Ons Zeeland 1929, nummer 10

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

De gasvoorziening van Zuid-Beveland; een ander geluid over de bediening van het Wolphaartsdijksche veer; Zeeland in de Eerste Kamer.

Vroeger hebben we onze lezers reeds een en ander medegedeeld over de moeilijkheden in de gasvoorziening van Oostelijk Z.-Beveland. Men herinnert zich, dat de M.a.b.e.g., die voorheen voor het gas in deze streek zorgde, zich terugtrok en dat toen de vraag: "Hoe zal deze voorziening thans geschieden?" naar voren kwam.

Aan de oplossing van deze vraag is men vooralsnog niet toe. De deskundige gas-man uit Dordrecht, de heer Van Niftrik, heeft er wel op aangestuurd. Hij ontwierp n.l. een plan om gas te betrekken uit Antwerpen en dit in onze streken te distribueeren. De Antwerpsche maatschappij bleek evenwel slechts tot distributie bereid als behalve de Zuid-Bevelandsche dorpen twee groote afneemsters, n.l. Bergen op Zoom en Goes, tot de combinatie toetraden. Hoe Bergen op Zoom over het Belgische gas-aanbod denkt, is ons niet bekend, het Goesche standpunt echter wel. In de jongste bijeenkomst van den Goeschen gemeenteraad werd, mede naar aanleiding van een rapport van den directeur van het plaatselijk gas-bedrijf, besloten niet tot de combinatie toe te treden. We kunnen dit standpunt begrijpen, Goes heeft een gasbedrijf, dat uitstekend geoutileerd is, en goed en goedkoop gas levert. Waarom zou men zich dan tot Antwerpen wenden?

De voorzitter van den Goeschen raad deed over de pogingen van den heer Van Niftrik tot samenstelling van de hier bedoelde combinatie nog eenige mededeelingen, die niet van belang ontbloot zijn. Daaruit bleek, dat ook de dorpen niet zóó gebrand zijn op het Belgische gas en.... dat de heer Van Niftrik zich als adviseur heeft opgeworpen zonder dat men om zijn advies vroeg.

Van Antwerpen blijkt de oplossing der Zuid-Bevelandsche gaskwestie ook al niet te moeten komen.

Vermoedelijk wel uit Goes.

B. en W. van de hoofdplaats van Zuid-Beveland zullen n.l. met de gemeentebesturen der betrokken dorpen onderhandelen teneinde tot distributie vanuit Goes te komen.

Waarschijnlijk zal het Goesche initiatief zijn succes wel afwerpen. Als de dorpen de historische tweedracht eens laten schieten en als Goes aanstuurt op het produceeren van gas voor gemeenschappelijke rekening, dan zal ook deze "kwestie" -binnen afzienbaren tijd tot het verleden behooren.

Het is een prettige gedachte te weten, dat men het in Zuid-Beveland ook zonder hulp van België af kan.

x

Over de bediening van het veer tusschen Wolphaartsdijk en Kortgene hebben we in deze kolommen nogal eens gemopperd. En daar was alle reden toe. Nu echter willen we ook eens een goed woord over dezen veerdienst spreken. En niet maar zonder aanleiding! Gedurende de vorstperiode - we hebben ons zelf overtuigd heeft men aan het Wolphaartsdijksche veer buitengewoon hard en verdienstelijk gewerkt, teneinde de stagnatie te boven te komen. Als de veerboot geen dienst kon doen, werd de roeiboot gebruikt en met het eene of andere verbindingsmiddel slaagde men er steeds in Noord-Beveland voor een absoluut isolement te behoeden. In de afgeloopen weken heeft het personeel van het veer uitstekenden arbeid verricht.

Het verheugt ons zulks hierbij te mogen getuigen, omdat we aan het adres van hetzelfde personeel wel eens minder gunstige dingen hebben gelanceerd.

Eere echter wien eere toekomt.

x

De leden der Eerste Kamer hebben zich dezer dagen weer eens met onze provincie geoccupeerd en blijkens de afdeelingsverslagen hadden diverse provinciale belangen de aandacht.

Slechts het voornaamste willen we hier naar voren brengen. Eenige leden klaagden over de treinverbindingen van Zeeland. Zij wezen er op, dat goede sneltreinverbindingen van Zeeland met Rotterdam, Den Haag en Amsterdam en omgekeerd er nagenoeg niet zijn, terwijl er ook veel te weinig treinen zijn met doorloopende wagens. Wat de verbinding met België betreft, achtten zij de aansluiting van het treinverkeer van Zeeland met België te Roosendaal alleszins onvoldoende.

Ook werd geklaagd, dat de verbindingen ten behoeve van den stoombootdienst der maatschappij "Zeeland" te wenschen overlaat. Wil men het vervoer over deze nationale lijn bevorderen, dan dient het spoorwegvervoer zoodanig te worden geregeld, dat de reizigers niet worden gedwongen de route Vlissingen-Harwich te vermijden wegens de langdurige treinreis.

Door eenige leden werd gevraagd, of tegemoet kan worden gekomen aan de bezwaren van de gemeente Breskens tegen den aanleg van een emplacement voor de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij op het plantsoen in het midden dezer gemeente. Zij waren van meening, dat dit emplacement kon worden aangelegd op de oude haventerreinen.

Verder is nog de aandacht gevestigd op het nut van verbetering van het verkeer te water in Zeeuwsch-Vlaanderen.

Hopenlijk zal een gedeelte van de vroome wenschen van de Senaatsleden in de praktijk worden omgezet

HOE EEN DUITSCHER HONDERD JAAR

GELEDEN ZEELAND ZAG

door

JAN VERMEER.

IV.

Met de prettigste herinneringen aan Goes en Zuid-Beveland zette Dethmar zich om vijf uur in den namiddag in de diligence, die hem in drie en een half uur naar Middelburg zou brengen. Aan het Sloe bracht een roeibootje de passagiers naar Walcheren over, waar een andere wagen gereed stond, om hen in gestrekten draf naar Zeeland's hoofdstad te rijden. De zindelijke straten, de ruime pleinen, de huizen en het klokkenspel maakten in de avondschemering een prettigen indruk op Dethmar, die in het hôtel De Abdij zijn intrek nam. De moederlijke kasteleines liet hem een wel toebereid avondmaal voorzetten, en wees hem een zeer goede en net gemeubileerde kamer aan. Bij het ontwaken wachtte hem een verrassing:

"Toen ik 's morgens opstond en in de straten wilde kijken, bevond ik me als op het land verplaatst. Een groot, met schaduwrijke boomen begroeid plein, dat van de stad geheel afgescheiden scheen te wezen, wekte in mij de gedachte op, dat ik geheel niet in Middelburg was, en tijdens den nacht ergens anders heengebracht.

Droom of waak ik? dat was de vraag. Om tot zekerheid te komen trok ik aan de bel. Een gedienstige geest verscheen oogenblikkelijk. Door mijn vraag: "Waar ben ik hier?" veroorzaakte ik een recht komische scène, waarin echter het voortreffelijke ontbijt het beste was. Mijn reisgenooten (enkele jonge zakenmenschen, met wie hij van Goes naar Middelburg was gereisd) zochten mij weldra op en boden zich aan, vandaag, daar ze toch geen zaken konden doen - het was Zondag - mijn gidsen te zijn. "Als u mij toestaat, onder uw geleide de stad eenigszins te leeren kennen en de kerken te bezoeken, dan neem ik uw aanbod in dank aan; maar waar u vanavond heengaat, daar volg ik u niet"; want ook hier, zooals in alle grootere steden, zijn er huizen van plezier, die de ware vreugde van het gemoed verstikken.

Onze overeenkomst was weldra gesloten, en zoo gingen we door de stille straten en bekeken met opmerkzaamheid de langs ons heen gaande kerkgangers, die allengs talrijker werden en ons aankondigden, dat de godsdienstoefening weldra zou beginnen. Reeds vóór de kerk schenen vele hunner in zulk een aandachtige stemming te zijn, dat de prediker maar aan te kloppen had, om de deuren der harten terstond geopend te vinden. Hoe vroeg we ook reeds waren uitgegaan, toch kwamen we reeds te laat, om in de stampvolle kerken nog een plaats te kunnen vinden. Noch in de mooie Oostkerk, een moderne rotonde, noch in de Koorkerk, een afgescheiden deel van de zoogenaamde Nieuwe Kerk, konden we ruimte vinden om te staan. Aandacht en stilte waren over de talrijke menigte uitgebreid. Een verblijdende aanblik! Ook wij zouden geboeid zijn geworden, als we niet al te ongemakkelijk op den drempel hadden gestaan."

