Ons Zeeland 1929, nummer 34

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Telefoneeren op Zondag; een goed besluit van de Kamer van Koophandel; afkeurenswaardige reclame.

De menschheid is verwend, en daarom is zij niet doorloopend opgetogen over de diverse gemakken welke aan het leven in de twintigste eeuw zulk een bekoring verleenen. Eerst als zoo'n "levensbehagelijkheid" haar voor eenigen tijd ontnomen wordt ontdekt zij opnieuw de beteekenis daarvan. Een goed voorbeeld levert de telefoon. De telefoon, die dag en nacht tot onze beschikking staat en waarvan we ons bedienen "alsof het zoo hoort"; zonder verbazing over de mogelijkheden welke zij biedt, en zonder erkentelijkheid voor haar bereidwilligheid. Eerst als de telefoon om de een of andere reden haar diensten opzegt, ontdekken wij, verwende aardbewoners van 1929, welk een nuttige en mooie rol dit instrument in de samenleving speelt. Men woont b.v. te Middelburg of te Goes waar de telefoon van Zondagavond tot Zaterdagavond op ieder uur van den dag en van den nacht bereid is je verlangens en wenschen over te brengen. Men apprecieert het niet. Slechts des Zondags als men noodzakelijk te telefoneeren heeft, terwijl de telefoon zwijgt en blijft zwijgen, erkent men haar beteekenis. Men! Daartoe behooren ook de leden van de afdeeling Walcheren van de Ned. Mij. tot bevordering der geneeskunde. Deze artsen kunnen n.l. op Zondagen evenmin over de telefoon beschikken als de rest der Zeeuwsche menschheid. De gesloten telefoon op Zondag heeft al meermalen narigheid veroorzaakt als b.v. de hulp der doktoren moest worden ingeroepen voor de vooral op Zondagen vallende verkeers-slachtoffers of voor plotselinge ziekten. De arts werd meer dan eens later bereikt dan voor de hulpbehoevenden wenschelijk was. Zelfs als de geneeskundige, denkende aan de gesloten telefoon, den Zondag niet gebruikte om uit te gaan, doch zich angstvallig binnen de muren van zijn woning opsloot. Teneinde èn het bezwaar van te late hulpverleening èn dat van het gebrek aan bewegingsvrijheid op te heffen, besloten de artsen op Walcheren bij rekwest den directeur-generaal der posterijen te verzoeken de telefoon in Middelburg gedurende den geheelen Zondag open te stellen. Alvorens het verzoekschrift in zee te sturen klopten de artsen bij de Kamer van Koophandel aan om adhaesie-betuiging. Het bestuur van de K. v. K. vond de aangesneden kwestie evenwel te belangrijk om met een adhaesie-betuiging te volstaan. Het onderzocht de zaak en besloot ten slotte zijn leden voor te stellen een eigen adres tot de posterijen te richten met het doel iets meer te verkrijgen, dan hetgeen de artsen voorstonden. In de jongste vergadering der Kamer kwam het bestuursvoorstel aan de orde om te trachten in Middelburg en in Goes op Zondagen en algemeen erkende Chr. feestdagen het telefoneeren mogelijk te maken. Slechts vier leden stemden tegen en de groote meerderheid gaf te kennen het nut van het Zondagschs telefoontje voor Middelburg en Goes in te zien. Niet slechts op grond van de door de artsen naar voren gebrachte motieven, doch tevens in het belang van de zakenmenschen. We juichen het standpunt van de v. K. van harte toe. Het klopt niet dat de meeste plaatsen die dag- en nachtverbinding hebben, w.o. steden met niet meer telefoon-aansluitingen dan Middelburg, des Zondags over de telefoon kunnen beschikken en dat men de genoemde Zeeuwsche steden, gelegen in een district dat toch nog altijd vrij geïsoleerd is, deze Zondagsche telefoon onthoudt. We zien in het openstellen van de telefoon een groot belang, niet alleen voor de menschen uit Middelburg en Goes, maar ook voor de bewoners uit de omgeving, die nu op Zondag bijna niet weten hoe een dokter te bereiken.

Het heeft ons wel verwonderd dat B. en W. van Middelburg weigerden adhaesie te betuigen aan de poging om Middelburg op Zondag van een telefoon-gelegenheid te voorzien. Mist dit college dan waarlijk allen zin voor practische zaken? In de eerstvolgende gemeenteraadsvergadering mag over deze weigering wel eens een en ander gezegd worden!

x

Al meermalen hebben we doen uitkomen dat we reclamemaken voor ons gewest prachtig vinden. Mits deze reclame goed is en als zij ook werkelijk het belang van Zeeland op het oog heeft. Jammer genoeg is zulks niet altijd het geval. Eenigen tijd geleden stelde een Amsterdammer een boekje over Zeeland samen, dat hij "Mooi Zeeland" noemde. Een gedeelte van "Mooi Zeeland" bevatte tekst en illustraties. Een ander gedeelte.... advertenties. Veel advertenties van Middelburgsche zaken. De tekst liet evenwel te wenschen over, en men behoefde "Mooi Zeeland" slechts even door te bladeren om te ontdekken dat de schrijver niets, maar dan ook niets van Zeeland af wist. Behalve slordigheden bevatte het boekje "koeien van fouten", die een rechtgeaard Zeeuw waarlijk met schaamte vervullen. De voorzitter van V. V. V. te Middelburg heeft in de pers den schrijver van "Mooi Zeeland" en deze fouten attent gemaakt en de hoop uitgesproken dat bij een volgende uitgave de waarheid beter tot haar recht zou komen. De goede raad van V. V. V.'s voorzitter heeft evenwel geen vruchten afgeworpen. Dezer dagen verscheen de nieuwe uitgaaf van "Mooi Zeeland" en wederom bevat het werkje onnauwkeurigheden die niet door den beugel kunnen. En behalve onnauwkeurigheden, veel advertenties van Middelburgsche zakenlieden, die - en dat is toch wel heel frappant - niets van adverteeren willen weten als V. V. V. te Middelburg een goeden en ieder geval juisten gids gaat uitgeven.

We keuren "mooi Zeeland" als reclame-middel van ons gewest zonder voorbehoud af, en met den voorzitter van V. V. V. te Middelburg zouden we een beroep willen doen op de Middelburgsche zakenlieden om een derde uitgaaf van "Mooi Zeeland" niet meer mogelijk te maken.

We nemen het den Amsterdamschen samensteller van "Mooi Zeeland" niet kwalijk dat hij een boterham aan onze provincie wil verdienen, doch het belang van onze provincie eischt dat hij zulks op andere wijze doet.

Beschrijf Zeeland zooals het is en verdien aan de uitgave naar het u lijkt.

Stoort ge u niet aan welgemeende en juiste opmerkingen, laat dan Zeeland met rust, en verzamel elders advertenties.

Middelburgsche adverteerders helpt V. V. V. dwaze sprookjes en belachelijke beschrijvingen van uw mooie stad en van het schoone land uit de wereld helpen!

 

VAN EIGEN BODEM

DE MOFFESCHANS

door

JAN VERMEER.

(Vervolg en Slot).

Na deze overdenkingen gaan Hondius en zijn gasten zich in het veld vertreden, waar ze de knechts in hun arbeid op het land en in den hof gadeslaan, en vee en veldvruchten in oogenschouw nemen. Niets wordt op deze wandeling overgeslagen: het oog van den meester maakt het paard vet. Zoo denkt ook de "casteleyne", de vrouw van Burgemeester Serlippens, er over, die elken morgen het eerst opstaat, om knechts en meiden to wekken. Als de morgenpap genuttigd is, gaan de meiden de koeien melken, die vervolgens door de jongens met hoorngeschal of op de tonen van de fluit naar de weiden worden gedreven. Andere jongens voeren de schapen naar de schorren aan de Schelde. De groote knechts begeven zich tot zwaarder arbeid, als ploegen, spitten of schaapscheren. Ook de "meisens" vinden hun dagtaak, terwijl de "vrouwe" zelf zich bezig houdt met den zuivel. In het heetst van het jaar houdt alles een middagslaapje; de boog kan immers niet te lang gespannen zijn.

