Ons Zeeland 1929, nummer 50

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

DE ZEEUWSCHE WEEK

Rampzalige brand in Middelburg; de Lange Delft deerlijk verminkt; acht kapitale panden door het vuur vernield; Middelburgsche brandveiligheid.

De vele Zeeuwen, die in de verre toekomst met den ijver, dilettanten eigen, in de historie van het gewest zullen speuren en naar aanleiding van hun speurtochten geschiedkundige bijdragen zullen samenstellen, zullen zich wellicht over 7 December 1929 ongeveer als volgt uitlaten. "Deze dag moet voor de Zeeuwen en inzonderheid voor de Middelburgers een zeer verschrikkelijke zijn geweest. In de hoofdstad toch ontstond n.l. in den middag brand in een winkelpand, Fransche bazar geheeten. De vlammen grepen snel om zich heen, voedsel vindend in de voorwerpen, welke men in die dagen in zulke magazijnen nog in voorraad pleegde te hebben. Er woedde een hevige storm, die met de primitieve Middelburgsche brandweer bleek te spotten en die het vuur dra over 8 woonhuizen en winkels verdeelde. De geheele nacht trachtte men het vuur meester te worden, hetgeen ten slotte met behulp van de brandweren uit Vlissingen, Goes, Bergen op Zoom, en Rotterdam (welke corpsen niet per vliegtuig, doch per trein en auto naar Zeeland waren gekomen, hetgeen uiteraard nogal tijd kostte) gelukte. Acht huizen, w.o, het in die dagen om zijn stijl en inrichting vermaarde Grand hotel Verseput waren toen evenwel verwoest en de Lange Delft, destijds de hoofdstraat van het nijvere Middelburg bood een troosteloozen aanblik."

Het is niet buitengesloten, dat de kroniekschrijver de verbrande panden zal vermelden, en het nageslacht zal dan lezen: "Behalve den Franschen bazar, verwoestte het vuur het Grand Hotel Verseput, de Confiserie Oosterhuis, de Modezaak Wiener, de Rijwielfabriek Kaan, den IJzerhandel De Jager, de Beddenzaak Wiener en grootendeels den winkel van Simon de Wit"

Is de Kroniek-schrijver een gevoelig man, wiens hart over de eeuwen heen open staat voor menschelijke angsten en nooden, in 1929 dan zal hij zich ongetwijfeld ook wagen aan 'n schildering van de beklemming, welke de ramp op de Middelburgsche samenleving legde. Laten wij 1929-ers hem in die vermeende schildering echter niet volgen, maar tot het heden terugkeeren,

x

Als we dit doen, gelooven we Middelburg, ondanks het vreeselijk gebeuren geluk te mogen wenschen met het feit, dat de ramp zich tot een 8-tal panden beperkte. Gedurende het woeden van den brand toch is gebleken, dat de storm den vonkenregen ver van de hoofdstraat uitdroeg en dat op plaatsen, honderden meters van den grooten vuurhaard verwijderd, een begin van brand ontstond. Had men deze kleine branden niet onmiddellijk kunnen blusschen, dan zou vermoedelijk nagenoeg de geheele stad aan het vuur ten offer zijn gevallen. Het was veine, dat het vuur slechts even buiten de hoofdstraat trad, en dat de storm, enkele uren na het verbranden van het eerste pand, vrijwel ging liggen.

x

Na vrijwel iedere brand ]aait de critiek op de plaatselijke brandweer op. Zoo ook in Middelburg en de vraag is gewettigd in hoeverre de Middelburgsche brandweer, bij het uitbreken van,den brand, voor haar taak berekend was. Laten we onmiddellijk bekennen, dat zij in het geheel niet aan matig gestelde eischen beantwoordde. Dit verwijt treft geenszins de brandweerlieden, die voortreffelijk werk hebben verricht en zich meermalen aan groot gevaar bloot stelden, doch louter en alleen het materieel. De twee peuterige motor-spuiten waren niet in staat een behoorlijke hoeveelheid water in het vuur te werpen, zoodat dit de gelegenheid had zijn begeerige tongen naar alle kanten uit te steken. Het Middelburgsche brandweer-materiaal had meer weg van een operette-brandspuit dan van een werkelijke; als het water de straalpijpen verlaten had, poeierde de wind het uiteen tot druppels. Indien de brandweer over een krachtige en deugdelijke motorspuit had kunnen beschikken en over voldoende brandslangen om water uit het kanaal te halen, in plaats van uit de waterleiding (een waterleiding kan nergens voldoende water leveren bij een brand van eenigen omvang) dan hadden we, menschelijkerwijze gesproken, geen ramp beleefd. Dit mag o.a. worden afgeleid uit hetgeen geschiedde toen de krachtige brandspuit uit Bergen op Zoom eenigen tijd in werking was gesteld. Het vuur kon er niet meer tegen op.

Het heeft thans geen nut meer na te gaan, waarom de Middelburgsche gemeenteraad geen zorg droeg voor behoorlijk materieel,

Laten we slechts het feit van zorgeloosheid constateeren en hopen, dat men in Middelburg, maar ook elders leering uit het gebeurde zal trekken. De "Middelburgsche Courant" heeft een inschrijving geopend teneinde de brandweer aan een flinke automobiel-brandspuit te helpen. Moge er flink geteekend worden door Middelburgers en niet-Middelburgers (want ook de andere plaatsen in Walcheren en in Zuid-Beveland hebben belang bij zulk een spuit in de hoofdstad!) en moge aldus spoedig een verzuim worden goed gemaakt.

x

In Middelburg en elders zal men er ook goed aan doen na te gaan in hoeverre het aanbeveling verdient de brandweren op anderen voet te organiseeren dan tot nu toe geschiedde. O.a. kan men zich zetten aan de beantwoording van de vraag of de politie de brandveiligheid ten deele aan zich behoort te trekken, teneinde bij brand steeds de beschikking te hebben over beroeps-brandweerlieden. Elders in ons land geschiedde dit met succes. Het is typisch, dat de brandveiligheid, wat organisatie betreft in vele kleine steden nog precies gelijk is aan die van een dikke honderd jaar geleden, hoewel diezelfde steden de oogen voor evolutie op ander gebied geenszins dicht deden. Wordt het geen tijd, dat we de historische brandweren eens gaan herzien?

x

Middelburg levert thans nog een troosteloozen aanblik. In het hart van de stad is een nooit meer geheel te herstellen wonde geslagen. Prachtige herinneringen aan een glorieus verleden zijn voor goed weggevaagd. Vooral het hotel Verseput, de voormalige patricierswoning, de glorie der Zeeuwsche hotels, zal diep betreurd worden.

