Ons Zeeland 1929, nummer 28

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzend-station de Schelde-Zender!

Vindt u het interessant te hooren:

- dat een koe uit Vrouwepolder, gekocht en in een weide geborgen door een landbouwer uit Aagtekerke, heimwee naar den ouden stal kreeg en dus de koe-beenen nam. De nieuwe eigenaar vond het sentimenteele dier daar terug.

- dat vanwege het R. K. Liefdehuis te Hulst op het terrein van de villa "Tivoli" aldaar een modern ziekenhuis gebouwd zal worden.

- dat in Wolphaartsdijk zich een aangrijpend drama afspeelde. Een 18-jarige jongen schoot na een twist zijn 21-jarigen broer met een lading uit een buks in het hoofd. De getroffene zeeg ineen en overleed later in het ziekenhuis te Goes.

- dat een vliegtuig van de K. L. M. op reis van Londen naar Rotterdam, te Vlissingen een noodlanding maakte. De passagiers werden met een andere "kist" naar Waalhaven overgebracht.

- dat in Zuid-Beveland de gas-centrale "Oosteinde" haar prijzen geregeld heeft. De aangeslotenen zullen van 1 Aug. als volgt moeten betalen: voor de eerste 22 kub, M. 12 cent per kub. M., daarboven 10 ct. per kub. M. en nog hooger 6 ct, per kub. M. Voor verwarming van scholen, kerken en gemeentegehouwen zal 5 cent per kub. M. in rekening worden gebracht,

- dat de natuur de vorige week fel te keer ging in Kapelle. De bliksem sloeg in een woning, tengevolge waarvan een 14-jarige jongen bewusteloos werd. Hij kwam spoedig weer bij en bleek niet gewond. Een windhoos zag kans enkele boomen te vellen en een zwaar hondenhok over een 8 M. hooge houtmijt heen 20 M. te verplaatsen.

- dat de feestelijkheden ter eere van den nieuwen burgemeester van Ierseke, Donderdag gehouden zijn. Vóór het feest maande de feest-commissie de inwoners van Ierseke in het plaatselijk weekblaadje aan de vlaggen uit te steken en niet dronken te worden. Terwijl dit bericht uitgezonden wordt, is nog niet bekend in hoeverre het advies opgevolgd werd.

- dat in totaal slechts 33 Belgische loodsen te Vlissinigen gestationneerd zullen blijven.

- dat de politie te Vlissingen in het station een man aanhield omdat deze slechts een kaartje tot Goes had. De aangehoudene bleek een Duitscher zonder papieren en zonder middelen van bestaan. Hij is naar zijn Heimat getransporteerd.

- dat dit jaar in Clinge weer een klompenbeurs gehouden zal worden. De houten meeting vindt plaats 31 Juli en 1 Augustus.

- dat de P. Z. E. M. deze maand reeds electrisch licht in Goes zal brengen. N.l. op de nijverheidstentoonstelling, zeer schoon geheeten "Nijtengo". De particulieren d. w. z. hun woningen, zullen volgende maand per gloeilamp verlicht kunnen worden.

- dat bij de afbraak van een woning aan de Markt te Oostburg eenige oude munten voor den dag kwamen. De werklui waren er best mee, daar de eigenaar van de woning den schat afstond.

- dat het er op lijkt dat de laad- en losplaatsen in Terneuzen thans werkelijk spoedig zullen worden uitgebreid.

- dat Prins Hendrik, die tijdens zijn bezoek aan Goes in de vorige maand, een kijkje nam in het oorlogsmuseum van den heer Wilton van Reede, thans dezen heer eenige mooie aanwinsten voor zijn merkwaardige verzameling deed toekomen.

- dat de Israëlitische gemeente in Vlissingen tot de benoeming van een leeraar zal overgaan. Dit ambt was reeds vele jaren vacant.

- dat in onze provincie in wording is een afdeeling van het landelijk comité voor bijstand van de Zuid-Hollandsch maatschappij tot redding van schipbreukelingen.

- dat de Algemeene Nederlandsche Politiebond 4 en 5 Sept. in Middelburg vergadert.

- dat de eigenaren van Kersenboomgaarden in Zuid-Beveland dit jaar voor het eerst het voorbeeld hunner Betuwsche collega's volgen. Als de kersen rijp zijn, dan gaat de vlag uit.

- dat, de traditie getrouw, na St. Jan de vlaskoopers een bezoek aan Tholen hebben gebracht, om van de boeren het vlas te koopen.

- dat een Walchersch boerinnetje in Middelburg tegen een huis fietsten. Zij viel, en daar ze niet meer goed kon opstaan, werd zij in een woning gedragen. De ontboden geneesheer constateerde geen verwondingen, maar wel invloed van sterken drank. Het vroolijke boerinnetje en haar niet minder vroolijke vriendin lieten de gevaarlijke fietsen in den steek en werden per auto huiswaarts gebracht.

- dat B. en W. van Vlissingen den raad voorstellen om de hoogere ambtenaren niet meer te verzekeren, maar hen f 75.- per jaar uit te keeren. Verzekering kost per jaar f 654,33, de tweede regeling slechts f 337,50.

- dat de Vereeniging "Nehalennia" in haar jaarverslag klaagt over "het onuitroeibaar leelijk volbouwen van de toegangswegen tot de steden op Walcheren". Mooi gezegd is het niet, maar.... wel waar!

- dat de gemeente Souburg leidingwater gaat betrekken van de Vlissingsche duinwaterleiding maatschappij.

- dat de burgemeester van Vlissingen, de heer C. A. van Woelderen, in het Badpaviljoen de tiende tentoonstelling van den Kunstkring "Het Zuiden" geopend heeft.

- dat we gaarne tot een bezoek aan deze expositie opwekken.

- dat Zaterdag in Middelburg een groote muur van de pletterij der N.V. The Vitrite Works bezweek. Een jongetje werd licht getroffen.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag ..............

Adieu..............

 

VAN EIGEN BODEM

UIT ZEELANDS' VERLEDEN

door

D. A. DE STOPPELAAR.

De Kamp om Zierikzee.

IX.

Twee aan twee stappen nu de soldaten langs 't smalle slikpad van Sint-Filipsland af, als de eb begint. De Zeeuwsche vloot, uit veertig schepen en tweehonderd roeibooten bestaande, ligt dicht nabij de plaat, zelfs zijn eenige vaartuigen opzettelijk gestrand, alléén om maar dichter bij den vijand te kunnen komen.

Tot aan hun knieën staan de Spanjaarden in 't water en worden heftig begroet met geschut- en geweervuur, doch zij lijden weinig verlies, daar het geflikker van 't Noorderlicht de Zeeuwen verblindt. Hoe langer hoe moeilijker wordt naarmate zij voorwaarts trekken, de tocht; door den opkomenden vloed reikt 't water tot hun borst en kin, zoodat menigeen verdrinkt. De Zeeuwen komen meer nabij; trekken hen met enterhaken naar zich toe, slaan hen dan met knuppels dood of begeven zich insgelijks te water om hen met hun daggen te doorboren.