In den winter wordt het vlas gebookt, gezwingeld, en vervolgens door de vrouwen gesponnen. Zoodra het voorjaar wordt, worden stal en schuur schoongemaakt, onderwijl de wiedsters het onkruid wieden. Eerst komt het vlas op, vervolgens het koren. Met sikkel en pik trekken de knechts naar het land, om den oogst binnen te halen. 't Heetste werk van het heele jaar is echter de zaadoogst, waar mannen en vrouwen beide aan te pas komen. Het zaad wordt op een zeil in het veld gedorscht door de knechts, terwijl de meiden het aandragen, en het leege zaadstroo tot schooven samenbinden; vervolgens wordt het gewand, en nog vóór den nacht thuis gehaald. Vervolgens wordt de tarwe geoogst. Als de laatste, gekroonde schoof de schuur binnen gereden is, vergeten mannen en vrouwen de vermoeienissen van den arbeid met het eten van wafels en het drinken van zoet bier. Vaak wandelt Hondius ook langs de Schelde, waar zijn knechts bezig zijn met de vischvangst. Anderen versterken of herstellen de dijken met rijshout, of polderen nieuw land in. Is het laatste gat gedicht, dan wordt een meiboom op den nieuwen dijk geplant, en de kan gaat lustig rond.

Natuurlijk bieden zijn vele wandelingen Hondius volop gelegenheid om zijn botaniseerlust te voldoen, en uitvoerig beschrijft hij ons, hoevele en welke zeldzame planten en kruiden er in Zeeuwsch-Vlaanderen worden gevonden. Soms strekt hij zijn tochten verder uit, naar Brabant en Vlaanderen. In de streek van Yperen en in Veurnerambacht, waar de landerijen van zijn moeder gelegen zijn, bezoekt hij dan tevens zijn pachters, over wie hij echter niet erg te spreken is; het is er al net zoo mee als met de menschen in Terneuzen: veel beloven en weinig geven. Over Sluis en IJzendijke keert hij van zijn Vlaamsche reis terug; te Philippine laat hij zich over den Braakman zetten, om over Mauritsfort weer spoedig de Moffeschans te bereiken.

"Den Achsten Ganck" van de Moffeschans heeft tot onderwerp de "Ouffenijngen op 't cantoor." Dit "cantoor" is de bibliotheek van Hondius, zijn welvoorziene boekerij, waarheen hij graag zijn gasten, die er vermaak in scheppen, meeneemt. Al de wijsheid der wereld, ligt in zijn boeke besloten, de gansche wereldgeschiedenis, de loop der natuur, de geheimen van sterren, bergen en mijnen, van steenen, rivieren en zeeën, ja van geheel de aarde. Uit zijn theologische biblotheek heeft Hondius evenwel al die boeken geweerd, die menschenwijsheid verkondigen, die niet uit God is.

Met zijn boeken beklimt hij zonder vrees de hoogste bergen en bevaart hij den wilden oceaan. Ook van rechts- en geneeskundige werken is zijn bibliotheek wel voorzien, evenals van "poesijen". Andere boeken behandelen de gewijde en de ongewijde geschiedenis, weer andere bevatten amoureuse historiën. Is Hondius miet een van zijn vrienden in zijn bibliotheek, dan nemen ze een boek uit de kast, om het tot onderwerp van hun gesprek te maken. Zoo spreken zij meermalen over 's menschen ongelukkigen toestand, vergeleken met dien der dieren. Hulpeloos komt de mensch ter wereld, terwijl het jonge dier zich terstond weet te redden. Met arbeid en zweet moet hij zijn brood winnen, terwijl de dieren alom hun tafel gedekt vinden. Het dier kent geen dokter, maar laat zich door de natuur genezen; hoeveel kwalen heeft de mensch echter niet, ondanks al zijn voorzorgen? Zelfs zijn nabijheid heeft een schadelijke uitwerking; immers, welke dieren zijn gezonder dan de visschen, die in het water leven, ver van den mensch, en welk dier is ongezonder dan de hond, de metgezel van den mensch?

Dan komt de menschelijke hoovaardij ter sprake, waar het, zoo constateuren Hondius en zijn vrienden, al ver mee gekomen is.

Welke dief toont met trotsche vreugde het brandmerk op zijn rug? Wat pronkt de dwaze mensch dan met zijn kleeren, die hem moeten herinneren aan zijn zondeval. Gods Zoon, die in een kribbe werd geboren, had zelfs geen steen om Zijn hoofd ter rust te leggen, en werd in een vreemd graf begraven. Waarom zouden wij dan niet tevreden zijn met een rok zonder naad, om de rest van ons geld en goed aan onze arme broeders te geven?

Waarin onderscheidt de Christen zich dan nog van Jood of heiden? Maar Hondius weet maar al te zeer, hoe vruchteloos zijn klacht is; al erkent men de waarheid van zijn woorden, men zal er geen naad van zijn kleed voor verleggen, want niemand wil immers de eerste zijn.

En dan 's menschen rusteloosheid en wispelturigheid! De een sterft tegen zijn zin en met groote droefheid, de ander maakt vrijwillig een eind aan zijn leven. De een klaagt over zijn kinderen, de kinderlooze verlangt er naar. Velen kunnen nooit een vrouw naar hun smaak vinden, vele anderen zouden hun vrouw weer wat graag kwijt willen zijn! Vooral deze laatsten vormen een groote categorie, wat geen wonder is, wanneer men ziet hoeveel onberaden huwelijken er worden aangegaan.

Een andermaal gaat het gesprek over den droomerigen toestand van het land, over de slechtheid der Roomschen, de wreedheid der Spanjaarden, de schijnheiligheid der Wederdoopers, die Hondius alle haat met fellen haat. En zijn gast en gastheer moe van lezen en praten, dan bezichtigen ze de rariteiten, die Hondius overvloedig bezit: uitheemsche gewassen, mineralen, schelpen, zeldzame opgezette vogels, Chineesche schilderijen, steenen bijlen van vreemde volken, was en gom van de Indianen, en vele andere dingen, te veel om op te noemen. Zijn voornemen, hier nog eens een afzonderlijke beschrijving van te geven, is waarschijnlijk door zijn vroegtijdigën dood niet ten uitvoer gebracht.

"Wandelinghe naer 't Studeeren" is de titel van "Den Neghenden Ganck". Wanneer de lust tot lezen vergaan is, rijden Hondius en zijn vriend te paard de stad uit, langs de Schelde, of naar een der plaatsen in de buurt van Terneuzen, naar het eerst onlangs, in plaats van het thans vervallen Sas van Terneuzen gestichte Sas van Gent, of naar Biervliet, stad met haar roemruchtige verleden, maar die thans door het geweld van zee en krijg welhaast geheel vernield is, en waarvan men eerlang zelfs niet meer zal weten, waar ze gelegen heeft. Biervliet, de stad van Beukelsz., wiens lof niet zal vergaan zoolang men haring vangt, de stad die door Bourgondië, Frankrijk en Engeland met vele voorrechten werd begiftigd, moet de andere Zeeuwsche steden een roepstem zijn, hoe alle aardsche eer en heerlijkheid vergankelijk is.

Vervolgens bezichtigen ze de grondslagen van het kasteel, dat Alva in de buurt van Terneuzen had willen bouwen, om de Schelde in zijn macht te houden. De Prins zond echter zijn schoonzoon Philips van Hohenlohe, die de dijken door liet steken, en zoodoende het Spaansche plan wist te verhinderen, maar tegelijk oorzaak was, dat de zee nog van alle kanten het land instroomt. Het gezicht op de Schelde doet Hondius denken aan de talrijke zeeslagen, die de Zeeuwsche stroomen aanschouwd hebben vooral in den tijd toen Den Briel door de Geuzen werd veroverd, en Vlissingen zich vrijwillig voor den Prins verklaarde. Wel is Zeeland thans een gezegend land, waar vrijheid van staat en kerk heerschen,

en waar de antichrist verdreven is.