"Wat nu," luidt de vraag.

Hierop kan nog geen antwoord worden gegeven, doch laten we hopen, dat allen, die herinneringen hebben aan de oude Lange Delft, nooit de nieuw opgebouwde, de gerestaureerde Lange Delft, als een vloekend deel van het peinzende, ja biddend-prevelende mooie oude Middelburgsche stadsbeeld behoeven te beschouwen.

VAN EIGEN BODEM

UIT ZEELAND'S VERLEDEN.

door

D. A. DE STOPPELAAR.

Goes in 1572-'74.

XVII.

De verzoening met den Koning brengt de ingewikkelde godsdienstkwestie, die de onderhandelaars zoo angstvallig vermeden hebben, weer op het tapijt. Men had pas een oorlog achter den rug, die het land verteerde, de handel vernietigde en 't volk tot wanhoop bracht. Zal nu de gulden tijd aanbreken?

Een groot voordeel voor Oranje en de Zeeuwen spruit voort uit het achtste artikel der Gentsche pacificatie. In die landen en steden, zoo zegt genoemd artikel, die onder 's prinsen bewind staan, zijn géén plakaten geldig, dan die door hem en zijn raad zijn goedgekeurd.

Hierdoor hebben de Staten van Holland en Zeeland vrij spel om in die gewesten alle vorderingen en schikkingen te maken welke zij goedvinden, zonder dat de Algemeene Staten of Philips er iets tegen kunnen doen. 1)

Het eerste gebruik dat de Zeeuwsche Staten er van maken is reeds verhaald, als zij den achtsten December van alle uitgewekenen, krachtens de bevrediging in hun land en in het bezit hunner goederen teruggekeerd, den bekenden eed afvorderen.2) De Zeeuwsche Steden, nog niet onder Oranje's stadhouderschap, voelen dat zij door den drang der omstandigheden weldra gedwongen zullen zijn, zich daaronder te begeven; zij probeeren dan ook door bepaalde overeenkomsten het behoud hunner privilegies en hun R.K. godsdienst te verzekeren. Die steden zijn Goes en Tholen; hun magistraat is niet bijster geneigd zich onder de opperheerschappij van den prins te begeven. Maar Oranje is doorgaans meester van het platteland. Daardoor kan hij beide steden blokkeeren, toevoer en verkeer afsnijden, zoodat zij op den duur gedwongen worden zich bij de nationale zaak te voegen. Natuurlijk ontbreekt in die twee steden niet eene partij, den Zwijger goedgunstig gezind, welke de plannen in zijn hand werkt.3)

Bij het zevende artikel der bevrediging is bepaald, dat steden, niet onder Oranje's bewind, nièt eer daaronder komen, totdat deze zich met de andere vereenigd hebben en de prins hun de satisfactie geeft op de punten, waaronder zij zich onder zijn bestuur benadeeld dachten te vinden, hetzij wat betreft de uitoefening van hun godsdienst, hetzij anderszins.

Aangaande dit artikel treden nu de steden met Oranje in overleg om onder zijn stadhouderschap terug te keeren, na alvorens van hem behoorlijk de satisfactie - voldoening - te hebben bekomen, omtrent godsdienst, beheer, inlegering van soldaten, enz.

Uitgezonderd de ongestoorde uitoefening van den R. K. godsdienst is er niets wat bovengenoemde steden nauwer aan het hart ligt, dan om waarborgen te krijgen tegen àl te groote macht, door de Holl. Zeeuwsche Unie aan den prins verleend; een macht, grooter, ooit door eenig stadhouder bezeten. Zij willen Oranje wel als hun stadhouder erkennen, doch geenszins als Hoofd en Hoogste Overheid. En dan, bij de unie is Willem de macht gegeven de magistraat om te zetten; de steden - Goes en Tholen - verlangen hun overoude privilegies te handhaven en de magistraat krachtens oud recht te verkiezen. Bovendien, bij de unie is het Calvinisme tot heerschenden godsdienst gekomen en de Roomsch-Katholieke verboden. Beide steden, op het punt staande bij satisfactie over te gaan, begeeren handhaving van de aloude leer. Heeft Oranje de macht gekregen om in de steden bezetting te leggen, de steden willen zonder hun toestemming geen soldaten innemen; geen wonder ook, verschrikkelijk hebben beide steden de laatste jaren van het ruwe krijgsvolk geleden. Is bij de unie den prins toegestaan om zonder de toestemming van Heeren Staten gelden op te nemen, de steden stellen bij satisfactie den eisch, niet verplicht te zijn, de schulden reeds door Zeeland gemaakt, te deelen 4)

Gaan wij nu eenige jaren terug om de gebeurtenissen in Goes en Zuid-Beveland nader gade te slaan. We hebben reeds gezien hoe Tseraerts aanval op de ganzenstad op niets is uitgeloopen, hoe daar op zijn miskenning volgt, zoodat hij tenslotte uit Zeeland moet verdwijnen. De prins, overtuigd van 's mans onschuld, houdt hem echter de hand boven 't hoofd en benoemt hem tot gouverneur van Geertruidenberg. Daar is hij, door zijn eigen volk, dat hem immer blijft wantrouwen van in verbinding met de Spanjaarden te staan, bij een woordenwisseling doodgestoken. 5)

Nadat Tseraerts troepen het beleg van Goes hebben opgebroken, is de eerste zorg der stadsoverheid, orde op de ontredderde zaken te stellen. Veel burgers zijn, hetzij uit vrees voor een langdurig beleg, hetzij wegens verstandhouding met den vijand, uitgeweken. Bij openbare afkondiging worden zij verzocht terug te keeren, doch moeten een bewijs meebrengen, dat zij zich tijdens hun afwezigheid onthouden hebben van begunstiging der geuzenzaak. Want anders worden zij gehouden voor vijanden van de openbare orde en kunnen dientengevolge door den magistraat worden gestraft. Inderdaad, velen hebben openlijk of bedekt Oranje in die dagen gesteund en wacht hen bij terugkeer een zekere veroordeeling. Voor hen springt de dijkgraaf der Breede Watering, Jan Adriaanz. Blancx, in de bres, voorgevende, dat zij uit dwang zich door de Geuzen hebben laten gebruiken, zoodat zij dus verdienen vergiffenis te krijgen. Niets liever zou hij te dien einde een verzoekschrift indienen namens den magistraat, dijkgraven en gezworenen van alle Zuid-Bevelandsche polders; maar in de stad wil men van zoo iets niet hooren, Blancx verwijt dan de Goesche regeerders van ongemotiveerde strengheid ten opzichte der uitwijkelingen. Ten slotte is dan het verzoekschrift gedaan uit naam van dijkgraaf en gezworenen der Breede Watering, zooals kan worden opgemaakt uit brieven van pardon, geteekend 16 November 1572 en gegeven op goedgunstig advies van Mondragon.

