballers het voetbalveld instuurt, zoolang is er o.i. geen aanleiding om ter wille van den enkeling de massa te dupeeren.

De bezwaren van groep II zijn weliswaar minder ontvankelijk voor weerlegging op confessioneel gebied, maar niettemin eveneens aanvechtbaar, zoolang de "vrije Zaterdagmiddag" geen gemeenschaps-bezit is en nog tal van groepen (wij denken b.v. aan winkelbedienden, neringdoenden, personeel van Post en Telegrafie) uitsluitend zijn aangewezen op den Zondag om de sport hunner keuze te beoefenen. We laten dan practische bezwaren als het reizen op Zaterdag na 1 uur voor wedstrijden, die om 2 uur moeten aanvangen, nog buiten beschouwing, en zijn van meening, dat ook met het streven van Groep II de sportgemeenschap vooralsnog minder gediend is dan met de realiteit van het oogenblik, die misschien een zeer gering percentage sportbeoefenaars des Zondags vrijwillige non-activiteit oplegt. Eenheid in de betrachting der sportwetten, die ons den Zondag ook als ontspanningsdag gaven, blijven gehandhaafd!

Stagnatie.

Toen we ons in "Ons Zeeland" No. 7 verschenen artikel "Stagnatie" schreven, hadden we geen flauw vermoeden, dat op vrijwel datzelfde oogenblik onderhandelingen liepen om ook in Zeeland de lange gedwongen rust der voetballers dienstbaar te maken aan grondige theoretische beschouwingen, die de verhoudingen tusschen besturen en leden en tusschen leden en scheidsrechters alsmede tusschen spelers en publiek regelen. Althans deelt de heer J. P. van Bel, official van den Nederlandschen Voetbalbond, te Vlissingen, ons mede, dat het N. V. B.-Bestuurslid de heer A. de Haan Azn. op Zaterdag 23 dezer te Middelburg een over enkele avonden verdeelden scheidsrechterscursus zal aanvangen. Op dezen eersten avond zullen verschillende onderwerpen, die ook voor vereenigingsbesturen van belang zijn, worden behandeld, zoodat de scheidsrechterscommissie van den N. V. B. die dergelijke cursussen organiseert, besloot de Besturen der Middelburgsche en Vlissingsche N. V. B.-clubs, alsmede het Bestuur van den Zeeuwschen Voetbalbond en enkele officials, uit te noodigen dezen eersten avond bij te wonen. Overigens zullen alle in Zeeland en West-Brabant woonachtige N. V. B.-scheidsrechters aan den cursus deelnemen.

De heer van Bel zal den spreker inleiden en verzoekt ons er op te wijzen, dat deze z.g. voetballezing voor de bestuursleden der nader uit te noodigen vereenigingen bijzonder leerzaam belooft te worden en het Zeeuwsche voetbal ten goede komt.

Al voetballen we dan nog niet op het veld, dan heeft de stagnatie toch deze goede zijde, dat binnen de vier muren van eenige lokaliteit de onmisbare theorie der practijk ter hand en ter harte wordt genomen. Moge voetbal-Zeeland dit initiatief waardeeren en zich ten nutte maken!

IJs-nieuws.

De strenge vorst der vorige week heeft er voor gezorgd dat onze reeds vroeger uitgesproken verwachting "Heel Zeeland op de schaats", bewaarheid is geworden. Zelfs is men te Middelburg nog overgegaan tot het oprichten van een stedelijke ijsclub, die van Burg. en Weth. de beschikking heeft gekregen van een gedeelte van de vesten en zich in een groot ledental en ruime populariteit mag verheugen.

Voorts werd vorige week te Axel het "kampioenschap van Zeeuwsch-Vlaanderen" op de 1000 meter verreden. De uitslag luidde als volgt: 1. J. de Braak (Spui) in 3 min. 21 sec.; 2. L. Schalck (Neuzen); 3. P. Scheffer (Sas van Gent)

In verband met het feit, dat aan dezen wedstrijd om een Zeeuwsch-Vlaamschen titel - zeer terecht - uitsluitend Zeeuwsch-Vlaamsche rijders konden deelnemen, terwijl in de wedstrijden om het kampioenschap van Zeeland ook rijders uit andere provinciën uitkwamen, moet ons, ten aanzien van laatstbedoelde wedstrijden, waaraan wij vorige week eene critische beschouwing vastknoopten, nog eene rectificatie uit de pen. We lieten n.l. den winner S. Heijden in Oudkarspel wonen (de woonplaats van Kos), doch Heijden is afkomstig van IJsselmonde, zoodat het kampioenschap van Zeeland niet in Noord-, doch in Zuid-Holland is terecht gekomen.