Dikwijls ook wordt, wanneer Hondius vrienden te gast heeft, vroeg in den morgen de huifwagen ingespannen, en men rijdt naar Axel, waar het gezelschap zich ten huize van Dr. Nathans Vay aan de versch gebakken wafels te goed doet. Den volgenden morgen, nog vóór zonsopgang, vaart het gezelschap in de schuit naar de stellen, waar men zich met de vischvangst bezig houdt. 's Nachts trekt men uit op de konijnenjacht, en bovendien wordt menige watereend gevangen in de uitgezette strikken. Ook wordt het aanleggen van een nieuwen dijk in oogenschouw genomen, maar de losbandige taal der dokwerkers jaagt het gezelschap weldra op de vlucht.

Op een anderen morgen komt het plan op, een speelreisje te maken door Zuid-Beveland. De Wester-Schelde wordt dwars overgestoken en bij Baarland staat een overdekte gereed. Het treft onze spelerijders, dat er nog zooveel huizen verwoest liggen ten gevolge van den strijd met de Spanjaarden. Vermoeid van het rijden, komen zij in "de rijcke stadt" van Goes wat op hun verhaal, en na een rondwandeling door de straten en over de wallen leggen ze zich ter ruste, om den anderen morgen weer vroegtijdig op te staan. Thans bezichtigen ze den hoogen havendijk en de versterkingen der stad, waar duizenden schepen langs varen, en de Goesche markt, die in beiderlei opzicht de grootste is van "het soute Graefschap". Dan wordt de wagen weer ingespannen en door het Westen van Zuid-Beveland gereden. Even buiten de stad, aan haar Westzijde, beluistert men de zes lettergrepige echo, en verder gaat de tocht langs tal van groote boomgaarden en door wel twintig dorpen. Vóór het vallen van den nacht is men weer in Terneuzen terug, waar de kok het hongerige gezelschap met een keur van spijzen opwacht.

Ook van watertochten is Hondius een liefhebber. Over de Zeeuwsche wateren, getuigend van den heldenmoed der Worsten en De Mooren, over het verdronken Reimerswaal, eenmaal een machtige stad, maar door haar hoogmoed gevallen, en thans niet meer dan een mosselbank, vaart men naar Bergen op Zoom, en steekt vandaar over naar Tholen, dat in twee, drie uur bekeken wordt. Langs de rij van forten, die den vijand moeten afweren en langs Vosmeer komt men in het Hollandsche vaarwater. Langs het naar Prins Willem genoemde Willemstad bereikt men Dordrecht, en van daaruit gaat de reis naar Geertruiderberg, waar een van Hondius' beste vriendinnen woont, van wie afscheid te nemen zoo zwaar valt, dat het de vreugde van het weerzien doet vergeten. Te wagen wordt de tocht voortgezet naar Breda, waar Hondius met een harden griffel in een der planken van het beroemde turfschip enkele woorden grift ter eere van Héraugière, den aanvoerder der onderneming. Over Zevenberg en langs Vosmeer en Liefkenshoek vaart het gezelschap terug naar het land van Hulst waar Hondius de gast is van zijn [ons onbekenden] vriend Campman. Als Hulsterambacht vervolgens in oogenschouw is genomen, vaart men weer naar Terneuzen terug, om op de Moffeschans van de vermoeienissen van dit negendagsche uitstapje tot rust te komen.

"Den Tienden Ganck"" die "Mortghen-Stont" is getiteld, vertelt ons hoe Hondius, nadat hij zijn morgengebed heeft gedaan en een hoofdstuk uit den Bijbel heeft gelezen, zijn wandeling maakt over de Scheldedijken, waar allerlei vogels de lucht doen weerklinken om hun vroolijk gezang. Soms ook gaat hij in den vroegen morgen met zijn honden Hylax en Vooral, op de hazenjacht. Dan wordt het ontbijt genuttigd, waarvoor zijn hof hem weer een keur van gerechten levert, en vervolgens brengt hij een uur of vijf, zes bij zijn boeken door, zijn leermeesters, die hem nnog dagelijks onderrichten en nooit boos worden over de "botheyd" van hun leerling. Vóór den middag ziet men hem nooit op straat, en evenmin ontvangt hij dan bezoek. Maar nimmer scheidt hij van zijn studeervertrek, zonder tot God zijn bede en dankgebed opgezonden te hebben.

Aan het eind van zijn beschouwingen gekomen, ziet Hondius, met rechtmatigen trots op zijn Moffeschans en het leven dat hij daar leidt, en stelt zijn lezers de vraag, of het wonderlijk is, dat hij Terneuzen voor zijn hof geruild heeft, en de stad ontvlucht is, om de vrede en de rust van het landleven met volle teugen te kunnen indrinken. Een vraag, die wij zeker niet ontkennend kunnen beantwoorden.

Lang heeft Ds. Petrus Hondius niet mogen genieten van zijn Moffeschans. Uit de classicale acta van Walcheren blijkt, dat op 11 Augustus 1621 wegens krankheid van Ds. Hondius door de classis in 39 liefdebeurten te Terneuzen werd voorzien. In de vergadering van 6 September d.a.v. moest reeds van zijn dood melding gemaakt worden. Hondius is dus, ongeveer 43 jaar oud, in zijn eerste en eenige standplaats gestorven.

Zijn dood maakte een einde aan den roem van de Moffenschans. Dertig jaar later dicht zijn vriend Jacob Cats, in zijn "Ouderdom en Buyten-leven":

Maer Hondi, lieven vriend, ik wil u niet vergeten,

Daer was van uwen tuin voor desen veel geweten,

Men sprak schier overal van uwe Moffeschans,

Maer straks naer uw vertrek soo was zij zonder glans.

Ik heb haer eens gezien, vrij in een ander wezen,

Ik heb haer vrugt gesmaakt en haren stand geprezen

Maer nu en is er niet van dat er voortijds was;

Want ziet, haer schoonste kruid en is maar enkel gras.

Nog lang vond men op de plaats, waar eenmaal Hondius' hof gebloeid had, in het wild groeiende kruiden en gewassen, welke nergens anders hier te lande gevonden werden, en zelfs in het begin der vorige eeuw kwamen er nog geregeld zoogenaamde oliekoopers of Hongaarsche geneeskundigen, om er geneeskruiden op te sporen. Thans is in de landhoeve aan den Axelschen weg geen spoor meer van den vermaarden tuin te vinden, en alleen de hekpotten herinneren aan den roem en de vermaardheid, die eenmaal van de Moffeschans uitging.

 

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender:

Vindt u het interessant te hooren:

- dat een Heinkenszandsche hond op Zondagmorgen 60 (gevleugelde) kippen om hals bracht. Overigens laat de Zondagsrust in dit dorp weinig te wenschen over.

- dat de Goesche kermis ingezet is, niettegenstaande een aantal anti--kermis-menschen aan den arbeid zijn getogen.

- dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Zeeuwsche Eilanden besloot bij wijze van belangstelling fl 100,- subsidie te verleenen aan de Handelsavondschool te Goes.

- dat dezelfde Kamer fl 500,- distribueerde onder de Zeeuwsche vereenigingen voor vreemdelingenverkeer.

- dat de nieuw ingestelde veeinarkt te Sas van Gent zich reeds in een drukke belangstelling verheugt.

- dat B. en W. van Middelburg de noodzakelijkheid aan een doorloopenden telefoondienst op Zon- en feestdagen n hun stad niet inzien.

- dat in Vlissingen 6492 personen van beiderlei kunne in de week van 10 tot 16 Augustus in het openbaar een bad namen.

- dat te Nieuwerkerk de eerste steen van het nieuwe raadhuis gelegd werd.

- dat de vaartuigen van schippers en visschers, liggend in de haven te Breskens, veel hinder ondervinden van de met volle kracht binnen loopende motorveerboot "Koningin Wilhelmina". In verband hiermede heeft de schippersvereeniging "Schuttevaer" den minister van waterstaat een adres gezonden.