De toestand des vijands wordt hachelijk; maar hoezeer golven met dood en verderf dreigt, zij versagen niet!

Pacheco geeft daar 't voorbeeld van: door een kanonskogel gekwetst, roept hij de zijnen toe, als ze hem willen wegdragen: "Houdt u niet op, mijn wond is doodelijk, maar bij zóó een roemrijke onderneming het leven te laten." En terstond zinkt hij weg in de golven .....1)

Maar de Zeeuwsche moed baat niet: de Spaansche voorhoede, welke ten doel stelt door te breken, weert slechts af, houdt zich dicht aaneengesloten en bereikt zoo haar oogmerk.

De achterhoede echter, door den vloed verontrust, raakt in paniek: men duwt elkaar van 't pad, valt; menigeen verdrinkt of wordt door de Zeeuwen overmand. Zoodoende is de Peralta genoodzaakt om te keeren en bereikt niet zonder moeite of gevaar met de achterhoede St. Filipsland.

Dr. Ulloa met de voorhoede bereikt in den ochtend den oever van Schouwen; hij verloor daarbij slechts twaalf manschappen. Achter den dijk wacht Karel van Boisot ze af met tien vendels Franschen, Engelschen en Schotten om hun den toegang tot het eiland te beletten, terwijl van de waterzijde de vijand nog steeds door de vloot lastig wordt gevallen.

Voor hen geldt 't parool, door Hooft zoo kernachtig uitgedrukt: "dat er voor ben was geen blijvende plaats tusschen hoop en zegen". Terstond rukt hij dan met 14 of 15 man na 'n kort gebed tot de H. Maagd en Sint Jago de Compostella, met gevelde spiesen tegen den dijk op. En zooals het meer gaat ook hier bekroont het geluk den stoutmoedige. De bezetting van den prins, welke geheel uit vreemdelingen bestaat, is door den schrik verlamd als zij de Spanjaarden uit 't water ziet opkomen en vlucht naar de schepen of de nabij gelegen schansen. Die versterkingen worden spoedig genomen, behalve die van Vianen, welke door de Zeeuwsche schepen wordt gedekt.

Och God wil doch vertroosten

De benaude ghemeynte zeer,

Gheen hulp van Suyt noch Oosten,

Dan alleene van God den Heer.

Een aenslach dede hij maken

Opt Eylant van Schouwen fijn

Om een hoecxken in de Zee te raken

Maer ten sal niet wel ghewonnen zijn. 3)

Oranje zelf zegt, dat de bezetting zich echter dapper heeft verdedigd. Voorts gaat het verhaal, dat Karel van Boisot bij den eersten aanval door een kogel van een zijner manschappen, òf met ongeluk of met opzet sneuvelt, waardoor onder de zijnen groote verwarring ontstaat.

Een ander bericht luidt, dat hij, terneergeslagen, dat zijn mannen het bolwerk Rumoirt verlaten, vlucht en zich temidden van de vijanden werpt. Zwaar gewond aan den schouder weet hij zich nog op een der schepen te redden en wordt naar Walcheren overgebracht.

De prins, die zéér op hem gesteld is, geeft hem dan ook na, dat hij "een verstandig en ijverig man was, en zoo iemand, der goede zaak toegedaan".

Intusschen komt de Spaansche vloot onder d'Avila aan Duiveland en brengt de Peralta met zijn mannen van uit St. Filipsland. Onder aanvoering van Mondragon waden zij nu door de moerassige kreek die Duiveland van Schouwen scheidt en stappen aan land. Vijftienhonderd man staan hier gereed om hen te ontvangen, doch ook deze zijn door dien stouten tocht geheel van schrik verbijsterd en na hun geweren op de voorhoede te hebben losgebrand, trekken zij ijlings naar Zierikzee. Vianen wordt nu door de bezetting, thans van alle hoop op ontzet beroofd, verlaten en in brand gestoken. De Spanjaarden, overtuigd van de waarde dezer versterking, blusschen den brand.

De vijand verspreidt zich nu over het heele eiland. De bovendijk, welke de bewoners van Zierikzee ter beveiliging hunner stad hebben doorgestoken, wordt na een hardnekkig gevecht ten koste van veel volk door de Spaanscben bemachtigd en hersteld. Eveneens veroveren de laatsten de sterkte het Hoofd, tusschen Zierikzee en Borndam gelegen, waarbij echter de Peralta en zestig van de zijnen het leven laten. Brouwershaven geeft zich dan zonder slag of stoot over. De bezetting werpt hiervan de schuld op een deel der inwoners, die weigeren te vechten, daar zij tot den Katholieken godsdienst behooren. 3)

Ondertusschen is echter door de Spanjaarden een tocht ten uitvoer gebracht, die wel genoemd mag woren een der merkwaardigste en zeldzaamste uit den heelen tachtigjarigen oorlog. "Het is overal de roerende teekening van het schrikkelijkste gevaar, van het dapperst ondernemen, van het moedigst lijden en volharden, van de luisterrijkste zegenpraal. We gevoelen er in ons opgewekt beurtelings door schrik, bewondering, mededoogen: en, kunnen we voor eenige oogenblikken vergeten, dat de overwinnaars Spanjaarden zijn, we zullen deelnemen aan de stem, welke de heugelijke en glansrijkste overwinning toejuicht. 4)

En 'n ander zegt! "Wij moeten recht laten wedervaren aan de stoutheid en onbezweken mned der Spanjaarden, die zich zoo gewillig aan de hachelijkste onderneming waagden en zich aan een gevaar blootstelden, welke den stoutmoedigste kon doen schrikken en bezwijken; zij immers hadden met water, slik, vijandig vuur en den nacht te kampen; maar daarom", voegt hij er aan toe, "moet men zich verwonderen, hoe de prins van Oranje en de Staten tegen zulk een onverschrokken vijand durfden en konden volhouden." 5)

Maar erger nog dan de soldaten, zijn de bewoners van het platteland er aan toe, die van twee kanten, zoowel van Spaansche als van Geuzenzij de aan roof en moordzucht bloot staan. Geen wonder dus, dat wij in een geestig Geuzendicht de boeren van die dagen hooren klagen:

Waar zullen wij toch blijven,

Wij boeren klein en groot!

Ons koeien ziet men ontdrijven,

Wij worden bijster en bloot,

De Spanjaard wil ons henken,

Als wij den Geus bijstaan.

De Geus, die ons gaat krenken

Als we bij den Spanjaard gaan.

En 't mag wel een schralen troost zijn, als de dichter die hun nood wel weet te schetsen. hen met de gedachte aan den algemeenen nood wil zoet houden, waarvan zij volgens hem hun gerechte deel hebben.

Wat wilt gij toch veel klagen,

Gij boeren allegâar,

Dat gij alleen moet dragen,

Dit bitter lijden zwaar!

Maar neen, gij zijt het niet alleen,

De stadsman is ook in 't geween.

Het is aan alle zij;

Dus laat uw klagen. In deze dagen,

Daar en is niemand vrij.

