Ons Zeeland 1929, nummer 9

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

NAAR CANADA!

De Holland-Amerika Lijn maakt bekend, dat zij regelingen heeft getroffen, waardoor diegenen, die zich in Canada wenschen te vestigen, gebruik kunnen maken van de zeer gunstige gelegenheid, die geboden zal worden, om onder begeleiding van ter zake kundige personen te reizen.

DE HEER A. VAN DONGEN

van de Holland-Amerika Lijn zal de passagiers van het S.S. "Nieuw Amsterdam", 27 Maart a.s van Rotterdam vertrekkend, begeleiden, terwijl de Heer J. C. STENTEL,

Directeur voor Nederland van de Canadeesche Staatsspoorwegen, voor hetzelfde doel met het s.s. "Veendam". 8 Mei a.s., van Rotterdam zal vertrekken.

Deze Heeren zullen de passagiers in alle opzichten gedurende de reis per schip en per trein behulpzaam en bij hun plaatsing in Canada aanwezig zijn.

DE ZEEUWSCHE WEEK

Een oplossing van een autobus-kwestie; de middenstanders en de werkloosheid; een merkwaardig jubileum in Zierikzee; over vereenigingen in het algemeen en over een ijs-dito in het bijzonder.

In ons vorig nummer spraken we onze verwondering uit over het uitblijven der Koninklijke beslissing inzake de kwestie, gerezen tusschen de stoomtram Walcheren en de autobusonderneming "De Nieuwe Onderneming" over het onderhouden van den dienst tusschen Middelburg en Walcheren. Op denzelfden dag dat "Ons Zeeland" van de pers ging, kwam de beslissing af. Zij hield in dat "De Nieuwe Onderneming" den dienst moet staken en dat voortaan de stoomtram Walcheren met het vervoer van personen etc. tusschen onze hoofdstad en Domburg belast zal zijn.

Aan een langdurige kwestie, die vrij ingewikkeld was geworden in den loop der tijden, is nu eindelijk een oplossing gegeven.

x

Toen de felle vorst de werkloosheid overal deed toenemen, werden in de grootere plaatsen vrij snel maatregelen genomen teneinde de daaruit voortvloeiende ellende eenigszins te bestrijden. Ten plattelande evenwel haastten de gemeentebesturen zich niet (de enkele uitzonderingen voorbehouden). In Zuid-Beveland liet de toestand in de dorpen zich dan ook vrij ongunstig aanzien. Verschillende gezinshoofden waren door hun werkgevers tijdelijk ontslagen en in menig huisje hadden koude en honger dra vrij spel.

De leden der twee middenstandsvereenigingen te Goes, die als alle middenstandsorganisaties, in nauw contact zijn met de kleine koopers, vreesden dat het uitdroogen van de geldbronnetjes in de dorpen ook op hun bedrijven van invloed zouden zijn. Ze staken de hoofden bij elkaar en besloten de gemeentebesturen te bewerken teneinde de werkloozen aan werk en.... aan verdiensten te helpen.

Het beroep der winkeliers op de colleges van B. en W. in Zuid-Beveland had succes. Bijna direct na het bezoek der middenstanders werd overal een werkverschaffing in het leven geroepen of op andere wijze in den eersten nood voorzien.

De Goesche middenstandsvereenigingen komt hier een woord van lof toe voor haar initiatief dat het mes aan twee kanten deed snijden.

De gemeenten die buiten het ressort der vereenigingen liggen en die dus niet "bewerkt" werden, herinneren we hier gaarne aan den kleinen man die thans door moeilijke weken moet worstelen.

x

In Zierikzee is Zondag j.l. een zeer merkwaardig jubileum gevierd. Dr. J. Helder, Ned. Herv. predikant aldaar, werd n.l. 90 jaar. Deze nestor der Nederlandsche predikanten catechiseert nog steeds en neemt ook nog altijd actief deel aan het kerkelijk leven te Zierikzee. Geen wonder dat den zeer krassen jubilaris Zondag tal van gelukwenschen bereikten.

Dr. Helder is den 24 Februari 1839 te Aalsum in Friesland geboren; het gezin van zijn ouders telde later 12 kinderen. Hij studeerde aan de Groningsche universiteit en werd op 3 Juli 1864 predikant te Hellouw aan de Waal. In 1868 vertrok hij naar Wynaldum bij Harlingen tot 10 Mei 1885, toen hij te Zierikzee zijn intrede deed en daar het predikambt waarnam tot 1 Oct. 1905, toen hij na een 40-jarige ambtsvervulling zijn emeritaat nam en te Amsterdam ging wonen. Daar bleef hij echter maar een paar jaar, stelde zich wederom beroepbaar en deed 6 Jan. 1907 voor de tweede maal zijn intrede in Zierikzee. Sindsdien is hij aldaar gebleven. Dr. H. behoort tot de vrijzinnige Hervormden. Behalve predikant was hij jarenlang lid en eerelid van de "Orde van de Vrijmetselaren onder het Groot-Oosten der Nederlanden" te Den Haag, en voorzittend-meester van de loge te Zierikzee "De Ster in het Oosten". Toen hij zestig jaar predikant was, in Juli 1924, is te zijner eere in de Nieuwe Kerk te Zierikzee een marmeren gedenkplaat onthuld. Dr. Helder is ridder in de Oranje Nassauorde.

Tijdens een kerkdienst is Zondag j.l. op prachtige wijze tot uiting gekomen welk een sympathie Zierikzee dezen herder toedraagt.

x

De Zeeuw is vrij zelfstandig, hij is over het algemeen een persoonlijkheid en geen onderdeel van een massa. Dit kan men uitstekend waarnemen b.v. als de Zeeuwen feest vieren. Nergens krijgt men bij feesten zoo den indruk tegenover verzamelde enkelingen te staan dan hier. Deze zelfstandigheid verklaart ook waarom een massale meeting in onze provincie nooit aanleiding tot onverkwikkelijke tooneelen geeft. Niemand laat zich hier door de massa "opdringen" en leiden.

Deze echt Zeeuwsche karakter-trek leidt tot tal van interessante konsekwenties, die we hier thans onbesproken willen laten. Op den invloed van deze individualiteit op het vereenigingsleven willen we evenwel terloops wijzen. Is het u nooit opgevallen dat het vereenigingsleven ten onzent verre van bloeiend genoemd kan worden? De meeste clubs sterven een spoedigen dood, blijven ze na de geboorte eenige jaren in leven, dan vertoonen ze toch ziekelijke plekken.

Als vereenigingsman schijnt de Zeeuw uit hoofde van zijn karakter niet te kunnen deugen. Herhaaldelijk waren we in de gelegenheid zulks te constateeren.

