Ons Zeeland 1929, nummer 51

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

BELANGRIJKE MEDEDEELING.

Na 1 Januari a.s. zal "Ons Zeeland" niet meer als "0ns Zeeland" verschijnen, doch worden opgenomen in de Zeeuwsche Editie van "Groot Rotterdam".

Reeds lang heeft het bij ons een punt van overweging uitgemaakt, of het verstandig was met de uitgave van "Ons Zeeland" voort te gaan. De financieele uitkomsten der exploitatie waren niet van dien aard, dat van een "winstgevend object" kon worden gesproken, zoodat, uit zakelijk oogpunt bezien, voortzetting geen zin had. De uitvoering van het blad is, doordat steeds het beste wordt gegeven, duur en dit zou op zichzelf geen bezwaar zijn, wanneer wij als geïllustreerd Weekblad in onze Provincie alleen stonden. Waar echter het toch reeds kleine terrein nog met een ander moet worden gedeeld, is het onmogelijk om de exploitatie loonend te maken.

Aan den anderen kant tellen wij nog een groote schare abonné's, die wekelijks met verlangen naar ons blad uit, zien. Vooral de Zeeuwen, die niet in de Provincie woonachtig zijn, hechten zeer aan ons blad en menigmaal mochten wij uit verre oorden brieven ontvangen, waarin men met enthousiasme gewag maakte van het genoegen dat "Ons Zeeland" aan de Zeeuwen in den vreemde bezorgde. Mochten wij een blad, dat nog door zoo velen werd gewaardeerd, ja, door menigeen als onmisbaar werd beschouwd, zonder meer opruimen?

Wij hebben gezocht naar een oplossing en hebben die ook gevonden. De Administratie van "Groot Rotterdam" hebben wij bereid gevonden om met ingang van 1 Januari ons blad met haar "Zeeuwsche Editie" te combineeren en daarin op te nemen, zoodat "Ons Zeeland" na 1 Januari a.s. wel niet meer in zijn ouden vorm verschijnt, doch toch nog zal blijven voortleven.

Onze abonné's ontvangen met ons laatste nummer een proefnummer van de Zeeuwsche Editie van "Groot Rotterdam " en wij hopen van harte, dat de kennismaking met dat blad hen er toe zal brengen hun abonnement daarop te laten overgaan.

Zij, die het abonnement niet wenschen voort te zetten, verzoeken wij beleefd hiervan kennis te geven aan onze Administratie. Wij vertrouwen echter, dat onze abonné's ook het blad in zijn nieuwen vorm niet zullen willen missen, wanneer zij het eenmaal hebben leeren kennen.

Ten slotte rest ons een woord van warmen dank aan allen, die op eenigerlei wijze "Ons Zeeland" moreel en finantïeel hebben gesteund.

Een speciaal woord van dank komt zeker toe aan onzen Hoofdredacteur, den Heer Antoine van den Berg te Goes, die aan ons blad gedurende drie jaar zijn beste krachten heeft gegeven. De Heer Van den Berg zal, in verband met andere hem onlangs opgedragen journalistische werkzaamheden niet in de gelegenheid zijn aan "Groot Rotterdam" mede te werken, zoodat hij met het laatste nummer van de "Ons Zeeland"-lezers afscheid neemt.

Ook onzen verderen medewerkers onzen hartelijken dank voor de toewijding waarmede zij steeds in het belang van ons blad hebben gewerkt. Wij hopen dat, voor zoover zij aan de Zeeuwsche Editie van "Groot Rotterdam" blijven medewerken, zij aan dat blad met evenveel liefde en toewijding hun krachten zullen geven.

En hiermede nemen wij dan afscheid van allen met wien wij door "Ons Zeeland" in aanraking kwamen, hen dankend voor den steun en sympathie gedurende de vier jaar dat wij het blad uitgaven, ondervonden.

DE UITGEVER.

DE ZEEUWSCHE WEEK

Nogmaals de brand te Middelburg; de oorzaak; vergaderingen die van belang kunnen zijn voor de toekomst; een taak voor Ged. Staten.

Na den brand in onze hoofdstad hebben de daardoor in beweging gebrachte gemoederen der Middelburgers niet onmiddellijk weer rust gekregen. Dit verwondert niet, want om den brand of liever om de resteerende puinhoopen speelde zich genoeg af. Sensatie zelfs. Allereerst was er dan de vraag: "Hoe is de brand ontstaan?" De directeur van den Franschen Bazar, waar de brand zijn oorsprong had, verklaarde aan journalisten: "Vermoedelijk door kortsluiting." Spoedig na deze verklaring verschenen in de bladen mededeelingen van technisch tot oordeelen bevoegden, dat kortsluiting nooit de oorzaak geweest kan zijn, want dat na het uitbreken van den brand 't licht nog brandde. De sensationeel aangelegden konden bij deze tegenstrijdige opvattingen omtrent de oorzaak van de ramp te gast gaan. Hetgeen dan ook veelvuldig geschiedde. Men kon in Middelburg nagenoeg den brand niet in het gesprek betrekken of de "oorzaak" werd in het geding gebracht. Dagen lang leek onze hoofdstad wel de woonplaats van louter brand-technici en van.... brand-verzekeringsagenten.