Erger nog maakt hij het, door stadsman en boer er op te wijzen, dat het per slot van rekening allemaal hun eigen schuld is, dat zij zooveel te lijden hebben: z.i. waren zij te hooghartig en te rijk en daarom is het nu God, die hen met roeden kastijdt:

Wat willen wij veel zeggen

Laat ons lijden met geduld!

Als wij 't wel overleggen,

Is 't meest ons eigen schuld

Wij waren hoogvaardig ende rijk,

wij leiden over met practijk,

Om ons naasten te verrâen;

Dus wil de Heer, naer Zijn begeer,

Ons nu met roeden slaan! 6)

Nu, en aan die roeden, al of niet verdiend, daaraan zou het vooreerst niet ontbreken: Geus en Spanjaard droegen daar beiden zorg voor!

De tocht zou echter slechts ten deele aan het doel beantwoord hebben, als Zierikzee, waarop men het in 't bijzonder gemunt had, niet werd bemachtigd. Binnen de stad zijn velen Spaansgezind en uit hun naam zien wij Kaspar van Vosberghen, Hoog Baljuw en Rentmeester-Generaal van Zeeland beooster Schelde met twee aanzienlijke vrienden de Spaansche legerplaats binnenstappen, om over de overgave der stad te onderhandelen. Mondragon geeft hem dan op zijn verzoek brieven van vrijgeleide naar de Schepen, die op de Schelde liggen, om de bevelhebbers ervan voor zijn plan te winnen.

Terugkeerend verzekert Vosberghen, dat zij het met de bemanningen eens zijn en nu slechts daar in de stad verslag van behoeven af te leggen, om directe onderhandelingen te kunnen openen.

Men laat hem en zijn gezellen dan vertrekken, doch verneemt niets meer van hem! Wat toch is het geval? Daar Vosberghen een vrijgeleide naar de vloot krijgt, maakt bij zich dit ten nutte, om Zierikzee veertig kleine booten met manschappen en levensmiddelen te doen toekomen.

Hierdoor vatten de burgers weer moed en Oranje wanhoopt er niet aan de stad te behouden . 7)

Over de houding van Vosberghen is in die dagen heel wat stof opgewaaid; sommigen beschouwen hem als een goed patriot, die de zijnen getrouw bijstaat, anderen beweren, dat hij het met de Spanjaarden houdt.

In een volgend hoofdstuk hoop ik daaromtrent een e ander mede te deelen.

(Wordt vervolgd).

1) Van Vloten: Ned. opstand tegen Spanje, Dl. II, 23.

2) Dr. E. T. Kuiper: Geuzenliedboek, Dl. I, bl. 253.

3) Van Vloten: Dl. II. bl. 23. Strada, de Bello Belg. Lib VIII bl. 472-481. Dr. E. B. Swalue: Daden der Zeeuwen, bl. 82-87.

4) Filips van Marnix: Dl. I, bl. 298.

5) Rachfahl: Wilhelm von Oraniën T II, bl. 131.

6) Ned. Geschiedzangen, Dl. II, bl. 161.

7) Archives: T V, p. 306-311.

REIZEN IN DE OUDHEID.

Eenige korte geapprobeerde remediën, dienstig voor alle personen, die eenige ongemak op de Reise overkomen.

Dewijl het dikwijls gebeurd, dat men in 't Reisen van de koorts, buikpijn, de loop, hoofdpijn en andere ongemakken meer, overvallen word, en dat men niet altijd overal tot zijn gemak gerieft kan werden, hebben wij het zeer dienstig geoordeeld hier eenige geapprobeerde Remediën bij te voegen, die een ieder reiziger voor weinig geld bekomen, en daar hij naast God, hij zelven mee helpen kan.

't Gebeurd menigmaal, dat men door de koude lugt te scheep, in schuiten of op wagens het kolijk of winden komt te krijgen, zoo laat aan de eerste Herberg daar gij aankomt, wat France wijn met notemuseaat en wat oranjeschellen op het vuur zetten, en drinkt dat warm in. Of haald een vieren deelloots Philonium Romanum, bij een Barbier, drinkt dit in met wat Anijswater: gij zult verligting krijgen.

Door de heete zon en het hotsen van wagens komt dikmaals te gebeuren, dat u neus aan 't bloeden geraakt: neem dan alleenig een stuk krijts in u handen: of drukt een duit of een boon tegen het voorhoofd aan; of neemd het af schreepsel van een kopere ketel, steekt dat met wat pluksel van linnen in de neus; sommigen laten het bloed wel op een gloeiend ijser druppen; of men giet wel een kopje kout water agter in den hals onversiens; dusdanig werd het bloeden der neus gestilt.

Door de koude lucht of schrale winde krijgt men dikwijls een ruissinge en suissinge in het oor; Hiervoor neemd een ajuin, braad dien met wat Comijnzaad gevuld onder de assche, drukt dan het sap uit en giet dat in het oor, of neemd uw eigen water, maakt het heet en bevogtigd daarmede een heet witte brood en legt dat op het oor. Of legt er een zakje met heet zant aan: 't zal u dadelijk helpen.

Is 't dat iemand verkent of snotterig is, laat hem eenige nagelen rooken en houden daar de neus over; verdrijft de verkoutheid. Door de verkoutheid krijgt men ook wel een hoest, zoo neemt dan goede brandewijn, brond die uit, doet daar zoo veel suiker bij, totdat het bijna een syroop gelijk is, mengt daar een weinig gember in, slik het dan alles op en gaat er op te bedde leggen; 't verligt u van de hoest.

Krijgt iemand een quade keel, zou moet hij ten eersten wat raapsop, koolsop of wortelsop gebruiken, om daarmee te gorgelen: doet 's nagts het platte van de kous tegen uw hals aan en bind dezelve vast. Zoo dat niet en suceedeerd, neemd dan gekapte rapen, met wat koemis, stampt die onder een, kookt dezelve in dunne-bier, dat versch is en bind dat om den hals: dit is altijd goed bevonden.

Tegen de huig kond gij gebruiken een weinig gestoten peper of zout, neemd wat op een platte steel van een lepel en laat het iemand anders daaraan strijken. Of laat eenige haeren boven uit de kruine van uw hoofd trekken, daar dan gemeenlijk eenige haeren over ende staan, is heel goed.

Indien iemand sterk gegaan of gewerkt heeft, dat hij verhit of zweeterig is, zoo moet hij zich wachten van terstond bier te drinken, maar laat hij liever een half mutsje brandewijn drinken, of anders een teugje France wijn; dit zal hem beter bekomen als bier.

Het gebeurd ook dat iemand heet zijnde gedronken heeft, het pleuris komt te krijgen, 't welk uit de pijn in de zijde, kugchen, moeielijkste adem en gedurige koorts gekend wordt, zo doet u terstond laten en neemt een vierendeel loods kreeftoogen in met zo veel Diascordium, 't welk bij de Barbiers op de dorpen wel te vinden is: bij aldien de patient noch geen verligting voeld, moet hij uit de naaste stad een Doktoor ontbieden of zou ligtelijk een overval bekomen.