Hoeveel ijsvereenigingen heeft Middelburg b.v. in den loop der jaren wel gehad? Laten we zeggen: vele. Ze volgden elkaar op met de regelmaat der graven van het Hollandsche Huis in het geschiedenisboekje. Den laatsten tijd was onze hoofdstad zonder een ijsvereeniging, en het gemis deed zich niet gevoelen vóór deze lange ijsperiode. Gelukkig waren er toen enkelen die de noodzakelijkheid van een club, als hier bedoeld, inzagen en die de oprichting er van konden bewerkstelligen.

Een nieuwe ijsvereeniging zag in Middelburg het winterlicht tot vreugde van velen. En ze werkte dermate dat ze spoedig na haar geboorte tot een succes werd.

Prachtig!

Maar.... hoe lang zal deze vereeniging nu stand houden? Zullen de Middelburgsche Zeeuwen hun alleraardigste en mooie club ditmaal eens niet laten verloopen, zoodra het ijs een jaar uit blijft?

We hopen.

Gezien de Zeeuwsche afkeer van het vereenigingsverband.... vreezen we ....

"Uitzonderingen bevestigen den regel," zegt u?

U hebt gelijk!

 

VAN EIGEN BODEM

HOE EEN DUITSCHER HONDERD JAAR GELEDEN ZEELAND ZAG

door

JAN VERMEER.

(Vervolg).

Na de zeereis van enkele uren en de wandeling door Goes liet Dethmar zich het middagmaal goed smaken. Reeds wilde hij van tafel opstaan, toen de waard met een schotel heerlijke moerbeien binnenkwam, die behalve hun voortreffelijkheid in deze stad bovendien nog een historische merkwaardigheid bezaten. En nauwelijks had Dethmar gehoord, dat deze vrucht van den vierhonderdjarigen boom van de ongelukkige gravin Jacoba van Beieren geplukt was, of hij stond van tafel op, om den boom zelf te gaan bezichtigen. Lang behoefde hij niet te zoeken; het kleinste kind kon hem den beroemden Jacobaboom bij de overblijfselen van het slot Oostende aanwijzen. Dethmar trof hem in een beklagelijken toestand aan, met half afgestorven kroon naar de eene zijde overhellend; slechts enkele takken waren nog in leven en droegen de zoete, rinsche en sappige moerbeien. Eigenhandig plukte hij enkele vruchten en bladeren van deze reliquie, en nam de plek in oogenschouw, waar het beroemde slot gestaan had, maar vond toen spoor meer van de voormalige pracht en heerlijkheid, die eenmaal aan deze plaats verbonden waren geweest.

De openbare gebouwen, het stadhuis, de kerken, de nieuwe korenbeurs, en ook verscheidene particuliere huizen trokken in meer dan gewone mate de aandacht van onzen reiziger, vooral het groote, vroolijke marktplein, dat in menige hoofd- en residentiestad op zijn plaats zou zijn. In de Groote Kerk met haar mooie orgel zag hij het gedenkteeken, dat de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen er voor den zeeheld en menschenvriend Frans Naerebout had opgericht in de wandelkerk, het niet gebruikte gedeelte van het gebouw. In particuliere huizen, waar men hem heel gastvrij binnenliet, vond hij naast de resten van een oude, eenvoudige architectuur veel orde en welstand, zin voor schoone kunsten en wetenschappen, voor muziek en teekenen, en voor lectuur. Bij een burgerman zag hij een zoo voortreffelijke bibliotheek, dat menig professor zich geen degelijker en uitgezochter zou kunnen wenschen. "Zoo vroolijk de stad in haar pleinen en straten is, zoo vroolijk is het ook in de gezinnen. Ver van schijnheilige fijnheid en dweeperij heb ik hier een verstandig, praktisch Christendom gevonden".

Den volgenden morgen begaf Dethmar zich al vroeg op weg naar Wilhelminadorp, waar de voornaamste groot grondbezitter, de heer I. G. J. van den Bosch, directeur van den polder, hem alle gewenschte inlichtingen verschafte. Het heerenhuis, de tuinaanleg, de calicotfabriek, de gebouwen waar de meekrap gedroogd, gereinigd en gestampt werd, alles trok zijn aandacht en wekte zijn bewondering op, zoo dat hij de kolonie met de beste indrukken verliet. Het overige deel van den dag besteedde hij, om onder deskundig geleide een rijtoer te maken door het eiland, die hem niet minder in verrukking bracht. "Onze weg leidde ons door rijk gezegende velden. Koren, gerst, aardappelen, meekrap verkondigden een rijkdom, die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Mooier bloemkool, vast, wit en groot, vindt men nergens. Het ooft, waarvan dit land overvloed heeft, is sappig en zacht. Maar hoe is het mogelijk, zal men vragen, dat in een land, dat zoo blootgesteld is aan wind en storm, de vruchten niet al afgeschud worden, vóór ze rijp zijn? Daarvoor is hier gezorgd. Men omgeeft de boomgaarden met een dichten haag van loofhout. Hooge, dichtbebladerde olmen, esschen, wilgen, populieren en elzen vormen muren, die de vruchtenboomen voldoende beschutten."

Het vele geboomte in Zeeland viel Dethmar op, vooral in vergelijking met Noordholland en Friesland, en hij liet zich door zijn begeleider uitleggen, wat hiervan de oorzaak was. De van nature vette akkers werden met olmen beplant, op 'n afstand van ongeveer veertig schreden van elkaar. Daartusschen werd de grond geploegd en bezaaid met de gewone veldvruchten. In weinig jaren schoten de boomen zoo hoog op, dat ze door hun schaduw den groei van 't koren of de veldvruchten schade deden. Dan werd het land tot weiland gemaakt, totdat men het geheel aan het geboomte overliet, dat weldra een dicht bosch vormde. Na veertig of vijftig jaar bracht een boom dertig gulden op; men velde ze dan, en verkocht ze aan de scheepstimmerwerven. Elke akker bracht op deze wijze een meervoudigen oogst op.

Hef trof Dethmar, dat in tegenstelling met den landbouw, de veeteelt in Zeeland van weinig belang was. In heel het gewest telde men slechts 40.000 stuks rundvee, 20.000 paarden en evenzooveel schapen. De vette kleibodem gaf werk en voedsel in overvloed; waarom zou men zich dan op de zoo veel meer riskante veeteelt toeleggen? Alleen voor huiselijk gebruik hield men rundvee; kaas werd hier in het geheel niet gemaakt.

De dorpen, waardoor zijn weg voerde, vond Dethmar niet zoo mooi als die van Holland en Gelderland, maar toch veel netter dan die hij op Schouwen had gezien. Ook de wakkere bevolking wekte zijn sympathie. De vrouwen die ik op het land heb gezien, zijn mooi. 's Zondags rijk gekleed, en zoo ijdel, dat ze, om haar taille niet te bederven, haar kinderen maar zes tot acht weken voeden en ze dan verder met pap groot brengen, waardoor klieren, wormen en andere kwalen ontstaan. Wie zou wel deze afwijking van de natuur in Zeeland gezocht hebben, dat toch toegesloten blijft voor den invloed van de groote steden en het buitenland? Zelfs in Frankrijk kent men op het platteland deze abnormaliteit niet; de steden zenden hun kinderen naar het land, om ze overeenkomstig de natuur een heel jaar lang te laten zoogen, en zelf niet in hun bezigheden gehinderd te worden.