- dat de Middelburgsche schilder de heer W. J. Schütz Zondag j.l. onder groote belangstelling zijn 75sten jaardag vierde.

- dat een inwoner van Hansweert, die op de Schelde roeide, een vreemde ontmoeting had. Hij kwam n.l. in contact met een zwemmenden hond, die zijn hok aan een ketting achter zich sleepte. Het bijna uitgeputte beest werd liefderijk opgenomen.

- dat het Leger des Heils in Middelburg een z.g. tentcampagne op touw heeft gezet.

- dat zich bij de Vlissingsche politie iemand meldde die zei kunstschilder en zonder middelen te zijn. Hoewel deze combinatie meer voorkomt, vond de politie het raadzaam de zaak te onderzoeken. De aangemelde stond in het politieblad gesignaleerd wegens diefstal.

- dat de politie in de Scheldestad zich ontfermde over twee verstekelingen, een Engelschman en een Rus.

- dat nabij Vlissingen van een Duitsch schip de scheepstimmerman over boord sloeg. Tot nu toe is de man niet gevonden.

- dat in Ierseke de verzending van oesters wederom een aanvang heeft genomen.

- dat de leden van den oudheidkundigen kring "De Vier Ambachten" te Hulst een uitstekend geslaagde excursie naar Schouwen-Duiveland maakten. O.a. werd een bezoek gebracht aan de oude poorten te Zierikzee, den St. Lievens-Monstertoren en het stadhuis.

- dat de raad van Nieuw-Vossemeer met de P.Z.E.M. onderhandelt om nog dezen winter electrisch licht te hebben.

- dat men zich in Schore zeer blij maakt over den hoogen prijs der okkernoten. In die gemeente werden van een drietal boomen ruim 1000 K.G. noten geplukt en verkocht tegen een prijs van 30 cent per K.G. Deze noten werden vóór de houtvorming geplukt, daarna gepekeld en in het zuur gelegd, om tenslotte als lekkernij te worden genuttigd.

- dat volgens de "Breskensche Crt." het volgende jaar op de duinen onder Groede verschillende gebouwen zullen verrijzen. Te Cadzand zouden een aantal villa's gebouwd worden.

- dat de vereeniging "Yerseke Vooruit" de Ierseksche ouden van dagen boven de 65 jaar een gratis auto-tocht naar Vlissingen en door Zuid-Beveland aangeboden heeft. Particulieren stelden voldoende auto's beschikbaar. Niet minder dan 70 personen hadden zich aangemeld.

- dat de Nederlandsche regeering uitlevering toestond van een Belgischen arbeider die in het huis van bewaring te Middelburg verkeerde en die verdacht wordt van moord in een Belgisch dorp.

- dat de moderne en Katholieke werkliedenbonden te Sas van Gent een loonactie op touw hebben gezet tegen de directie der stijfsel- en glucosefabriek Sas van Gent, ten einde betere arbeidsvoorwaarden te bekomen.

- dat de vorige week Donderdag 3550 touristen van Breskens naar Vlissingen werden overgezet. De meesten kwamen natuurlijk terecht in Middelburg, dat dien dag ook uit Zeeland vele bezoekers trok. De oudheidskamer ten stadhuize ontving 500 betalende belangstellenden.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

SPORTIMPRESSIES

In Wereldkampioen.

Bijna had Zeeland 'n Wereldkampioen-wielrennen bezeten! Als de geografische grens tusschen Zeeland en Noord-Brabant slechts enkele kilometers oostelijker was uitgevallen, zoodat Bergen op Zoom op Zeeuwschen grond was gesticht, dan zouden we den Bergenaar Antoine Mazairac onzen Zeeuwschen wereldkampioen mogen noemen. Maar nu die grens wil, dat Bergen op Zoom tot Brabant behoort, willen we toch niet nalaten, om onzen buurman van harte hulde te brengen voor zijn fraaie prestaties op het stalen ros. Mazairac toch legde tijdens de op 11 Augustus l.l. te Zürich verreden wielerwereldkampioenschappen beslag op den eeretitel als amateur-sprinter.

Het is wel een bijzondere prestatie van den syrnpathieken Zoomenaar, die tegen dertig renners uit alle deelen der wereld had te kampen, maar niettemin alle concurrenten met gemak versloeg, alzoo eindelijk bereikend, waarnaar hij reeds zooveel jaren streefde.

Alom in den lande en ver buiten Holland's grenzen is deze tijding met vreugde en ontroering begroet. Zeven jaar lang onderscheidde Mazairac zich op onze Hollandsche en op buitenlandsche banen. Meermalen ontging hem de zege op het allerlaatste moment, als het pechduiveltje zich tegen hem keerde. Wereldkampioenschappen en Olympische titels, die bij vaak voor het grijpen had, ontgingen hem hierdoor. Maar al deze teleurstellingen waren niet bij machte, "Twaan" te deprimeeren. Telkens weer keerde hij terug op de banen, die hem meer leed dan lief brachten en zoo heeft dit wereldkampioenschap eene bijzondere heteekenis gekregen. Na de Hollandsche:cracks Jaap Eden, Cordang, Meijers, Peeters, Moeskops en Jaap Meyer, is het thans opnieuw aan een landgenoot gelukt, Holland's naam te vestigen op de wereldmarkt der wielrenners. Energie en taaie volharding hebben hem dit groote en welverdiende succes gebracht, dat aantoont, waarin een klein sportland groot kan zijn.

Bravo, Mazairac! Holland is trotsch op je!

Leert zwemmend redden.

Ziehier het devies van de "Vlissingsche Reddings Brigade", die op Zaterdag 17 Augustus 1929 vijf jaren bestond en dit eerste lustrum heeft herdacht met een serie zwemwedstrijden en demonstraties, die niet alleen wèl-geslaagd mogen heeten, maar die ondubbelzinnig hebben aangetoond, dat onze Zeeuwsche Reddings Brigades het bijzonder ver gebracht hebben in de edele zwemkunst en in het streven, om deze kunst dienstbaar te maken aan groote menschlievendheid.

Een groot aantal belangstellenden is getuige geweest van de verrichtingen der brigades uit Vlissingen, Middelburg, Neuzen en Hansweert, en heeft zich er van kunnen overtuigen, dat deze brigades, naast sportbeoefening, het edel doel nastreven, hun sport in dienst te stellen van een diepgevoeld plichtsbesef jegens den medemensch. In enkele recente artikelen hebben wij op het nut van zwemmen gewezen; we hebben dit nut zelfs primair gesteld voor roeiers en zeilers en we hebben getracht, de harde werkelijkheid te demonstreeren door aan te toonen, hoeveel slachtoffers het meedoogenlooze water jaarlijks eischt. Met bijzonder genoegen memoreeren we daarom, dat Zeeland enkele brigades rijk is, die aan de beoefening der zwemsport het verlangen hebben vastgekoppeld, die sport voor derden eene heilzame beteekenis te geven.

De V. R. B. is er in geslaagd, om eene groote massa deelgenoot te maken van het begrip, dat het een eisch mag heeten voor elken Zeeuw, zich te hekwamen in de zwemsport, omdat deze hem in staat stelt, edel en nuttig werkzaam te zijn en de maatschappij op menschlievende wijze te dienen.

De demonstraties beoogden, eene afspiegeling te geven van de werkelijkheid, die in de uren des gevaars om redders smeekt.

Alle nummers hadden eene hoogere beteekenis dan het leveren van comediespel. En zelfs de pantomime der nymphen, die zoetlokkend argelooze stervelingen te water noodden, waarna deze door medemenschen aan het dreigend verdrinkingsgevaar konden worden ontttrokken, bevatte een tendenz, die even waarschuwend als leerrijk mag heeten.