Zomtijds is de lugt besmet met pestilentiale giften, tot welke bevrijding gij niet beter kont doen, als nemen 's morgens een lepel asijns met een weinig wijnruits, eet daar een beschuijt bij. Okkernooten gegeeten zijn ook zeer goed,

Wanneer gij ter zee vaard en bevreesd zijt tegen de scheeps- of zeeziekte en het overgeven of braeken, zo drinckt een goede teuge zeewaters of sommige nemen wel half wijn, half zeewater. Dit beneemd de zeeziekten.

Ook nemen sommige lieden de schippers puts vol zeewater en steeken daar beide de handen in, totdat het water over haar pols komt; dit werd ook voor de zeeziekten goed bevonden.

Is 't dat gij loop krijgt en noodzakelijk uit de stad moet, zo neemt tien of twaalf pillekens van Laudanum Opiatum bij u, uyt den apotheek, op de reys synde, neemt er 's morgens en 's avonds een in: onderwijle kond gij wel een weinig

amandelen eten, die ook goed zijn om het graveel te ontgaan, maar de haazelnooten zijn daar vrij beter toe.

Sommige zijn met flaute onderworpen, dan 20 knaauwt met notomuscaat. Bestrijkt het aanzigt met koud water. Neemt een teugje brandewijn of wat Rinsche wijn, Caneel of Negelwater.

Het komt oock meniginaals te gebeuren dat iemand met een flaute of qualijkheid werd overvallen, gelijk het veelmaal aan Vrouluy komt te gebeuren: dewelke aanstonds diend losgereegen te worden, om voor eerst wat adem te geven, dit niet helpende, zo neemt een schortelsdoekband, brand die, en houd die de zieke onder de neus. Of neemd Spiritus Salis Armoniacy, of Olye van Barnsteen, bind een band om de patient zijn lijf, zet een klysteer van olyc, zout en vers bier, hangt op de borst wat duyvelsdrek, met wat beverzwijn en barnsteenolye. Kittelt in de neus met een paartshaertje of steekt wat tabak er in,

Als iemand gevallen is en van binnen gewond is, dan is dit volgende zeer bequaam: Laet hem voor twee stuivers kreeftenoogen gebruiken met zooveel Driakel in wat Jopenbier gemengd of wijn.

Voor eenige quetsuren aan de hand of elders neemt het sap van stinkende gouwe en druipt hetzelve in de wond. Of neemt olye van zevengetijden, of olye van Hipericum en bind dan de wond sterk toe.

Is 't dat iemand een arm of been komt te verstuiken of te breken: Laat daar terstond een doek omslaan, die met azijn en water bevochtigd is; onderwijle moet er een Barbier gehaald worden, die het lid of de breuke weder hersteld.

Ook gebeurd het, dat wanneer men wat veel komt te reyzen, dat men bij wijlen op bedsteden komt te slapen, die somtijds met luyzen bezaayd zijn; zo zal men hiertoe gebruiken een band van zeemleer gemaakt, tusschen dewelke gij zult naayen eenig quikzilver en dragen die op uw lijf; 't bevrijd n.l. van dit bovengenoemde gezelschap, en is ook goed voor schurftheid; ook het most, dat op doodshouten groeid, die men op sommige kerkhoven vind leggen, bij hem gedragen, is heel goed voor de luyzen.

Ook gebeurd het dat menig persoon, wegens het ongemak door het reizen veroorzaakt, met een koorts bevangen word: zoo zal hij voor het gereetste dat men vinden kan nemen een spinnekop, brijzeld hem en doet hem in een doekje en bind hem dan op uw hoofd. Of doet hem tusschen twee notedoppen in en hangt hem op de kolk van uw hart; 't wordt probatum bevonden. Of neemt een vierendeel loots gestooten eierschalen, met wat azijn samen gemengd. Dit is mede goed voor de koorts.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

3 Juli. - Was vanmorgen met mijn pantalon in een spijker blijven haken toen ik, om bij de rozen van mijn buurman te komen, het klimop tegen mijn schutting kwansius iets verbeterde. Daar Liesbeth aan de inmaak was, werd het vier uur voor ik mij weer aan de buitenwereld verzoenen kon. Het werd tijd, want minstens waren er reeds autopropagandisten van drie partijen aan mijn huisdeur geweest, om mij al te halen voor den stemplicht. Ik schijn meer populair als ooit te voren te zijn. Na eenig beraad heb ik de mooie limousine van de Economisch Politieke Volkspartij gekozen. Het kostelijke ritje nog iets weten te rekken, door eerst mijn oproepingskaart te vergeten. 'n Zegetocht werd het door de stad. Mevrouw Dorias week voor mij uit en jhr. Poetspanne Verboendere groette het eerst. Heb in het stemlokaal rustig de vakjes gevuld van mijn politieke vrienden en tenslotte mijn gunst verdeeld totdat ik aan de honderd toe was. Liesbeth is met den wagen van de groote partij van den kleinen handeldrijvenden- en industrieelen middenstand vervoerd. Het kan zijn, dat ook zij goed gestemd heeft, zij was het echter niet toen zij thuis kwam. Later gehoord, dat een agent haar beknord had omdat zij haar personeel met zoo'n in staat van ontbinding verkeerende auto liet rijden.

4 Juli. - De golven der politiek gaan hoog in mijn stadje. Voor het bureau van het plaatselijk blad deinde de menigte als een zee. Ik ben nog geen vijf minuten thuis geweest vandaag; eten kon ik niet door mijn keel krijgen. Dr. Doorloop keek me bedenkelijk aan toen ik met hem opliep. Hij wist niet of ik iets had dan wel of ik iets mankeerde. Om de waarheid te zeggen wist ik het zelf ook niet. Het had misschien beter geweest wanneer ik vandaag wat geregelder geleefd had. Maar ja, hoe gaat dat. Niet dat ik me zoo hevig interesseerde voor den uitslag, maar je wilt toch graag weten of 'n ander er belang in stelt. Vanavond half zeven kwam toch eindelijk het bevrijdend bericht, dat de kiezers geslaagd waren in de poging om honderd vertegenwoordigers in de Kamer te krijgen. Ik ben waarlijk trotsch daar ook aan meegewerkt te hebben.

5 Juli. - Heel den dag hevige stortbuien. Dat gaf kamerarrest. Voor 'n nat pak ben ik doodsbenauwd en van mijn paraplu kon ik geen gebruik maken, daar ik weet hoe 'n hekel Liesbeth er aan heeft, wanneer ik met dat dure nieuwe ding in den regen loop. Vanmiddag mevr. van Vooren-Achterklap op visite gehad. Toen Jossie uit school kwam heb ik hem met den wandelstok gedwongen deze vriendelijke dame een hand te geven. Hij presenteerde eindelijk de linksche. "Je mooie!" commandeerde Liesbeth. "M'n rechterhand is nog zwarter," zei Jossie. Hem uit de kamer verwijderd.