Aan een landhuis stegen we af. Ik werd, door mijn begeleider geïntroduceerd, op het allerhartelijkst en gastvrijst ontvangen. Het huis, dat maar uit één verdieping bestaat, is licht en vriendelijk, en dient alleen voor zomerverblijf. Hoewel ik thuis nooit een tweede ontbijt neem en zelden rook, was beide me hier toch zeer welkom; zelfs was me een glas madera, dat men, met genever, na de koffie aanbiedt, niet te veel. In mijn gewone leven zou ik daarop hoofdpijn krijgen, hier monterde het me op. "Ziet u," zei men mij, "dezen trek wekt de Zeeuwsche lucht op. Zonder sterke dranken zou u hier niet lang leven, en matigheidsvereenigingen zouden in ons land zeker geen succes hebben. "Ik geloof het ook, antwoordde ik, "en ik heb het zoo juist bewezen, dat men in uw land geen maat houdt". De komst van een bediende, die aankondigde dat het rijtuig ingespannen was, maakte een einde aan dit gesprek, en Dethmar reed, beurtelings over klei-, steen- en klinkerwegen, naar Goes terug, zonder ergens tol te moeten betalen; op Zuid-Beveland moest n.l. elke grondbezitter den weg, zoo ver die langs zijn eigendommen liep, zelf onderhouden. Natuurlijk had dit tengevolge, dat men de welonderhouden wegen, die Dethmar elders in Nederland aangetroffen had, hier niet vond.

Overigens was hij over Zuid-Beveland best te spreken. "Een der gezegendste landen van de aarde", noemt bij het, "voor den handel gunstig gelegen, gescheiden van lastige naburen, rijk aan de beste veld-, boom- en tuinvruchten, en door de aanplanting van olmen, esschen, linden en beuken een lustoord, dat tegen brandende zon en ruwe winden bescherming biedt, en den grondbezitter een dubbele opbrengst van zijn land verschaft. Slechts met één vijand, een geweldigen en onweerstaanbaren, heeft het te kampen, en deze is - het water. Trekt dit met alle kracht tegen het land te velde, wie kan dan weerstand bieden? Tusschen de Ooster- en Westerschelde ingesloten, is het met groote weldoeners, maar ook met even zoo groote vijanden omgeven; zij nemen en geven naar believen, en hebben het in het jaar 1572 een groot deel van zijn schoone land geroofd, waarvan de plaats onder den naam Verdronken Zuid-Beveland bekend is." Uit de zee is Zeeland opgerezen; mag men dus het water verwijten, dat het zijn vorig bezit weer zoekt te bemachtigen? Op deze meening grondde Napoleon ook zijn aanspraken op Zeeland, dat volgers hem immers niet anders was dan aanslibsel van Frankrijk's rivieren - een conclusie die minstens aanvechtbaar is, en een opvatting die, wilde men haar laten gelden, tot wonderlijke consequenties zou leiden.

(Wordt vervolgd).

 

 

KINDERPOEZIE IN DE VORIGE EEUW

door

LEO VAN BREEN.

In de 18e eeuw breekt het rationalisme als hoofdstroom de verschillende bewegingen op geestelijk en van

maatschappelijk gebied los, en verovert zich een blijvende plaats. De nieuwe tijdgeest oefent vanzelfsprekend ook zijn invloed uit op het onderwijs. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, in 1784 opgericht, bevordert de verbetering hiervan, vooral door het uitschrijven van prijsvragen. Het behoud van 't Christendom als leidend beginsel werd eerst bij de Schoolwet van 1861 vastgesteld.

Maar reeds toen zag men het noodzakelijke van verbetering en reorganisatie.

Het buitenland, John Locke, Rousseau, Basedou waren hier voorgegaan.

Een andere opvoeding, die zich vooral richtte op een vrije vorming van den geest, werd gepropageerd. Natuurlijk vonden de nieuwe ideeën een weerslag in de poëzie van dien tijd.

In 1778 verschenen de beroemde "Gedigten voor Kinderen", van v. Alphen.

Ik geloof dat ook in onzen tijd iedereen daar nog we iets van kent. Pro memorie:

Jantje zag eens pruimen hangen,

O! als eieren zoo groot.

't Scheen dat Jantje wou gaan plukken,

Schoon, zijn vader 't hem verbood

Dat was dan wel een der aardigste. Maar de meeste zijn verschrikkelijk. Nuttige lessen, dat was hier het leidend motief. Daarom worden deze dingen ook akelig van onnatuurlijkheid. Er is geen een zusje dat tegen haar broertje zal zeggen:

Geen geld bekore ons jong gemoed,

maar heiligheid en deugd.

De wijsheid is het noodigst goed;

het sieraad van de jeugd.

Deze "poëzie" is later door de genadelooze spot van de Genestet in het vergeetboek geraakt. Toch hebben ze, in het kader van den tijd gezien, zeker waarde en beteekenen een groote stap voorwaarts op het gebied der paedagogiek.

Voor onzen tijd zijn ze niet meer van belang. Het valt echter te verwonderen, dat zelfs na den tijd dat de Genestet deze liedjes stuksloeg met zijn spot, er in Zeeland in dit genre lustig werd voortgedicht.

Het waren twee Zeeuwsche dichteressen, die zich vooral met kinderpoëzie bezig hielden. In de eerste plaats was het dan Petronella Moens, meer bekend door haar verzen in den Zeeuwschen Volksalmanak. En dan Antje Ball. Dat was een dochter van den onderwijzer te Zoutelande. Ze was blind en moest door schrijven in haar onderhoud en dat van, haar moeder voorzien. Ons oordeel moge dan ook zacht zijn. Of liever, laten wij geen oordeel vellen. Deze liedjes zijn geheel en al in het genre van v. Alphen. Eentje, van Antje Ball, moge volgen

De Onschuld.

Het lieve kind,

dat de onschuld mint,

kan men gelukkig noemen,

het schuldloos hart

slaat steeds gerust en kan in smart,

zijn grooten Schepper roemen.

Dus, lieve jeugd!

schep steeds uw vreugd,

in schuldelooze spelen,

want hij, die 't kwaad

als strafbaar in zijn jeugd reeds haat,

zal in Gods liefde deelen!

Nu, ik vermoed, dat de "lieve jeugd" een aanval op de appelboomen waagde, inplaats van dergelijke versjes te lezen.

Het is zeer opmerkelijk, dat ten Kate (de groote: J. J. L.) den grootsten lof over dit werk verkondigde. Men ziet er uit, dat de tijdgeest slechts langzaam verandert.