Zwemmen, popduiken, vervoeren, onder-water-zwemmen, uitkleeden te water en het openen en ledigen van 'n zich enkele meters onder water bevindende gesloten kist, al deze nummers droegen het stempel van goede oefening, volharding- en uithoudingsvermogen. In vijf jaren tijds heeft de V. R. B. zich vertrouwd weten te maken met de moeilijkste problemen, die zich op watergebied kunnen voordoen. Want de kunst van zwemmen alleen is niet voldoende om het water zijn prooi te ontrukken. Het vervoer van den drenkeling is reeds eene kunst op zich zelve, omdat deze beheerscht wordt door tactiek. De ademhalingsorganen moeten geweldig getraind zijn, wil men beantwoorden aan de zware eischen, die een lang verblijf onder water aan de longen stelt. Verder is het van bijzonder groot nut, om zich al zwemmende in den kortst-mogelijken tijd te ontdoen van hinderlijke kleeding, die den zwemmer belemmert bij zijn pogingen, zoo snel mogelijk vooruit te komen. En eindelijk nog het gevaar, dat voor inzittenden van een te water geraakt voertuig ontstaat, indien angst en wanhoop het onmogelijk maken zich te bevrijden, ook dit gevaar is onder de oogen gezien door de reddingsbrigades, die zulk een martel-geval in scène zetten en - zij het ook met behulp van kist en pop aantoonden, dat de realiteit, of-te-wel; auto en mensch, voor ben geen moeilijkheden heeft op te leveren.

De gemeenschap mag de Zeeuwsche dames en heeren, die zich tot reddingsbrigades hebben gevormd, wel dankbaar zijn voor dit initiatief, dat niet alleen is gebaseerd op zin naar sportprestaties, maar ook - en wel in de eerste plaats - op het gevoel, dat menschlievend hulpbetoon een der schoonste deugden beteekent. We hebben kunnen genieten van goede zwemsport, van behendigheid, van volharding en van uithoudingsvermogen, maar meer nog van op werkelijkheid gebaseerde fantasie, die al deze eigenschappen noodig heeft om te kunnen demonstreeren, hoe men zwemmend leert redden.

De V. R. B. kan met groote voldoening terugzien op deze demonstraties, die getuigden van vorderingen op het gebied van reddingswezen, maar meer nog op het eerste lustrum, dat een bestaansrecht in eene bestaanszekerheid heeft omgezet.

Met 26 leden begonnen, gaat de Brigade thans met 90 leden haar tweede lustrum tegemoet; zij geniet den moreelen steun van alle publiekrechtelijke lichamen, die direct of indirect niet het reddingswezen in verband staan en zij verdient - meer nog dan tot op heden het geval is - den financieelen steun van hen, die beseffen, welke groote beteekenis moet worden toegekend aan doel en streven der brigade. Onder de bezielende leiding van haren voorzitter, dr. A. Staverman, gaat de V. R. B. een mooie toekomst tegemoet. Wij voegen gaarne onze gelukwenschen bij de vele, die de jubileerende organisatie reeds ten deel vielen, maar willen daarbij niet vergeten de brigades uit Middelburg, Neuzen en Hansweert, die aan de demonstraties deelnamen en daarmede bekendheid hebben gegeven aan het feit, dat Zeeland zwemt, kan zwemmen, leert zwemmen, maar ook zwemmend leert redden.

Bij geen enkelen tak van sport bestaat zoo'n innig verband tusschen de sport zelve en hare dienstbaarheid jegens de gemeenschap als juist bij de zwemsport. En dat vele Zeeuwsche zwem-promotors dit hebben begrepen en gerealiseerd, strekt tot verheugenis en tot eer onzer Zeeuwsche water-provincie.

LUCTOR ET EMERGO.

 

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

14 Aug. - Gisteravond zijn we rijk aan impressies van onze reis weergekeerd. Aanvankelijk was het plan iets langer uit te blijven, doch daar Liesbeth gegronde redenen had voor de vrees, dat wij over de grens van ons eigen land gezet zouden worden, als zijnde zonder voldoende middelen van bestaan, reisden we wat eerder naar onze bakermat terug. De intrede was niet onaardig. Bij ontstentenis der bewoners had onze melkboer dagelijks een flesch naast de andere gezet, zoodat het langzamerhand een statig comité van ontvangst was geworden, bakker, slager en kruidenier waren minder attent geweest. In de gang wachtte ons echter weer een paar dozijn kranten, die zich onderdanig plat tegen den grond hadden geworpen en uit de huiskamer galmde de radio-muziek-met-storingen, "de intocht van de gasten op den Wartburg". "'t Is geen wonder," zei Liesbeth, "dat je den luidspreker weer vergeten hebt af te zetten!" Ik zuchtte. Begin eindelijk te gelooven dat ik nooit voor den handel heb gedeugd.

15 Aug. - Juist toen ik ontdekt had, dat onze naaste buren vertrokken waren, werd ik ontboden bij den commissaris van politie. Vol verwachting klopte mijn hart. Wybo en Jossie waren nog buiten de stad, dus misdaden konden onze familie niet aangewreven worden dacht, ik. Niettemin bleek er een proces-verbaal voor mij in 't vet te staan, wegens burengerucht, teweeggebracht door het subsidiair opzettelijk en onophoudelijk in werking houden van een buitengewoon krachtigen luidspreker, terwijl geen gehoor werd verleend aan de radelooze omwonenden en de bemiddelend de politie, die minstens dertig maal de huisbel, overgehaald hadden om ons tot een conferentie te bewegen. Dank zij mijn doorslaande argumenten, verwerkt in mijn gebruikelijken glashelderen betoogtrant, wist ik den commissaris na drie uur spreken van mijn onschuld te overtuigen.

16 Aug. - Sientje is weer komen opdagen. De trouw van dit kind kan niet anders dan bewonderd worden. Toen Liesbeth vernomen had, dat zij geen behoefte meer had aan versterkende middelen, werd zij onmiddellijk weer in dienstverband opgenomen. 'n Mooi gebaar! Liesbeth begint wat dit geval aanbelangt te beseffen, dat de liefde niet van één kant kan komen. Heb heden 'n poging gedaan om me eenigszins een beeld te vormen van de gebeurtenissen die zich ondanks mijn vacantiereis in de wereld afgespeeld hebben. Kon niet op dreef komen, daar ik de vlekken uit onze reiskleeding, met allerlei huismiddelen moest verwijderen.

17 Aug. - Eenige uren in mijn tuintje gewerkt om mijn gezonde uitstapjestint te behouden. Moet daar een beetje zuinig op zijn, want ze heeft duur genoeg gekost. Nog 'n aardige verrassing beleefd. Bij het uittrekken van het onkruid, dat inplaats van bloemen uit het gegarandeerde "Succes-pakjeszaad" gegroeid was, bleek dit onkruid wortelenloof te zijn. Voor de eerste maal na onze thuiskomst Liesbeth zien lachen. Sientje heeft twee vazen en 'n glaschaal van ons eetservies gebroken. Alle bezorgdheid dat ze binnenkort wéér versterkende middelen noodig heeft is daarmee van de baan geraakt. Dat is wel 'n offertje waard!

18 Aug. - Telegram van oom Flip en tante Amanda, dat ze den dag bij ons wenschten door te brengen. "'n Ongeluk komt zelden alleen" mopperde Liesbeth. Welk ander ongeluk ze eerst heeft gehad, weet ik nu nòg niet. Wel weet ik, dat we de deur dicht hebben gehouden, nadat de bel vastgezet was. Eerst tegen den avond in 't verholen een wandelingetje gemaakt. Aangevangen met het boekstaven van mijn reis-indrukken. Jammer genoeg in Amersfoort niet geinformeerd, hoe ze die centenaarszware kei over dat hekje getild hebben.

19 Aug. - Het hekje om onzen tuin wat opgeschilderd. Daar ik weinig verf had, vlug voortgemaakt om klaar te zijn voor deze materie op was; daarin geslaagd. Overmorgen komen de kinderen weer thuis; Sientje heeft Breeduitstra in den omtrek gesignaleerd en er schijnt 'n klein ruzietje tusschen twee stamgasten in "Taveerne Stortebecker" geweest te zijn. Het leven begint normaal te worden.