Voetbal op Zondag a.s.?

We wagen het er maar weer op, al geeft het vraagteeken heel wat te denken. Zou de dooi met kracht inzetten en aanblijven, dan krijgen onze Zeeuwsche voetballers Zondag a.s. het volgende programma te verwerken:

2e Klasse A.

Te Vlissingen: Vlissingen-D.O.S.K.O.

Te Middelburg: Middelburg-Breda.

(Zeelandia vrij).

3e Klasse A.

Te Middelburg: Zeelandia II-Zierikzee (1 uur).

Te Zierikzee: SI.N.OT.O-Terneuzen (12 uur).

Te Goes: Goes-Walcheren.

Te Hulst: Hulst-Middelburg II.

LUCTOR ET EMERGO.

 

STRENGE WINTERS

Een zeer felle en lange winter is geweest Anno 1667, gelijk dit volgende door een opmerkende Loots-mans-knecht is meegedeeld, zullende het zoo van woord tot woord houden, als het aangemerkt is:

In January, sestien-honderd seven en sestig

Doen vroort en het snieuwde zeer heftig;

Stijf zes Weecken stond de vaart geheel stil

Drie weecken voer men weer geheel na wil:

Het voornaamste, dat hier wordt genoteert,

Is datter zoo veel IJs quam in de Meert.

De 16 Meert begont weer hart te vriesen

De 17. moesten de Visschers de wint verliesen.

De 18. liep veel volk voor de Laag op 't Y.

De 19. passeerd men van d'een tot d'ander zij,

De 20. boodt Weer en Wind noch weynigh Soen.

De 21. leeck of Weer en Wind anders wou doen.

De 22. was de Wind weer felder aan 't vriesen.

De 23. begon IJs door de Son hart te verliesen.

De 24, al vriesende verloor 't Ys zijn kracht.

De 25. zijnder veel over 't Y komen met voordacht.

De 26, liepender noch drie van Stee over 't Y,

Namiddagh zeylden de Schuyten de Stad voorbij.

De 27. heeft d'Oostewint 't IJs op Pampus hoog gezet.

De 29. was 't varen daarover nog wel belet.

De 30. quamen eenige daar over Varen en Loopen mee.

De 1 April liepen eenige personen noch op Zuyerzee.

De 2. dito is in 't Val een schip door 't Ys vast gehecht.

Dit is Noteert van M. T. de lootsen haar knecht

Om Gods groote wonder ende kracht

Te doen helpen houden in gedacht.

TREFFERS EN POEDELS

IJSFEEST

Middelburg, 17 Febr. 1929.

Het is in jaren niet geweest

zoo'n vroolijk, vlaggend ijsbaanfeest,

ze rijden hard, ze rijden schoon,

ze rijden leelijk of gewoon.

De telefoon-, de winkeljuf,

de boer, de klerk, de fat, de nuf,

ze rijden sierlijk, grof of gek,

gracieus of met een stijven nek,

daar draait er een een keer of tien

en kijkt of men het heeft gezien.

Ginds zweeft een paartje hand in hand,

het glijdt langs ijsbaan-liefdeland,

een pirement, electrisch licht,

een sprookjesachtig, mooi gezicht.

Er zijn er dun, normaal en vet,

per solo, duo of kwartet,

de een kijkt kwaad, de ander lacht,

de een lijkt hard, de ander zacht,

er gaan er veel en vlug voorbij,

er is verschil in schoongerij.

De eene zweeft, de ander zwaait,

de eene strijkt, de ander maait,

de eene schoonrijdt elegant,

de ander in een krullentrant.

De eene lijkt een zeilend schip,

de ander schommelt als een kip,

de een rijdt trotsch, gelijk een zwaan,

de ander lief en zonder waan.

De zwaaiers rijden -wat een pech -

de recht-door-zeeërs in den weg.