Ook de politie bemoeide er zich mee, en verschillende personen werden door haar gehoord. Tenslotte is komen vast te staan, dat kort voor het uitbreken van den brand een der winkeljuffrouwen uit den Franschen Bazar met een olielampje in een kast op de plaats waar de brand is uitgebroken, is geweest. Zij heeft bekend, dat lampje daar te hebben laten staan, toen zij naar beneden ging.

Voila.... de oplossing van de puzzle!

x

De Middelburgers hebben ook op ander gebied, na den brand, niet bij de pakken neergezeten. De activiteit waarde alomme. Een aantal Middelburgers kwam o. a. in vergadering bijeen en ze stichtten de vereeniging "De Middelburgsche vrijwillige brandweer".

De bijeenkomst stond onder leiding van den heer H. A. Enkelaar; er waren een honderdtal aanwezigen - meest timmerlieden, loodgieters, chauffeurs en andere technici - die als één man tot de vereeniging toetraden.

De vergadering, waar groot enthousiasme heerschte, werd na de benoeming van een voorloopig bestuur, verdaagd.

Er is onmiddellijk aan B. en W. kennis van de oprichting der vereeniging gegeven.

Een andere bijeenkomst vond plaats tusschen de eigenaren der vernielde huizen en den burgemeester ten stadhuize.

De burgemeester sprak eerst eenige woorden van deelneming over de aangerichte schade, en vroeg toen, of het noodzakelijk zoude zijn, noodbehuizingen of -winkels ergens op te richten. Men bleek in zooverre voorzien te zijn, dat zulks overbodig werd geacht.

Nadat nog over de wenschelijkheid van een zoo snel mogelijk oppruiming der puinhoopen was gesproken, kwam de wederopbouw van de Lange Delft aande orde, voornamelijk voor zoover het Middelburgsche stedenschoon hierbij betrokken is.

De burgemeester zeide, dat B. en W. het wenschelijk leek, alle teekeningen voor den wederopbouw gezamenlijk voor te leggen aan een centraal en bevoegd instituut, als hoedanig de Rijkscommissie voor de monumentenzorg genoemd werd.

Nadat uit de vergadering er op gewezen was, dat zulks den wederopbouw niet vertragen mocht, en geantwoord werd dat inderdaad daarmede rekening zou worden gehouden, verklaarden alle aanwezigen zich bereid, dit aesthetische oppertoezicht op den bouw vrijwillig te aanvaarden.

Zoowel de bijeenkomst der vrijwillige brandweerlieden als die der eigenaren van de vernielde panden lijkt ons voor de hoofdstad van belang. Beide toch staan in verband met de toekomst der stad.

Het benieuwt ons ten zeerste welke gevolgende vergaderingen zullen hebben. Vooral die der vrijwilligers. Zal men in Middelburg weldra tot een vrijwillige brandweer komen? Men verlieze echter niet uit het oog dat deugelijkheid van het materiaal van niet minder waarde is dan enthousiasme voor de bediening.

x

Hopenlijk zal de reorganisatie van de Middelburgsche brandweer aan zeer bevoegde handen worden toevertrouwd. Wellicht zouden Ged. Staten er goed aan doen zich in de kwestie omtrent de brandveiligheid in Zeeland te mengen. Als zij eens begonnen het advies in te winnen van een brandweer-deskundige, die vermoedelijk over de brandveiligheidstoestanden in Zeeland nog wel een en ander op te merken zal hebben. Als Ged. Staten zich afzijdig houden, loopen we het gevaar van versnippering; alle plaatsen zullen dan op eigen houtje aan het reorganiseeren trekken en het resultaat daarvan zal zijn een aantal brandweer-corpsen, niet aan de voor Zeeland beste eischen beantwoordend.

Ged. Staten kunnen thans door vriendelijke inmenging een waardevol resultaat bereiken. In verband hiermee lijkt het ons ook aanbevelenswaardig, dat de gelden, verzameld voor de aanschaffing van een flinke motorspuit voor Vlissingen, vooralsnog zullen worden opgelegd.

x

De rijkslandbouwconsulent in Zeeland vestigt de aandacht op een kolonisatieplan in Suriname.

Er zal daar een proef genomen worden met het stichten van een aantal boerderijen op een terrein bij elkaar en onder leiding van terzake deskundigen. De grootte dezer bedrijven wordt 12 1/2 H.A., te samen groot 250 H.A. en gelegen in een polder waarbij water kan worden ingelaten en water afgevoerd.

In verband met het overgroote aantal jonge mannen, die practisch en theoretisch behoorlijk onderlegd zijn, doch hier geen bestaan kunnen vinden, is de vraag gewettigd om een bedrijf te beginnen in onze kolonie Suriname.

Jonge mannen, die weten aan te pakken en bekwaam zijn voor hun taak en over eenig kapitaal beschikken, zullen daar een toekomst kunnen vinden.

Kapitaal is niet noodzakelijk, doch geeft zekerheid dat het pogen ernst is.

Zij, die meenen voor bovengenoemd doel geschikt te zijn, zullen zeker de noodige inlichtingen desgevraagd ontvangen.

VAN EIGEN BODEM

Heksengeloof in Zeeland

door

JAN VERMEER.