De magistraat zoekt ondertusschen een uitweg, op welke wijze zich te ontdoen van de overtollige bezetting nu het beleg is opgeheven; vooral wat betreft de gewonde soldaten. Mondragon wil de invalide manschanpen zoo vlug mogelijk van Zuid-Beveland doen weghalen, doch gouverneur Pacheco is van andere gevoelens. "Indien men de zieken uit de stad haalt," zoo schrijft hij, "zal men ons valide militairen hier laten. En wil men de zieken hebben, zoo mag men ons allen halen, want wij zijn in dit moerasland al te zamen ziek." 6)

Blancx raadt de regeering aan om te trachten Pacheco door vriendelijkheid, desnoods door het geven van geschenken, tot hun zienswijze over te halen. Heeft men van hoogerhand de belofte niet gegeven, dat de zieken te Antwerpen op goed onthaal kunnen rekenen? Zoo zien wij tenslotte de compagnieën van Romero en Gousman, welke de meeste zieken hebben, de stad verlaten.

Aangezien men een nieuwen aanval vreest, wordt Goes beveiligd en wel door herstelling en verbetering der vestingwerken en slechting der schansen en borstweringen door den vijand opgeworpen. Aan alle burgers en ingezetenen wordt verboden buiten de stad te overnachten. Om op dit laatste streng toezicht te kunnen uitoefenen is de Baljuw gemachtigd te allen tijde huiszoekingen te verrichten. Streng wordt o.a. toegezien, hoe niemand van Wolphaartsdijk, toen nog een eiland en in handen der Geuzen, in de stad komt zonder voorzien te zijn van een paspoort.

Zwaar is Wolphaartsdijk in deze dagen door hen bezocht, als we er de brieven van Blancx op naslaan, zien we dat menige dijk doorstoken, menig huis vernield is, om nog niet te spreken van de knevelarijen waaraan de bevolking bloot staat. Geen wonder, dat het landvolk, van alles berooid, naar de stad vlucht, waar men echter bezwaar maakt hen in te laten, zonder nadere toestemming van Hertog Alva,

Ondertusschen wordt de overlast der Spaansche soldaten met den dag drukkender; in 1574 laat de magistraat eens begrooten hoeveel het krijgsvolk aan inwoners en dorpelingen uit den omtrek wel gekost heeft, met de bedoeling, dit te trachten te verhalen bij den Raad van Financiën in Brussel. Ook de Z. Bevelandsche dorpen zetten zich aan het rekenen. Uit een verzoekschrift om betaling blijkt dan, dat de inwoners over de periode 28 Juli-28 Sept. '74 eene betaling verlangen van f 30.704,-.

Een aanmerkelijk bedrag, doch wellicht nog te laag geraamd, als wij nagaan dat Kloetinge, aan onderhoud van soldaten en contributies op last van Pacheco geheven, alleen al f 8000,- vordert.

Ook moeten wij niet uit het oog verliezen de kieskeurigheid der vreemde soldaten, die met den kost hunner gastheeren zich niet tevreden stellen; verschillende Z. Bevelanders, op den buiten wonend, worden gedwongen terwille van de soldaten in het dorp te gaan huizen, hetgeen des te lastiger is, omdat heel wat woningen in 1572 door de heen en weer trekkende soldaten van beide par~ tijen, in asch zijn gelegd. Vooral te Kloetinge is, om een hedendaagsche term te gebruiken, de woningnood enorm. De overlast, den ingezetenen aangedaan, is zóó geweldig, dat velen er over denken met vrouw en kinderen een goed heenkomen naar elders te zoeken.

Wat Tholen betreft, daar is de toestand al even erg; ook hier is de bevolking door de Spaansche soldaten tot de uiterste wanhoop gebracht. Een smeekschrift in 1573 tot Alva gericht, toont ons zulks. Hierin verklaren zij, "dat het hun geheel onmogelijk is nog langer den gevergden dienst aan Zijne Majesteit te volbrengen." Niettemin, om alles te doen wat in hun vermogen is, verzoeken zij Z. M. binnen Tholen en de andere plaatsen op het eiland, een commissaris te zenden, die al hun roerende goederen zal opschrijven. Zij nemen er genoegen mee, indien deze in het openbaar verkocht worden, uitgezonderd hetgeen noodig is tot onderhoud der soldaten. Van de opbrengst kan men deze dan beter betalen in de hoop ontslagen te zijn van hun verdere rooverijen.

Dit is dus een formeele poging tot afkooping der soldatenoverlast; Spaansche militairen van rang en naam ontzien zich evenmin om van dergelijke toestanden te profiteeren. Zoo laat kapitein Francisco Calderon zich in tegenwoordigheid van gouverneur Pacheco honderdvijftig daalders door den magistraat uitbetalen, belovende de Spaansche soldaten "zooveel mogelijk" in toom te houden. Natuurlijk dringen de klachten van de onderdrukte bevolking door tot het hof te Madrid. Maatregelen tot verlichting voor de trouw geblevenen in het uitzicht gesteld, worden echter slecht of in het geheel niet ten uitvoer gebracht.

De schatkist der Spaansche monarchie lijdt aan chronische bloedarmoede, hoeveel ook door de Nederlanden werd opgebracht. Daaruit volgt weer, dat de koninklijke ambtenaren in veel gevallen voor zichzelf moeten zorgen en dus op hun beurt om in het leven te blijven zooveel rooven en plunderen als zij maar kunnen. Geen wonder, dat de opgebrachte gelden onder zulke omstandigheden niet in de juiste handen komen. En hertog Alva, de trouwe dienaar van koning Philips, zelf berooid geworden in deze landen, ziet geen kans aan dit kwaad paal en perk te stellen.7)

(Wordt vervolgd).

1) Kluit: Gesch. Ned, Staatsregeling, Dl I, bl. 143. Dr. W.J. F. Nuijens: Gesch. Ned. Beroerten III st. Dl I, bl. 55.

2) Zie "ons Zeeland" no. 45.

3) Nuyens III Dl I, bl. 59.