----------------------------------------

Er dwarrelt sneeuw, al meer en meer

als vroolijke confetti neer.

Het is al laat, de nacht breekt aan,

nog is de vreugde niet gedaan.

Maar diep in deze duisternis,

daarginder, waar geen ijsfeest is,

geschiedt de wereld-winterstrijd

van armoe, kou en bitterheid.

WILLEM TELL II.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

13 Februari. - Het nieuws van den dag is schoorsteenbrandjes wegens het te fel stoken van kachels en malheur in keuken en woonhuis wegens bevroren waterleidingen. Het verschil tusschen de opgeruimde gezichten van kolenhandelaars en het mistroostige aanschijn van melkboeren is opvallend groot. Overigens is het verrassend met hoe weinig water 's winters een mensch toe kan, vooral bij het wasschen; met 'n vingerhoed vol verricht je al wonderen. Dit is wel de lichtzijde van de Poolkoude, maar de schaduwvlekken zijn talrijker. Je hoort dan ook niemand met geestdrift spreken over die plotselinge bibber-epidemie, zelfs niet de vervelende hansworsten, die altijd loopen te janken, dat we tegenwoordig geen winter meer hebben. Dat zal wel uit lijfsbehoud zijn, want ik geloof, dat men hun den nek zou breken.

Er loopen geruchten dat het populaire lied "Salamander, ik wil geen ander, dan ijs, ijs, ijs," verboden is, daar men het als een uittarting der elementen beschouwt.

1 14 Febr. - Nog immer koud, Siberisch koud! Ik weet niet of ik me gewasschen heb. Heb me in de ochtenduren bezig gehouden met de ontdooiing van de afvoerbuis der gootsteen. Zonder succes. Wanneer ik dit niet vlug ingezien had, zou ook ik bevroren zijn geraakt. Werd gealarmeerd door de nationale kleuren, welke ik gewaar werd, wanneer ik langs mijn neus naar mijn handen keek. Sientje had het met mij te doen. Er wordt veel geleden 's winters, zei ze, vooral in het verborgen. Ik denk dat ze wintervoeten heeft, ze is zoo kiesch!

Vanmiddag in taveerne "Stortebeeker" een warme groc genoten en de nieuwe ramp van Leiden besproken. Breeduitstra toornde hevig tegen het karakter der Leidenaars. Den eersten dag schreide men er tranen met tuiten en sprak men met bewogen stem over het droevig verlies; den tweeden dag verklaarde een gemeentelijke autoriteit, dat men er niet aan dacht om het oude bouwwerk na te bootsen, daar men toonen moest wat de nieuwe tijd vermocht, en den derden dag werd er van gezaghebbende zijde medegedeeld, dat de brand feitelijk een uitkomst was, daar men eindelijk van een onpractisch stadhuis ontslagen was.

15 Febr. - 't Vriest 's nachts nog vijf wollen dekens en overdag je heele garderobe. De morgenuren wederom doorgebracht bij den gootsteen. Een mengseltje van 5 deelen heet water en 5 deelen zout in de afvoerpijp gebracht en dit omgeroerd met mijn wandelstok. Dit laatste voorwerp trekt zich meer van het krachtdadig recept aan dan het verstopping-brengende ijs. Des middags onder het motto: "pappen en nathouden" eenige heete doeken tegen de waterleidingbuizen gedrukt. Enfin, ik heb evengoed nog niet zoo'n benauwd leven als de beurtschippers en de directeuren van brandverzekeringmaatschappijen. Vanavond nog even tijd gehad om een bittertje te pikken; dat verzoet veel. Krimp vertelde me in vertrouwen, dat de rijksontvanger oneervol ontslagen is. Hij had bij herhaling en in diensttijd vriendelijk geglimlacht tegen belastingbetalers en eenmaal zelfs "merci!" gezegd. Wat een ontaarding onder mijn ex-collega's!

16 Febr. - Liesbeth is in een goede bui. De afvoerbuis van den gootsteen loopt weer en bij de buren is de waterleiding gesprongen. Vandaag groot kinderfeest. Veel bevroren ooren en voeten. Jossie kwam schreiend thuis met 'n potlood; beide blauw van de kou; noch de een, noch de ander kon schrijven. Beppie, die een ster in het ijs gefabriceerd had, kreunde van de pijn. Ze had met den tandarts gereden en deze had haar doen tuimelen. Toch verbeeldt die kerel zich, dat hij trekken kan zonder pijn!