Alleen in de kerk van de kleine Doopsgezinde gemeente vonden zij tenslotte nog een plaats, om zich neer te zetten onder het gehoor van Professor Samuel Muller uit Amsterdam, den schoonvader van den predikant der gemeente, Ds. Cramer. De preek maakte op Dethmar een diepen indruk. Na afloop legde hij bezoeken af bij enkele predikanten, die hem allervriendelijkst ontvingen.

's Middags bezocht hij Westkapelle en Domburg, ook nu weer in gezelschap van zijn jongere reisgenooten, die op dezen tocht een jongen man, die zijn eerste zakenreis maakte, meenamen om hem, naar de wijze der Hollandse studenten, te ontgroenen. Men liet hem in een der rijtuigen stappen, plaagde hem onderweg onophoudelijk, om hem, zooals men voorgaf, op de proef te stellen, gaf hem allerlei lastige en vernederende opdrachten, en dwong hem zelfs den Westkappelschen vuurtoren van 178 treden tweemaal op- en af te loopen, onderwijl Dethmar er genoot van het wijde uitzicht over de zee. Natuurlijk werd ook de Westkappelsche dijk bewonderd.

Vervolgens reed men naar Domburg, waar de nieuweling in de herberg allerlei diensten moest verrichten, als wijn bestellen, de lampen poetsen, pijpen stoppen, en dergelijke aardigheden meer. Dethmar bezocht hier in het koor der kerk de Nehalennia-steenen, die weinig jaren later zoozeer van den kerkbrand te lijden zouden hebben. Domburg maakte in dezen tijd de eerste toebereidselen voor een zeebad.

Bij zijn rijtoer door Walcheren viel het onzen reiziger op, dat dit eiland in vruchtbaarheid ver bij Zuid-Beveland achterstond, al zag hij ook hier vruchtbare velden, met alle mogelijke gewassen begroeid. Mollen vond men toen nog niet op Walcheren; een oude wet zou met den dood bedreigen, al wie het wagen durfde dit knaagdier op het eiland binnen te voeren.

Eerst tegen middernacht kwam het gezelschap, in open wagens en in dunne zomerkleeding gekleed, bij een kouden westenwind, weer in het hôtel terug, waar Dethmar, om de beruchte Zeeuwsche koortsen te ontgaan, zich terstond te bed begaf.

Over de bereidwilligheid, waarmede men hem in Middelburg, zoowel als allerwegen in Zeeland ontving, had onze predikant slechts woorden van lof en dankbaarheid.

"O, gij goede menschen," roept hij uit, "hoe dankbaar gedenk ik uw fijngevoeligheid en uw welwillendheid! Daardoor zijn mij de Zeeuwsche eilanden en de plaatsen waar ik vertoefde, zeer lief geworden, en ik zou me niet lang bedenken, wanneer het lot het wilde, mij in dit miskende land, vooral in Middelburg, te vestigen."

Het wetenschappelijke zoowel als het maatschappelijke leven stonden in deze jaren in Zeeland's hoofdstad op een hoog peil, waarvan een groot aantal vereenigingen van uiteenloopenden aard blijk gaf.

Al interesseerde Dethmar de menschen meer dan de gebouwen en de merkwaardigheden der stad, toch vond hij nog gelegenheid, ook deze te bezichtigen. In de Nieuwe Kerk zag hij het marmeren praalgraf van Johan en Cornelis Evertsen; op de Markt bewonderde hij het prachtige Stadhuis, en in het Museum wekte meer dan één voorwerp zijn nieuwsgierigheid op: het wiel waaraan Michiel de Ruyter voor een stuiver daags als leerjongen in de lijnbaan van de Heeren Lampsins draaide, stukken hout en steenen, door paalwormen doorgeknaagd, een tak van den moerbeiboom van Jacoba van Beieren, en enkele oudheidkundige vondsten uit Domburg. De heer Pous, grootgrondbezitter en een achtenswaardig magistraatspersoon, liet hem het Oost-Indisch Huis zien, en vervolgens de werf van de Commercie-Compagnie, waarop verscheidene schepen in aanbouw lagen. Natuurlijk bezocht hij ook onder diens geleide de "Kweekschool voor den Landbouw".

Mr. Pieter Pous, die te Middelburg een groot aantal aanzienlijke betrekkingen bekleedde, een man van even groote kennis als werkkracht, had zich door nauwgezet beheer van zijn bezittingen en spaarzaamheid in den loop der jaren een aanzienlijk vermogen verworven, dat hem in staat stelde, een lang gekoesterden wensch in vervulling te doen gaan, te weten de oprichting van een landbouwkweekschool. Deze werd gevestigd op een van zijn hofsteden, Ter Mee onder Oostkappel. Hier werden jongens van 14 tot 16 jaar opgenomen, die 's winters, als er op het veld weinig te doen was, onderricht kregen in lezen, schrijven, rekenen, en in de theorie van de landhuishoudkunde, maar 's zomers voor den praktischen landbouw en de daarmee verbonden bedrijven werden opgeleid. De jongens werden niet eer ontslagen, voordat ze hun werk goed verstonden - en belijdenis hadden afgelegd. Katholieken en Joden werden niet aangenomen, niet uit bekrompenheid, maar omdat er geen gelegenheid was, ze in hun geloof te onderrichten. Wie voor den landbouw lust noch geschiktheid bleek te bezitten, stond het vrij om een handwerk te leeren, of voor scheepsjongen opgeleid te worden. Arme jongens werden kosteloos opgenomen en onderricht; voor de anderen moest 60 gulden per jaar worden betaald. Toen Dethmar de inrichting bezocht, waren onder de ongeveer 30 leerlingen ook verscheidene jongens uit het buitenland, van welke de Engelsche het vlugst van begrip en het handigst werden genoemd. De onderneming kostte den directeur, die zelf in de buurt de hofstede Ter Linde bewoonde, jaarlijks ongeveer drie duizend gulden.

Den laatsten dag van zijn verblijf in Middelburg besloot Dethmar in den kring van een familie, die hem allervoorkomendst en hartelijk ontving. Hier hoorde hij spreken over het ongegronde vooroordeel dat velen tegen Zeeland hadden, maar ook van den strijd, dien de Noormannen, de Vlamingen, de Spanjaarden, de Engelschen en de Franschen beurtelings om de heerschappij over deze provincie hadden gestreden, en die het beste bewijs was, dat dit door velen verachte land voor vele anderen van oudsher een begeerd bezit bleek te zijn geweest.

(Slot volgt).

Zeeuwen In den vreemde

Uit Pretoria ontvingen wij het volgende schrijven:

Aan die Redaksie

Ons Zeeland

Middelburg.

Meneer,

Om 'n lang storietjie kort te maak, vra ons van U die vriendlikheid om bygaande kiekie in U blad te plaas. Ons stel as oud-Seeue altijd nog baie belang in die ou bakermat en ons sal baie bly wees as U nog 'n ou plekkie in U blad vir ons oor het

Baie dankie

Die Seeuse boys.

'n Toevallige ontmoeting op Nuwejaarsdag van sewe kêrels uit die Goese land in Pretoria.

Moenie huil nie

Moenie treur nie

Want die Seeuse boys

Kom weer!

 

REIZEN IN DE OUDHEID

(Vervolg).

VLISSINGEN.

Vlissingen is de tweede stad van Walcheren en heeft in de Vergadering der Staten van Zeeland de vijfde plaats onder de stemmende steden.

Wat het beginsel dezer stad belangt, daar heeft men dit af, dat de plaats van dezelve, uitermate wel aan de zee gelegen, eerst, gelijk meest alle groote dingen kleine beginselen hebben, eenige arme visschers aangelokt heeft en dat er naderhand, om de bekwame scheepvaart welke van daar op Vlaanderen, Engeland, Frankrijk enz. gedaan kon worden, veel andere en rijker lieden, die zich met den koophandel op de genoemde Landen geneerden, zijn komen wonen.

Tegenwoordig bloeit deze Stad door haar koophandel, zoo op Frankrijk, Engeland, Spanjin als andere Gewesten en wordt Vlaanderen van alle de uit- en inlandsche koopmanschappen van haar voorzien. Voor weinig jaren heeft men hier ook de Groenlandsche Vaart en het maken van Traan aangevangen, zulks dat ze wel onder de neringrijksten van Zeeland gerekend mag worden.

Vlissingen is nu een der sterkste Steden, en heeft een der alderbekwaamste en gereede Haven van Zeeland. Zij legt een goede uur gaans van Middelburg en twee van ter Veer, aan de Zuid-Westzijde van Walcheren en gelijk als in den mond van de Zee. Voor de Haven steekt uit een lang en geweldig zwaar Hoofd, 'tgeen met groote kosten tegen de aanstooten der holle en verslindende zee bewaard moet worden.