Een der vreeselijkste uitingen van het middeleeuwsche volksgeloof was de wreede vervolging van heksen. Ontelbaar zijn de arme slachtoffers die in alle landen van Europa aan dezen heksenwaan ten offer zijn gevallen. Meestal waren hysterisch aangelegde vrouwen, die inderdaad geloofden datgene gedaan te hebben, wat men van haar vertelde en die dan ook onherroepelijk haar geestelijke afdwalingen met den dood moesten bekoopen. Ook in Zeeland heeft dit heksengeloof tot treurige tooneelen aanleiding gegeven. Een voorbeeld hiervan is de vervolging van enkele vermeende heksen in 1565 te Veere. Een zekere Digna Robberts, een reeds bejaarde vrouw, in de wandeling "water en brood" geheeten, werd van hekserij verdacht en bekende dat ze inderdaad gemeenschap had gehad met den Duivel. Toen ze eens, ongeveer vijf en dertig jaar geleden, op een avond bij een heul halverwege tusschen Middelburg en Veere zat te eten, werd ze opeens aangesproken door een jongeman, geheel in het zwart gekleed, die haar vroeg of ze niets beters te eten had en haar vervolgens volop goud en zilver beloofde, indien zij hem haar ziel wilde geven. Bovendien zou hij haar leeren hoe ze schepen op zee zou kunnen laten vergaan. Aanvankelijk had Digna er niets van willen weten, wel beseffende met wien ze te doen had, maar toen de Satan dreigde haar tot stof te vermalen, had ze tenslotte toegegeven, God verzaakt, en met den Duivel een verbond gesloten, ten teeken waarvan ze een vlecht van haar haren had afgesneden. De Booze had haar toen een zalf leeren maken, waarmee ze op een stroowisch in zee kon drijven, en schepen doen vergaan. Zeven of acht jaar geleden had ze iemand, wiens schoonvader haar een aalmoes had geweigerd, kreupel en lam gemaakt, eenvoudig door hem aan te raken. Bij Westkapelle had ze een scheepje met vijf en veertig man doen vergaan. Een boerenmeisje had ze eerst tot diefstal van geld dat aan haar vrouw toebehoorde, verleid en vervolgens den hals gebroken. En dat waren slechts enkele voorbeelden uit een lange rij van misdaden die zij alle met hulp van den Booze had gepleegd. De rechters van Veere veroordeelden haar om op een schavot levend verbrand te worden, wat nog in den namiddag van denzelfden dag waarop het vonnis was uitgesproken, geschiedde.

Enkele maanden later moest een tweede vrouw uit Veere zich ter zake van tooverij verantwoorden. Ditmaal was het een zekere Geertruid Willems, een jonge vrouw van voor in de dertig. Ook zij bekende dat ze haar ziel aan den Duivel had verkocht. Ongeveer twee jaar geleden was ze eens, door armoede gedreven, naar haar zuster in Arnemuiden gegaan om hulp te vragen. De zuster had haar evenwel toegesnauwd dat ze maar voor haar brood moest werken, zooals zij zelf ook deed, en zoo was ze onverrichter zake weer naar Veere teruggekeerd. Toen ze ongeveer halverwege den dijk was gekomen, liet ze zich troosteloos neervallen, en terwijl ze daar zoo zat was ook tot haar de Satan gekomen, als een baardelooze jongeman, gekleed in een korten zwarten mantel en met een zwarten hoed op het hoofd. Hij had haar vriendelijk toegesproken en gezegd dat ze geen gebrek behoefde te lijden, als ze maar op hem vertrouwde. Zoo had ook zij hem haar ziel overgegeven, God Almachtig verzaakt, en den Booze als onderpand een vlecht van haar haren geschonken. Deze had hem tot de Arnemuidsche poort begeleid en eerst daar afscheid van haar genomen. Ook haar had hij een wonderzalf gegeven, waarmede ze elk dien ze maar wilde, kwaad kon, doen. Een zekere Aagje, de dienstmeid van Leuntje Blaas, had ze er kreupel en lam mee gemaakt. Zoolang zij in de handen der justitie was en gepijnigd werd, had ze geen macht om haar te genezen, maar indien men haar vrij liet, zou ze Aagje binnen veertien dagen weer zoo gezond maken als ze te voren was. De heeren van het gerecht schonken Geertruid de vrijheid echter niet, maar spraken een gelijk vonnis over haar uit als ze over Digna Robberts hadden gedaan, en de arme Aagje moest kreupel en lam blijven.

In Zierikzee was men, althans een veertig jaar later, milder in de berechting van heksen. Hier werd in 1601 een zekere Levina Willems wegens tooverij door Schepenen alleen maar uit de stad en Zeeland beoosten Schelde verbannen voor den tijd van veertien jaar, wat nog al te overkomen was. Een jaar later werd Jacobje Hoobicx voor hetzelfde feit nog genadigder gestraft, n.l. alleen maar met verbanning voor zeven jaar uit de stad, Jacobje hield zich evenwel niet aan het vonnis, en toen ze in 1604 toch in de stad kwam, waar haar de toegang zoo nadrukkelijk ontzegd was, werd ze tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. De Heeren van Zierikzee lieten niet met zich spotten!