17 Febr. - Daar Wybo zijn schaatsenriem gebroken had, heb ik schaatsen voor hem geleend bij de overburen. Ze waren echter finaal afgestompt. Hoe durven ze zooiets te geven. Heb dadelijk Sientje er mee teruggestuurd en haar laten zeggen, dat we nooit meer iets te leen willen hebben, wanneer ze niet zorgen dat hun spullen beter in orde zijn. Hedenmiddag de eer gehad om met jonkheer Poetspanne Verboendere te wandelen. Ik geloof nu vaster dan ooit, dat ik ook van adel ben, want volgens het eenstemmig getuigen van de aanwezigen, zagen we even blauw in ons gezicht toen we de soos binnentraden.

17 Febr. - Jossie wil niet meer naar het ijs toe; er is in heel de stad geen plekje meer, waar hij er door kan zakken. Er schuilt toch meer heldenmoed in hem, dan in Wybo. Die heeft gedurende zekeren winter den voet niet op de ijsbaan durven zetten, omdat er 'n negociant met zijn kraampje was doorgezakt, vlak na het moment, dat Wybo zijn kop met heete welk had laten vullen.

Alle rivieren zitten dicht. Groote stagnatie en moeilijkheden. Waarom halen ze ook niet de eerste vliesjes er af wanneer het begint te vriezen?

18 Febr. - Bij postdirecteur met de kinderen schooltje gespeeld. Lieve guus! Ze merkten direct mijn hoogere ontwikkeling op en dwongen mij er toe om onderwijzer te wezen. Hield me nederig en zei dat ik dat niet kon. "O"! riep de oudste, "U zet doodgewoon een bril op en doe dan niks anders als vragen!"

DE O.Z.-PRIJSVRAAG

In ieder nummer van ons blad verschijnt een O.Z.-prijsvraag, voor de goede oplossing waarvan wij tien gulden beschikbaar stellen. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts één winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over O.Z.-prijsvragen niet in briefwisseling treden.

OPLOSSING VAN DE O. Z. PRIJSVRAAG No. 4.

1. Engeland - Nederland of Denemarken.

2. Zaamslag of E(e)de.

3. Marken - Ameland of Man (Engelsch eiland).

4. Kampen of Edam.

S. La(e)ken.

6. Medan.

7. Ede.

8. Namen - Gennep - Maren - Megen of Sedan.

9. Pannerden of Angeren.

10. Kamperland.

11. Zaandam.

Sommigen hadden namen gevormd die niet anders gemaakt konden worden dan door de gegeven lettergroepen te breken - dit was dus foutief.

Kampar voor No. 6 is fout - het is een streek of een rivier die zoo heet - geen plaats.

Op de Veluwe ligt Ede als garnizoensplaats met kazernes, stallen, munitiebergplaatsen, hetgeen we niet in Garderen vinden.

Arendskerke voor 10 is fout, want de naam is 's Heer Arendskerke, wat niet van de gegeven letters gemaakt kan worden.

Ems voor 9 is fout - ligt aan de Lahn (Duitschland) niet ver van den Rijn af, maar niet aan den Rijn.

De Meern voor 9 is fout - de Meern ligt in de provincie Utrecht aan den Ouden Rijn.

Spardamme voor 10 kan ook niet goed gerekend worden want het is een huis en geen plaats.

Sommigen hebben Ede op een der Zeeuwsche eilanden gezet, maar tot heden is Zeeuwsch-Vlaanderen nog geen eiland.

Door loting viel de prijs ten deel aan: den heer W. K. d Feijter, Laan van Meerdervoort 507, Den Haag.

N.B. Voor 3, een eiland, is Seeland (Denemarken) ook goed gekeurd.

O.Z.-Prijsvraag No. 6

Wat staat hier?

Oplossingen uiterlijk 4 Maart in ons bezit. Op de enveloppe te vermelden O. Z.-Prijsvraag no. 6.

ONZE GROOTE PRIJSVRAAG

Nauwelijks hebben we de oplossingen van de eene prijsvraag verwerkt, of brieven en inzendingen betreffende de volgende stroomen weer over de tafels.