4) L. P, van den Spieghel: Hist. der satisfactie van Goes, bl. 237. Te Water: Kort verhaal der Reformatie in Zeeland, bl. 154.

5) Bor: Hist. Ned. Oorl. Dl I, bl. 377; Hooft: Ned. Hist. bl. 288,

6) Res. der stad Goes, fol. 11 e.v.

7) Dr. H. Brugmans, Opkomst en Bloei van Amsterdam, bl. 49.

Oud-Biervliet

door

JAN VERMEER.

Met verscheidene andere plaatsen in Zeeland heeft Biervliet dit gemeen, dat het in de plaats getreden is van een ouder dorp of stad, in de onmiddellijke nabijheid gelegen, dat door de zee verzwolgen werd. Wie thans het eenvoudige dorp met zijn verstrooide huizen en zijn eerst uit de tweede helft der zeventiende eeuw dagteekenende kerk bezoekt, een weinig ten westen van waar vroeger de Braakman de natuurlijke grens vormde tusschen het oostelijk en westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen, zal zich bezwaarlijk kunnen indenken, dat Biervliet in de middeleeuwen een zeer welvarende en alom bekende havenstad is geweest, wier naam op menige bladzijde der geschiedenis gevonden wordt. De historische gebeurtenissen, die ons Biervliet in de herinnering roepen, te verbinden aan de tegenwoordige plaats van dien naam, ware dan ook onjuist: zij hebben betrekking op het oudere Biervliet, dat sinds eeuwen spoorloos verdwenen is.

Biervliet ontleent haar naam wellicht aan een der zeearmen, de Beverna, later het Jonkvrouwengat geheeten, die het omgaf; de naam van dit water wordt reeds vermeld in een charter van 984. Oorspronkelijk was het een eilandje; wegens zijn gunstige ligging voor zeevaart en handel scheen dit een aangewezen plaats tot het vestigen van een nederzetting. Zoo ontstond, het is niet bekend wanneer, het oude Biervliet, dat in 1075 bij de grensbepaling van het bisdom Utrecht, waaronder het ressorteerde, als Bierfletum voorkomt. Het wereldlijk gebied van de plaats kwam den graven van Vlaanderen toe, die haar voor en na met privileges begiftigden. In 1183 schonk graaf Philips van den Elzas, in tegenwoorigheid der schepenen van Gent, vrijdom van tollen door Vlaanderen aan zijn burgers te Biervliet, en verklaarde hen tevens niet onderworpen te zijn aan de bepalingen der Hanze. Biervliet was toen reeds een der 28 besloten steden van het rijke Vlaanderen, en voorzien van een sterk kasteel, waar de graven zich van tijd tot tijd in ophielden.

Enkele jaren later, omstreeks 1183, liet Philips van den Elzas te Biervliet vijf-en-tachtig Fransche en andere edellieden ter dood brengen, omdat zij zijn bruid Mathilda van Portugal op de reis van haar vaderland naar Vlaanderen op zee hadden willen oplichten met verbreking van den gesloten vrede.

In de twaalfde en dertiende eeuw was Biervliet een belangrijke handelsstad.1) Een viertal poorten gaven toegang tot haar straten en pleinen, waaraan zich menig aanzienlijk gesticht verhief. De stad bezat twee parochiekerken. waarvan de eene aan de Heilige Maagd, de andere aan St. Nicolaas gewijd was. Er waren minstens drie kloosters; het huis van de H. Elisabeth, het klooster van de H. Maria Magdalena, en het klooster der Guilielmiten; het laatstgenoemde lag buiten de wallen. Verder vond men er een gasthuis en een schuttershof.

In 1241 wordt de Biervlietsche kermis de meest bezochte in den omtrek genoemd. In 1258 beschenkt gravin Margaretha van Vlaanderen de stad met keuren, en later met haar zoogenaamd groot-privilege aangaande den vrijdom van het zout. De gunstige ligging maakte haar voor samenkomsten en samensprekingen van allerlei aard geschikt; zoo vergaderden hier in 1284 al de geestelijken der Vier Ambachten, om hun bedreigde belangen met elkaar te bespreken. In 1290 kwam graaf Floris V, steunend op het vorstelijk woord van hertog Jan I van Brabant, zijn zwager, naar Biervliet, om er een samenspreking te hebben met zijn schoonvader, graaf Guy van Dampierre; deze liet Floris V echter gevangen zetten, en dwong hem een nadeelig verdrag en een groot losgeld af, dat nooit betaald werd. In 1300 werd te Biervliet het verdrag gesloten tusschen graaf Jan II en Jan van Renesse, het hoofd der opstandige Zeeuwsche edelen; Biervliet werd bij die gelegenheid aangewezen als de plaats waar de gijzelaars moesten verblijven, gesteld tot verzekering van deze overeenkomst.

In h et begin der veertiende eeuw vond Willem Beukelsz. hier het haringkaken uit, tengevolge waarvan de haringvisscherij, een der voornaamste bronnen van bestaan voor de bevolking, een grooten vlucht nam. De visschers van Biervliet waren in die dagen overal bekend, en - wat minder eervol is - dikwijls als zeeschuimers gevreesd.

In 1338, het eerste jaar van den Honderdjarigen oorlog, werd Biervliet voor de eerste maal ingenomen. Na de nederlaag van Kadzand waren de Leliaerts, de Franschgezinde Vlamingen, naar het kasteel van Biervliet geweken, dat zijn landsheer getrouw gebleven was. 22 April monsterde Jacob van Artevelde zijn troepen op het Kouter te Gent, en trok vervolgens met deze en een aantal belegeringswerktuigen tegen Biervliet op, dat zich weldra moest overgeven. Een halve eeuw later, in April 1384, waren het weer de Gentenaren, die de stad met eenige gewapende vaartuigen trachtten in te nemen; ditmaal werden ze echter afgeslagen. Het volgend jaar hernieuwden ze, ditmaal door Engelsche troepen ondersteund, hun pogingen, maar de bezetting, onder bevel van den burchtvoogd Hasa, versterkt door Hollandsche en Zeeuwsche hulptroepen onder Willem van Oostervant, den zoon van hertog Albrecht van Beieren, weerde zich zoo dapper, dat de aanvallers met verliezen moesten aftrekken.