Driekwart eeuw later is er al een groote vooruitgang op het punt van heksenvervolging merkbaar. In het voorjaar van 1674 gingen er in het Zeeuwsch-Vlaamsche dorp Hoek geruchten dat enkele vrouwelijke ingezetenen zich met tooverij afgaven, men vertelde zelfs dat ze met haar duivelskunsten al twee personen om het leven hadden gebracht. Nu trof het dat de predikant van Hoek een verlicht man was, die van al die praatjes niets wilde gelooven en het opnam voor de bedreigde vrouwen. Met een deputatie uit den kerkeraad begaf hij zich naar de vergadering van het gerecht van Axel en Terneuzen, waar hij de kwestie uiteenzette. Dit gerecht nam de zaak ter hand en riep allen, die iets ten laste van de bedoelde vrouwen - het waren er vier - konden inbrengen, op om dat met overlegging van bewijsstukken bekend te maken aan hun magistraat, die dan tegen de verdachten zou procedeeren. Hieraan schenen de Hoeksche lasteraars zich toch niet te durven wagen, en toen de oproep vier keer had plaats gevonden en niemand zich had aangemeld, werd aan de vrouwen akte van onschuld verleend, met bedreiging van straf tegen allen die in het vervolg de vrouwen nog van tooverij zouden willen beschuldigen.

Sinds langen tijd zijn in ons land geen heksen meer ter dood veroordeeld of op andere wijze door de overheid gestraft, en officiëel zijn de heksen geheel uit de samenleving verdwenen. Alleen in het volksgeloof leven ze nog altijd voort. Nog steeds hoort men van tijd tot tijd van heksenvervolgingen, en deze duistere bladzijde uit de geschiedenis der middeleeuwen schijnt in het boek der historie nog altijd niet omgeslagen te zijn. Ook in Zeeland is het geloof aan heksen leelijke oude vrouwen "die meer kunnen als rechtan", nog niet geheel verdwenen te zijn. Nog altijd kent men er hekse- of tooverkringen, dat zijn kringen in een weiland waar geen gras groeit of het gras verwelkt is, of wel kringen waar het gras juist buitengewoon welig opgeschoten en donkerkleurig is, terwijl in het laatste geval binnen deze groene cirkels het gras een bleek en verstorven voorkomen heeft. Zooals de naam het reeds eenigszins aanduidt, wil het volksgeloof dat de heksen hier te middernacht samenkomen om te dansen. Dat dit volksgeloof internationaal is er reeds van oude tijden dateert, blijkt uit het lied dat de heksen Shakespeare's Macbeth zingen:

Noodlotzusters, hand in hand,

Zwevend onder zee en land,

Draait en zwaait aldus in 't rond;

Driemaal uw deel, driemaal 't mijn,

Driemaal nog, 't moet negen zijn;

Stil: de tooverkring is klaar.

Een dergelijk heksen- of tooveressenwei vond men vroeger - en misschien is ze er nog wel - bij Vrouwenpolder, maar ook op Zuid-Beveland heb ik er wel gezien, en men vindt ze trouwens in het geheele land.

Hier en daar hoort men nog wel eens van boerinnen die niet kunnen karnen, die "de kaern nie af kunne kriege", omdat een heks de boter uit den karn haalt. Vroeger legde men dan wel eens briefjes met geheimzinnige spreuken onder den karn - ik ken een voorbeeld van dit gebruik uit de Domburgsche kerkeraadsnotulen van 1590 - maar in later tijd zocht men meestal hulp bij den paardenmeester, den voorlooper van onze dierenartsen. Maar ook deze "paeremeesters" zelf stonden in een zekeren reuk van tooverij; men verdacht ze er van dat ze menschen, die ' s avonds uitgingen, den ganschen nacht konden laten loopen, tot de dageraad hen van de betoovering bevrijdde. Of ze trokken een witten streep midden over den weg, waar men met geen mogelijkheid over heen kon stappen. Natuurlijk waren er verscheidene ceremonies noodig om'deze "zwarte kunst" te leeren, en de ingewijden waren daar nog al geheimzinnig mee. Een er van, zoo heb ik me wel eens laten vertellen, was dat men op een Bijbel, waarop een sleutel lag, een eed moest afleggen dat men niet in den Bijbel geloofde en er ook nooit meer in zou lezen, maar er kwam natuurlijk nog veel meer bij te pas. Tooverkollen en heksenmeesters konden niet sterven, vóór ze hun kunst aan een ander hadden geleerd. En we moeten dus wel aannemen dat de tooverij, tot in lengte van dagen zal blijven voortbestaan.

Den Druyven-Tros der Amoureusheyt.