We zullen het ditmaal kort maken en niet uitweiden over de vreugden en smarten aan onze "Groote Prijsvraag" beleefd. Want het einde is er immers!

Allereerst laten we hieronder de goede oplossing van de prijsvraag volgen. Zij luidt als volgt:

1 e deel.

Wanneer we in plaats van de geschreven letters gebruiken de letters die in het alphabet 3 plaatsen er vóór staan, dus inplaats van p-m, (M. n. o. P.), in plaats van 1-i, (I. j, k. L.), en zoo voorts, dan luidt de eerste zin: Middelburg is de hoofdstad van Zeeland.

2e deel.

Wanneer we in het raam, waarin de letters stonden, de volgorde nemen: eerste letter, 4 overslaan 6de letter, 4 overslaan llde letter, 4 overslaan en zoo voort, totdat we alle letters uit het raam gebruikt hebben, dan lezen we: Een der grootste aantrekkelijkheden van onze provincie is de kleederdracht.

3e deel.

Wanneer we de vakjes zóó rangschikken dat de som van elke twee opeenvolgende getallen, een getal vormt deelbaar door zeven, bovendien zorgen dat steeds het eerste getal der paren zoo laag mogelijk is, dan krijgen we als oplossing: Walcheren noemt men niet ten onrechte de tuin van Zeeland. De rangschikking is dus: 1-6, 2-12, 3-11, 4-10, 5-9, 7-14, 8-13, 15-18 en zoo voorts.

Totaal ontvingen we niet minder dan 312 goede oplossingen.

De prijzen werden als volgt toegekend

1. Radio toestel, F. A. Rusch, Duinweg 51, Noordwijk.

2. Parker Duofold Vulpenhouder, J. Baart, St. Bavostraat 187, Aardenburg,

3. Parker Duofold Vulpenhouder, Dr. W. J. Pfeiffer, A 102, Kapelle bij Goes.

4. Aardewerk, G. A. v. Druten, Oberk. Hotel Noordzee-Boulevard, Vlissingen.

5. Aardewerk, A. F. de Paauw, Huize de Griffioen, Middelburg.

6. Aardewerk, J. F. C. de Jager, Kasteelstraat 98, Vlissingen.

7. Aardewerk, Joh. v. Poucke, Rozemarijnstraat D 308, IJzendijke.

8. Aardewerk, M. Nieuwenhuisse, Noordweg 100, Krabbendijke.

9. Middelburg's Overgang, G. Haverhoek, Tidemanstr. 80a, Rotterdam.

10. Middelburg's Overgang, C. G. Kleykamp, "Pomona", Tinte bij Brielle.

11. Middelburg's Overgang, J. Lavooy, L. Gortstraat K 20, Middelburg.

12. Middelburg's Overgang, H. de Jager, Hoofd der Bijz. Neutr. School, Vülckerpolder, Woensdrecht.

13. Middelburg's Overgang, L. Lambrechtse, Badhuisstraat 53, Vlissingen.

14. Middelburg's Overgang, Mej. A. Swaters, Vlasmarkt L 6, Middelburg.

15. Middelburg's Overgang, Joh. Kempeneers, Karreveld A 171, St. Philipsland.

16. Wind op de Molens, G. de Jonge, Bogardstraat D 38; Middelburg.

17. Wind op de Molens, G. F. Jaquet, Boulevard Evertsen 16, Vlissingen.

18. Wind op de Molens, J. W. Crucq, Noordsingel S 160. Middelburg.

19. Wind op de Molens, A. J. Brouwer, Kade 13, Sluis.

20. Wind op de Molens, C. D. Hopman, Borgerstraat 249III, Amsterdam (W).

21. Wind op de Molens, Charles Laporte, Café Royal, Badhuisstraat, Vlissingen.

22. Wind op de Molens, W. C. Tazelaar, Timorstraat 8, Dordrecht.

23. Wind op de Molens, M. I. Leenhouts, Oudestad 78a, Oostburg.

24. Wind op de Molens, S. Zandee, Nieuwstraat, Kloetinge.

25. Wind op de Molens, A. C. de Korte Siegers, Molstr. 25, Middelburg.

Dat het Zeeuwsche volk een dichterlijk volk is, blijkt telkens als we een prijsvraag uitschrijven. Ook nu waren vele oplossingen weer in gedichten verwerkt of van gedichten vergezeld.