Maar, we moeten dankbaar zijn, en dat wilde ik alleen aantoonen. Tegenwoordig beschikt de jeugd over een zeer uitgebreide lectuur, keurig verzorgd, mooi geïllustreerd, en, wat het meeste zegt, ook vóór de jeugd geschreven. Daarom moeten we niet met verachting neerzien op de dingen die de tijd waardeloos heeft gemaakt; de gedichtjes van v. Alphen c.s. zijn een stevige brug geweest van het oude naar het nieuwe.

 

 

REIZEN IN DE OUDHEID.

(Vervolg).

'T EILAND WALCHEREN,

Walcheren is het voornaamste Eiland en als het hoofd van geheel Zeeland, niet zoo zeer om zijn grootheid (want Zuid-Beveland is van grooter omvang) als wegens zijn bekwame gelegenheid, rijkdommen, menigte van inwoonders, schoonheid, getal van steden en meer andere hoedanigheden. Het begrijpt in 't rond tien mijlen en telt 4 besloten steden n.l. Middelburg, Vlissingen, ter Veer en Arnemuiden, behalve nog d'oude steden Domburg, Souteland en West-Kappel, welke, hoewel ze nu opene vlekken zijn, nochtans hun vorige privilegiën en stadsrechten genieten. De naam van Walcheren brengen sommige af van de Walen, anderen van de Walvisschen, welker meening bevestigd schijnt te worden met het wapen des Eilands, 't geen een walvisch is.

MIDDELBURG.

Middelburg is de Hoofdstad, niet alleen van bewester Scheld, maar ook van gansch Zeeland en wordt aldus genoemd omdat ze midden tusschen de oevers der zee, daar Vlissingen en ter Veer leggen, gebouwd is, gelijk of men zei Midden- of Middelstad, want Burg beteekent een Slot, Kasteel, of sterke stad.

Haar eerste beginselen zijn onbekend, doch zoo 't op vaste gronden geoorloofd is iets te gissen, zou men durven stellen, dat ze of in 't jaar 836, als Eggard, graaf van Walcheren was, tegen de Noormannen gebouwd is, of ten jongsten in het jaar 1000, tegen de Vlamingen, die alstoen Walcheren begonnen te bestrijden. Altijd, dit is zeker en onwedersprekelijk, dat in 't jaar 1106 te Middelburg een klooster stond, 't geen daarna in een Abdij veranderd is en dat haar Inwoonders voor het jaar 1223 Burgeren genoemd zijn en Stadsrechten van hun Prinsen verkregen hadden. Deze stad bekleed de eerste plaat- onder de steden, als ze staatsgewijze vergaderen. Zij is gelegen een mijl van Vlissingen en ter Veer, en een halve mijl van Arnemuiden, uitstekend bekwaam tot den koophandel, hebbende een schoone en breede Haven van de Dampoort af tot aan de Zee, die zoo diep is, dat er met hooge water schepen van vijf en zes honderd last bekwamelijk konnen leggen. Haar sterkte is redelijk, zijnde de wallen voorzien met verscheidene Bolwerken en de Grachten rondom dezelve zeer diep en breed en vol van riviervisch.

Men ziet in de stad Middelburg verscheidene heerlijke gebouwen, onder de welken inzonderheid uitmunt d'Abdij van Onze Vrouw, als nog de zetel der hoogste Machten van dit Landschap. Want behalve de Staten van Zeeland vergaderen hier ook de Gecommitteerde Raden van Staat der Gravelijkheid van Zeeland; de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit; de Rekenmeesters van de Grafelijkheids-Rekenkamer, de Staten van 't Eiland Walcheren met de Gecommitteerden van de breede Geërfden des Zelven Eilands en de Provinciale Raad van Vlaanderen. Ook is hier in het jaar 1580 de Grafelijkheids Munt verordend.

't Stadhuis is 'een zeer aanzienlijk Gebouw, waar af de fondamenten in het jaar 1468 geleid zijn. De voorgevel is met eenige rij Oude Graven en Gravinnen gehoudene Beelden versierd en het binnenwerk zoodanig geschikt, dat het alle de vereischte gemakkelijkheden heeft.

Nevens dit stadhuis heeft men een zoo schoon Marktplein, dat diergelijke in Nederland weinig te vinden is.

Nog zijn hier verscheidene gemeend Gebouwen, als de Huizen van de Oost- en West-Indische Compagniën, de Latijnsche School, drie Schuttershovens of Doelens, het Weeshuis, het Gasthuis, Oude-mannen-huis, Tuchthuis met het Spinhuis en anderen.

Hier hebben eertijds drie Parochie- of Hoofdkerken geweest; nu wordt de godsdienst in 't Nederduitsch in vijf kerken gedaan. Ook hebben de Franschen en Engelschen ieder hun bijzondere Kerk.

De Regeering dezer Stad bestaat uit twee Burgemeesters, elf Schepenen en twaalf Raden, welke vijf en twintig Personen te samen het Lichaam van de gansche Magistraat uitmaken.

LOGEMENTEN.

De Gouden Leeuw. De Florentijnsche Lely. De Doelen. Het Huis van Domburg. De Hooge Deur. Den Helm. Het Wijnhuis. Graaf Lodewijk. 't Hof van Bourgondieën. Het Fortuintjen. Het Hof van Holland. De Soutkeet.

VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN.

Van Middelburg op Rotterdam.

Van den 1 April tot den laatsten September, alle dagen twee schepen.

Van den 1 October tot den laatsten Maart, alle dagen een schip, met goed getij.

Op Amsterdam.

Alle weker een beurtman.

Op Haarlem.

Alle Zondagen een beurtman.

Op Gouda

Alle weken een schip.

Op Dordrecht.

Meest alle dagen een schip.

Op Breda, ter Goes, Heusden en alle Zeeuwsche en Brabandsche Plaatsen, alle Dinsdagen, met het getij.

Op Vlissingen en Ter Veer.

Alle uren wagens met Passagiers.

(Wordt vervolgd).

 

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XIX.

In mijn jaren was er in de Middelburgsche Korte Delft een kleine, bescheiden boekhandel. Zoo'n donkere, verstoven zaak in een oud stadje. Er brandde altijd achterin een wankel gas-licht en de grijze, gezette eigenaar begroette mij altijd met een soort vaderlijke genegenheid. Want wij hadden tesamen één genegenheid: de dichtkunst. Hij dweepte met Bilderdijk, Tollens, Helmers, enz, en ik las en herlas in die dagen Kloos. Het was een teeder en zorgzaam-gekoesterd geheim: onze liefde voor gedichten. Om mij een genoegen te doen vroeg hij, met groote tusschenpoozen, maar hij dééd het tenminste, wel eens wat bundels gedichten in commissie.