Onder de gemeene Gestichten, anderen voorbijgaande, munt inzonderheid uit het nieuwe Stadhuis in 't jaar 1594 begonnen en na de gedaante van 't Antwerpsche, doch kleiner, gebouwd bij de groote Markt, ter plaatse daar eertijds twee kloosters gestaan hebben.

De oude Parochiekerk is, na de gelegenheid van de Stad, een groot en schoon gebouw, met een tamelijk hoogen Toren en goed uurwerk versierd. In het begin stond deze Stad onder de Heerlijkheid der Graven van Zeeland, maar is namaals, 't zij bij koop, geschenk of anders aan den Huize van Borsselen gekomen, 't geen ze, gezamenlijk met ter Veer, ettelijke jaren onder den naam van Heeren van Vlissingen en ter Veer bezeten heeft; totdat eindelijk Prins Willem I dezelve twee steden en het Markgraafschap van dien, (want van den huize van Borsselen aan het Huis van Bourgondiën gekomen zijnde, waren ze tot een Markgraafschap opgericht) met bewilliging der Staten van Zeeland, voor een groote somme gelds gekocht heeft en sedert hebben de Prinsen van Oranje hen bezeten onder den titel van Markies van ter Veer en Vlissingen.

De regeering der Stad bestaat uit een Baljuw, twee burgemeesters, negen Schepenen en dertien Raden.

LOGEMENTEN.

De eerste Peer. De Peer aan de Beurs. De Bijkorf. Den

Engel. De Gouden Appel. De Oranje-appel. Water-vliet.

VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN.

Van Vlissingen op Gent en 't Sas van Gent.

Alle dagen met het getij,

Op Zierikzee.

Alle dagen een schip.

Op Sluis, in Vlaanderen.

Alle dagen twee Schepen met het vallend water. Anders met de veerschuit op Breskens en met de wagen van Cassand op Sluis en over te varen. Op deze wijze kan men spoedig naar Braband komen.

Op Ostende.

Alle weken een schip.

Op Duinkerken.

Alle weken een schip.

Op Dort en Rotterdam.

Alle dagen op elke Plaats een schip.

Op Amsterdam

Om de veertien dagen een schip.

Met wagens

Van Vlissingen op Middelburg, alle uren,

VEERE,

Vere, ter Veer, of van der Vere, is de derde bemuurde stad van 't Eiland Walcheren en bekleed de zesde plaats onder de stemmende Steden in de vergadering der Staten van Zeeland. Zij is gelegen in 't Noord-Oosten, op den oever der Zee, een uur gaans van Middelburg en twee van Vlissingen. De inwoonders dezer drie steden kunnen malkander langs een goede bestrate weg, strekkende van de eene Stad tot de andere, bekwamelijk bezoeken.

't Schijnt dat deze Plaats eertijds van eenige arme veerlieden en visschers, tot gerief der reizende lieden, bewoond is geweest, waardoor ze eerstelijk een Buurt of Gehucht, daarna een schoon dorp werd, en vervolgens stadsrechten bekomen hebbende, is ze in het jaar 1368 bemuurd en ten laatste tot den naam en eer van Markiezaatschap verheven,

Deze stad ligt aan de eene zijde vlak aan zee, waardoor zij, sedert haar begin, altijd een bekwame diepte om met schepen aan te komen, gehad heeft. Naderhand is de Haven, tot bevordering van den Koophandel allengs dieper en wijder gemaakt, zulks dat ze nu een der besten van Zeeland is, daar groote schepen kunnen uit- en inkomen.

De Heeren uit den Huize van Borsselen hebben alhier een groote en schoone Kerk van witte harde arduinsteen doen bouwen, van binnen met kunstige galderijen, steenen overwelfselen, pilaren, trappen en buiten met twee torens versierd, zulks dat het wegens zijn voortreffelijkheid een aanmerkenswaardig werk is.

Doch deze Kerk heeft het noodlot van vele andere diergelijke gebouwen niet kunnen ontgaan; want in den jare 1684 op een Zaterdag, 's avonds omtrent 6 uur door den brand aangetast zijnde, werd ze voor een groot gedeelte vernield en de Toren tot op de hoogte der Kerk weggebrand. Doch men heeft ze sedert weder doen opbouwen, doch met houten gewelven, gelijk men in andere kerken ziet en staat ook de Toorn, dewijl ze altijd voor een baak verstrekt heeft, weder met een spits opgetrokken te worden.

Aan de Westzijde van de Markt, die ruim en luchtig is, staat een schoon en heerlijk Stadhuis, begonnen in het jaar 1470 uit harde witte arduinsteen gebouwd. Hier ziet men de Heeren van deze Plaats (de Heeren van Borsselen) met hun Gemalinnen kunstig in steen afgebeeld. In het jaar 1599 is bij dit Raadhuis een uitnemende schoone Toorn gebouwd.

In 't jaar 1594 is hier ook een treffelijk Huis met een Toorn voor arme Weezen, Oude Mannen en Vrouwen, Krankzinnige en andere onmachtige menschen gebouwd en twee jaren daarna een nieuwe Vleeschhal, boven met schoone Kamers, daar sommige Gilden vergaderen. Hier zijn ook drie Schuttershoven. Voorts is deze Stad, zo aan de zee- als landzijde, geweldig sterk, en voorzien van alle noodwendighedén tot afkeering van vijanden. Men heeft hier ook twee bekwame sluizen om het zeewater naar nood en gelegenheid uit en in te laten. Landwaarts zijn 3 poorten en aan de zeekant een, daar alle schepen van Dort, Zierikzee en meer andere Plaatsen aankomen.

De oude Heeren van deze stad plachten hun woonplaats buiten de stad te hebben, op een zeer schoon en welgebouwd Huis, "'t Hof van Zandenburg" genaamd, 't geen door den oorlog ten eenenmale vernield is.

Belangende de Regeering, die bestaat bij een Baljuw, twee Burgemeesters, negen Schepenen en vier en twintig Raden.

LOGEMENTEN.

De Gouden Kroon. De Trouw. De Goude Harp, St. Joris. Den Toorn. De Oranjeboom. De Vier Heemskinderen. Zierikzee.

VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN,

Van Ter Vere op Dordrecht.

Met de nieuwe of volle maan, gedurende de 4 zomermaanden, (Mei, Juni, Juli, Augustus) vaart het eerste schip af 's morgens ten 6 uur en het tweede ten 10 uur, maar indien het Zondag is, altijd het tweede schip een uur vroeger. Een dag daarna, 's morgens ten half 7 en ten half elf uur. Twee dagen daarna ten 7 en 11 uur. Drie dagen daarna ten 8 en 12 uur. Vier dagen daarna ten 9 en 1 uur. Vijf dagen daarna ten 10 en ten 2 uur. Zes dagen daarna ten half 11 en ten half 3 uur. Met het kwartier ten elf en 3 uur. Daags na het kwartier ten 12 en ten half 4 uur. Twee dagen na 't kwartier wordt deze order veranderd en vaart het eerste schip af 's morgens ten 6 uur en het tweede 's namiddags ten 2 uur, Drie dagen na 't kwartier ten half 7 en ten half 3 uur, doch zoo het Zondag is ten 7 uur, enz. enz.

Gedurende de 8 wintermaanden vaart er maar een schip des daags van Ter Vere op Dordrecht, te weten van den eersten September tot den laatsten April.

Op ter Goes.

Alle dagen een schip.

Op Zierikzee.

Alle dagen een schip.

Op Middelburg.

Alle weken een schip en alle oogenblik wagens.

Op Rotterdam.

Alle dagen een schip.

ARNEMUIDEN.

Het tegenwoordig of nieuw Arnemuiden (want van het oude, 't geen in het jaar 1438 ten tijde van Gillis van Arnemuiden, zijn laatsten waren en natuurlijken Heer, door het geweld der waterstroomen 't eenemaal onderworpen is, willen wij nu niet spreken) is een Plaats, die nog voor weinig jaren een Haven gehad heeft, welke door gansch Europa vermaard was, wegens het oneindig getal der Schepen van

alle Naties, die daar dagelijks aankwamen en afvoeren, zoodat men er dikwijls vier- of vijfhonderd groote schepen zag liggen. Maar het diep allengskens verloopen zijnde, is ze tegenwoordig in zo soberen staat geraakt, dat er de huizen vervallen en dat ze nauwelijks de waardigheid van een Dorp meer kan bekleeden.

De Kerk is een fraai Gebouw, gemaakt ten tijde, toen de Stad met wallen besloten werd, te weten onder Prins Willem I, omtrent het jaar 1574. Ook is er een aanzienlijk stadhuis.

't Aanmerkenswaardigste alhier is een zekere Kloot aan den Toorn, welke den loop der Maan aanwijst, die zeer beroemd is door liefhebbers der zelver kunst.