Plaatsruimte verhindert ons dit extra-werk van allen naar behooren recht te doen wedervaren. Aan de dichtende inzenders evenwel onzen specialen dank.

De extra-inzending van den heer B. van Langevelde te Sint-Laurens slechts willen we hieronder laten volgen.

DE WAARHEDEN UIT DE GROOTE PRIJSVRAAG.

Ons Walch'ren met zijn dijk en duin,

Dat is toch zeker wel de tuin

Der Zeeuwsche landen.

Waar vindt g' een volk, zoo stoer en rond,

Zoo gastvrij, vriendelijk, zoo gezond,

Zoo nijv're handen!

Waar 't heerlijk groen u tegenlacht,

Velden met goudgeel graan bevracht,

Zacht rits'lend ruischen.

Waar 't bosch den wand'laar schaduw biedt,

En óver 't'duin tot in 't verschiet

De golven bruisen.

Waar kleederdrachten, fier gedragen,

Tot heel ver buiten 't land gewagen,

Niet zonder reden!

Want met die dracht geldt vrouw en man,

Met recht voor een der grootste van

d' Aantrekk'lijkheden.

Waar ook der Zeeuwen hoofdstad ligt,

De Lange Jan omhoog zich richt,

Zijn lied doet hooren.

Waar drukke markt den vreemdeling trekt,

't Stadhuis vooral bewondering wekt

En blijft bekoren.

Waar ook "Ons Zeeland" wordt gedrukt,

Het blad dat 't zeker is gelukt

Om ons te boeien.

Dat week op week ons 't beste geeft,

Dat steeds weer naar verbetering streeft,

Moge het groeien!

HET GROOTE LOT

door

J. P. PAULUSSE.

We hebben gezien, hoe onze vrienden de Kubbel en de Vlooie op jammerlijke wijze van hun spaarduitjes waren beroofd. Evenwel: gedeelde smart is halve smart. Dat ondervonden ze ook, toen ze hun hart tegenover elkaar uitstortten. En bovendien waren ze een kostbare ervaring rijker geworden, n.l. dat hun tijd om gekheid te maken onherroepelijk voorbij was. Maar dat uitten ze zoo niet. Hun eenige zorg voor de toekomst was nu: hoe de bres te dichten, die in hun fortuin was geslagen. Avond aan avond werd deze kwestie door hen ampel besproken, tot eindelijk de oplossing was gevonden! Mistroostiger dan ooit zaten ze op dien gedenkwaardigen dag tegenover elkaar te rooken en te zwijgen. Plotseling legde de Vlooie zijn steenen pijpje neer, veegde met z'n blauwe neusdoek bedachtzaam zijn kin schoon, twee handelingen, die de Kubbel in ernstige spanning gadesloeg, en opende langzaam zijn mond. De Kubbel staarde in het wijde gat, als wilde hij de woorden er uit trekken.

"Wat weerlem, da me daer nie eer over 'edocht ên."

???

"Da me daer nie eer over 'edocht ên", herhaalde de Vlooie langzaam en met nadruk.

"Waerover?"

"Over de Zurrekzeesche paerdeloterieë."

Nu was het de beurt aan de Kubbel om zijn pijpje op tafel te deponeeren, zijn kin te reinigen en zijn mond open te sperren.

"Wou je misschienst in de loterieë gae spele?"

"waerom nie?"

Tegen deze logica was de redeneerkunst van de Kubbel niet opgewassen en weldra was de zaak beklonken. Ze spraken af, dat ze elk een lot zouden koopen en dat de winst zou worden gedeeld als er op één der beide loten een prijs viel, zoowel als wanneer beiden gelukkig waren. Royaler en voorzichtiger kon het niet, meenden ze en ze beschouwden zich zelf als gehaaide speculanten. Liet vrouw Venus hen al in den steek, vrouw Fortuna waren ze vast te slim af!

En werkelijk. Deze grillige dame liet zich door de vrienden verschalken. De Kubbel kreeg bericht, dat op zijn lot een paard was gevallen en de Vlooie was buiten zichzelven van verbazing, toen hij las, dat hij recht had op een closetgarnituur.

"Wa 's da voo 'n dienk?"