6 Juli. - Den vrijen Zaterdagmiddag gebruikt voor een fietstochtje met de kinderen. Kwamen in Krabbendijke terecht. Was er in jaren niet geweest. Wat is dat dorp vooruitgegaan! 'n Groot filiaal van Utermohlens verbandmiddelen, een winkelhuis vol boksartikelen, enz. Midden in het dorp waren ze aan 't graven en heien. Naar we vernamen zal, als de nationale inzameling gelukt, hier het monument worden gebouwd, dat de herinnering levendig moet houden aan den schoolstrijd. Kopje thee gedronken in het Rusthuis voor onderwijzers die tijdens de les-uren gewond en invalide werden. Goede consumptie en niet duur.

7 Juli. - Met Krimp van Dulmen hoogloopende ruzie gehad. Die bespotte het Zeeuwsche dialect. Die verbeeldt zich heel wat sinds hij ontdekte dat wij "huus" tegen kinderen zeggen en "guus" schrijven. Nogal erg ook! Als 'n Engelschman straat bedoelt, schrijft hij street en zegt hij striet, maar daar maakt niemand 'n aanmerking over.

8 Juli. - Bij griffier Dorias 'n klein intiem fuifje bijgewoond. De zoon des huizes, die na gepromoveerd te zijn in de rechten, geen emplooi kon krijgen, heeft nu eindelijk 'n betrekking gevonden bij een leeraar in het schoonschrijven. Reuze-baantje. Hij heeft alleen tegen de tafel te stooten als 'n leerling bij het begin van den cursus in zijn oefenboek moet noteeren: "Zoo slecht schreef ik, toen ik met mijn lessen bij mijnheer .... begon.

9 Juli. - Met den goedkoopen trein naar mijn zwager Bernard in Den Haag gereisd Alles wel aan boord. Eenige dag geweest. Ik houd van mijn familie! En heb er alles voor over om ze één maal in het jaar te zien, maar ja, als er geen voordeelige reisgelegenheid is, dan kom je daar niet zoo toe.

SPORTIMPRESSIES

Athletiek.

Wanneer we dus Maandags de dagbladen opslaan en de aan sport gewijde rubriek aan eene speciale beschouwing onderwerpen, dar. treft het ons, dat in het thans hoogtij-vierende atliletiek-seizoen overal in den lande athletiek-wedstrijden plaats vinden, doch Zeeland van deze sport zoo goed als verstoken blijft. De Middelburgsche Athletiek-Vereeniging "Eendracht maakt Macht" heeft Zeeland weliswaar op enkele interessante wedstrijden vergast, maar daar is het dan ook bij gebleven. De oorzaak van deze stiefmoederlijke bedeeling in onze provincie schuilt hoofdzakelijk in een tekort aan specifieke athletiek-vereenigingen, die leiding kunnen geven, wedstrijden organiseeren en deze voor de lichaamsontwikkeling zoo bij uit stek nuttige sport propageeren.

Gelukkig hebben zich echter sedert enkele weken perspectieven geopend, die op verbetering wijzen. Terloops haalden we in ons artikel der vorige week, getiteld "Voetbal training", reeds aan de oprichting eener Vlissingsche Athletiek-Vereeniging. Dit nieuws achtten we voldoende verblijdend en interessant om er wat meer van te willen vernemen, opdat we andermaal de Zeeuwsche sport-gemeemschap zullen kunnen voorlichten ten belange van haar streven, de sport zoo goed mogelijk te dienen. Wij hebben ons licht opgestoken bij den heer J. C. Everaars, waarnemend Secretaris der nieuwe Vereeniging, die luistert naar den naam van Vlissingsche Athletiek-Vereeniging "marathon".

De heer Everaars, die als athletiek-organisator zijne sporen reeds heeft verdiend als Secretaris der Middelburgsche Athletiek-Vereeniging "E. M. M.", welke sinds enkele weken zijne diensten als zoodanig moet missen, wist ons mede te deelen, dat de heer C. A. van Woelderen, burgemeester der gemeente Vlissingen, het eere-voorzitterschap der nieuwe vereeniging op zich heeft genomen en dat ZijnEdelAchtbare reeds eigener beweging toezegde, den arbeid en de propaganda der Vereeniging zou veel mogelijk te zullen steunen.

De Vereeniging heeft tot Voorzitter den heer A. Everaars te Vlissingen, terwijl als leider zal fungeeren de heer C. Sinke, die momenteel is verbonden aan de gymnastiek- en sportschool te Breda. De heer Sinke, die zoowel theoretisch als practisch volkomen vertrouwd is met de athletiek, en deze sport, als actief athletieker, nog steeds beoefent, beschikt over de eigenschappen, die hem bij vuorbaat reeds tot een kundig leider stempelen, waarmede we slechts willen zeggen, dat deskundige leiding gewaarborgd is.

Indien de Vlissingsche sportlieden het initiatief van de oprichters der nieuwe Vereeniging maar weten te apprecieeren en zich in grooten getale aanmelden als lid of adspirant-lid, dan zal Vlissingen weldra een krachtige sport-organisatie rijker zijn. Eene opwekking aan de Vlissingsche jongelui om in dit nieuwe athletiek-verband te treden, achter wij nauwelijks noodig, daar de heilzame werking op lichaam en geest van oordeelkundig beoefende athletiek deze op natuurlijke wijze reeds propageert en aan onze Zeeuwsche mannen en jongelingen, die zich sportief willen ontwikkelen, eene welkome gelegenheid hiertoe thans is geboden.

De heeren A. Everaars, Boulevard de Ruijter 16 en G. H. ter Meulen, Chef van het filiaal "Hillen", Walstraat, beiden te Vlissingen, hebben zich bereid verklaard aanmeldingen voor het lidmaatschap in ontvangst te nemen en eventueel verlangde inlichtingen te verschaffen.

De Vereeniging "Marathon" is voornemens nog dit jaar een z.g. Boulevard-loop (synoniem van den Middelburgschen Singelloop) te organiseeren en dezen open te stellen voor leden en niet-leden der Kon. Ned. Athletiek Unie, zuowel van in als buiten Zeeland.

Wij moeten vooruit in Zeeland! Wat elders kan, kan ook bij ons! De Zeeuwen zijn een sportief-aangelegd volk en zij verdienen de gelegenheden, die hunne sport-aspiraties kunnen bevredigen. Daarom roepen wij de nieuwe Athletiek-Vereeniging "Marathon" een hartelijk welkom toe in de Zeeuwsche sport-gemeenschap en spreken wij den wensch uit, dat de propaganda voor athletiek vanuit Middelburg, via Vlissingen, zich over onze geheele provincie zal weten voort te planten, opdat Zeeland niet langer een isolement, maar een brandpunt in de athletiek-beweging gaat vormen.

Zeeuwsch Voetbal.

We zijn den lezer nog steeds eene slotbeschouwing schuldig nopens den stand van zaken van het Zeeuwsche voetbal. Den Zeeuwschen kampioen "Vlissingen" is het helaas niet mogen gelukken, het kampioenschap door promotie te doen volgen, want de promotie-competitie heeft den Vlissingers geen enkel punt opgeleverd. Niettemin hebben zij in de zware en spannende competitie uitstekend partij gegeven, maar de geluksfactor, onontbeerlijk voor het behalen van successen, heeft hun den rug toegekeerd. Niet alleen verloren zij enkele wedstrijden, o. a. beide malen tegen "De Valk" en eenmaal tegen "Wilhelmina", met slechts één doelpunt verschil, maar met een grijntje geluk zouden deze wedstrijden ongetwijfeld op Vlissingsche overwinningen zijn uitgeloopen. Dan laboreerden de kampioenen nog aan tegenslag niet spelers, die, vanwege blessures of om andere redenen, enkele wedstrijden muesten verzuimen en overigens paste het harde tempo niet in het kader der Zeeuwen, die - dit zij te hunner eer gezegd - een fair en ingetogen speeltrant huldigen.