LOGEMENTEN.

De Stad Antwerpen. De Pool.

ZEEBURG OF RAMMEKENS.

Als Arnemuiden onder het gebied van Middelburg stond en ook te voren, was tusschen die steden en Vlissingen hier een goede en bekwame Reede, Rammekens genaamd, zeer vermaard omdat men er alle groote schepen in zekerheid kon brengen.

Om deze Haven en Schepen te beter te beschermen, heeft Maria, de Koningin van Hongarijen en Gouvernante der Nederlanden, uit de naam van haar Broeder Keizer Karel V aan het strand van Walcheren, tusschen Middelburg en Vlissingen, een Sterkte of Kasteel, Zeeburg of Blankershoek genaamd, doen bouwen. Dit Kasteel heeft aan d'eene zijde de Zee, en aan d'andere de schoone Landerijen van Walcheren, zulks, dat het op een vermakelijke plaats gelegen is. In de grootste stormen liggen hier de Schepen dicht onder de muren, daar ze voor 't woedende onweer bevrijd zijn. In 't jaar 1573 is Rammekens door Karel van Boisot voor den Prins van Oranje met schieten tot een goed verdrag gedwongen en ingenomen. Twaalf jaren daarna, te weten in 1585 werd het, nevens Vlissingen en den Briel aan Elisabeth, Koningin van Engeland, verpand, die er ook haar bezetting in lei, welke daar zoo lang bleef totdat de Heeren Vereenigde Staten deze Plaats en de gemelde Steden in het jaar 1616 ten tijde van Konink Jacobus, weder losten en bevrijden en aldus werd dit Kasteel weder in de macht der Staten gesteld.

LOGEMENT

De Prins.

'T EILAND THOLEN.

Dit Eiland is zoo groot niet als Zuid-Beveland, hoewel het nochtans vermeerderd is met dat van St. Maartensdijk, daar het weleer met een tusschenloopend water van afgescheiden placht te wezen. Nog zijn aan hetzelve mettertijd ook aangedijkt geworden de Polders van Poortvliet, Vossemeer en Stavenisse, ieder met een Dorp van gelijken naam bezet. Op dit Eiland Tholen ligt Ter-Tholen, een der grootste Steden van Zeeland, hebbende de vierde Plaats in de vergadering dezer Provincie. Aan haar oudheid is niet te twijfelen, schoon haar oorsprong nu niet te vinden zij. Haar naam, zoo 't schijnt, heeft ze van den Tol, dien men aldaar aan de Graven van Zeeland placht te betalen. Zij is gelegen twee mijlen van Bergen-op-Zoom, en voor eenige jaren zeer sterk gemaakt, zulks dat ze wel onder de verzekerdste grenzen van Zeeland tegen alle vijandelijke aanslagen gerekend mag worden. De ingezetenen geneeren zich meest met den Landbouw.

Deze Stad wordt geregeerd door een Baljuw, twee Burgemeesters en acht Schepenen. De negende is d'eene Burgemeester. Hier is ook een Rentmeester van de Domeinen over Tholen en Vossemeer en daaromtrent, 't geen gemeenlijk aan 't Baljuwschap dependeerd, doch is een bijzonder officie. Ook woont hier de superintendant van de Landmachten over het geheele Eiland, die twee ondermajoors, een tot St. Maartensdijk en een tot Poortvliet heeft.

LOGEMENTEN.

't Wapen van Zeeland. En op de Markt, en omtrent de poorten.

ST. MARTENSDIJK.

Is de tweede bemuurde Stad van dit Eiland, doch kleiner dan Ter-Tholen. 't Is een klein, maar vermakelijk Stedetje, in een schoone landsdouwe en midden in 't geboomte gelegen, toebehoorende met de bijgelegene Heerlijkheid van Scherpenisse, aan den Prins van Oranje, als erfgenaam van den Huize van Buren, die derhalve aldaar zijn Drost en andere officieren heeft, om de Stad te bezorgen en in zijn naam te bestieren.

LOGEMENTEN.

In Tromp. En vooraan bij het inkomen van de Haven.

Steden der Generaliteit

SLUIS.

Sluis, een zeestad, gelegen drie mijlen van Brugge en vijf van Middelburg in Zeeland. 't Was een goede en rijke Stad, maar door d'oorlogen en tweedracht tegen de Bruggelingen haar macht en sterkte verloren hebbende, werd zij door den koop, met den Landsheer gedaan, onderdanig aan Brugge. Deze Stad heeft een zeer voortreffelijke Haven, het Swin geheeten, die in gansch Europa weinig haars gelijken heeft en wel vijf honderd Schepen bekwamelijk in haar boezem kan houden; mitsgaders tot haar bescherming een sterk Kasteel, daar den Hertog van Bouillon en den Admiraal Casper de Coligny, in den Slag van St. Quintin overwonnen, gevangen zaten.

De Prins Maurits van Oranje heeft deze Stad in het jaar 1604, onder het gebied van de Staten der Vereenigde Nederlanden gebracht.

LOGEMENTEN.

De Gouden Kroon. In Brugge. De Roode Leeuw. In Ostende. De Stad Vlissingen.

VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN.

Van Sluis op Vlissingen.

Alle morgens en middags een Schip, met het tij.

AARDENBURG.

Eertijds geheeten Rodemsberg, ligt een mijl van Sluis en omtrent drie van Brugge. 't Is een klein Stedetje en wederstond echter op het eind van de maand Juni des jaars 1672 alleenlijk met 50 krijgsknechten en omtrent 200 Burgers, een verwoeden aanval van over de 4000 Fransche Ruiters en met een secours van omtrent 150 man versterkt zijnde, een tweeden storm van meer als 8000 man, met zulk een kloekmoedigheid, doende ook zelfs de vrouwen en kinderen het hunne er toe, dat er de Franschen, de gevangenen en gekwetsten er onder gerekend, over de duizend man voor lieten zitten. Tegenwoordig zijn er de vestingwerken al geslecht.

LOGEMENTEN.

In de Prins. In Sluis.

'T SAS VAN GENT.

't Sas van Gent voert dien naam omdat het de nieuwe vaart voor een Sluis of Schutting verstrekt. 't Is een machtige sterkte voor Gent, een vastigheid voor 't Land van Waas en een Slot voor Vlaanderen.

De heeren Staten der Vereenigde Nederlanden en Zijn Hoogheid de Prins van Oranje, raadzaam gevonden hebbende deze Sterkte te belegeren, om gewonnen zijnde, daar langs een ingang tot Vlaanderen te krijgen, begaf zich Zijn Hoogheid in het jaar 1644 derwaarts, belegerde de Plaats en dwong die van binnen dezelve met verdrag aan hem over te geven.

LOGEMENTEN.

De Gouden Appel. De Koning v. Engeland. De Passagier.

VAARTEN OP ANDERE PLAATSEN,

Van 't Sas op Vlissingen.

Alle dagen, met het getij.

Op Gent.

Alle dagen, na het aankomen van het Schip van Vlissingen.

HULST.

Hulst, vier mijlen van Rupelmonde is een der oudste steden van Vlaanderen. Zij is de Hoofdstad van Hulster-Ambacht, daar dertig Dorpen onder zijn, waar af er Hulst zeven heeft. De Stad is verscheidene malen verbeterd, versterkt en tamelijk van volk en huizing verrijkt en in den tijd van Alba een Frontiersplaats geworden, die veel ellende en vijandelijke aanstooten geleden heeft.

Deze Stad is in het jaar 1645, nadat ze den Staten in 1595 door de Spanjaarden ontweldigd was, door den Prins v. Oranje, na een belegering van omtrent een maand, weder onder derzelver gehoorzaamheid gebracht.

LOGEMENTEN.

's Lands Huis.

 

Treffers en poedels

DE MODE VAN AFGHANISTAN

De koning van Afghanistan

is een modern, voortvarend man

en houdt van nieuwigheden.

Hij heeft het thuis eens goed gezeid:

Afghanistan is uit den tijd

met z'n vermolmde zeden.

De koning van Afghanistan

die trok toen een colbertje an

en zei: Dat is nou mode. -

Een Chaplin-snor, een dandy-hoed,

behoorlijk linnen ondergoed,

iets anders is verbode. -

Hij heeft Europa doorgespoord

en zag hoe eene vrouw behoort

zich aan (of uit) te kleeden.

De sluiers van Afghanisland

verwees bij naar de lappenmand

om meer dan eene reden. -

Het fijnste van Afghanistan

daar maakte bij een einde an,

ten koste van de heeren.

De meer-dan-eene-vrouw-ernij

verbood hij in z'n maatschappij,

dus één gelijk, meneeren!

De ouwe leer van Mohammed

werd stiekum aan den kant

gezet ondanks haar oude rechten.