Het was te Biervliet, dat Jan van Beijeren, bisschop van Luik, in 1417 het verdrag teekende, waarbij hij aan zijn jeugdige nicht Jacoba toestemming gaf tot het huwelijk met hertog Jan IV van Brabant. 1

In 1451 beproefden de Gentenaren wederom tevergeefs Biervliet in te nemen. Kort daarop schaarde de stad zich echter aan de zijde, der Vlaamsche steden, en zoo had zij zich in 1488 te verdedigen tegen aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, die naar men zegt met een leger van wel twaalfduizend man voor haar wallen verscheen, maar weldra de belegering moest opgeven. De Biervlieters volgden met gewapende roeischuiten de wijkenden schepen, en namen er drie, waarop zich een aantal edelen en Duitsche soldaten bevonden, die den 23ster, Augustus 1488 gevankelijk binnen de stad werden gebracht.

Een vijand, waartegen de rijke koopstad zich echter op den duur niet verdedigen kon, was de zee. Voortdurend heeft Biervliet van overstroomingen te lijden gehad; zoo door den stormvloed van 16 November 1377, toen de dijken bij Biervliet bezweken, en

't Landt te Biervliet, ende zeventien dorpen, o wach!

Ende die Piete liepen in nae Sinte Maertens dach,

bij welke gelegenheid de zeeboezem van den Braakman ontstond; zoo ook door de overstroomingen van 1404, 1440, 1470 en den Allerheiligenvloed van 1570. Na dezen laatsten vloed was er buiten de muren van Biervliet bijna geen land meer over. Het oude kasteel, aan de oostzijde van de stad gelegen, was bijna geheel door de wateren verzwolgen; slechts een der zware torens stond nog overeind en werd als gevangentoren gebruikt. De bevolking had elders een veiliger woonplaats gezocht; na het doorsteken der dijken in 1583 bestond ze uit niet meer dan achttien of twintig gezinnen. Reeds in April 1572 hadden de Watergeuzen van Vlissingen uit zich meester gemaakt van de vervallen stad, die sindsdien, ook toen Parma geheel Zeeuwsch-Vlaanderen veroverde, aan de zijde der Staten en onder het bestuur van de Gecommitteerde Raden van Zeeland, het zoogenaamde Committimus, bleef. Toen de stad in 1589 door de Spanjaarden, vooral uit Bochoute, ernstig bedreigd werd, besloten de Staten dit punt, dat uit strategisch oogpunt van belang was, te versterken. Het oude Biervliet was echter te uitgebreid, om het geheel met bolwerken te kunnen voorzien; ook was de stad in dezen tijd zoo vervallen, dat omstreeks 1580 reeds vergund was geworden om de inkomsten der verlaten kerken tot onderhoud der dijken te gebruiken. Om deze redenen werd, een weinig ten noordwesten van de stad, een fort aangelegd. Reeds in Maart 1590 hadden de Staten van Zeeland er bij Hunne Hoogmogenden op aangedrongen, om deze vestingwerken, naar het plan van Prins Maurits, ten uitvoer te laten brengen. Het zou echter 1603 worden, eer Gecommitteerde Raden van Zeeland aan de Zeeuwsche Staten konden berichten, dat zij het nu eindelijk voltooide fort, dat in den vorm van een regelmatigen vijfhoek was gebouwd, met twee en een halve kompagnie krijgsvolk bezet hadden.

Uit dit fort is het tegenwoordige Biervliet ontstaan. Het oude Biervliet, eenmaal een der bloeiendste plaatsen van Vlaanderen; rijk en aanzienlijk door handel en zeevaart, door haringvisscherij en zoutnering, was weldra spoorloos verdwenen. Wanneer Petrus Hondius in het begin der zeventiende eeuw de voormalige stad bezoekt, treft hij er niet meer dan een tien- of twaalftal schamele hutten aan. En wandelend over de puinhoopen der eenmaal zoo welvarende stad, denkt de predikant van Terneuzen aan de wisselvalligheid van al het aardsche en de lotwisselingen, die menschen en steden gelijkelijk te beurt vallen:

Groote steden die vergaen;

Cleyne comen weder aen;

Naer des Heeren milden seghen

Is verlooren off vercregen:

En de gheen, die u bekijcken

Nu van verren t' uwer spijt,

Moghen oock eens soo beswijcken,

Als ghij nu besweken zijt.

1) Bij tal van oude geschiedschrijvers vindt men vermeld, dat burgers van Biervliet tijdens den vierden kruistocht, op 6 Juli 1203, het eerst de banier van Vlaanderen op de muren van Constantinopel hebben geplant. Om deze

reden zou in het wapen van Biervliet het wapen der belegerde stad voorkomen. Voor deze overlevering bestaat echter geen grond; het wapen van Biervliet is slechts een wijziging van dat van Boudewijn, graaf van Vlaanderen, na de verovering van Constantinopel tot keizer uitgeroepen. Dat in het gevolg van dezen vorst, die Biervliet vele voorrechten schonk, ingezetenen dezer stad mee ter kruistocht zijn getrokken, is natuurlijk niet onmogelijk.

 

SPORTIMPRESSIES

De Geest in de Voetbalsport.

In ons artikel "Veertig jaar voetbal" hebben we tusschen de regels door ruimte gelaten voor de conclusie, dat het met de geest in de voetbalsport in de laatste jaren niet naar wensch gaat.

De praktijk toont dit ook voldoende aan, waar de plaats op het ranglijstje no. één en de sport als zoodanig no. twee is geworden. Het is dan ook niet ongewenscht, dat wij onze bescheiden meening over den geest in de voetbalsport en daarmeeverband-houdende toestanden in onze sportwereld te dezer plaatse aan het papier toevertrouwen, vermits ons oordeel, dat we, als steunend op gronden van practijk, durven kwalificeeren, wellicht in aanmerking komt aan dat van anderen getoetst te worden, opdat een oordeel baan breekt, welks bezonkenheid boven elke verdenking verheven mag worden geacht.

En dan mogen wij allereerst vaststellen, dat de z.g. voetbalpolitiek, alsmede de voetbaljournalistiek twee gewichtige onderdeelen zijn in het mechanisme, dat de organisatie van voetbal in al zijne geledingen beheerscht. Politiek, journalistiek en organisatie vormen de fundamenteele begrippen, waaruit de geest der voetbalsport wordt geboren en gevoed. De praktijk - waarmede we bedoelen: de werkelijke beoefening van het spel - is ondergeschikt aan de voetbalpolitiek en beide zijn, op hun beurt, niet vrij te pleiten van afhankelijkheid van de sportjournalistiek, die zich wederkeerig aanpast aan de eb en vloed van voetbal. Het zal wel eene eeuwige strijdvraag blijven, of de sportjournalistiek hare uitbreiding en bestaansnoodzakelijkheid dankt aan de vorderingen van de voetbalsport in het bijzonder dan wel of de vooruitgang, van het spel, zoowel wat techniek, verbreiding en belangstelling betreft, hiervoor uitsluitend verplichtingen heeft jegens de sportpers. Maar zeker is, dat beide factoren met elkaar in nauwe relatie staan en zij elkaar niet kunnen missen om de tijdseischen te bevredigen.