Er schijnen altijd dichters te moeten zijn, die, wanneer zij naar de eeuwige jachtvelden verhuizen, daarheen als bij hun leven door het Noodlot worden achtervolgd en voor goed aan een algemeene vergetelheid worden prijs gegeven. Daarmee zou dit verhaal dan ook uit zijn wanneer er geen personen bestonden, die op hun beurt eens voor Noodlot willen spelen en de dooden weer uit hun graven halen. Willem Kloos heeft dat indertijd, er met succes, gedaan, en nu heeft de Kon. Vereeniging "Het Nederlandsche Lied" zich in dit opzicht verdienstelijk gemaakt. Of liever, een harer secretarissen, en wel een Zeeuw, Drs. P. J. Meertens te Utrecht. Is het dan een wonder, dat deze met een Zeeuwschen dichter ten tooneele verschijnt? We hadden niet anders verwacht. En dit stemt te meer tot verheuging, omdat het hier een dichter betreft die totaal vergeten is, en in de letterkundige handboeken slechts even wordt genoemd: Pieter Lepaerts van der Goes. Zooals de naam aanduidt, was deze dichter van Goes afkomstig. Hij leefde in het begin van de 17e eeuw, o.a. te Goes en Terneuzen, en gaf een liederenbundel uit, die den naam draagt van "Den Druyven-Tros der Amoureusheyt" en opgedragen is aan de Goesche jeugd. Meer weten we van den dichter niet. Maar wel kennen wij zijn werk, waarvan bij ons weten slechts twee exemplaren bestaan, van een verschillenden druk. Dit werk nu is vanwege bovengenoemde vereeniging uitgegeven door den heer Meertens. Op zichzelf is dit reeds een respectabel stuk wetenschappelijk werk, want de taal van dezen rederijker is verre van gemakkelijk. De bewerker heeft echter, door zijn taalkundige verklaringen het werk leesbaar gemaakt voor den ontwikkelden leek. Bovendien bevat de opnieuw uitgegeven bundel een gedegen inleiding van dezelfde hand.

Zal nu een dergelijk liedboek lezers kunnen vinden? Wij meenen deze vraag bevestigend te mogen beantwoorden. Want met de tekst is de oorspronkelijke muziek afgedrukt, zoodat de liederen nog gezongen kunnen worden als vroeger. Daarom zal dit werk - al is het een kostbare uitgave - in Zeeland wel aftrek vinden.

De waarde van Pieter Lenaerts' poëtisch werk rechtvaardigt deze uitgave zeer zeker. Pieter Lenaerts is een minnezanger; zijn erotische poëzie heeft een goeden klank, ondanks de zeer talrijke gallicismen, die haar ontsieren en op sommige plaatsen voor den leek onleesbaar maken.

De dichter zingt van al de liefdes die zijn leven hebben gevuld, van de vele ontgoochelingen die zijn deel werden en van zijn levensopvatting, die steeds meer het motto: alles is ydelheid" nadert.

Er zijn verschillende hartroerende liederen bij, die spontaan uit het hart gezongen zijn.

Aangrijpend is de klacht van den minnaar die alles heeft gedaan om zijn liefje te behagen en slechts ondank oogst:

Van mijn kintsche dagen

Heeft zij mij verheucht:

In mijn zins behagen

Stont geen liever Jeucht,

Die mij mocht verblijden gans.

Lijf, goet en leven

Was haer gegeven,

Moet zij goet nochtans

Met een ander aen den dans.

Zoo is Pieter Lenaerts poëzie afgestemd op de ijdelheid van de aardsche verlangens. En als zoodanig zal zij haar lezers vinden.

Ik hoop tenminste dat dit korte woord tot de belangstelling van dezen dichter zal mogen bijdragen, en breng den heer Meertens mijn hulde voor zijn uitgave van dit hoogst belangrijk werk. LE0 VAN BREEN.

HET DAGBOEK VAN PHILEMON ZIJDEWIND

11 December. - Ik ben er kapot van. Neen, niet van dien val van den zoldertrap; niet van die dakpan, welke in op mijn hoofd kreeg bij den jongsten storm, maar van dat bericht in het ochtendblad, dat mijn hoop op den vacanten Veerschen burgemeesterszetel finaal den bodem insloeg. Verwezen loop ik door de straten van mijn woonstee. Vervlogen zijn alle idealen; weggewist de visioenen van een onder mijn zegenrijk bestuur vliegensvlug opbloeiende gemeente. Hoe zag ik mijn kinderen reeds het gras uit de Veersche boulevards wieden; hoe zag ik mijn jongens, reeds de oude verzande haven uitbaggeren; hoe tooverde ik voor mijn geest de enorme zeekasteelen, die met schatten belaan, voeren af er, aan; ik hoorde al het gedaver van sleeperskar en vrachtauto; ik verlustigde me bij voorbaat in de okerachtige vergeelde aangelaten van Rotterdamsche en Liverpoolsche burgemeesters, ziek van neringnijd. Weg al de liefelijke beelden. Bot wees men mijn diensten af. Eens zal het vaderland 't diep betreuren mij miskend te hebben. Als het dan maar niet te laat is!

12 Dec. - Ik heb tusschen Breeduitstra en Krimp van Dulmen in, vandaag weer een wandeling gemaakt. Ik voelde me in de nabijheid van ieder café tamelijk zwak, waarop mijn trouwe vrienden me op een hartversterking onthaalden. Dat heeft me zeer opgekikkerd. Ja, een goede vriend is beter dan 'n verre buur. Ik houd van die twee kerels en die sympathie gaf me vanmiddag de kracht om me weer met de feiten van den dag bezig te houden. Met groote verwondering kennis genomen van het feit dat de samensmelting van de Leverszeepmaatschappij en de Margarine Unie, zoo slecht is opgenomen in beurskringen. Ik juich het juist van harte toe en zie er groote voordeelen voor de aandeelhouders in. Hoe goed heugt 't me nog, dat vroeger mijn moeder, wanneer de margarine op was, en we onverwachts gasten kregen, zij sandwiches maakte van twee sneedjes brood met een schijfje Sunlightzeep en dat altijd met groot enthousiasme voor een boterham met pikante kaas werd opgegeten. Wat een winst "zal het geven als de Leverszeep Mij. bedorven margarine gaat verwerken en de Margarine -Unie onverkoopbare zeep of dat de combinatie zich technisch zoo vervolmaakt, dat één product- voor ontbijt- en toilettafel geschikt is. 0, wanneer ik geld had, kocht ik alleen die aandeelen!