De priesters riepen: Wacht eens man,

dat gaat niet an in Ghanistan,

dáár zullen we voor vechten!

De koning van Afghanistan

werd daar een zeer gehate man,

behalve door de vrouwen,

Men heeft hem haast om zeep gebracht,

hij sliep geen uur meer van den nacht,

't begon hem te berouwen. -

Nu heeft men daar geproclameerd,

Dat al het nieuws, wat werd geleerd,

Ter vullisbak verklaard werd,

Dat heel z'n onderwijzerij,

z'n Westerlandsche reizerij

een muisje zonder staart werd. -

De mannen van Afghanistan

die hebben weer de bullen an

van hunne ouweheeren. -

Ze hebben nu weer als voorheen

een vrouw in 't meervoud om zich heen

en weten 't te waardeeren. -

De vrouwen echter zijn bedroefd,

ze hebben liberté geproefd

in het moderne leven.

Eéns komen zij, hun mannen moe,

te samen naar Europa toe

om ons hun hart te geven. -

WILLEM TELL II.

 

SPORT-IMPRESSIES

Rust-Roest.

Voor 't eerst in 1929 heeft Zondag l.l. de voetbal weer officieel gerold. Weliswaar nog lang niet algemeen, maar het bleek toch goed gezien van den Nederlandschen Voetbalbond om ditmaal het competitierad niet stop te zetten, doch aan de consuls en scheidsrechters de keuring der terreinen over te laten en daarbij op het beleid dezer functionarissen te rekenen.

Hoewel slechts een gering percentage der te spelen wedstrijden onder deze omstandigheden doorgang heeft gevonden, deels omdat de gesteldheid der terreinen spelen nog gevaarlijk maakte en deels omdat hier en daar de ijs- en sneeuwlaag nog niet was opgelost, zoo is toch weer een begin gemaakt met het programma, dat door den negenweekschen stilstand, aardig in het gedrang is gekomen.

Wat wij van dezen eersten voetbal-Zondag gezien en gelezen hebben, heeft voor de zooveelste maal de stelling, dat rust roest bevestigt, want over het algemeen bleek het geleverde spel veel onder de langdurige stagnatie te hebben geleden. De beenen waren stijf, het uithoudingsvermogen was onvoldoende en de techniek onverzorgd. Het is evenwel niet onze bedoeling om dit logische verschijnsel na eene periode, waarin den speler elke oefen-gelegenheid werd onthouden, te veroordeelen, maar het heeft bij vernieuwing intusschen weer eens het licht doen vallen op een euvel, waaraan de tegenwoordige de voetbalgemeenschap laboreert, n.l. de fout om niet te oefenen.

In de negen weken, die achter ons liggen, was oefenen op het veld vrijwel onmogelijk. De terreinen waren keihard, de ijssport vierde hoogtij en de felle koude maakte het verblijf op een voetbalterrein tot geen onverdeeld genoegen. Bovendien is niet elke vereeniging in de gelegenheid, de z.g. indoor-training op hare spelers toe te passen en door lichte athletische en gymnastische oefeningen de spieren te stalen en het lichaam lenig te houden. Met recht kan hier dus van een gedwongen rust gesproken worden, die roesting tot gevolg heeft gehad. Maar een zoo lange rustperiode is nog nimmer voorgekomen en zal zeer waarschijnlijk wel een unicum blijven in Neerland's voetbalhistorie. En toch zijn wij de overtuiging toegedaan, dat dit hiaat in den voetbal-regelmaat zich minder ernstig zou hebben doen gevoelen indien ook in gewone omstandigheden dus zonder vorst - de huidige voetbalspelér zich meer en regelmatiger toelegde op oefening.

De tijd, waarin wij zelf het cricket-bat of de hockeystick hanteerden en ons onder de vlag van Koning Voetbal schaarden, ligt verre achter ons, maar eene vergelijking van dien goeden, ouden tijd met den tegenwoordigen valt onmiskenbaar uit ten voordeele van onze periode. Er ging geen Woensdag of Zaterdagmiddag voorbij, waarop we niet oefenden. Altijd was een groot aantal leden aanwezig, om een oefenpartijtje te spelen of door op-zich-zelf-staande oefeningen onze sport te onderhouden.

Hoe is het tegenwoordig gesteld

Blijven wij slechts bij de voetbalsport, dan kunnen we aanstonds vaststellen, dat van oefenen zoo goed als geen sprake meer is en onze voetbalterreinen buiten den wedstrijddag eenzaam en verlaten liggen. De tegenwoordige voetballer vergenoegt er zich mede, ééns per week, vaak zelfs slechts éénmaal in de twee of drie weken, de voetbalschoenen aan te trekken, n.l. ten behoeve van een wedstrijd, die anderhalf uur spelens vraagt. Hij noemt zich sportman en liefhebber van het voetbalspel, maar vindt het vaak inspanning inplaats van ontspanning, als hij in een wedstrijd moet uitkomen. Hij speelt anderhalf uur voetbal in zeven tot eenentwintig etmalen en meent daarmede te kunnen volstaan om zijn techniek te onderhouden of te verbeteren of zijn spelpeil op te voeren. Het behoeft nauwelijks betoog, dat deze opvatting even onjuist is als de meening, dat regelmatige oefening hem als speler niet in waarde doet stijgen.

In ons maatschappelijk leven kunnen we herhaaldelijk ondervinden, dat rust doet roesten en stiltstand tot achteruitgang leidt. En in de sportbeoefening is dit in niet mindere mate het geval. Een biljardspeler, die niet oefent, maakt een slechte kans als hij zich in een wedstrijd met anderen moet meten; een roeier, die niet traint en zijn body niet fit houdt, heeft voor de roeisport weinig waarde; een athleet, die niet geregeld een baantje loopt en zijn ledematen conserveert, doet beter, de athletiek vaarwel te zeggen en een voetballer, die de sport zijner keuze dient door slechts anderhalf uur per Zondag zich aan het spel te wijden, kan nooit een hervorragend speler worden,

Van de door onze Zeeuwsche elftallen op Zondag l.l. te spelen wedstrijden hebben slechts twee ontmoetingen plaats gehad. In de belangrijkst dier twee, n.l. den wedstrijd Vlissingen-Breda, kwam duidelijk de ongeoefendheid der spelers naar voren. De Breda-spelers, van wie wij vernamen, dat zij vrijgeregeld tusschentijds oefenen, bleken heel wat minder te hebben geleden onder de stagnatie dan onze Zeeuwen, die zoo goed als nooit, buiten den wedstrijd, gezamenlijk, dus in elftalverband, zich toeleggen op spelverbetering. De 3-1 nederlaag, die Vlissingen te slikken kreeg, is hieraan niet vreemd, de bal werd onvoldoende geraakt, de balcontrole was slecht en het uithoudingsvermogen was een aanklacht tegen goede sport-opvatting.

Het euvel van niet-oefenen is niet specifiek Zeeuwsch; het is helaas doorgedrongen tot in alle hoeken en gaten van ons land en vindt nog slechts equivalent in de beoefening van het voetbalspel in dorpen, waar dit nog min of meer in zijn primairen staat verkeert en dus nog louter om het spel als zoodanig wordt gespeeld.

Rust roest! Zelfs een rust van zeven dagen is voor een voetballer, die het ernstig meent met zijn sport, veel te lang. Hij ondervindt dit in de eerste plaats reeds gedurende de anderhalf uur, waarin zijn krachten op te groote proef worden gesteld, maar in nog grootere mate, wanneer rustperiodes van vele weken hem van het voetbalveld verwijderd houden.

Langzamerhand zet het competitierad zich weer in beweging en over enkele weken draait het hopenlijk op volle kracht. Een welgemeende raad zij hier onzen honderden en honderden Zeeuwschen spelers gegeven; Uwe terreinen zijn weer bespeelbaar, trekt de voetbalschoenen aan, spoedt u naar de plaats, waar bal en palen u wachten, trapt de beenen los, legt u toe op de verwaarloosde balbehandeling, oefent u in de balcontrole, snelheid en techniek en bedenkt, dat daarmede uw sport gediend wordt en de moeilijkheden, die de rust van weken heeft veroorzaakt, voor een niet onbelangrijk deel kunnen worden overwonnen.

Voetbal op Zondag as.

Een belangrijk Bondsprogramma staat den Zeeuwschen clubs op Zondag 10 Maart a.s. te wachten. Het luidt als volgt

2e Klasse A.

Te Middelburg Zeelandia-Dongen.

Te Roosendaal RB.C,-Middelburg.

Te Tilburg; G.U.D.O.K.-Vlissingen.

3e Klasse A.

Te Vlissingen: Vlissingen II-Hulst.

Te Neuzen: Terneuzen-Walcheren.