Meestal leden deze een saai, monotoon bestaan voor enkele weken in zijn étalage en verdwenen dan weer naar den uitgever, tenzij .... tenzij ik er een boekje uithield.

's Middags na schooltijd verscheen ik in den winkel. Als hij mij zag kwam de baas al ongevraagd met een stapeltje aandragen, plakte het voor mij neer op de toonbank en voegde er meestal met een vernietigende stem aan toe: "Nou, d'r is weer niet veel bij!" Wat voor een boekhandelaar niet bepaald een handige opmerking was. Ik bladerde de bundels eens door, zat er wat in te lezen en behield wat mij leek en wat met mijn financieele draagkracht overeen kwam.

Het spijt me, het te moeten zeggen, maar ik was eigenzinnig genoeg om op zijn oordeel niet te letten, Bouten's "Lente-maan" achtte hij wartaal en Leopold's eersten bundel .... wèl, het is heel goed mogelijk, dat hij een minder fatsoenlijk woord zei.

Maar mij boeiden deze verzen, ik begreep en kòn hen lang niet overal begrijpen, maar er was een toon in, er stroomde vanuit zoo'n boekje iets naar mij toe, waardoor ik mij niet kon vergissen en waar ik alleen rekening mee hield.... later, telkens weer heb ik deze verzen overgelezen en nog altijd staan ze mij na aan het hart en begin ik meer van hen te houden.

Wie voor poëzie ontvankelijk is, wordt daarin op wonderlijk-krachtige wijze gesterkt door het Walchersche landschap, de Walchersche sfeer. Natuurlijk is het waar, dat waarachtige dichtkunst overal te genieten valt: bij het haardvuur en in de fabrieken, in de duinen en op kantoor. .. maar op een van deze plaatsen voelt gij uzelf daartoe toch lichter gedisponeerd. De omstandigheden werken mee èn. .. werken zij ergens zoo mee als op Walcheren? Ik zou bijna de paradox willen wagen, dat wie geen dichter is, wordt het daar.

Want de beste gezel der dichtkunst, waarmee deze het diepst en innigst vertrouwd is, zal toch zeker wel zijn: de stilte. En waar vindt men deze zoo intèns en zoo allesomvattend en -doordringend.

In de stilte vervormen de gedachten en aandoeningen zich als vanzelf tot woorden, geboren op een zuiver rhythme. Zij zetten zich voort. Zij beginnen te leven en groeien somtijds tot het klein en verrukkelijk wonder, dat gedicht heet. Gij weet niet eens meer waar het vandaan kwam en hoe de eerste regel in u ontstond. Plotseling was het er, en eenmaal zóó ver scheen het wel of verder alles vanzelf ging, of het een eigenmachtige leven begon, of het buiten u om ontstond en gijzelf er ver van bleef.

Ik zal natuurlijk wel overdrijven en ach, hèusch, ik weet even goed als u dat gedichten soms onder de luidruchtigste omstandigheden geboren worden, maar ik zie zoo gaarne dit verband tusschen mijn eiland en de poëzie gelegd en als niemand het dan doet, waarom zou ik dan niet eens zoo'n beminnelijke vergissing begaan?

Ik sta in deze liefde voor Walcheren niet alleen en het zal wel haast overbodig zijn om in dit verband nog eens te wijzen op Boutens' openluchtspel "Middelburg's Overgang" 1) waarin hier en daar zijn groot talent op z'n gelukkigst naar voren trad:

O aarde's eêlste vrucht, o voedend brood,

dat daag'lijks van ons weert den harden dood,

hoe vindt mijn hand de kracht u wêer te breken!

Uw smaak zal al mijn levensdagen zijn

in elk opstandig leed de medicijn,

en mijn verharde hart in tranen weeken!

Ik heb één smart geproefd, die feller is

dan 't branden van uw zelfverduurd gemis,

de pijn, die klein're pijnen doet vergeten:

eerst toen ik, eigen hongeren ten spijt,

niet stillen kon der kinderen dekrijt,

toen leerde ik u te geven en u te eten.

Een omgeving als Walcheren voedt het dichterschap, omdat men er meer dan ergens anders is aangewezen op zich-zelf, omdat de pracht van het landschap en de betoovering der zee invloed moèten uitoefenen, omdat nergens de luchten zoo mateloos koepelen en de winden over geen ander domein zoo zilt en breed waaien, omdat de menschen er iets hebben meegekregen van deze elementen zoodat hun oogen helder en zuiver zijn en hun woorden sterk van een simpele wijsheid, krachtig hun handen, omdat zij de aarde dienen en het water bestrijden ....

Geen land en geen volk is mij liever.

1) Uitgave G. W. den Boer, Middelburg.

 

DE O.Z.-PRIJSVRAAG

In ieder nummer van ons blad verschijnt een O.Z.-prijsvraag, voor de goede oplossing waarvan wij tien gulden beschikbaar stellen. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts één winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over O.Z.-prijsvragen niet in briefwisseling treden.

OPLOSSING VAN DE O. Z. PRIJSVRAAG No. 5.

Er zijn verschillende mogelijkheden om van glas-lood te maken, die echter allemaal wanneer ze aan de voorwaarden voldeden, zijn goedgekeurd.

Een der meest gekozen manieren was:

glas-klas-klos-koos-loos-lood.

Sommigen hadden woorden omgekeerd, maar dit is o.i. geen vervanging van letters.

Door omstandigheden kunnen we eerst in ons volgend nummer de uitslag van de prijsvraag mede deelen.

O.Z.-Prijsvraag No. 7

Een rekensommetje.

Van onderstaande deelsom, A gedeeld door B is C,

A = c is gegeven, dat B en C alle cijfers onder de 7 (B

bevatten; verder zijn van A het eerste en het laatste cijfer bekend, terwijl voorts de nullen der deeling gegeven zijn, hoe is nu de deelsom?

Oplossing uiterlijk 11 Maart in ons bezit. Op de envelop zetten O.Z. Prijsvraag No. 7.

 

SPORT-IMPRESSIES

IJS-Sport.

Het heeft betrekkelijk lang geduurd vóórdat de strenge vorst, die elders het water gemakkelijk deed stollen, vat kreeg op het brakke water, dat onze Zeeuwsche eilanden omspoelt en dat zich vermengt met de op de beide Schelde-monden uitkomende binnenwateren. Maar toen eenmaal het ijs figuurlijk gebroken, maar letterlijk compact en massief was, toen bleef ook geen enkele Zeeuw meer thuis en heeft men ook in Zeeland getoond, dat de ijs-sport leidt tot een heerlijk wintersch vermaak en dat de Zeeuw in het algemeen zich op de schaats uitstekend thuis gevoelt.