13 Dec. - Krimp van Dulmen wilde vandaag niet wandelen. Blijft den geheelen dag in bed. Bang voor ongelukken vanwege den noodlottigen datum. Hoe kinderachtig! Krimp zal het nooit ver brengen in de wereld. 'n Geluk voor hem, dat hij gepensionneerd is. Vanmiddag met Liesbeth de bont- mantelkwestie besproken. Ik zal naar mijnheer Sklarek schrijven dat ik bijna burgemeester was. Misschien komt het dan toch nog goed af.

14 Dec. - Heel Zeeland lijdt nu aan brandspuitmanie. Gemeenteraden vergaderen er over na in kapperswinkels prae-adviezen te hebben vervaardigd. Comité's, de heerlijke comité's rijzen als paddestoelen uit den grond, slaken eensgezind den kreet: geef ons spuiten. Ook ik heb mij terstond in het gareel geworpen. Geld heb ik er niet voor over, maar mijn ontembare werkkracht is disponibel. Ook mijn kinderen deelen in die heerlijke geestdriftigheid, Jossie heeft reeds driemaal Liesbeth eau-de-cologne-spuitje leeggeprobeerd. Luctor et emergo.

15 Dec. - Heb is in het "Varken met de Sirene" geestdriftig gespeecht over den economischen opbloei van ons geliefd gewest en over de schitterende sociale toestanden. Laat Rotterdam pochen op zijn haven, Amsterdam op zijn Beurs- en Den Haag op zijn kouwe drukte, in 't niet vervallen zij bij een eenvoudig landelijk dorp als ons Ovezand, waar de werkvrouwen in Roll Royces en de Cadillacs naar het terrein van haar arbeid tuffen.

16 Dec. - In Wissenkerke schijnt een ontzettende ontstemming te zijn uitgebroken onder de bevolking. Daar hebben ze een prachtige motorspuit; tweemaal rukten ze er reeds mee uit toen er niets te blusschen viel en nu j.l. Zaterdag Middelburg als een fakkel was, vergat men juist de Wissenkerksche spuit uit te noodigen. Hier is plaats voor een protest-comité en 'n commissie tot spoed-spuitverkoop.

17 Dec. - Vandaag jhr. Poetspanne Verboendere weer eens ontmoet. 0, o, wat zag die man blauw, Breeduitstra zei dat het van de kou kwam, maar het ligt natuurlijk aan dat blauwe bloed.

Een ontevreden mensch overkomen steeds onaangenaamheden, terwijl hij die opgewekt is, reden heeft tot blijdschap.

 

DE SCHELDEZENDER

Hallo, hallo........

Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender!

Vindt u het belangrijk te hooren:

- dat thans nieuwe slangen voor de motorspuitjes van Middelburg aangekomen zijn;

- dat het dorp, hetwelk ontstaan is in den West-Kraaijertpolder (tusschen Goes en Middelburg) den naam Lewedorp gekregen heeft. Het is genoemd naar den burgemeester van s Heer Arendskerke, onder wiens leiding en vele bemoeiingen dit dorpje tot stand kwam;

- dat de moterveerboot "Koningin Wilhelmina" gedurende den storm, die de vorige week woedde, de diensten onderhouden heeft tusschen Vlissingen en Breskens. De voorspelling van sommigen dat de boot niet geschikt tot varen zou zijn bij ruw weer, is dus gansch niet uitgekomen;

- dat een 16-jarige Middelburgsche knaap zonder toestemming der ouders naar Breda peddelde, daar in een goederenwagen kroop en zóó in Duitschiand terecht kwam. Door bemideling van de politie is hij teruggekeerd;

- dat het volgend jaar in Goes een christelijk lyceum zal worden geopend. Het lyceum omvat gymnasium, en H.B.S., afdeeling A en B;

- dat het Kamerlid Kersten den minister van financiën verzocht heeft uit België ingevoerde auto's ook aan het grenskantoor Putten te doen vrijmaken. Zeeuwsche auto-importeurs ondervinden thans nog vele moeilijkheden bij het overbrengen van nieuwe wagens van België naar hier;

- dat de Nederlandsche vereeniging van vischhandelaren, te Amsterdam vergaderd, den minister van financiën telegrafisch verzocht heeft om een uitvoerverbod van zaaioesters. In Ierseke heeft men zich over dit verzoek terecht zeer geërgerd, omdat inwilliging daarvan voor de oester-cultuur een ramp zou beteekenen;

- dat de vorige week Zaterdag in Goes door den bond van harmonie- en fanfarecorpsen in Zeeland een concours gehouden is voor solisten, duetten, trio's en kwartetten. Dit eerste solisten~concours van genoemden Bond is een groot succes geworden. Door 29 solo's, duo's, trio's en kwartetten werd deelgenomen en er werden toegekend 13 eerste, 6 tweede en 10 derde prijzen;