De eindstand dezer promotie-competitie luidt als volgt

Doelp.

Gesp. Gew. Gelijk Verl. Pnt. Voor Tegen Gem.

Staatsmijn Emma 6 4 - 2 8 20 -10 1.33

Wilhelmina 6 3 - 1 8 14 - 8 1.33

De Valk 6 3 2 1 8 7 - 9 1.33

Vlissingen 6 - - 6 0 9 -23 0.00

De drie hoogst-geplaatsten, welke met gelijk punten-tal eindigden, zijn weer met frisschen moet opnieuw begonnen in een enkele competitie. Reeds hebben De Valk en Staatsmijn Emma elkaar ontmoet met resultaat, dat de Mijnbewoners met 1-0 wonnen, zoodat De Valk nu ook is uitgeschakeld, daar zij hoogstens met Staatsmijn Emma in puntental gelijk kan komen, in welk geval het hierboven geboekstaafde doelsaldo beslist ten gunste van de Limburgers. De wedstrijden De Valk-Wilhelmina (14 Juli) en Wilhelmina-staatsmijn Emma (21 Juli) zullen hier de finale beslissing moeten geven.

Onze tweede Zeeuwsche kampioen, genaamd "Terneuzen", heeft het er niet beter afgebracht; zij heeft, na het kampioenschap der 3e klasse te hebben behaald, alleen eene overwinning op het Roosendaalsche "Alliance" kunnen bevechten en heeft, 'n de promotie-competitie naar de 2e klasse, den volgenden eindstand bereikt

Doelp.

Gesp. Gew. Gelijk Verl. Pnt. Voor Tegen Gem

M.E.V.O. 4 4 - - 8 16 -9 2.-

Alliance 4 1 - 3 2 10 -12 0.50

Terneuzen 4 1 - 3 2 9 -14 0.50

De derde Zeeuwsche kampioen, n.l. de Vlissingsche V. V. "De Zeeuwen", die als no. één uit de competitie van den Zeeuwschen Voetbalbond te voorschijn kwam, zal in het nieuwe seizoen in de 3e klasse N.V.B. uitkomen, indien althans de terreinmoeilijkheden, waarmede deze vereeniging heeft te kampen, tijdig zijn opgelost.

Alzoo blijft "Vlissingen" in de 2e en "Terneuzen" in de 3e klasse en hopen we "De Zeeuwen" weldra als aanwinst in het N.V.B.-verband te begroeten.

Er wordt flink geoefend; de V. V. "Middelburg" gaat zelfs een eigen cluborgaan uitgeven, vriendschappelijke wedstrijden worden op diverse Zeeuwsche terreinen georganiseerd en alles wijst er op, dat over enkele maanden, wanneer Koning Voetbal! zijn legioenen weer ten strijde roept, Zeeland een hecht voetbalfront zal vormen en onze clubs, met het vaste voornemen om hunne positie steeds weer te verbeteren, den grooten strijd gaan inzetten.

Mogen de Zeeuwsche prestaties van 1928-'29 in 1929-'30 bevestigd en - zoo mogelijk - verbeterd worden!

LUCTOR ET EMERGO.

 

TREFFERS EN POEDELS

ZITTENDE BIJ ....

Een deel van een stoottand en twee kiezen van een Mammouth, die bij de nieuwe sluis te Vlissingen opgegraven zijn.

Eléplias primigénius,

wat doen ze nu met jou,

fossilus vlissingsluizias,

nu kom je in de kou.

Zoo'n twintigduizend jario

lag je in diepen slaap,

nu ben je de sigario,

primaire reuzenknaap!

Ze graven nu je kiezen op,

een stuk van je skelet,

je wordt als curiositas

in elke krant gezet.

Dat had je vroeger niet gedacht

hé, dooie, ouwe heer?

Zeg, was het in jouw jaren ook

zoo'n miserabel weer?

Was in den ouden Mammouthtijd

óók stembus-variété?

En mocht je, als je was getrouwd

óók met geen ander mee?

Bestond in jullie reuzenland

het Scheldevraagstuk al?

En was een Holland-België-match

heel wat of niemendal?

Zeg, hebben in dien grijzen tijd

ook fiscussen bestaan?

En hadden jullie vrouwen

ook al korte rokkies aan?

De plaats waar jij begraven lag,

was dat nou eerste klas?

Of was je maar een arme vent,

Zoo'n stuk Jan Kalebas?

En als jij nu nog levend was

dan stuurden wij je

gauw als waakhond, super-groot-formaat,

naar.... lach niet .... Curaçao!

Veendammers waren in jouw tijd

toch nog wel heel solied?

Een paar millioen, mein Lieber Mann

kost nu drie jaar. Méér niet.

Zeg, ondermaaiveldsch souvenir,

als jij maar praten wou,

wees overtuigd, dat ik je dan

heel dankbaar wezen zou.

WILLEM TELL II.

 

DE O.Z. PRIJSVRAAG

Het lot besliste dat C. J. GELDHOF, Lange Singelstraat

Middelburg de prijs zal ontvangen.

"LOZJEERGASTEN UUT 'OLLAND"

(Een schets van kleine luyden)

door

R. MAURIK.

Pietje van Ko begreep er nou niks en niemendalle meer van. Gisteren had buurvrouw Kee al geen tijd gehad om eens even een praatje te maken en vanmorgen liep ze weer maar telkens, bedrijvig, haar huisje in en uit, zonder een oogenblik verpoozing. Ja, d'r was vast wat aan de hand met Kee, want ze sloofde en sjouwde alsof haar leven er van af hing. Op andere dagen kon er nog wel eens een kwartiertje af om eens even de dingen van den dag te bespreken, maar nou scheen ze net te doen alsof Pietje van Ko niet bestond. En dit laatste irriteerde Pietje nog al niet weinig, want hoe zou ze nou te weten komen wat of er toch bij Kee meest gebeuren? .... Dat er wat buitengewoons moest plaats vinden stond vast. Gisteren had Kee de ramen gezeemd, wat ze anders op Maandag nooit deed en.... waarachtig ze had nieuw crèpè-papier om de bloempotten gedaan en schoone gordijnen voor de ramen gehangen en.... allemachtig nou nog toe, waarvoor had ze toch verleden week een nieuw vloerkleed gekocht? .... . Pietje moèst en zou het te weten komen! Ze verzon allerlei karweitjes om maar buiten achter haar huisje te kunnen werken. Al d'r klompen had ze al geschuurd en als ze nou d'r drooglatten nog eens afschuurde dan zou ze-toch wel 'n kansje krijgen om Kee eens even te pakken te krijgen.... Ha, wacht, daar kwam ze al!