Te Goes: Goes-Zierikzee,

Te Middelburg: Middelburg II-S.I.N.O.T.O.

Laatstgenoemde wedstrijd vangt aan ten één ure.

LUCTOR ET EMERGO.

 

DE O.Z. PRIJSVRAAG

In ieder nummer van ons blad verschijnt een 0.Z.-prijsvraag, voor de goede oplossing waarvan wij tien gulden beschikbaar stellen. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts één winnaar opleveren. Inzendingen moeten geadresseerd worden aan de Administratie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over 0.Z.-prijsvragen niet in briefwisseling treden.

Aangezien we in ons vorige nummer den uitslag van de 0. Z.-Prijsvraag No. 5 niet konden mededeelen, vermelden we thans, dat de prijs door loting ten deel viel aan:

MEJ. D. ODINK - SCHOONDIJKE

Oplossing van de 0. Z.-Prijsvraag No, 6.

Door scha(de) en schande wordt men wijs,

Jawel, met dien verstande,

Dat men de schade stel' op prijs

En God dankt voor de schande,

Want wie de scha(de) zich zelf verheelt,

Van schande niet wil hooren,

Wordt door de les, hem toebedeeld,

Nog dommer dan te voren.

Door loting viel de prijs ten deel aan:

MEVR. VAN DOORN - "PASTORIE" ST. PHILIPSLAND.

Sommigen maakten niet ten onrechte de opmerking, dat er enkele onjuistheden in zijn:

lo. is het bekende gedicht van de Genestet hier en daar een beetje vervormd.

2o, de pudding, staande voor de rij tanden, beteekende: versch, dus met sch, terwijl verstande zonder ch wordt geschreven.

Verder dat aan het eind staat: dan te vooren, terwijl het toch is dan te voren.

Tenslotte staat er wanneer men goed leest: de les hem toebeddeeld, wat natuurlijk moet zijn toebedeeld.

Deze onjuistheden zijn natuurlijk voor rekening van den inzender der rebus.

Velen hebben echter niet begrepen dat gedeelte waar stond: Stel' op prijs, en schreven gewoon: prijst. Dit is o.i. fout, want het stond er toch duidelijk genoeg. Op prijs stel' hebben w echter goed gerekend.

 

 

UIT EEN JEUGD

Herinneringen aan Zeeland

door

JAN R. Th. CAMPERT.

XX.

Vluchtelingen.

Het was in de eerste oorlogsjaren en wie uwer zou het zich niet meer weten te herinneren?!

Holland, het had zijn neutraliteit weten te behouden. Het lag rustig en veilig ter zijde van het oorlogsgewoel. De brand woedde buiten onze grenzen en al merkten wij wel iets van haar verzengenden gloed, het ergste ging ons - Goddank - voorbij! Achter onze beschermende grenzen waren wij een volk dat weinig te vreezen had....

Wij staan bekend om onze nuchterheid, om onzen practischen blik op aardsche aangelegenheden. Ik heb het altijd als een compliment beschouwd en doe zulks nog, maar soms wordt toch het verstoktste hart week, worden oogen vochtig, die men nooit daarvan verdacht zou hebben, trilt een hand, onverwacht en verrassend, die men altijd vast en sterk heeft gekend. Het zijn voor ons, Hollanders, altijd diè oogenblikken geweest dat er een beroep op onze hulp, op ons menschelijk meegevoel werd gedaan. Een dergelijke bede schijnt onmiddellijk een sentimenteele snaar in ons te doen trillen en ik heb er ons volk des te liever om. Werd het onlangs weer niet bewezen bij de Prins-der-Nederlanden-ramp en zijn er geen voorbeelden te òver van?

Van een dezer voorbeelden wil ik u ditmaal vertellen. Het relaas past in het kader dezer herinneringen en wellicht is het goed om er juist op dit moment aan te denken.

U moet weten: ik houd niet van politiek, ik houd nog minder van diplomaten. Er zijn vrouwen, die er anders over denken. Ik wil geen namen noemen....

Diplomaten zijn hoffelijk en goed-geschoren, ze hebben verstand of niet, maar zèker ridder-ordes, En dat is veel waard!

D'r zit altijd een luchtje aan. Niet alleen aan hun goedgesoigneerde hoofden.

Daar hebt u nou het laatste heibeltje: dat ontdekte, militair verdrag. De ééne partij (en waarom zou zij het uit haar duim zuigen?) houdt vol het gezien te hebben, de andere ontkent het bestaan. Zij zegt enkel! Het is niet waar! En voor de rest maken zij ons uit voor alles wat leelijk is..

Maar ik zou de rechtbank wel eens willen meemaken, die een beklaagde vrij spreekt alleen omdat hij (zonder eenige motiveering) zegt dat de ander liegt. Bewijzen! En anders - gelijk dat in de wets-terminologie luidt - "achten wij het ten laste gelegde bewezen en veroordeelen wij beklaagde tot. . . ."

Er was één middel geweest om afdoende de beschuldiging te weerleggen, n.l. de oogenblikkelijke publikatie der militaire interpretatie. Misschien gebeurt dat ook nog wel (of is het reeds gebeurd wanneer dit nummer verschijnt) en dan zullen wij het hartverheffend schouwspel beleven van de smettelooze verrijzing der zoo snoodelijk miskenden. Maar dan zeg ik: in de verstreken dagen zou ik best kans zien om honderdduizend onschuldig-klinkende militaire uitleggingen te verzinnen.

Een stelletje sabel-maniakken hadden het mooie, correcte plannetje bedacht en de gladde diplomaten wisten er niks van. Ze weten nooit ergens iets van. Dat zeggen ze tenminste. Behalve als het gaat over den wereldvrede. Dan confereeren de heeren wekenlang, eten wekenlang en slapen wekenlang. Ze gaan met den vrede naar bed en ze staan er mee op. Ze druipen van vredelievendheid, ze zijn waarachtig te goed voor deze wereld: heiligen, idealisten en oorlogshaters....

Vergeeft u mij deze woorden, die met mijn eigenlijk onderwerp zoo weinig van doen hebben. En tòch ....

Met tienduizenden trokken zij onze Zuidelijke grenzen over naar Limburg, Brabant en Zeeuwsch-Vlaanderen. Met auto's, treinen, wagens en te voet. Achter hen laaide het gevaar, dat hun huizen en hun bezittingen vernietigde, dat hun moeizaam opgebouwd bestaan met één slag naar beneden haalde: wreed, nonchalant en onvergeeflijk!

En zij vluchtten.... Weg uit de door de eigen troepen verlaten steden, weg uit de stille, kleine dorpen van het Vlaamsche land, weg van hun werk op de kantoren en van hun arbeid op de fabrieken en op het land. Mannen, vrouwen en kinderen.... Wat ze mee konden nemen, wat zij hadden kunnen redden uit dit redeloos en onverwacht failliet, droegen ze bij zich; geld, een lieve herinnering, wat kleeren....

De wanhoop en de angst, de vermoeidheid en de ontbering hadden nieuwe, ongekende groeven op hun gelaten getekend. Star en wezenloos staarden de oogen. Lamgeslagen rustten de handen, plotseling verstoken van arbeid, alleen de voeten gingen, gingen eindeloos. De wegen af, vèr van het vertrouwde huis, dat in lief en leed hen kende, vèr van het beminde land, dat op ontreddering wachtte. Grauwe, sombere, ellendig-lange stoeten. Bestoft, bezweet en vermoeid. Zóó kwamen zij onze grenzen over. Zóó stroomden zij onze steden en dorpen binnen....

Ik zie hen nòg komen. Mijn God, dat was een hartverscheurend schouwspel "De Belze vluchtelienge' komen!"

En in ieder huis werd een maaltijd meer gekookt, in ieder huis een paar bedden meer gespreid. Ons hart was aangedaan. En de Westkappelaars, die het zelf toch ook niet al te breed hadden, deden hun lieve, menschelijke plicht helpen waar dit noodig was.

Het bracht in het dorp plotseling een andere tierigheid. Er kwam wat meer luidruchtigheid en de Belgische meisjes waren zeker niet onaardig....

Er waren er die jarenlang bleven. Er waren er die ergens anders een bestaan vonden of teruggingen omdat het heimwee onverdragelijk werd, maar het is voor hen zelf te hopen dat zij dit nimmer mogen vergeten!

En hieraan meest ik denken in deze dagen nu tusschen twee nabuurstaten zulke harde en hatelijke woorden vallen....

 

DE SCHELDE-ZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-zender!

Vindt u het interessant, te hooren:

- dat Maart nogal gunstig roert met z'n staart.

- dat het verkeer, dank zij de onttroning van vorst winter, weer in normale banen geleid kan worden.