- dat de officier van justitie te Middelburg 10 jaar gevangenisstraf heeft geëischt tegen F. L. te Volphaartsdijk wegens doodslag op een broer;

- dat de hevige stormen der vorige week veel schade teegebracht hebben aan het mosselvisschersbedrijf te Ierseke. Niet alleen, dat niet kon worden verzonden, maar ook aan de perceelen werd schade veroorzaakt;

- dat de gemeenteraad van Schoondijke besloten heeft de laagspanningsnetten in de gemeente voor fl 20.000,- over te doen aan de N. V. Provinciale Zeeuwsche Electriciteitsmaatschappij;

- dat de storm de vorige week een auto te Vlissingen tegen een paal wierp. De 3 inzittenden werden door glas~ scherven gewond. Paal en auto ondergingen vormveranderingen;

- dat de Goesche commissie tot oeconomische spijsuitdeeling van Kerstmis 1928 tot Maart 1929 aan 80 gezinnen totaal 10.200 porties warme voedzame spijs verstrekte, tegen 9718 in het vorige seizoen. Voor de bedeelingen zijn gebruikt: 2000 K.G. erwten, 100 K.G. gort, 117 K.G. rijst, 344 K.G. inlandsch spek, groenten en de noodige specerijen. De rekening over 1928-1929 wijst aan: een ontvangst van fl 2416,91, een uitgaaf van fl 2223,58 1/2, en dus een goed slot van fl 193,32 1/2;

- dat de minister van waterstaat op de vragen van het Tweede Kamerlid, den heer Krijger, betreffende het nemen van maatregelen tot het doen varen op de gepubliceerde uren van de booten van den door de Rotterdamsche Tramweg Mij. geëxploiteerden veerdienst Anna Jacoba-Zijpe, o.m. heeft geantwoord, dat uit een ingesteld onderzoek niet is gebleken, dat de Rotterdamscha Tramweg Mij. bij de exploitatie van haar veerdienst de belangen van den reizigersdienst aan die van het goederenvervoer ondergeschikt maakt. Voor het nemen van maatregelen, opdat de maatschappij zich nauwkeurig houdt aan de aangekondigde uren van afvaart, wordt voorloopig geen aanleiding gevonden;

- dat op de Schelde een klippersschip, geladen met bieten, in de diepte verdween. De drie opvarenden konden ternauwernood gered worden;

- dat het kantoor Ter Neuzen van den telefoondienst met ingang van 1 Jan, onafgebroken zal worden opengesteld, met uitzondering van Zon- en feestdagen, van 2 tot 7 en van 8 tot 10 uur;

- dat het te Axel wederom tot een botsing is gekomen tusschen stakers en de politie. De stakers wierpen met steenen naar de auto, waarin een werkwillige werd vervoerd, hetgeen de politie natuurlijk niet kon goedkeuren;

- dat in Terneuzen de electrische stroomprijs voor de kom der gemeente verlaagd zal worden van f 0,40 tot fl 0,30;

- dat in Goes den laatsten tijd gedurig bij de politie aangifte werd ge-daan door meisjes en vrouwen, dat zij des avonds in de meer stille stadsgedeelten waren lastig gevallen door een kerel. Als verdacht hiervan is aangehouden een 30-jarige gehuwde man uit Driewegen. Hij is met verschillende dames geconfronteerd, van wie een tweetal hem herkende. Proces-verbaal is opgemaakt;

- dat de gemeenteraad van Breskens aan B. en W. een crediet van f 1000,- verleende voor het maken van plannen voor het bebouwen van een deel der duinen, die werden aangekocht van het waterschap "0ud- en Jong Breskens". Een en ander houdt verband met de pogingen tot uitbreiding van de badplaats Breskens, die in den afgeloopen zomer met een tweetal restaurants op de duinen is begonnen;

- dat tengevolge van de Zuid-Westerstormen aan den Westkappelschen zeedijk, vooral in het Zuiden, hier en daar eenige schade aangericht is, welke zich vooral bepaalt tot de steenglooiing;

- dat de tweede predikantsplaats bij de Ned. Herv. Kerk te Tholen reeds 40 jaar vacant is;

- dat in Ovezande een werkster haar werkkring per auto "bedient". Deze moderniteit is ongetwijfeld een novum;

- dat de gemeenteraad van Goes het voorstel van B. en W. om de werkverschaffing bij het burgerlijk armbestuur onder te brengen, na langdurige discussie verwierp. Voor de werkloozen werd in verband daarmede een post van fl 3000,- uitgetrokken;

- dat de uitgaven der gemeente Goes voor 1930 met bijna f 15000,- gestegen zijn, waarvan ongeveer fl 4300,- voor het onderwijs;

- dat het onderwijs Goes ieder jaar circa fl 80.000,- kost. Ten behoeve van baden enz. geeft de gemeente daarentegen slechts..... f 20,- uit. Laten de Amerikanen dit niet hooren;

- dat in Aardenburg een staking uitgebroken is onder de bietenladers van een Fransche fabriek, omdat zij niet hetzelfde loon konden verdienen als nieuw aangenomen werkkrachten uit Oostburg.

Wij sluiten nu tot volgende week Vrijdag........