"Wel, wel, buurvrouw j'eit geloô'vk beênen te kort. Mênsch, wat is t'er toch bie' j' op til, je bint zoô in de weêre?"

Met deze woorden opende Pietje het offensief, tevens eege verlichting gevend aan haar, van brandende nieuwsgierigheid popelend, gemoed.

Gelukkig voor den onbeperkten dorst naar wetenschap van Pietje van Ko, scheen Kee nou toch 's eventjes adem te willen halen, want ze posteerde zich met de handen in de zijde, tegen de schutting, die de grens hunner beide domeinen vormde,

"Ja, Pietje, misschien ei jie 't al begrepe, mè je mot wete ik krieg vandaege lozjeergasten uut Rotterdam. 'n Neef van Arjaon mit z'n vrouwe. Ze komme 'ier mè voor 'n dag of viere mè, as je gêen vrimd volk in 'uus gewend bin, zooas ik, dan komt 'r bie zoo'n gelegenheid 'eêl wat kieke, dat kun je wè' begriepe.

De geweldige hoofdknikken van Pietje demonstreerden duidelijk, dat ze het zeer goed begrijpen kon en belangstellend vroeg ze: "Mè Kee, waè' zu' j, die mênschen laete' slaepe'? J'eit toch zeker geên bedden over?"

"Daer èk al voor 'ezorgd. Andries in Bram magge bie m'n zuster slaepe' in Lambert za' wel 'n nist voo' z'n eige macke' op de vloer. Die is nie' zoó kleinzeêrig....

Noe da' i' 'ier toch stact Pietje wou ik je 's even vraege kun jie m'n soms geên taefellaeken leêne', want je snap wè', dat 'k zoô'n dienk noôit gebruuk. Me ete aoltied zoômè' van 'n ongedekte taefel, zoôas dat bie ons soort mênschen de gewoonte is."

Aangezien de luxe van een tafellaken ook ten huize van Pietje geheel vreemd was, kon zij aan dit verzoek niet voldoen, maar merkte, zeer vindingrijk, op: "Bin jie gek, Kee, maek je eiege dae' noe toch nie' moeilijk over. Die 'Ollandsche lui, is oallemael me kaele drukte. Ze binne wat bliê, dat ze 'ier voe' niks magge komme freete. In as je dat noe tòch wil doe' neemt dan even 'n beddelaeken da's toch oôk wit!"

"Ja,. . . . ja, dat za'k mè doe' " antwoordde Kee peinzend en dan, de dorpsklok sloeg half twaalf: "Gosternokke buurvrouw, is 't al zoó laête? 'k Mot gauw opschiete' want strakjes komme' ze al van de tram of".

Gaarne had Pietje nog eens eenige bijzonderheden over die vreemde menschen gevraagd, maar Kee liet haar schrobben aan d'r drooglatten en ging weer haastig haar huisje binnen om met al haar energie de toebereidselen voor de ontvangst harer gasten te voltooien.

Haar simpele, doch keurig onderhouden meubeltjes vertoonden in hun helderheid de zindelijkheid der huisvrouw. De stoelen zoowel als het notenhouten kabinet wedijverden in glans met den spiegel. De ornamentjes op den schoorsteen en de wandteksten aan den muur waren even zoo vele blijken van de gemoedelijkheid van dit stille interieur. Aan de groen geschilderde zoldering hing een uitgerolde vliegenvanger, waaraan in doodsche verstijving eenige vliegjes kleefden, terwijl nog enkele wezentjes wanhopig met hun pootjes in de ruimte kronkelden tot óók hen het bittere eind van alle leven zou verlossen uit hun lijden. En al deze dingen - sobere stillevens - werden reeds jaren aanschouwd door de groote oogen van het familieportret, dat in een ovale lijst boven de kastdeur hing.

Tot vóór den dag van gisteren was in dit huishoudentje alles zijn gewonen gang gegaan. 's Morgens als vader met de twee oudste jongens bij den boer aan 't werken waren en de kleine Dries naar school, begon Kee aan de dagelijks wederkeerende werkzaamheden. Eerst de ramen hoog opschuiven en dan wat afgekookte theeblaren op het vloerkleed verspreid om het stof te verzamelen, en zoo begon Kee dan: met handveger en blik te werken. Alles kreeg behoorlijk zijn beurt. En als de stoelen en het kabinet eens plotseling de macht tot spreken hadden gekregen zouden zij ongetwijfeld geklaagd hebben over de hardhandige kastijding met stofdoek en boenwas.

Zoo ging alles in denzelfden sleur. Een sleurgang, die nu voor Kee juist niet de gemakkelijkste was. Na den waschdag kwam de dag van het mangelen en strijken en daarop volgden weer de noodige verstellingen der kleedingstukken, waarvan het stoppen der kousen den meesten tijd in beslag nam. En dan nog de zorg voor het eten en de kippen en het varken. Niet alleen om deze dingen had Kee wel eens het feit betreurd, dat ze geen dochter gekregen had. Met die jongens was het telkens wat anders. Dán kwam de één thuis met een paar ontroerend groote winkelhaken in zijn broek, òf met een bont en blauw getimmerd aanschijn. Op een anderen tijd kwam weer een andere duvel, met een onvergelijkelijk lang gezicht, om een paar gulden vragen omdat hij een ruit van een der medeburgers ingegooid had.. . Enfin, ondanks dit alles was haar leventje kalm daarheen gevloden totdat gisteren de briefkaart uit Rotterdam kwam met het bericht, dat neef met z'n vrouw nou toch eens gevolg zouden geven aan de reeds lang gedane uitnoodiging om eens enkele dagen bij hen in Zeeland te komen logeeren. En omdat neef vacantie had zouden ze nog dezelfde week komen. Dit laatste overviel Kee als een koud stortbad, want nog nimmer had ze logeergasten gehad en ook omdat hun huisje heel klein was, vereischte de herberging van die menschen heel wat hoofdbrekens.

Met haasten en reppen had ze dan nou toch alles voor elkaar kunnen krijgen en tevreden beschouwde zij den ordelijken boel, terwijl zij bezig was aan de bereiding va het middagmaal, dat nu, vanzelfsprekend, ook een meer dan gewone zorg verlangde. Van tijd tot tijd had ze al eens naar de klok gekeken, want het zou wel niet lang meer duren. Haar man, die uit 't land moest komen, zou hen meteen even afhalen aan de tram.

Eigenlijk zag ze er wel 'n beetje tegen op, want dien neef had ze wel eens vluchtig gezien, maar z'n vrouw nog nooit. En dit zou natuurlijk wel zoo'n stadsdame zijn met van die fijne manieren, en die het ginds in Rotterdam veel rijker hebben dan zij in hun eenvoudig huisje hier. Zoo peinzend stond zij de fijne runderlapjes te braden, die ze voor deze gelegenheid bij den slager gehaald had. Natuurlijk had zij wel varkensvleesch in de kuip, maar dit was toch eigenlijk niet versch en daarom wilde ze dit die menschen niet voorzetten.