"Weet jie dat nie

"Jie dan wè?"

"Wou 't niet. Da 's zoo'n kasse mie 'n kleppe van bove en van onder 'n stik of vier schuven".

"Wat mieter! dan bimme goed af maot".

"Noe, da glaof 'n aok!"

De lezer kan zich de smartelijke verbazing der beide vrienden voorstellen, toen de vrachtrijder Donderdags den popelenden Vlooie zijn closet-garnituur bezorgde.

"Jie mit je kasse mie vier schuven!" smaalde hij tegen den onthutsten Kubbel. "Jie weet zoo vee, weet je somtemet aok, wammen 'ier mee motte doen?"

De Kubbel zweeg.

Samen peuterden ze de rol los en begonnen het papier voorzichtig af te trekken. Toen eindelijk de ontzaggelijke papieren lintworm door de kamer gekronkeld lag, barstte de Kubbel los:

"Ik noem 't groate flauwe kul,."

"Deze keer ei jie gliek", vond de Vlooie.

"Mar 'n paerd bluuft toch 'n paerd!"

"Da zummen 'ope".

En 't was een paard. Tenminste een dierkundige zou het hoogstwaarschijnlijk wel gerangschikt hebben onder het geslacht der Equidae, familie der onparighoevigen. Want overigens....

Toen de beide vrienden van aangezicht tot aangezicht kwamen te staan tegenover hun prijs, stamelde de Kubbel "Merju! dat-is-gin-paerd, dat-is-'n-'it!"

"'t Is 'n it", beaamde de Vlooie.

De magere hit keek weemoedig van den een naar den ander, als of hij zeggen wou: "wat willen jullie toch van me?"

Zwijgend betaalde de Kubbel zes harde rijksdaalders staangeld voor het beest en zwijgend gingen ze op stap, de hit aan een lang eind touw met zich voerend. Waarheen?

Ja. waarheen! Op voorstel van de Vlooie zouden ze eerst een graantje gaan pikken om te herstellen van den schrik. Alzoo geschiedde. Ze bonden hun viervoeter aan een paal vast en betraden de gelagkamer van de taveerne "De Drie Kruikjes".

Juist toen ze hun tweede klare met suiker hadden verwerkt en aanstalten maakten om eens wat anders te bestellen, schrokken ze op door een helsch tumult op straat, Ze stuntelden naar buiten, om te zien of er iets gaande was met den hit. En inderdaad: er was iets gaande!

Een doodonschuldige straatventer, die z'n handkar beladen met aardewerk en schoonmaakartikelen, moeizaam voortzeulde, had de woede van den hit opgewekt en deze had de handkar zoo deskundig met zijn achterpooten bewerkt, dat het ding was omgekanteld en de inhoud grootendeels aan scherven op de straat lag, De eigenaar sprak zoo vlot en zei zulke leelijke woorden, dat de Kubbel en de Vlooie hem met verbazing aanstaarden. Eindelijk, toen zijn adem hem begaf, werd de man zakelijk en begon ten aanhoore van een aandachtig publiek op een stukje papier zijn schade te berekenen. Hij overhandigde de vrienden een nota van f 27.94 1/2 . En dat was dan nog inkoopsprijs, naar hij beweerde.

Een lastig geval! Zooveel geld hadden ze op geen stukken na bij zich. Wat nu? Eindelijk werden de vredesvoorwaarden aangenomen. De benadeelde venter zou zich Zaterdags op kosten van de vrienden naar Renesse begeven om te hunnen huize het bedrag af te halen. Met vriendschappelijke handdrukken verwijderde hij zich. Maar nog was alle leed niet geleden, want een politie-agent van meer dan gewone afmetingen verscheen plotseling op het slagveld en haalde een verdacht boekje te voorschijn.

"Van wien is dat paard?"

"Van mien", steende de Kubbel.

"Van ons" verbeterde de Vlooie.

"Nou en weten jullie dan niet, dat je zoo'n beest niet onbeheerd op straat mag laten staan, hè?"

Neen, dat wisten ze niet. Bij hun op 't dorp....

"Ik heb met jullie negerij niets te maken, je bent hier in de stad Zierikzee, begrepen?"