20 Aug. - 't Leven is moeilijk; 't samenleven dus nog moeilijker. Deze oude spreuk van den Chineeschen wijze, schoot me vanavond te binnen, toen ik na een geestdriftige speech op de soos van prof. Eigendunck over astronomie, aan Liesbeth meedeelde dat ik veel voor sterrenkunde was beginnen te voelen. "Je zult wat anders moeten prakkezeeren om laat thuis te kunnen komen", zei ze.

KORTSLUITING

Gevoelig voor de golven van den "Scheldezender", wil ik hier iets over het spook "kortsluiting" vertellen. Nog maar al te vaak denkt men, dat de electriciteit het brandgevaar verhoogt, doordat de mogelijkheid van "kortsluiting" beslaat. Dat het brandgevaar door kortsluiting echter zeer klein is, zal ik trachten door het volgende duidelijk te maken.

Wat is eigenlijk kortsluiting? Kortsluiting ontstaat doordat twee, met electriciteit geladen, draden met elkaar in aanraking komen en daardoor al de voor motoren en lampen bestemde stroom op deze plaats van den eenen draad op den anderen overgaat. Alle beschikbare stroom concentreert zich dus op deze plaats, zoodat de draden gloeiend kunnen worden en afsmelten.

Men zou dit kunnen vergelijken met een lek in de waterleiding. Ontstaat er een gat in de buis, dan spuit het water met kracht er uit. Nu is een lek in de hoofdleiding ernstiger dan een lek in de aansluitleiding en een lek in de dunne huisleiding weer minder ernstig dan een in de aansluitleiding. Zoo is het ook met de electriciteit. Bij kortsluiting in de centrale wil de geheele, door de machines opgewekte, energie, dus honderden paardekrachten, door het "lek". Bij kortsluiting op een hoogspanningsleiding, meerdere Kilometers van de centrale verwijderd, is dit al minder ernstig, daar de stroom, om de bewuste plaats te bereiken, dan eerst de transformatoren moet passeeren en daarna nog eenige Kilometers dun koperdraad. Ontstaat er contact tusschen twee draden in een laagspanningsnet, dan is de warmte, welke de stroom op de contactplaats ontwikkelt, al weer geringer, want de stroom moet op zijn weg naar de kortsluiting niet alleen de hoogspanningstransformator en het hoogspanningsnet, maar ook de laagspanningsformator en het laagspanningsnet doorloopen. Een kortsluiting in een huisinstallatie is dus weer minder gevaarlijk, doordat de stroom een veel langeren weg heeft af te leggen en langs dunnere draden geleid wordt.

De stroomtoevoer in huisinstallaties en laagspanningsnetten is reeds zoozeer gereduceerd, dat een kortsluiting hierin niet eens in de centrale merkbaar is. Het maakt dus een zeer groot verschil op welke plaats kortsluiting ontstaat. Afwijkende van waterdistributie worden de electrische netten zóó aangelegd, dat, ingeval van kortsluiting de stroom eerst een groot aantal automatische veiligheidsinrichtingen moet passeeren, voordat de plaats van kortsluiting bereikt is.

Stel voor, dat in de een of andere huisinstallatie te Goes moedwillig kortsluiting wordt gemaakt, dan moet de stroom eerst de volgende veiligheidsinrichtingen passeeren:

1o. de automatische beveiliging der dynamo in de centrale;

2o. de automatische beveiliging van den hoogspanningsformator in de centrale;

3o. de automatische beveiliging van den hoogspanningskabel naar Middelburg;

4o. de automatische beveiliging van den hoogspanningskabel Middelburg-Noord Kraaiert;

5o. de automatische beveiliging van den hoogspanningskabel Noord Kraaiert-Goes;

6o. de automatische beveiliging van den hoogspanningstransformator te Goes;

7o, de automatische beveiliging van het laagspanningsnet te Goes;

8o, de automatische beveiliging van de huisinstallatie te Goes;

9o. de automatische beveiliging van de hoofdzekering van het aangesloten perceel.

10o. de automatische beveiliging van de groep, waarop de kortsluiting plaats vindt.

Al deze automatische beveiligingen zijn zoo ingesteld, dat zij bij een bepaalde stroomsterkte in werking treden. Heeft men de groep, waarop de kortsluiting plaats vindt, met een 6 ampèrestop (ook wel zekering, veiligheid of smeltpatroon genoemd) beveiligd, dan zal men ongestraft 1.5 K.W. kunnen afnemen; dit komt overeen met de warmte, welke een viertal strijkijzers afnemen. Schakelt men nog een vijfde strijkijzer of ander apparaat in, dan zal de veiligheid over enkele minuten den stroom uitschakelen.

Raakt echter een snoer van een strijkijzer defect en komen twee blanke draden tegen elkaar, zoodat er kortsluiting ontstaat, dan zorgt de zekering ervoor, dat in een onderdeel van een seconde de stroomtoevoer automatisch verbroken wordt. Dit geschiedt zoo snel, dat de contactplaats van de kortsluiting niet eens warm wordt en is er dus geen kans, dat het snoer kan gaan branden. Dit is dus de eerste beveiliging. Met een goeden stop of patroon zijn kortsluitingen absoluut zonder gevaar; is de stop echter niet in orde of wordt in het zekeringelement een koperdraadje gestoken, wat volgens vele leeken, die hun handigheid willen toonen, even goed gaat, dan zal, ingeval van kortsluiting, de hoofdzekering op het bordje doorsmelten met een grootere warmte op de contactplaats, doch nog steeds zonder gevaar. Wordt ook deze hoofdzekering door een koperdraadje, cent of ander metalen voorwerp buiten werking gesteld, dan zal bij kortsluiting de hoofdzekering der huisaansluiting doorsmelten, welke echter door den bewoner van het perceel niet te bereiken is, daar deze zekering in een verzegelden metalen kast is ingesloten. Om hierna weer stroom te kunnen krijgen, moeten de beambten van de P. Z. E. M. er bij te pas komen, daar het zegel van deze kast niet verbroken mag worden. Het wordt tijd om de afnemers van electriciteit er op attent te maken, dat zij zich zeer veel moeite kunnen besparen, door niet te knoeien met de zekeringen.

Iederen afnemer wordt dan ook aanbevolen eenige goede zekeringen in voorraad te nemen en er op te letten, dat een stop nooit door een koperdraadje of ander metalen voorwerp vervangen wordt. Ook moet er steeds op gelet worden, dat een 6 ampère-stop niet door een van 10 ampère vervangen wordt, want schroeft men een 10 ampère-stop in een 6 ampère zekeringelement, dan zal dit niet helpen, daar een 10 ampère-stop korter is dan een van 6 ampère en men dan geen contact maakt over stroomdoorgang. Er zijn "artisten", die hierop wel een middel weten, n.l. door een of twee centen, soms een kwartje onder den stop in het zekeringelement te schuiven, om zoodoende met een te korte stop toch stroom te kunnen krijgen. Dit is natuurlijk even laakbaar, daar de beveiliging hierdoor verminderd wordt. Electriciteit is het veiligste verlichtingsmiddel; in garages enz., waar geen vuur mag komer, wordt steeds electrische verlichting voorgeschreven, daar het brandgevaar dan minder is dan met elke andere verlichting. Alleen daar, waar, geknoeid wordt met de zekeringen, wordt de veiligheid minder. De overige beveiligingen staan onder het onmiddellijk beheer van de P. Z. E. M.

Wordt door een zwaren storm, het omvallen van een boom of andere oorzaak kortsluiting in een laagspanningsnet veroorzaakt, dan treedt direct beveiliging No. 7, hiervoor genoemd, in werking. Ontstaat door de een of andere oorzaak kortsluiting in een hoogspanningsnet, dan schakelen de automatische schakelaars in de buurt van het ongeval den stroom direct uit. Bij den huidigen stand der techniek is het spook "kortsluiting" in de ban. Als er ergens brand ontstaat, waarvan de oorzaak onbekend is, hoort men zeer dikwijls: "de oorzaak is kortsluiting", alhoewel niemand iets gezien heeft, dat hierop wijst. Zoo sterk zelfs, dat men bij verschillende branden als oorzaak "kortsluiting" heeft genoemd, terwijl er in de bewuste perceelen geen enkele electrische installatie aanwezig was.