Terwijl ze zich, voor de zooveelste maal, afvroeg, of ze nou toch werkelijk niets vergeten had, werd met een luid geraas de deur open gesmeten en kwam de kleine Andries binnenstuiven, die juist uit de school kwam.

"Dag moeder, mag 'k 'n babbelaer?" Vóór dat de bengel het laatste woord dezer vraag uitgesproken had, was het zoetige onderwerp reeds uit het potje in zijn bezit overgegaan en begon hij z'n aandacht te besteden aan hetgeen er gegeten zou worden.

"Dag Andries, wat binne je klompen weer onder de slik! Pas op da'j vandaege je eige' niet te vuul maekt, in loôp noe 's gauw nae' Eintje den bakker om 'n 'oallef pond koekjes, mè' je eet d'r geên eêntje van op, verstaen?"

Hoewel Andries gewoonijlk deze karweitjes zeer verafschuwde vertoonde hij nu een verdachten ijver om zich van de opdracht te kwijten.

En onderwijl de jongen naar den bakker was en buitengewoon lang weg bleef, kwam vader met de gasten, de dorpsstraat reeds binnen gewandeld.

Het waren de eenigste passagiers, die het stoomtrammetje voor het dorp aangevoerd had en daarom mochten zij zich verheugen in de onverdeelde belangstelling van de zijde der inboorlingen. Stiekem werd menig Gordijntje terzij geschoven om die vreemde lui te bespionneeren. En op de vraag: "kiek 's welk vrimd vôlk zou Arjaon dae' noe bie 'm è?", werd haastig de waschtobbe in den steek gelaten om die ongewone wezens te aanschouwen.

De begroeting, na aankomst in het huisje van Kee, was allerhartelijkst, en na de overtollige kleedingstukken van haar logé's in ontvangst te hebben genomen, uitte Kee al aanstonds haar hewondering voor de mooie japon van nicht en informeerde belangstellend, of ze die dunne zijden kousen nou ook in den winter droeg. En vader Arjaon, die eenigszins zwaar op de hand was, schudde vermanend het hoofd bij de aanschouwing van het geonduleerde polka-haar van de Rotterdamsche, en zei: "nichtje, nichtje, pas toch 'n bitje op, want 't is al ijdelheid!"

Gelukkig voor nicht, die dezen oratorischen zin blijkbaar niet goed begreep, kwam Andries met de koekjes binnen, welke hij met 'n teedere schroomvalligheid op de tafel deponeerde. Na, door vader gesommeerd te zijn, om eerst z'n pet af te nemen, gaf hij neef en nicht, met een bedremmeld gezicht, een hand, en beantwoordde schuchter de hem gestelde vragen. De knaap moet voorts dien dag wel tot de overtuiging gekomen zijn, dat de goden mèt hem waren, want moeder maakte geen aanmerking op de geringe hoeveelheid koekjes en gaf hem, eenige uren later, ook geen standje toen hij met 'n gebroken klomp thuis kwam.

Nadat de gasten, onder het genot van een kopje koffie, eenigszins van de vermoeienissen der reis bekomen waren, werd hen het huis met toebehooren vertoond. Nicht vond het tuintje achter het huis, verrukkelijk; het varken, woelend in z'n mest, allemachtig koddig en de kippen leuk. En neef was van, meening dat hij direct hier zou komen wonen wanneer hij hetzelfde loon kon verdienen als in de stad.

Onderwijl was Bram ook thuis gekomen en beijverde Kee zich om de tafel te dekken, waarbij zij zich aftobde met de vraag hoe of de messen, lepels en vorken wel gelegd moesten worden. Op Lambert behoefde men niet te wachten daar die te vèr in den polder werkte om 's middags thuis te komen eten.

Volgens de onwrikbare gewoonte der vaderen ving men het middagmaal aan met het bekende gebed. En terwijl de stem van Arjaon ootmoedig, doch niettemin galmend door de kamer dreunde, kon Andries niet nalaten om zoo tusschen z'n wimpers door eens even naar dat gekke krullehoofd van nicht te kijken.

Tot onuitsprekelijke verlichting van Kee lieten de gasten zich het maal reusachtig smaken en nicht had er blijkbaar geen erg in, dat het geen damast was waarop de borden prijkten. Het maal verliep onder opgewekt gekout. Nicht vertelde van het gemak van electrisch licht en waterleiding, waarover zij in Rotterdam te beschikken had en neef weidde uit over zijn werkzaamheden op de fabriek en de sociale verhoudingen, die voor hen zoo veel gunstiger waren dan voor de arbeiders op het platteland.

Vader Arjaon, nog iemand van den ouden stempel, met een onkreukbaar plichtsgevoel, had niet veel op met die moderne dingen uit de groote stad. En terwijl hij smakelijk zijn puddinkje verorberde, hetgeen anders slechts 'n Zondagsattractie was, merkte hij op: "We motte 'ier meschien wel 'n bitje 'arder wêrreke, me m'n binne trevreê, in das de 'oofdzack!" Ter bekrachtiging van zijn welgemeende opmerking, vouwde hij z'n handen samen en boog het hoofd m met het dankgebed het gastmaal te besluiten.... Eenige minuten later ging hij, met de waterkruik op z'n rug en het vertrouwde pijpje tusschen zijn tanden, weer met Bram naar den akker, de verdere zorg voor de logeergasten overlatende aan Kee.

't Was drie dagen later en de gasten waren weer naar de Rotte-stad vertrokken, toen Pietje van Ko voor 't eerst in de gelegenheid kwam weer eens 'n intiem buurpraatje met Kee te houden.

"En Kee, 'oe is 't gegaen mit de gasten?"

"Och buurvrouw, wat za'k 'r van zegge," was het antwoord, "t Is wel 's gezellig voor 'n keêrtje, mè ze zoue niet te dikkels motte' komme', want dan kreeg 'k ruzie mit m'n kinders, Verbeeld je, d'n eersten dag 'ad 'k 'n puddinkje 'ekookt, in, zooas je weet, kom Lambert 's aevends pas thuus, die vroeg natuurlijk of 'k 'n stikje voor 'm bewaerd 'ad. Ik 'ad 'r eêlegansch nie' om 'edocht mè ik beloofde 'm den anderen dag 'n paer pannekoekjes voor 'm te bewaeren. Dae' komt 'n gisteraevond thuus in vraegt 'n trek of 'k z'n koekjes bewaerd 'ad, 'k Zè ja, m'n jongen, das in orde, zet je mè vast an de taefel. In dae' neem 'k het bord

uut de spinne, in wat sodemieter, daer 'ad die kleine Andries aol de koekjes op'efrete. Je kunt begriepe' wat of die Lambert te keêr gieng....... Ja," zeit ie, "noe mot 'k 'n eêlen dag 'ard gae wêrreke, julder zitte' 'ier mit dat vrimde volk lekker te eten, in as ik 's aevends thuus kom is 't er niks voo' m'n bewaerd, in dan mag 'k nog op de grond gae slaepe",

Pietje van Ko lachte, lachte, dat de schutting er van stond te trillen.