- dat onze eerste Zeeuwsche privé-vlieger, de heer M. Vlaming uit Ierseke, toen hij Zaterdag j.l. op weg was van Vlissingen naar Rotterdam, twee keer een noodlanding moest maken. Beide dalingen gelukten uitstekend. Over 10 jaar zullen de bladen zich met dergelijke pech-reisjes niet meer ophouden. Nu steekt er nog copie in.

- dat een aantal leden van de coöperatieve suikerfabriek "Zeeland" bezwaren koesteren tegen het in werking brengen van het bedrijf in het komende najaar. Ze willen de bieten liever aan andere fabrieken verkoopen.

- dat de alarmeerinrichting voor de Goesche brandweer aanmerkelijk zal worden uitgebreid.

- dat de collecte ten behoeve van de "stille armen" te Middelburg fl 1093,50 en 60 wollen dekens opbracht. Bravo, inzamelaars en -laressen.

- dat Zierikzee wel electriciteit van de P. Z. E. M. wil hebben voor fl 0.30 per K.W.U. De P.Z.E.M. vraagt echter nog fl 0.35.

- dat de vacature van agent van politie in Zierikzee niet zal worden aangevuld. De meerderheid van den raad is de meening toegedaan, dat het politiekorps sterk genoeg is.

- dat de S. D. raadsleden van Goes in de jongste vergadering van het college duchtig opspeelden in verband met den steun aan de werkloozen. Wij konden een motief tot deze herrie en tot de uitroepen "Je liegt het" enz. nog niet ontdekken, misschien omdat we niet politiek geschoold zijn.

- dat de werkloozen te Wolphaartsdijk zich bij wijze van werkverschaffing onledig gaan houden met het uitzoeken van erwten.

- dat te Koudekerke een schuur afbrandde. Een hit (paard) ging in vlammen op.

- dat de Bakkerij-tentoonstelling dit jaar in Middelburg gehouden wordt van 9 tot 18 Juli. Er is reeds veel belangstelling voor deze smakelijke expositie.

- dat in Vlissingen Zaterdag een 7-jarige jongen door het ijs van het kanaal zakte. Met veel moeite kan hij door een brugknecht en een schipper gered worden.

- dat Middelburg, nu Vlissingen niet mee wil werken, alleen een slachthuis gaat bouwen.

- dat de Koudekerkers bevreesd zijn op een kwade morgen als Middelburgers te ontwaken. Er schijnt aan de annexatie gewerkt te worden.

- dat het O. M. bij de rechtbank te Middelburg 20 jaar gevangenisstraf eischte tegen den 28-jarigen arbeider te Waterlandkerkje, die zijn buurmeisje met behulp van een scheermes van het leven beroofde.

- dat de oprichting van een boterfabriek te IJzendijke thans verzekerd is.

- dat de heer S. van der Weijde, leeraar aan de Rijks Kweekschool voor Onderwijzeressen en dito wijzers in Zierikzee zijn 40-jarig ambtsjubileum vierde.

- dat men de vorige week per rijwiel en prikslee de Zandkreek over kon steken, (Zie Bos-atlas).

- dat het Middelburgsche stadhuis, zonder inventaris, verzekerd is voor fl 1.245,000.-. In de jongste raadsvergadering deelde de Voorzitter mede:

- dat men in het stadhuis geen centrale verwarming zal leggen, doch

- dat tegen brand gewaakt wordt.

- dat in 's-Gravenpolder een pseudo-aardappelhandelaar iemand een briefje van fl 25,- afhandig wist te maken.

- dat voor het vaste personeel der Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij een pensioenfonds is gesticht. Voor het thans in dienst zijnde personeel hebben de pensioenrechten terugwerkende kracht tot den datum van indiensttreding. Bij vollen diensttijd bedraagt het pensioen voor den man 2/3 en voor de weduwe ten hoogste 5/16, eventueel voor kinderen verhoogd tot 10/16 van het loon. Voor de deelgenooten bedraagt de pensioenpremie 10 pCt. van het loon. De Maatschappij zal 1 pCt. der loonen en de rente ten bedrage van 4 1/2 pCt. over ten hoogste fl 300.000. jaarlijks bijdragen.

- dat twee jongens van 15 en 24 jaar het dak van een Tholenaar "uit het lood" haalden. De politie wist de hand op de lood-enthousiasten te leggen.

- dat het Middelburgsche gecostumeerde ijsfeest een daverend succes had.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

27 Febr. - Het vriest weer dat het kraakt, maar ik heb vandaag geen koude gevoeld, zóó warm waren de debatten in "Het varken met de sirene" over de gedragingen van onze Zuiderburen. Eerst werden de diplomaten geestelijk afgemaakt en nadat majoor Heetemelk zich verwijderd had, kregen de generale staven er van langs. Breeduitstra had veel succes met zijn uitleg van het verschil tusschen deze en gewone staven. Met de laatsten doen ze heilgymnastiek en orde-oefeningen, terwijl ze met de eerste onheilgymnastiek beoefenen en de zaak overeind zetten. Ik bracht naar voren, dat het feitelijk een compliment voor Nederland was, dat ze ons alsmaar annexeeren willen; ik voor mij zou nog geen vierkante Kilometer met Belgen er op begeeren.

Daar de menschen hier om lachten, zei Krimp van Dulmen maar gauw, dat het daar niet om ging. Vanmiddag na de lunch even 'n uiltje geknapt en hevig gedroomd. Ik was nog jong en wilde diplomaat worden. Mijn vader zei: dat is goed jongen, want je bent overal voor in staat. Even later zat ik bij minister Hymans, die erg boos was, daar men zijn goede bedoelingen miskende. Met veel moeite gedaan gekregen, dat heel de Belgische jongelingschap ter gelegenertijd een reisje naar Italië met de Fransche vriendjes mocht maken. "Is daar geen beetje levensgevaar aan verbonden", vroeg ik diplomatiek. "Nog al glad, Philemon", zei-ie. "Napels zien en dan sterven, hé". Toen schrok ik met 'n fellen dorst wakker, De radio speelde dan ook "Trink, trink, Brüderlein, trink. . . . " "

28 Febr. - Als ik 'n dag eerder geboren was, zou ik vandaag jarig zijn geweest. Nu moet ik nog drie jaar op een nieuw schrikkeljaar wachten voor ik het geluk van zoo'n huiselijk en vriendelijk festijn beleven kan. Ik heb vroeger vaak over dien noodlottigen toestand gepiekerd en het vervelend gevonden, dat het juist aan mij weer overkomen moest. Maar thans, nu het leven mij inzicht gegeven heeft, laat ik me niet meer door bijkomstigheden neerslaan. Denk dikwijls nog met tranen in mijn oogen aan de les, die jhr. Poetspanne me gaf, toen ik hem bij 't kaartspel op 'n leelijk trucje betrapte. "Zijdewind", sprak hij, "ieder is de smid van zijn eigen geluk". O, zoo!

1 Maart. - Het N. Oostenwindje floot vanmorgenen zacht deuntje tusschen zijn tanden. Ik dacht daarom dat het nogal goed gemutst was, maar toen ik buiten kwam, beet het me de keel af. Het klimaat wil nog immer niet milder worden, behalve dan in het weerbericht, dat sinds veertien dagen afnemende vorst voorspelt. Wat geeft zulk doorgewinterd liegen nu! Als Europa, Azië of Afrika nog ooit eens behoefte krijgt aan uitstekende ministers van buitenlandsche zaken, verwijs ik ze bij voorbaat naar den staf van den meteorologischen dienst. Met de vrienden den geheelen namiddag geconfereerd over de onthulde beraadslagingen van de Fransche en Belgische generale staven. Na diepgaande discussies konden we ons vereenigen met de Salomons-opinie van den postdirecteur, dat ze in ieder geval valsch zijn.

2 Maart, - Schiedam in rep en roer! Overwerkvergunningen voor al de orders die, dank zij de accijnsverlaging, bij de jeneverindustrie binnenstroomen. Een golf van geestrijk vocht slaat over Nederland. Het weerbericht voorspelt helder weer, maar terecht vreest men dat er hedenavond meer benevelden zullen zijn dan ooit. Verschillende huismoeders bereiden zich al weer voor op de Zaterdagavondscènes van weleer en in de aardewerk-industrie wordt 'n opleving verwacht. De gérant van de soos drong ieder lid vanavond twee gratis bittertjes op onder het motto: "Op één been kun je niet loopen!" Heb op 't eind van den avond bespeurd dat enkelen ook op twee beenen zich niet konden voortbewegen.