Wanneer op een bepaalden Zondag geen belangrijke voetbalwedstrijden worden gespeeld, heeft elk na dien Zondag voor het eerst verschijnend periodiek of dagblad, dat eene aanzienlijke plaatsruimte pleegt af te staan voor beschouwingen en verslagen der voornaamste sportgebeurtenissen, reeds bij voorbaat een groot deel zijner attractie ingeboet omdat de stof voor belangrijke beschouwingen ontbreekt. Maar, omgekeerd, bewijst diezelfde sportpers het spel groote diensten door middel harer verslagen en commentaren, welke belangstelling plegen op te wekken voor de wedstrijden, die op den naasten Zondag de aandacht vragen. Weliswaar heeft voetbal, als zoodanig, de oudste rechten, omdat het tot stand is gekomen zonder behulp van de pers, doch het kan niet ontkend worden, dat de sportpers zich als een gewichtig promotor heeft leeren kennen en voor een niet gering deel de eer toekomt voor den aanleg der wijde banen, waarin ons spel zich thans beweegt en voor de zeer groote belangstelling, die het ten deel valt.

Over die belangstelling willen we het juist eens hebben. Want zij is o.i. juist de oorzaak, dat ons spel van arm, maar gezond boerenknaapje, is uitgegroeid tot weelde-kindje met een parvenu-achtige tint, eene geleidelijke metamorfose die alle echtheid, elke natuurlijke kleur, alle ongekunstelde leven en vroolijkheid aan het spel als sport heeft ontnomen; eene metamorphose, die den kern van het voetbalwezen op nauw-herstelbare wijze heeft getroffen; eene metamorfose ten slotte, die het eenvoudige sportleven tot eene soort van dienstdoenerij heeft misvormd. De geest is werkelijk duf, het kan niet ontkend worden. Hij kan, uit critisch oogpunt beschouwd, den toets der vergelijking niet doorstaan met den geest van uit de negentiger jaren, toen een lap grond, twee doelpalen en een bal voldoende bleken om de incarnatie van rein sportleven te demonstreeren. De publieke belangstelling, die de pers heeft weten op te wekken voor het spel is streelend voor hen, die steeds streefden naar spelverbreiding, maar aan diezelfde belangstelling is de geest in de voetbalsport ten offer gevallen en het is geen benijdenswaardige taak voor de leiders, om dien geest weer op te heffen uit den poel van dufheid, waarin hij allengs is gezonken.

De vraag of de geest in onze voetbalsport herstel behoeft zal door niemand ontkennend kunnen worden beantwoord, maar de groote herstelmoeilijkheid is gelegen in het aangeven en aanwenden der herstelmiddelen.

De belangstelling voor ons spel heeft, als noodzakelijk kwaad, eischen gesteld aan de verzorging van spel, spelers en terrein. Men heeft die zorgen opgevoerd tot een luxe, die velen vereenigingen reeds noodlottig werd. Voetbal is voor het publiek een sensatie-object geworden, waarvoor men gaarne de noodige dubbeltjes of kwartjes offert. Maar als gevolg van dit deelgenootschap is datzelfde publiek ook eischen gaan stellen. En indien die eischen zich slechts beperkten tot goed en technisch-welverzorgd spel dan zouden ze, binnen het kader van "Voor wat hoort wat!" nog te billijken zijn. Maar het is helaas al zoover gekomen, dat de toeschouwers zich de brutaliteit veroorloven en zich het recht aanmatigen, invloed uit te oefenen op de rechtspraak en daardoor de klove, die partijen onderling scheidt, steeds verder verwijdert van de mogelijkheid tot overbrugging. De gemeentebesturen, die reeds algemeen voetbalwedstrijden hebben gerangschikt onder de rubriek "Openbare Vermakelijkheden" en uit dien hoofde het spel in fiscaal verband schakelden, hebben o.i. den toestand juist ingezien. Voetbal is van ontspanning voor de spelers in de eerste plaats eene ontspanning voor de kijkers geworden; de financieele zijde domineert en de eigenlijke opzet - verzorging van 'n onverdoezelden sportgeest - wordt tot op het tweede plan verdrongen. De vooruitgang van het spel heeft dan ook geen gelijken tred kunnen houden met de toenemende belangstelling, doch deze is den leiders over het hoofd gegroeid.

Hierdoor is de aanhang van eenige partij geheel afhankelijk geworden van het figuur, dat zoodanige partij in de competitie slaat. En om te trachten, het evenwicht te herstellen heeft men de dwaasheid - opgedrongen weliswaar door de evolutiën des tijds - begaan, den voetbal-levensstandaard op te voeren zonder de kern der materie, n.l. het spelpeil zelf, onder handen te nemen. Alles - sporteer, clubliefde, trouw - is geofferd op het altaar der publieke belangstelling en.... der eerzucht. Want ook deze factor speelt een groote rol in het hedendaagste voetballeven. Die eerzucht heeft nog een zusje, dat naijver heet en dat zusje heeft ook reeds langen tijd geleden hare intrede gedaan binnen de enge ruimte van vergaderlokaliteiten, waar de voetbalpolitici elkaar elk vermeend privilege op kleinzielige wijze betwisten. En in diezelfde enge ruimte worden de theorieën geboren, waaruit de praktijk wortel moet schieten. Die praktijk is het wedstrijdwezen. Tegen elken prijs moet een wedstrijd gewonnen worden .... een loffelijk streven, inderdaad, indien dit streven slechts op oirbare wijze werd aangewakkerd. Maar waar techniek en bezadigdheid niet bij machte zijn een gunstig wedstrijdresultaat te bereiken, daar moet helaas brute kracht deze leemte aanvullen. Op vaak zeer ruwe wijze zien wij partijen tegen elkaar te velde trekken; op eene wijze, die spot met elk begrip van sport en die den tegenstanders van ons spel helaas een machtig wapen in de hand drukt.

Het is al zóóver gekomen met die ruwheid, dat vanwege den Kon. Nederlandschen Voetbalbond eene actie is ingezet, om de spelverruwing zooveel mogelijk den kop in te drukken en het spel weer binnen behoorlijke banen terug te brengen.

Over;deze spelverruwing, haar ontstaan en hare bestrijding, alsmede de actie ten bate van herstel, willen we het eens in een volgend artikel hebben.