Mijnheer de Redacteur, ik zeg U dank voor de verleende plaatsruimte en hoop het mijne er toe bijgedragen te hebben, het spook "kortsluiting" tot zijn ware gedaante terug te brengen.

J. S.

 

ONS ZEELAND VERHALEN

DE SAXOPHONIST

door

JAN R. TH. CAMPERT.

Hij speelde eertijds klarinet in een klein dorpje ergens in het Zuiden van ons land. Ieder jaar bracht ik er zomers eenige weken door. Een modern mensch vond er alles wat zijn hart begeerde: rust, stilte, zee, strand, bosch. Het was een verademing om daar een korte poos te vertoeven, men kwam er tot zichzelf, en in die arcadische omgeving deed men "leeftocht" op voor volgende maanden.

Ik had daar twee kamers gehuurd boven de kleine dorpsherberg: "In het kasteel van Batavia". Alles was heel primitief, 's nachts moest ik m'n vermoeide leden uitstrekken in 'n bedstede, wasschen deed ik me onder de pomp op de binnenplaats, m'n wekelijksche rijsttafel moest ik missen en ik verslond er hoeveelheden spek, aardappels en sla, dat ik mij nu nog schaam als ik eraan denk.

De bewoners waren als het dorp. Primitief, eenvoudig als de kamers, die zij bewoonden, groot, sterk en ruig als de zee, die aan de kust sloeg. Hun oogen waren helder en eerlijk als van kinderen. Overdag werkten zij op het land. Tegen den avond kwamen zij bij groepjes terug naar het dorp en zetten zich na het avondbrood op de banken van hun huis, de vrouwen breiden, de mannen rookten hun korte, steenen pijpen, de kinderen in hun zwierige, fleurige dracht speelden op het plein voor de kerk. Het was een prachtig leven. Om tien uur leek het dorp uitgestorven. Een enkel paartje stond nog wat te praten aan de deur. Ergens sloeg nog een hond aan, maar dan kwam de stilte.

Zaterdagsavonds echter was alles geheel anders. Er heerschte daar dan een ongewoon vertier, een buitensporige levendigheid. De mannen werden geschoren voor den komenden Zondag, de vrouwen deden hun inkoopen voor de volgende week, en hadden hun beste plunje aan; het was hun uitgaansavond, de kinderen kregen een extra snoepcent en waren dies gelukkig. In groepjes stonden ze bij elkaar en overwogen waaraan ze dit kapitaal zouden besteden, en met een verbijsterende zakenkennis werden de voordeelen opgesomd van een pepermunt-stang boven twee zure ballen enz.

Om negen uur verzamelde zich alles op het plein voor de kerk, en nu begint mijn verhaal eerst.

Ge moet dan weten, men had er, als in iedere gemeente met eenig zelfrespect, een fanfarecorps. Het was de trots, de glorie van het dorp. De leden van "Oefening kweekt Kunst", want aldus was het natuurlijk gedoopt, voelden zich als uitverkorenen. Zij droegen als symbool een blauwe, platte pet met een gouden koord er om heen en van voren een verguld harpje er op. Het was een komisch gezicht: deze bruin-verbrande, verweerde gezichten onder de belachelijke burgerlijkheid van zoo'n stijve, gewichtige pet. Hun instrumenten behandelden zij met meer liefde dan hun vrouwen en kinderen; op mijn woord, de toegewijdheid waarmede zij hun instrumenten aanvatten, was roerend om te zien, alsof zij kraakporcelein waren inplaats van metaal. Dirigent was de organist van de kerk. Ik heb zelden een dirigent gezien, die zich zoo inspande, die zich zoo hartstochtelijk overgaf aan zijn taak, maar ik heb ook zelden een dirigent gezien, die zoo bitter weinig muzikaal gevoel bezat. Als de melodie maar éénigszins tot haar recht kwam, was hij tevreden, van de rest trok hij zich niets aan. Hij had het veel te druk met zichzelf; het was dan ook werkelijk een genot om de waaghalzige, acrobatische toeren te aanschouwen, die hij volbracht op zijn lessenaar: een kleine houten, wankele stellage. De stukken, die zij ten gehoore brachten, had den de onverdeelde bewondering van het dorp. Plechtig waren de gezichten, als het onvolprezen corps speelde: "Ziet de leliën des velds", het huilen nabij wanneer de muziek weende: "Zwaluw, waarheen is Uw vlucht", en als bij het einde van het concert: "We gaan nog niet naar huis, nog lange niet nog lange niet!" geblazen werd, bleef het niet bij deze schetterende belofte, maar ging men werkelijk niet naar huis. Ik wil maar zeggen, dat deze wekelijksche concerten de bronnen van vermaak waren. Zoo'n avond zag de boer het door zijn vingers, wanneer Miete, z'n achttienjarige dochter, veel te laat thuis kwam, wanneer Arjaón, z'n oudste zoon, ietwat zig-zagsgewijze door de dorpsstraat wandelde.

De eerste maal, dat ik zoo'n concert meemaakte - het is al weer jaren geleden - dacht ik het niet te zullen overleven. Het was ijzingwekkend, en zelfs mijn ooren, die toch de zonderlingste uitingen op muziekgebied hadden gehoord, konden het niet verdragen. Ik vluchtte.... Maar het is gek hoè spoedig een mensch went aan de ergste dingen. Tegenwoordig luister ik even aandachtig als de inwoners zelve - en als het te pas komt zing ik even enthousiast mee. Men beschouwt mij nu als een dorpsgenoot, en ik ben, mèt mijn dorpscollega's, er van overtuigd, dat er geen gezelschap bestaat dat zooveel presteert als "Oefening kweekt kunst".

Piet van Sichem bespeelde de klarinet. Hij deed dit met een onweerstaanbaar temperament, met een ijver, een bijna religieuze toewijding een betere zaak waardig. Overdag was hij knecht in de smederij, en besloeg de groote, forsche paarden van het dorp. Het was om te zien een knappe kerel. Helderblauwe oogen, een gestalte als van een Griek, bruinverbrand, blond krullend haar. Maar hij had bijster weinig muzikaal gevoel, nooit hoorde ik iemand zoo voortdurend, zoo hartstochtelijk tegen den toon aanblazen. Hartverscheurend, ijzingwekkend.

Het vorige jaar bracht ik er wederom m'n zomervacantie door. Op een dier gezegende Zaterdagavonden gebeurde er iets ongewoons. Een auto met een aantal vreemdelingen hield stil op het plein en bleef luisteren naar het concert. De dirigent, vereerd met dit hoge bezoek, deed zijn uiterste best. Hij zwaaide, sprong, danste. De muzikanten, aangespoord door dezen heiligen ijver, lieten het er ook niet bij. Het was een lawine, een Niagara-water-val van klanken, maar schel en triomfantelijk daarboven uit, boven dezen ganschen chaos van helsche ketelmuziek, scheurde de klarinet van Piet, die tegen den toon aanblies.

Ik keek eens naar de vreemdelingen. Zij zaten roerloos in hun limousine en luisterden klaarblijkelijk met volle aandacht. Onafgebroken speelde de muziek door. Wat een uithoudingsvermogen, wat een longen! Piet won het glansrijk, hij sleepte alles mee. Toen zij het geheele repertoire hadden afgespeeld, en weer opnieuw wilden beginnen, stapte één der heeren uit, liet Piet bij zich komen en gaf hem een kaartje, waarop bij iets schreef. Daarna reed hij weg, Piet werd bestormd, maar ondanks alles,liet hij niets los, hij zweeg en ging naar huis.