3 Maart. - Heb vandaag een paar Waalsche bladen gelezen. 's Jonge, 's jonge, wat zeggen die een leelijke woorden tegen ons. Zal Franschen geest wezen. Breeduitstra zei terecht: ze schelden al, wanneer ze geen Schelde van ons krijgen, dus je kunt begrijpen, dat ze aan hun stand verplicht zijn om extra uit te pakken, indien ze wel op hun vingers, worden getikt. Heb bij de Kwakkelaarsbrug met de menigte naar de dikte der ijsschotsen staan kijken. Onze

huisslager hield een philosofische beschouwing tegen zijn collega. Hij vond de wereld gek in elkaar zitten. "Als je dien rommel niet noodig hebt in je koelkast, ligt het overal voor 't oprapen" gromde hij.

4 Maart. - De uitvoering der lentereidansen die de vereeniging tot bevordering van plastische en rhythmische oefeningen, heden zou geven, kon niet doorgaan, daar de artisten winterteenen hadden. Er is een crisis ontstaan in de provinciale vereeniging voor wetenschappelijke onderzoekingen. Een der bestuursleden is onder de verschrikkelijke verdenking gekomen dat hij noch lezen noch schrijven kan. De nobelste menschen houden hem voor onschuldig, maar de stakker kan dat helaas niet bewijzen.

5 Maart. - Op de soos stelden ze mij bepaald een strikvraag toen de voorzitter namens eenige leden informeerde of ik (in geval dat mijn vrouw de hoofdprijs was in een loterij) een lot zou kopen. Heb spontaan geantwoord, dat 'n heel lot wat roekeloos was, maar dat ik beslist een twintigje zou nemen. Reuze-succes!

'NE SUKKELAER.

- Gaot uit mijn baon Sief, ik werk vandaog nie meer, ik gao naor de course - of gaot ge mee? Gaot gij maor mee, manneke, ik zie 't al, g'et wel goesting.

- Jao ik, Camiel, maor eh.... hoe is 't met ou malheur?

Vooruit, pak ouwen velo en weg zijn we!

- Camiel, als ge naor de course gaot, mijn braove, meugt ge geen pinten drinken, manneke, denkt aan ouwe lever, meneer de dokteur 'et 't gisteren nog gezeid: "Vrouw Bracke," zeit em, "Uw man lijdt aan de lever."

Maok ouw maornie ongerust. Celestien, ou baos weet wel dat em geen pinten mag pakken - nou tot 'n aovond - zijt gij klaor, Sief?

Camiel en Sjef stappen op den velo. Een zonnige dag prachtig weerke.

- 't Is maor twee uurkes, Sjef, op ons gemakske, maotje, de dag is nog lang en ge weet: geen pintjes....

t Is warm. Het extra-zomer-zonneke steekt Camiel zóó, dat zijn vaste voornemen den raad van den dokter op te volgen geen biertjes te drinken, neiging toont tot smelten.

- Moeders kan klappen wat ze wilt, wadde? .... en gij zwijgen en klappen zoo lang en zooveul ge wilt, maor als we daor aan den ommedraoi zijn, ge weet wel, bij Filemon, dan neem ik er ééne, ééne zeg ik en nie meer.

- Ah, goên morgend! Zet ou manne, Camiel pakt 'ne stoel.

- Filemon, kertju! wat 'em ik 'ne dorst, een pint astablieft - gij ook eene Sjef?.... Twee!

Filemon brengt met spoed twee glazen bier. - Ge zijt 'ne braove ziel, Filemon, zoo 'ne pint zal mij deugd doen, ge zijt braover dan mijn lever.

- Wat 's dadde? Deugt nu lever nie?

- Dat 's te zeggen, Filemon, de dokteur zei tegen mijn vrouw: "Vrouw Bracke," zeit em, "ou baos et 'ne kwaoie lever en hij mag geen pinten drinken."

- Dat 's toch curieux, Camiel, ik dacht dat ne mensch met 'ne zieke lever sjuust véél moest drinken!

- Awel, dat 's goed, Filemon, er is geen eene mensch die zegt dat ik geen waoter mag drinken, 't gaot om de pinten, 't is dadde, wat de dokteur zei.

Oei joel! wat 'ne bange mensch zijt gij.

- Neè, Filemon, 't is nie van bange te zijn, maor 't is op te passen voor 'ne zieke mensch - wat zeid' gij Sjef?

- Ik? Ik zeg laoten we naor de perdjes gaon als we er nog ééne gepakt em voor mij. Goed? Filemon, ééne voor mij.

- Alla, nog ééne voor den baos, en weg zijn we Sjefke.

Zoo Gezegd, zoo gedaan. Ze stappen op hunnen velo. Fel steekt de zon.

- Ik em 'ehoord, dat die witvoet van buurman ook meeloopt; we gaon 'ne keer zien wat em er van terecht brengt.

Blazende komen ze bij de course en terwijl ze er "ééne nemen", ontmoeten ze al direct den dol-blijen buurman, wiens witvoet gewonnen heeft.

- Goên morgend, manne! mijn perdje was eerste, Camiel, kom, ik geef een rondeke.

Gedrieën nemen ze plaats aan een tafeltje in de ververschingstent en Camiel.... hij kan niet weigeren; zijn bezwaren zijn bereids opgelost door de reeds verschalkte biertjes.

- Ik zal mijn voske 'ne kéér halen, dan kund' gij eens zien wat een scheun perdje em is.

- 't Is een scheun beeske, buurman, maor van wien is die'n andere die naost em staot?

- Die naost em staot? - daor staot er geene naost 'em, Camiel....

Het voske wordt weggeleid, terwijl de vrienden zijn overwinning vieren.... wat een scheun perdke!

Is 't afgeleupen? Is de course gedaon? Ge zijt nog 'ne kéér gefeliciteerd, buurman! Kom, Sjef, 'aolt gij efkens onze velo's? We gaon naor moeders, vriend.

Nadat Camiel met behulp van Sjef op zijn fiets is geklauterd, peddelen ze door het lange gras vlug naar den uitgang om spoedig vrij baan naar huis te krijgen, want de vrienden zijn tot de ontdekking gekomen dat het regent.

Camiel, die alle vaardigheid noodig heeft om zijn evenwicht te bewaren, scharrelt op bijzonder gelukkige wijze door de bij den uitgang saamloopende menschen heen, tot hij in botsing komt en.... in zijn volle lengte voorover op den tourniquet ligt.

- Gaot op zij, zeg ik ou, gij léélijke sloeber! .... laot 'ne zieke mensch met rust! .... Kertju! mijn lever....

De opdringende menschen maken van elken uitweg gebruik om zoo spoedig mogelijk beschutting te zoeken tegen den inmiddels neerplassenden regen, zoodat Camiel, die zich krampachtig aan het draaiende kruis vasthoudt, onder groote hilariteit door iedereen die hem passeert, een kwartcirkel om zijn breedte-as wordt gedraaid, zoodat zijn hoofd minstens tweemaal per minuut achtereenvolgens Noord-Oost-Zuid-West wijst.

Sjef is, nadat hij een politieman heeft ontwaard, gaan zitten, om in deze veilige houding zijn verzoek om hulp hikkend in te dienen, waarna Camiel uit zijn netelige positie wordt verlost en naast Sjef in 't kletsnatte gras wordt gezet om op zijn verhaal te komen.

"Mijn lever draoit in mijn 'art om," was 't eerste dat Camiel uitbracht.

Door het natte gras en den frisschen regen gekalmeerd, beklauteren de vrienden met veel moeite hun fiets om de terugreis te vervolgen.

Bij Filemon, aan den ommedraai, nemen ze er nog ééne voor den schrik, bij welke gelegenheid Camiel een versnapering voor moeders koopt in den vorm van een peperkoek, in suikerletters: "Voor Uwe verjaring", deze oningepakt in zijn doorweekte jaszak steekt, om daarna vertrekkende, Filemon een "slaop wel" toe te wenschen.

Na dat laatste pintje wordt Camiel stil; star voor zich uitziende, beseft hij, dat alleen snelheid hem in evenwicht kan houden.

't Gaat dan ook best, totdat hij, bij zijn erf gekomen, een draai moet maken, die hem vlak voor de deur van zijn huis in 't natte gras doet neerploffen, tengevolge waarvan de sappige peperkoek uit den binnenzak in een vormlooze massa dicht bij hem neerkwakt.

Moeder Celestien, die de thuiskomst van haar echtgenoot vermoedt, komt met haar zoon naar buiten en ziet met schrik 'r zieke Camiel in den regen op den grond liggen.

- Gaot rap om den dokteur, Constant, en vraog em, subiet bij ou vaeder te komen.

De dokter vindt Celestien geknield bij heur Camiel, die nog steeds roerloos in 't gras ligt en op zijn vraag wat haar man is overkomen, antwoordt zij snikkend: "Och, eerekes, meneer de dokteur, 't is nie meer neudig," en wijzende op de papperige peperkoek: "daor ligt zijn lever. . ."

H. G.