We hebben reeds gememoreerd de verschillende schaatswedstrijden op onze Zeeuwsche ijsbanen en met een enkel woord melding gemaakt van de oprichting der "IJsclub Middelburg". Sindsdien hebben de besturen der diverse ijsclubs getoond voor hunne taak berekend te zijn door 't organiseeren van vele onderlinge wedstrijden, schoonrij-demonstraties en gecostumeerde ijsfeesten, zoodat alom in onze waterprovincie de schaats-sport werd beoefend en de Zeeuw opnieuw heeft getoond, op sportgebied niet ten achter te staan bij de bewoners van overig Nederland.

Straks, als de ijspret weer gedaan is en de lente zich door milder temperatuur laat aankondigen, dan worden de schaatsen weer in het vet gezet en men weet niet, wanneer ze weer dienst kunnen doen. Maar er kan een tijd komen, die de herinnering naar deze strenge winterperiode weer wakker roept en waarin men verwijst naar de vele kieken van ijs-sport in 1929, zooals thans worden aangehaald de gevallen, die van een streng wintertijdperk in 1890 en 1891 moeten getuigen. Dan weten de bladen ons weer te vertellen, hoe in den barren winter van 1929 de ijssport lange weken achtereen hoogtij vierde en klein en groot de schaatsen onderbond om tochten te maken, op wedstrijden uit te komen of op andere wijze te profiteeren van dit specifiek-Hollandsche wintervermaak.

Dan ook zal men "Ons Zeeland" opslaan om te vernemen op welke wijze Zeeland zijn deel in dit vermaak beeft opgeeischt en of het stoere, Zeeuwsche ras zijn naam van sportief volk eer heeft aangedaan.

Met trots en vreugde kunnen we daarom nu getuigen, dat in en om elke stad en elk dorp in Zeeland de ijs-sport in de laatste weken aftrek heeft gevonden, omdat - zij - het helaas ten koste van geregelde scheepvaart-verbindingen er een periode is geweest, waarin de Zeeuwsche eilanden als aanelkander-gevroren waren en door middel van het ijs bijna één continentaal gebied vormden. Slechts de brakheid der wateren en de beweeglijkheid der Schelde-stroomen konden zich verzetten tegen algemeene voltrekking van dit ijs-proces, da evenwel zoo verrassend heeft gewerkt, dat de sportgenoegens die het ijs biedt, over het geheele eiland waren gedistribueerd.

Zeeland, met zijn scheepvaart, zijn visscherij, zijn oestercultuur en zijn watersport, heeft getoond, dat als de natuur zijn wateren ongeschikt maakt voor maatschappelijk en industriëel doel, de nood in deugd kan worden omgezet en in de ijs-sport vergetelheid kan worden gezocht en gevonden van beslommeringen, die men zich zelf niet aandoet.

Niemand weet of en wanneer ooit weer een ijskorst va vele decimeters dikte onze wateren in ijsbanen zal omtooveren, maar woord en beeld zullen in latere jaren getuigenis alle van de wijze, waarop Zeeland's ijssport zich heeft doen gelden.

Voetbal-lezing.

Wij annonceerden vorige week eene z.g. voetballezing, die op Zaterdag 23 Februari in Middelburg zou worden gehouden. Wij vernamen, dat deze lezing, die zou voorafgaan aan een cursus voor voetbal-scheidsrechters in Zeeland en West-Brabant, als gevolg van verschillende omstandigheden, niet heeft plaats gehad, doch ter elfder ure nog moest worden uitgesteld. Men verzekerde ons daarbij, dat dit uitstel geen afstel beteekent, doch deze leerrijke avond op nader te bepalen datum andermaal zal worden vastgesteld.

Het Nederlandsch Elftal.

Reeds twee maanden achtereen staat het competitierad van den Nederlandschen Voetbalbond stil en zoolang ijs en schaal den sportliefhebber in een andere sfeer houden dan die de voetbalsport, denkt men nauwelijks meer aan voetbal. Maar het feit, dat Zondag l.l. de Technische Commissie van den N. V. B. het Nederlandsch Elftal heeft samengesteld, dat op Zondag 17 Maart a.s. in Amsterdam tegen Zwitserland zal spelen, roept ons weer eens even tot de werkelijkheid terug. En juist omdat dit nieuwe oranje-team in samenstelling vrij veel afwijkt van de ploeg, die in de laatste jaren ons land vertegenwoordigde, willen we de combinatie, die over enkele weken zich als de "bloem van Holland's voetbal" moet ontpoppen, hier even boekstaven. Het Nederlandsch Elftal zal er als volgt uitzien:

Doel: Van der Meulen (H.F.C.).

Achter: Van Zwieteren (Sparta) en Van Kol (Ajax).

Midden: Van Dolder ('t Gooi), Halle (Go Ahead) en Van Heel (Feijenoord).

Voor: Gerritse ('t Gooi), Tap (A.D.O.), Bakhuijs (Z.A.C.), Barendregt (Feijenoord) en Van Nette (D.H.C.).

Over het algemeen dus heeft het elftal een verjongingskuur ondergaan. De oudere spelers als Harry Denis, die 53 maal de oranje-trui heeft gedragen, Elfring, die vele jaren de rechtsbuiten-plaats bezette, en Weber, die even zoo lang de linksbuiten-plaats bezette, zijn door jeugdiger spelers vervangen, terwijl Kools en Ghering, de beide Zuidelijke vertegenwoordigers, blijkbaar ook gewogen en te licht bevonden zijn.

Slechts v. d. Meuten, Van Kol, Van Dolder, Van Heel en Tap zijn oude bekenden, maar overigens komt Nederland met liefst zes debutanten voor den dag. Frisch bloed kan gewoonlijk geen kwaad, maar eene aderlating, die meer dan 50 procent van de oude substantie opeischt, doet ons denken aan het gezegde van het geneesmiddel, dat wel eens erger kan blijken dan de kwaal. Maar bedenken we, dat er nog een gezegde bestaat, n.l. "Aan de jeugd de toekomst! .. dan past slechts berusting in deze keuze, die even gemakkelijk gerechtvaardigd als misplaatst kan zijn. Dit hebben we af te wachten! En daarom leven we op hoop van zegen, wat niet uitsluit, dat we van harte hopen, dat Nederland op 17 Maart a.s. eer inlegt met z'n Oranje-mannetjes in het voorspel van den grooten klassieken strijd te Antwerpen een week later, n.l.: België-Nederland!

Voetbal op Zondag a.s.?

Met mannenmoed hebben we week-aan-week het Zeeuwsch N. V. B.-programma gepubliceerd en even manmoedig hebben we de teleurstelling gedragen, indien niet gespeeld werd. Ditmaal luiden de voorteekenen wat gunstiger, maar desondanks durven we het berucht-geworden vraagteeken nog niet weg te laten, want de hard-bevroren terreinen kunnen o. i. in enkele dagen niet op volkomen bespeelbaarheid rekenen. Zekerheidshalve laten we toch weer het wedstrijdprogramma voor de Zeeuwsche N. V. B.-clubs op Zondag 3 Maart a.s. volgen, namelijk:

2e klasse A.