Zorgvuldig werden hun namen, woonplaats, enz. genoteerd en dankbaar aanvaardden ze het voorstel van een straatbengel om op hun paard te passen, blij, dat ze zich konden onttrekken aan de belangstelling van het publiek.

Terwijl ze sidderend hun borreltjes lebberden, schoof een luidruchtige Belgische paardenkooper bij, die een vriendschappelijk gesprek begon. Al gauw trakteerde hij en wel zoo druk, dat de vrienden de wereld in een heel ander licht begonnen te zien als te voren.

"Awel, wadden schoon biest hedde daor buite staan, manne!"

"Das 'n 'it", bekende de Kubbel.

"Awel 'nen hit, wa kan mijn da verpoepzakke - wildem nie verkoope an mijn?"

"Bie mar op".

"Kijk 'ne keer hier! Ik giev ou - alla - omda gullie 't zijt - ik giev ou vijfenveertig Hollandsche guldens schoon op de hand - en dan hedde nergens ievers gien omkijke meer naor zulle - alla - slao toe!"

En de Kubbel sloeg toe. Door een mist zag hij, hoe het geld naar hem toegeschoven werd en haastig frommelde hij het in zijn vestzak. De Belg verwijderde zich met veel lawijt en betuigingen van eeuwige vriendschap. Toen de vrienden ten slofte naar de deur wankelden. werd hun de weg versperd door den herbergier. Ze zouden warempel vergeten hebben hun vertering te betalen. Nu bleek echter, dat de vriendelijke Belg dit ook had verzuimd en de kastelein lei hun uit, dat alles wat de Belg aan nat en droog had verorberd, voor hun rekening was. Voor een losgeld van fl 6.25 liet hij ze eindelijk gaan.

Helaas! nog was de lijderskelk van dien dag niet tot den bodem geledigd. Bij de plaats gekomen, waar de omnibus voor Renesse afreed, bleek deze reeds een uur geleden te zijn vertrokken. Met wankelende schreden en de wanhoop in 't hart, namen ze de richting aan van den Krommen Koolweg.

'T SCHAVOT DER LEZERS

Mijnheer de Redacteur,

Naar aanleiding van Uw schrijven in het nummer "Ons Zeeland" d.d. 2 Febr. '29 betreffende de motorveerboot die tusschen Vlissingen en Breskens vaart, alwaar ik mij thans weer vergist zou hebben volgens door U nader ingewonnen informatie, zoo kan ik U mededeelen, dat ook door mij is geïnformeerd en dan kloppen Uwe en mijne gegeven inlichtingen niet en laat ik nu maar aan derden om uit te maken wat of de zuivere waarheid was.

De motorveerboot noem ik echter niet meer "Koningin Wilhelmina", maar "De tijd zal 't leeren".

Ik wensch echter even terug te komen, waar U schrijft, dat we vreezen, dat de heer de Vos zich op den duur een tikje heel erg belachelijk zal maken. Met dat schrijven voel ik mij echter zeer beleedigd en verzoek U beleefd deze uitdrukking wel te willen terugnemen.

Bij voorbaat dank voor Uwe plaatsing, teekent

Hoogachtend,

UEd. Dw.

A. C. DE VOS.

Middelburg.

We schreven: "We vreezen dat de heer De Vos.... enz", en niet "De heer De Vos zal zich.... enz." De meeste lezers zullen onze uitlating waarschijnlijk meer als een goeden raad voor de toekomst dan als een beleediging hebben opgevat. Op een beleediging hadden wij dan ook niet het oog. Wie wil beleedigen en voor zijn zaak durft uit te komen, veronderstelt o.i. niet, doch constateert. En ook de heer de Vos zal moeten toegeven dat het niet onze gewoonte is terwille van den schijn in orakeltaal te spreken. We verklaren hier dus gaarne dat het geenszins in onze bedoeling lag den geachten inzender te beleedigen, en tevens dat we zijn meening, die aanmerkelijk van de onze afwijkt, zelfs kunnen waardeeren!

Wie van ons beiden inzake de veerboot "Koningin Wilhelmina" gelijk heeft?

"De tijd zal 't leeren."

Hoofdred. "Ons Zeeland".

"Argus" te Vlissingen. - Uw verwijt tot de bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen zullen we niet plaatsen, omdat het te scherp is. Het zou slechts wrevel opwekken en aan de zaak zelve toch niets veranderen.