Voetbal op Zondag a.s.

Het wedstrijdprogramma van den K.N.V.B. omvat voor Zondag 15 December a.s. de navolgende wedstrijden voor de Zeeuwsche clubs:

Tweede Klasse.

Te Vlissingen: Vlissingen-Middelburg.

Te Tilburg: T. A. C.-Zeelandia.

Derde Klasse:

Te Hulst: Hulst-Walcheren.

Te Vlissingen: Vlissingen II-S. I. N. O. T. O.

Te Neuzen: Terneuzen-Middelburg II.

De Vereenigingen Goes, Zierikzee en het tweede elftal der vereeniging Zeelandia genieten competitierust.

LUCTOR ET EMERGO.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

4 December. - Zoodat ik maar zeggen wil dat het leven met zijn verschijnselen moeilijk is. Deze zin ontviel mij toen ik mijn hersenen in hoogspanning eenige feiten van den dag liet verwerken. Daar heb je nu dien zachter winter. Kostelijk nietwaar! Geloof er toch niets van. Geef mij maar kou, strenge kou, dan lijd je lang zooveel kou niet. Hoe dat mogelijk is? Liesbeth verordeneerde vanmorgen: geen kachels aanmaken; 't is te zacht. Van akeligheid wandelde ik naar Krimp van Dulmen. Kamers onverwarmd, vanwege het mild klimaat. Bij Breeduitstra dito; hetzelfde in taveerne "Stortebeker". En zoo loopt 'n mensch te verkleumen tot op z'n gebeente, omdat het niet kil genoeg is. Maar er zijn meer vreemde dingen aan mijn horizont. Daar heb je de Tweede Kamer! De heeren behandelen de Arbeidsbegrooting en spreken dus over arbeid. Mis! Ze praten hun beurtje vol over stakingsrecht en vacantie-eischen. 't Lijkt wel of ze het land aan werken hebben. Hoeveel anders ben ik dan. Kan met het grootste genoegen urenlang naar een karweitje staan te kijken.

5 Dec. - 't Klimaat is gelukkig veel koeler, dank zij een stevigen Noordenwind en wat slagregens.

Ik lijd nu minder kou dan gister. Met toewijding en zorgzaamheid voed ik mijn potkachel met eierkolen, zoodat de blos op haar konen blijft. Op mijn morgenwandeling in gezelschap van Breeduitstra gekeken naar een winkel in koek- en suikerwerk, gedreven naar het beginsel "kan niet goedkooper". De menschen vochten finaal om binnen te komen en geholpen te worden. Mantels gescheurd, hoeden vertrapt en zenuwen van streek. "'t Lijkt wel, of ze dien rommel cadeau krijgen," mediteerde ik. "'t Lijkt wel, of ze denken, dat ze dien rommel eten kunnen," bromde Breeduitstra. Wat er van waar is, weet ik niet.

6 Dec. - Het zonnetje schijnt bepaald vriendelijk, maar in huis is de stemming merkbaar gedrukt. Ik geloof, dat we allemaal uitstekend op de hoogte zijn gekomen met het revolutoinnair karakter der speculaas- en taaien-poppen, die wij geconsumeerd hebben. Wijbo raaskalt wat over binnenlandsche onlusten. Ik denk, dat hij het figuurlijk bedoelt. Overigens was dit jaar de Sinterklaas niet zoo leuk als vorige jaren toen Jossie nog aan den Kindervriend geloofde. 0, o, wat heb ik dat kereltje toen doodsbenauwd weten te maken. Ik heb al meer gezegd, dat het altijd mijn ernstig streven is geweest om mijn kinderen een zonnige jeugd te bezorgen. Beppie heeft nog, steeds het litteeken op haar voorhoofd van de ketting waar ik eertijds mee rammelde en zwaaide.

Volledigheidshalve zij hier gememoreerd, dat ik 'n paar pantoffels van Liesbeth gekregen heb. Breeduitstra wist, voor ik ze aantrok al, dat ze me goed pasten. Hoe dat mogelijk is?

7 Dec. - Onze schoorsteen heeft vannacht slagzij gekregen. Heb vanmorgen een noodverband met ijzerdraadjes gelegd. Het viel niet mee op het dak, maar als je wat handig met je voeten bent, bereik je heel wat. Liesbeth was toch nog bevreesd, dat ik zou vallen; ze vroeg tenminste of ik vanmorgen den melkboer nog betaald had. Nu is in Amsterdam weer duizend Hectoliter bier afgebrand. Wanneer dat zoo doorgaat, wordt het een nationale ramp. De hei- en veenbranden lijken me lang niet zoo erg; het heeft alleen waarde voor schaapskoppen; wie in het veen zit kijkt op geen verzekerd turfje, maar biernood bedreigt den dorst van onze beste burgers.

8 Dec. - De toestand in Polen baart mij zorg. je zit echt met zulke menschen. Wanneer ze onder vreemde heerschers gesteld worden, vechten ze met man en macht daartegen en wanneer men ze zelfbestuur geeft, vechten ze met elkaar.

9 Dec. - Liesbeth vroeg of ik veel gemak had van mijn pantoffels. Nu dat kon beter. 's Morgens trek ik ze aan en ontbijt erin. Dan trek ik ze uit en maak een wandeling. Dan trek ik ze aan en begeef me naar mijn werkkamer. Bij het eerste sein voor koffiedrinken, verwissel ik ze voor mijn schoenen, maar ik laat ze daar niet staan, neen, ik neem ze mee naar beneden en kleed mijn voeten weder om. De andere helft van den dag gaat het even zoo. Dat loopt op 'n spit in m'n rug uit!

DE O.Z. PRIJSVRAAG

De prijs viel ten deel aan Mej. J. M. C. DE KOSTER, Houttuinen Q 33, Middelburg.

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo ....

Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender!

Vindt U het interessant te hooren:

- dat de P.Z.E.M. in Goes thans aan circa 400 gezinnen electriciteit levert. 60 pct. der aansluitbare woningen doet het dus nog met gas. Destijds fluisterde men dat geheel Goes naar electriciteit snakte.

- dat de gemeenteraad van St. Jansteen besloten heeft de ontbinding van de Zeeuwsch-Vlaamsche waterleiding-mij. te vragen. Och arme.

- dat dezelfde raad aan de P.Z.E.M. zal verzoeken het Gemeentelijk electriciteitsbedrijf over te nemen voor f 20.000 en f 10.000 goodwill. Men wil toch niet naar de petroleum lamp terug in den uithoek van 't Zeeuwsch-Vlaamsche?