Dezen winter was ik in Parijs met twee vrienden. Op een avond, we hadden langdurig gedineerd, komen wij in een der dancings. Het was stikvol. In een kleine afgeschoten ruimte trachtte men te dansen. Was dit nog dansen? Het maakte meer den indruk van een op de maat der muziek langzaam deinende menschenmassa. Mijn vrienden deden mee. Ik bedankte er voor en keek den boel eens aan. De jazz was voortreffelijk, voor zoover dit dan mogelijk is,

Plotseling werd mijn oog getroffen, door den saxophonist. Ik kende dat gezicht, ik moest hem meer gezien hebben. Hij speelde met een onweerstaanbaar temperament, met een ijver, een bijna religieuze toewijding.... Bij den hemel, het was Piet van Sichem! In smoking! In Parijs! Ik schreef op mijn kaartje, dat ik hem na afloop wachtte in mijn hotel, liet het hem brengen.

En hij kwam! In bontjas etc. en niet alleen, stelde haar voor: Mlle Daisy, een weergaasch knap, donker meisje, Fransch van top tot teen. Ze voelde zich direct op haar gemak, nestelde zich in mijn luisten stoel, en liet zich door Piet "Cheri", een cigarette presenteeren en ratelde.... Ik zat paf. Ik dacht aan het dorp en wat het er van zeggen zou, ik dacht aan Maaitje van den meulen, die door Piet ijverig het hof werd gemaakt, ik dacht aan.... het was te veel voor een gewoon mensch als ik. Ik zag Piet nog den hamer zwaaien in de smidse, en hoorde hem daarbij zingen, ik zag hem Zaterdagsavonds door het dorp loopen trotsch als een pauw op zijn fijne pet, en hier zat voor mij een vreemde: een keurige jonge man in avondtoilet, met een ietwat bleek, blasé gezicht, die een whiskey-soda dronk en dure cigartten rookte. Lakschoenen etc. etc. "Spreek dan toch in 's hemelsnaam!" riep ik, "vertel alles". Mlle Daisy keek me verbaasd aan, Piet lachte, dronk nog wat en zei: "ah, que voulez-vous, mon cher! Een mensch kan niet altijd op zoo'n dorp wonen. D'r is veel gebeurd sinds dezen zomer. Misschien herinnert u zich nog dien Zaterdagavond, toen die auto stilstond op het plein. Na afloop kwam een der heeren naar me toe, en vroeg of ik hem wilde opzoeken. Hij logeerde eenige dagen in D. Ik deed het, de menschen van het dorp waren gek van nieuwsgierigheid, maar ik liet niets los. Hij stelde mij voor om het dorp te verlaten, met hem mee te gaan naar Amsterdam, hij zou me huisvesten, een voldoende zakgeld geven, en me les geven om de saxophone te leeren bespelen. Ik moest direct besluiten, binnen een week moest ik met hem vertrekken. Ik sloeg toe. De herrie in het dorp zal ik u maar besparen. M'n vader was woedend, maar ik was meerderjarig en ging. Na een maand bleek ik volleerd. Ik scheen werkelijk aanleg te hebben en was onvermoeid. Dadelijk kreeg ik een plaats in den Haag. Een heel goed salaris. Daar ik zuinig leefde had ik na twee maanden mijn schuld afbetaald. Ik was vrij. In den beginne was het vreemd, ik kon niet wennen. Die stijve boord deed me zoowat stikken. Ik werd verlegen voor al die menschen, die me verschikkelijk aankeken, Gelukkig, heeft de drummer me een beetje ingelicht over allerlei dingen, ik kreeg al gauw geparfumeerde briefjes etc. In November ben ik naar Parijs gegaan. Men had mij daar een plaats aangeboden, op een vorstelijk salaris; ik kende wat Fransch, had het in den Haag wat geleerd .... et me voila!" Hij zweeg, Mlle Daisy, die 't gesprek niet volgen kon, was ingeslapen, naar ik dacht. Het werd stil in de kamer. Buiten joegen taxi's, verscheurden claxons den nacht. Ik dacht aan de ontzaggelijke stilte van ons dorp, aan de donkere eerlijke oogen van Maaitje, het mooie boerinnetje, en zag hoe een diepe vermoeidheid lag over Daisy's gezicht. Ik dacht aan den sterken, pootigen smid, Piet's vader, "En thuis, Piet?" vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op, "Ik ben er na dien nog eenmaal geweest, uit den Haag. Vader gooide mij er uit, ik kon terug komen, als ik mijn boezeroen en pilowbroek aan had, zoo'n vent in zóó'n pakkie kende 'ie niet. M'n moeder heeft me nog eens een eigengebakken brood en een stuk gerookt spek gestuurd. Dat is alles. Ik heb ze van hieruit nog eens geld gezonden, ze hadden het niet breed, maar ik kreeg den brief ongeopend terug". Hij keek langs me heen en staarde, schonk zich nog een whiskey in.

"Spijt heb ik er niet van. Ik doe het werk graag, zij zijn allemaal aardig voor me. Daisy is een schat, en ik verdien veel geld. Alleen, soms benauwd die lucht me wel eens. Lichamelijk ga ik er niet op vooruit. Weet u wel, die groote voorhamer uit de smidse, zou ik niet meer kunnen zwaaien, geloof ik." Hij keek op zijn horloge: "We moeten weg, het is half drie". Hij maakte Daisy wakker, en nam afscheid: "Groet u allen, als u weer eens in het dorp komt, van mij. Adieu!"

Ik keek door de ramen, er stond een auto te wachten, geen taxi, maar een mooie, luxe wagen. De chauffeur hield het portier open, Piet en Mlle Daisy stapten in. De auto raasde weg. Ik zocht een telefoonboek: . . . ."Pierre van Sichem, musicien, boulevard...... een van de duurste wijken van Parijs. M'n hoofd hamerde. Ik gooide de balcondeuren open, trad naar buiten, 'Een vries-heldere Februari-nacht. Myriaden sterren. Onder me Parijs. Huiverend ging ik naar binnen.

'T SCHAVOTJE DER LEZERS

De voorzitter van V. V. V. te Middelburg schrijft ons naar aanleiding van hetgeen we in ons nummer van 10 Aug. over de film-opnamen der Fox-operateurs opmerkten, dat van dit bezoek aan het bestuur van V. V. V. te Middelburg niets bekend was.

We antwoorden: "Daar zit 'm juist de kneep, V. V. V: had dit moeten weten. De bladen, ook de "Middelb. Crt. hebben de komst der Fox-menschen toch aangekondigd. Het gaat niet aan te wachten totdat men "officieel" van een of der plan in kennis wordt gesteld. Als zakenmenschen dit deden, zouden ze nooit een "tip" halen. Zoodra het bestuur van V. V. V. te Middelburg lucht gekregen had van de film-plannen had het alles in het werk moeten stellen om bijzonderheden te vernemen en dan moeten trachten om Midddelburg en Walcheren voor de film-opnamen in aanmerking te doen komen.

De voorzitter van V. V. V. te Middelburg schrijft verder: "In de tweede plaats meent u, dat onze V. V. V.'s ieder jaar zeer veel geld beleggen in reclamemiddelen, die niet het hoogst denkbare effect opleveren.

Ik moet aannemen, dat deze opmerking niet bestemd is voor de V. V. te Middelburg, want die beschikt helaas niet over "zeer veel geld".

We antwoorden: "Speciaal voor Middelburg was deze opmerking niet bestemd. Wel voor de V. V. V.'s in het algemeen, ook buiten Zeeland.

Men begrijpe ons goed. Het was niet ons doel te kennen te geven dat V. V. V. in Middelburg geen goed werk zou leveren. Het is ons maar al te wel bekend dat het bestuur in den loop der jaren veel arbeid verrichtte, dikwijls onder financieel-moeilijke omstandigheden, en dat Walcheren en Middelburg in niet geringe mate aan V. V. V. de verworven bekendheid danken.

Op het werk van V. V. V. hopen we spoedig eens uitvoeriger terug te komen.