Te Vlissingen: Vlissingen-Breda.

Te Middelburg: Middelburg-G.U.D.O.K.

Te Bergen op Zoom: D.O.S.K.O.-Zeelandia.

3e klasse A.

Te Middelburg: Zeelandia II-Middelburg II.

Te Neuzen: Terneuzen-Hulst

Te Goes: Goes-Vlissingen II.

LUCTOR ET EMERGO.

 

De SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-Zender!

Vindt u het interessant, te hooren;

- dat tengevolge van de hevige vorst werking ontstond in den duiker onder den spoorweg bij Vlake aan de lijn Vlissingen-Roozendaal. De treinen moesten langzaam passeeren.

- dat de raad van Tholen besloot 25 pCt. van de kosten bij te dragen in de restauratie van den toren der Ned. Herv. Kerk. Ook het kerkgebouw zelve dient te worden gerestaureerd. Daar deze restauratie evenwel een uitgave van fl 475.000.- vergt en de kerkvoogdij over te weinig middelen beschikt, zal er voorloopig wel niets van komen. Hetgeen zeer jammer is.

- dat we tijdens de koude met Zeeuwsch-Vlaanderen via Antwerpen correspondeerden.

- dat in Zeeuwsch-Vlaanderen een comité is opgericht, hetwelk gaat trachten de waterleiding-plannen omver te werpen. 0.... o.... o.... ergernis.

- dat de heer H. J. M. van Raalte bij Koninklijke machtiging erkend en toegelaten is als vice-consul van Denemarken te Vlissingen.

- dat honderden Zeeuwen Zondag j.l. een kijkje gingen nemen naar de vele schepen die nabij onze Scheldestad op dooi lagen te wachten. De vloot leverde een alleraardigsten aanblik.

- dat het P.Z.E.M.-trammetje bij deze belangstelling wel voer.

- dat te Wolphaartsdijk onder landbouwers een beweging is ontstaan die tot doel heeft zich van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij af te scheiden.

- dat het Eerste Kamerlid, de heer Polak, in verband met den brand in het stadhuis te Leiden o.a. belangstellend informeerde naar het brand-gevaar in de raadhuizen te Middelburg, Veere, Zierikzee en Brouwershaven.

- dat blijkens het voorloopig verslag van de afdeelingen der Eerste Kamer over de begrooting van binnenlandsche zaken en landbouw de senaat zich ten zeerste interesseert voor den economischen toestand in Zeeuwsch-Vlaanderen. Men wil den toestand blijvend verbeteren.

- dat de school te St. Maartensdijk gesloten moest worden wegens gebrek aan brandstoffen. De onderwijzers en de jeugd waren natuurlijk fel verontwaardigd.

- dat de Middelburgsche sigarenwinkeliers een motie tegen de wettige winkelsluiting aannamen en deze ter kennis van den minister van arbeid brachten.

- dat de suikerfabriek Zeeland te Bergen op Zoom, ondanks de moeilijkheden in de suikerindustrie, in de a.s. campagne in bedrijf gesteld zal worden.

- dat St. Maartensdijk eenige avonden in het donker zat wegens de koppigheid van een rijwielhandelaar op wiens dak een draad van de electrische leiding was gevallen. De man legde den gevallen draad aan een hondenketting vast en eischt fl 500. schadevergoeding. Hij heeft gelukkig zijn zin niet gekregen, de versperring werd vernietigd en St. Maartensdijk kan 's avonds de courant weer lezen.

- dat iemand uit Sas van Gent de sterkte van het ijs op de Canisvlietkreek met zijn Fordje probeerde. Ford triomfeerde.

- dat ook het gerechtshof te 's-Gravenhage den inwoner van Wolphaartsdijk die zonder vergunning een autobusdienst tusschen Goes en Wolphaartsdijksche Veer exploiteert, veroordeelde tot 2 maal f 10.- boete. De kantonrechter te Goes en de Middelburgsche rechtbank hadden de overtreding op eenzelfde bedrag getaxeerd.

- dat men dezer dagen wel eens mag peinzen over het gevaar, verbonden aan het zoeken naar lekkage in gasleidingen met vuur.

- dat in Middelburg van gemeentewege erwtensoep aan belangstellenden is verstrekt.

- dat bij de politie in onze hoofdstad zich een man meldde die zeide zich in Vlissingen kleeren te hebben toegeëigend.

- dat de kermis in Oud-Vossemeer door den raad niet zal worden afgeschaft.

- dat de exporteursvereeniging "Ons Belang" te Goes en de koopliedenvereeniging "De Zeeuwsche Fruithandel" te Kruiningen zijn samengesmolten tot den Zeeuwschen Bond van aardappel-, groenten- en fruitexporteurs "Ons Belang", gevestigd te Goes.

- dat de veiling te Kapelle dit jaar zal worden uitgebreid.

- dat een landbouwer in St. Annaland dezer dagen een wilde zwaan uit de lucht schoot. Het dier had een vlucht van 2.28 M.

- dat twee arbeiders uit Breskens naar Wieringen fietsten met het doel werk te vinden. Het eenige wat zij bereikten was evenwel een berichtje in de bladen, wegens het fietsen over breede bevroren wateren.

- dat een wetsontwerp is ingediend tot goedkeuring van onderhandschen verkoop door het rijk aan de gemeente Neuzen van de z.g. Affuitloods over de Burgemeester Geillstraat voor de som van fl 8280.

- dat tengevolge van een aanvaring op de Schelde, nabij Bath, Maandag een Duitsch stoomschip gezonken is. De 70 opvarenden konden gered worden.

- dat te Vlissingen een zeeman van den zeemuur van den boulevard De Ruyter nabij het hotel Noordzee-Boulevard naar beneden viel. De man, bezeerde zijn been zoodanig, dat hij naar het ziekenhuis moest worden overgebracht.

- dat de Polder Walcheren besloot een buitengewoon dijkgeschot te heffen van het onbebouwd eigendom ad fl 8,- per H.A.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

20 Febr. 't Wintert nog lekker door. Toen ik vanmorgen op stond en den thermometer, die naast de kachel in de huiskamer hangt, inspecteerde, wees die machine 5 graden onder nul aan. Tot goed begrip diene, dat de kachel uit was, welke laatste aanduiding de geijkte term is voor dit wintermeubel, wanneer hij er koud bij staat, gelijk men van menschen, die er warmpjes bijzitten, zegt, dat zij binnen zijn. Een mensch is dan ook geen kachel, hoewel hij zich vaak even gemakkelijk laat opstoken.

Met eenige moeite de kraan van de waterleiding ontdooid en daarbij eenige woorden aan het adres van den wintervorst gezegd, welke naar ik vrees zweemden naar majesteitsschennis, weshalve ik ze hier voorzichtiglijk achterwege laat.