- dat de commissie van de coöperatieve Suikerfabriek "Zeeland", die tot doel had de mogelijke liquidatie der fabriek te onderzoeken, onderhandeld heeft met de vertegenwoordigers der coöperatieve Suikerfabrieken. De coöperatie verklaarde zich bereid terwille van het algemeen belang aan de Zeeland het liquideeren zoo gemakkelijk mogelijk te maken. In het bizonder werd ook op het belang van het lid der Zeeland gelet, door te trachten hem zonder te groote offers in een betere positie te brengen en hem zijn vrijheid terug te geven. De commissie van de Zeeland heeft de voorstellen afgewezen. De onderhandelingen zijn daarop gestaakt, zoodat beide partijen weer geheel vrij zijn en de Zeeland zal moeten doorwerken of zelf liquideeren.

- dat de gemeenteraad van Goes heden, d.i. Vrijdag aan de behandeling van de gemeentebegrooting begonnen is. En dat terwijl Kerstmis nog zoo ver in het verschiet ligt.

- dat de prov. staten wijziging hebben gebracht in het reglement van het waterschap Schouwen tengevolge waarvan het mogelijk zal zijn ook de gebouwde eigendommen te belasten.

- dat het hoofdbestuur der Z.L.M. in de afgeloopen week vergaderde over de wetsontwerpen, betreffende de nieuwe pachtwetten.

- dat de Z.L.M. aan den minister van waterstaat en aan Ged. Staten van Zeeland zal verzoeken de ongewenschte toestanden aan het Veer Zijpe-Anna-Jacoba-polder spoedig te verbeteren.

- dat prov. staten zonder hoofdelijke stemming hebben aangenomen een voorstel tot aankoop van grond voor het verflauwen van een bocht in den provincialen weg Schoondijke-IJzendijke. Hetzelfde geschiedde met het voorstel om een renteloos voorschot te geven van f 17.350 voor verbetering van de verbinding tusschen St. Jansteen en Clinge. Ook is aangenomen een voorstel om subsidie te verleenen van ten hoogste f 4000 voor een autobusdienst Sluiskil-Hulst. Nadat op een paar gestelde vragen een geruststellende verklaring is afgelegd, is tenslotte aangenomen een voorstel om f 150.000 beschikbaar te stellen voor het vermaken van een inlaag bij Hoedekenskerke tot aanlegplaats voor den Provincialen Stoombootdienst.

- dat ged. staten op de vragen van den heer Welleman inzake den dijkval bij den Zeedijk van den Willem-Annapolder hebben geantwoord, dat het gevaar tijdig kon worden afgewend. Ged. staten zijn van oordeel, dat voorshands voor ongerustheid geen grond bestaat, in welke zienswijze zij worden versterkt door een ontvangen mededeeling van het bestuur der waterkeering, dat de storm van 29 November geen schade aan het noodbeslag heeft toegebracht en dat aan de verdediging verder regelmatig wordt voortgewerkt.

- dat op 5 December heel wat gebaarde Sinter-Klazen de Zeeuwsche schooljeugd hebben bezocht.

- dat aan den Zeedijk te Borsele dezer dagen aanspoelde het lijk van een timmerman ter plaatse, die op noodlottige wijze te water was geraakt.

- dat de boot Zierikzee-Katsche Veer de vorige week met 18 passagiers uit Zierikzee vertrok en slechts met 17 te Katsche veer arriveerde. Een der passagiers, zoo bleek later, is even buiten de haven van Zierikzee te water gesprongen en verdronken.

- dat enkele woonwagenbewoners te Tholen slaags raakten. Een der vechten werd, vooral op het hoofd, danig met een schop bewerkt. Een dokter hechtte de wonden.

- dat er een jaar of zes noodig zullen zijn voor de restauratie der Groote Kerk te Hulst, tot nu toe ten deele in gebruik bij de Roomsch-Katholieken en ten deele bij de Ned. Herv. Gemeente. Zooals gemeld, is het protestantsche deel door het R.K. Kerkbestuur aangekocht,

- dat notaris van Dalsum te Hulst, bekend geworden door zijn strijd tegen de waterleiding een klacht heeft ingediend tegen den burgemeester van Terneuzen, naar aanleiding van hetgeen deze in den raad van de waterbewaarplaats heeft gezegd. Volgens den notaris mag de raad van Terneuzen over de waterleiding beslissen wat hij wil: ze komt er niet. We zullen zien of de Hulster notaris gelijk krijgt,

- dat Goes waarschijnlijk binnenkort lichtgas zal leveren aan Kapelle.

- dat Koning Haakon van Noorwegen, incognito reizend, Zaterdag j.l. met de mailboot "Oranje-Nassau" van de Mij. Zeeland via Vlissingen naar Engeland vertrokken is.

- dat een onbekende er in een in Middelburg bij het station parkeerend Fordje vandoor ging. De ongewone rit werd per radio bekend gemaakt. De burgemeester van Westkapelle o.a. ving het radio-bericht op, en hij smaakte het genoegen het Fordje op te speuren. De bestuurder nam evenwel de beenen, en tot nu toe is hij nog niet ontdekt.

- dat met ingang van 1 Januari a.s. aan de openbare lagere school I en II te Breskens wegens stijging van het aantal leerlingen, resp. een onderwijzer en een onderwijzeres meer geplaatst dienen te worden.

- dat de stoomtram-mij. Breskens-Maldeghem, tegen de verwachting van enkele bladen in, zich wel degelijk heeft aangepast aan de wijziging van de boot-dienstregeling Vlissingen-Breskens op Zondag. De Mij. komt daarvoor een woord van hulde toe.

- dat de inwoners van Zierikzee het electrisch licht nu ook tegen 30 ct. per K.W.U. zullen verkrijgen. Indien er echter na één jaar na voltooiing van het straatnet minder dan 600 aansluitingen zijn, zullen de kosten van het straten en herbestraten ten laste van de gemeente blijven.

- dat 21 en 22 Dec. een aantal postduiven in Hansweert een schoonheids-wedstrijd met zich laten organiseeren.

- dat 's Heer Arendskerke in de afgeloopen week va electriciteit werd voorzien. Bijna 80 % der inwoners heef de oude petroleum-lamp vaarwel gezegd.

- dat op Tholen dit jaar veel hazen voorkomen. In geruimen tijd kon men van een aanzienlijk tekort van de lang ooren spreken, Goede maaltijd, zullen we zeggen.

-Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag....

Adieu ....