Heb me heden zwaar geërgerd over het feit, dat onze volksvertegenwoordiging zich eenige dagen vermeid heeft met elkaar de kunstgebitten te laten zien naar aanleiding van tandtechnikers- en tandartsenbevoegdheidjes. Zijn dat nu afstammelingen van de jongens van Jan de Wit? Verwijfd geslacht, met kwik bevracht! Lange dagen vermorsen ze om met een holle kies op een soort operatie-tafel te liggen. In mijn jeugd deden we wonderen met een draadje en 'n kamerdeur en in heel verwikkelde gevallen bracht de hoefsmid met een nijptang redding; dat haperde nooit al was 't goedkoop.

21 Febr. - Schrijf lastig. Al mijn spieren lijken verrekt en terwijl ik zit voel ik mijn knieën nog knikken, niettegenstaande ik met mijn aard van constitutioneel monarch een ingekankerden hekel heb aan zulk soort vriendelijke onderdanen. Ik heb namelijk eenige baantjes gereden. Force majeur natuurlijk. Geen haar op mijn hoofd dacht er aan vanmorgen, maar de vrienden (Wybo noemt ze oneerbiedig de Liga van Cognac) die mij schaatsen en een ijsbaankaart opgedrongen hadden, begonnen mij te verdenken, dat ik het schaatsenrijden niet verstond. Dat kon ik niet op me laten zitten. Nu 't ging eerst best, maar in een minimum van tijd bevond ik mij in een formidable barst, waar ik wel uit geraakte, maar als gevolg daarvan zulke wonderlijke reflexbewegingen maakte, dat een oude dame, die mijn capriolen aanschouwde, niet begreep, dat zooiets goed kon afkomen. Ik wist op de been te blijven, doch degenen, die mij passeerden, waren minder gelukkig. Op aanraden van Breeduitstra een eere-rondje gereden met de juffrouw van E. H. B. O., die een verbandtrommel droeg. Safety first! Vervolgens haar advies aanvaard en afgebonden. Wankelend huiswaarts, maar de laster is verstomd.

22 Febr. - Vanmorgen op mijn ochtendwandeling lichte dooi geconstateerd, toen ik uitgleed en in een plas terecht kwam. Op de soos was er eenige ontsteltenis over een bericht uit Tirana, dat vertelde hoe in Albanië een troep wolven een afdeeling soldaten overvallen had en er elf van had verscheurd. Na uitwisseling van gedachten kwamen wij tot de conclusie, dat wolven, zelfs al verkeeren ze in den hoogsten nood, nog altijd hun soortgenooten ontzien, wat niet van menschen en allerminst van soldaten kan gezegd worden; majoor Hetebrij verlangde aanteekening, dat hij het er niet mee eens was.

23 Febr. - Hoera! 't dooit weer. De optimisten, die volhielden dat de strenge vorst niet zou aanhouden, kregen wederom gelijk. Krimp van Dulmen zei dat ik me eerder op het ijs had moeten begeven. Ik veronderstel dat hij een hatelijkheid bedoelde, maar dit laat me koud. Wanneer het werkelijk zoo is, dat er van mij dooikracht uitgaat, dan heb ik der menschheid een gewichtigen dienst bewezen, uitgezonderd dan de heeren die tegen vandaag of morgen een collecte langs de huizen hadden uitgeschreven voor de noodlijdenden. Dat wordt een fiasco

24 Febr. - Vanmiddag theekransje bij ons in den salon. Durf er de eerste drie dagen niet zonder huivering binnen te gaan; wie weet hoeveel reputaties daar afgeslacht zijn.

Vanavond door de radio Wagners "Lohengrin". Een vaas is van 't buffet gevallen en een scheur sprong er in 't plafond. Ik kan best begrijpen, dat de koning van Beieren, die dezen levenmaker thuis haalde, gek is geworden. Het is mogelijk nog redelijker om aan te nemen, dat de ongelukkige monarch reeds gek was toen hij zijn hart verpandde aan dien muziekindustrieel.

26 Febr. Op de soos met groote dankbaarheid het einde van den barren winter herdacht. Vooral griffier Dorias was enthousiast. In veertien dagen nauwelijks rust gehad. Telkens moest hij met inteekenlijst loopen, om te voorkomen, dat hij zelf iets moest geven. Mr. Mierick van Peuteren was afwezig. Die loopt reeds zes dagen te zoeken naar den baanveger, wien hij een gouden tientje inplaats van een cent heeft gegeven. Hij dringt bij de regeering thans aan op sluiting der grenzen.

25 Febr. - De vakvereenigingen in den lande zetten overal feestelijke bijeenkomsten op, uit dankbaarheid voor het feit, dat ondanks de wintersche ellende van den arbeidenden stand, de millioenen in de kassen der organisatie ongerept zijn gebleven. Het praatje, dat het kapitaal niet veilig is in werkmanshanden, kan dus welgevoegelijk naar den fabelhoek op den rommelzolder worden verwezen.

 

TREFFERS EN POEDELS

BEVROREN SCHELDE

Als ik stilstond aan de Scheldekust,

dag of nacht, op alle tijden,

waar ik ook mijn oog liet wijden,

zag ik golven tot het eind,

tot waar zee in zee verdwijnt.

Nu is alles ijs - de zee heeft rust,

Altijd als ik bij de Schelde kom

hoor ik hare melodieën,

ruischen hare symphonieën,

wonder droevig, wonder blij

zingt de zee van heel nabij.

Maar nu is de Schelde stil en stom.

Altijd als ik stond aan Vlissing's reê,

als ik stond in zee te staren,

zag ik daar de booten varen,

vol van leven, vlag in top,

klievend door het witte sop. -

Zwijgend liggen die nu vast - in zee.

Niets meer dan een meeuw daar op het ijs

duidt op leven - half bevroren,

dierenleed, in kou geboren. -

Als ik naar de Schelde staar,

op den killen boulevard,

schrik ik van den schrillen meeuwekrijsch.

Altijd als ik van de Schelde zong,

als ik peinsde aan haar boorden,

was er deemoed in mijn woorden,

'k zong dan met de golven mee

't lied van eind'loosheid der zee.

'k Droomde, toen ik van de Schelde zong.

WILLEM TELL II

VEREENIGINGSNIEUWS

Op 14-2-'29 is te Utrecht opgericht een Zeeuwsche Tooneelclub "Zeelandia" genaamd. Hiervoor lieten zich reeds 14 personen inschrijven.

Hiervan kunnen alléén Zeeuwen lid worden (Echtgen. en kinderen der leden worden daarmede gelijk gesteld), terwijl leden van "Ons Zeeland" te Utrecht voorkeur genieten.

Onder bepaalde voorwaarden worden niet-Zeeuwen als donateur-trice toegelaten.

Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door den voorzitter: C. L. Peeters, Koekoekstraat 11-11bis.