Adieu ........

 

DE O.Z. PRIJSVRAAG

De prijs viel ten deel aan: Mej. P. A. KRUITHOF-VAN DEN BROEKE, Kanaalstraat B 137, Souburg.

Nogmaals: de Kubbel en de Vlooie

door

J. P. Paulusse.

Men zal zich herinneren, hoe onfortuinlijk het de beide vrienden was gegaan, toen ze poogden in te grijpen in de onwrikbare, logische gang van zaken. De Nornen hadden hun levensdraad gesponnen en die draad moest worden afgewikkeld. Daar hielp geen lot uit de loterij tegen, zelfs niet uit de Zierikzeesche paardenloterij.

Doch het lot is grillig, zeer grillig. 't Is dan ook dwaas het lot voor te stellen als een neutrale persoon. Gekheid, het Lot is een vrouw, dat kan niet anders, gezien haar grilligheid. Maar .... een vrouw met gevoel voor humor.

Hoor maar!

Toen de Kubbel en de Vlooie na hun uitspattingen in Zierikzee weer naarstig de spa en de mestvork hanteerden en gansch Renesse weken aaneen over niets anders sprak dan over het groote schandaal, de twee vrienden overkomen, toen gebeurde er plotseling iets, dat den eerzamen barbier op den hoek wel voor een jaar stof gaf tot onderhoudende en piquante gesprekken met zijn wekelijksche slachtoffers.

Een maagdelijk gebleven nicht van den Kubbel ging ter ziele en liet haar neef een flink fortuin na. Laat ik kort zijn, Neen, lezer, hij deed geen gekke dingen. Integendeel, hij deed verstandig. Nadat hij op het bericht zesmaal achterelkaar "wat weerlinter" had gevloekt, snoot hij zijn neus, begaf zich naar den notaris en liet zijn duiten oer-solied beleggen in kalme fondsen. Vervolgens liet hij een net huisje bouwen, nam een dito huishoudster en sleet zijn dagen verder met rentenieren op de wijze, zooals men dat alleen in Renesse kan. En ik durf er een eed op doen, dat het zijn eerlijk voornemen was, om verder in rust zijn laatste levensdagen te slijten.

Ook dit was echter anders voorbeschikt.

Op zekeren avond kreeg hij bezoek van een zeer gewichtig personnage. Niemand minder dan de Schoolmeester van Renesse deed hem de eer aan. Wanneer ik zeg, dat deze man gewichtig was, dan druk ik me uiterst gematigd uit. Dit wandelend stuk cultuur toch, vervulde krachtens het feit, dat hij lezen, schrijven, rekenen en zingen kon, zoowat alle functies, waarbij een pen gehanteerd moest wrorden. Zijn invloed was dus groot, overweldigend. Hij schreef requesten, doopbriefjes, getuigschriften, vertaalde de Nieuws-bode, hield de burgerlijke stand bij, sloot huwelijken voor de eeuwigheid, las voor in de kerk, leidde zang- en muziekgezelschappen, voorspelde het weer en de uitslag der verkiezingen, kortom was een gezien, ontzien, gevreesd en slecht betaald man.

Toen deze pyramide van gewichtigheid bij den Kubbel was binnengewandeld en plaats genomen had, begreep de laatste vagelijk, dat hij een historisch moment ging beleven,

Na een inleiding van een half uur en nadat Meester het puntje van z'n tweede sigaar nauwkeurig in het oog van den Kubbel had gespogen, kwam deze aldus ter zake:

"Ik zei dus, dat ik in mijn kerkeraad een vacature heb, door het overlijden van broeder Daniëlse."

"Jae, jae, die is zoo mar ineens gesturve, hé?"

"Zeer juist opgemerkt, zeer juist. Maar U zult begrijpen en inzien, dat het niet voegt om iemand terstond van gewoon lid der kerk te bevorderen tot den rang van ouderling. Men dient daartoe eerst eenige jaren ervaring als diaken op te doen. Aangezien nu broeder Daniëlse zaliger, als ouderling is verscheiden, stel ik mij voor broeder diaken Benjaminse tot ouderling te doen verkiezen en in de daardoor ontstane vacature U op te nemen als diaken. Vriend, wat is daarop Uw antwoord?"

"Mar measter, je weet toch wè, da'k nie kan schrieve........

"Ik schrijf. . . . "

"En nie kan praete. ."

"Ik praat. . . . "

"En da'k gin verstand ên van. . . ."

"Ik heb verstand. Hoor-eens vriend, al uwe bezwaren kende ik reeds alvorens ik tot u kwam, maar wanneer een man als ik u vraagt datgene, wat ik U heb gevraagd, dan past alleen een afdoend antwoord. Alzoo?"

"Jae, as 't dan mot, dan mot 't, vooruit dan mar."

En zoo kwam de Kubbel op het gestoelte der eere te zitten. Edoch, hiermee was nog lang geen eind gekomen aan zijn opgang. 't Was natuurlijk bloot toeval, maar nadat hij een kapitaaltje had geërfd, begon men plotseling ongewone kwaliteiten in hem op te merken en het duurde dan ook niet lang of onze Kubbel zat in alle mogelijke besturen, waarin hij om zijn groote zuinigheid en star conservatisme zeer was gezien. Eindelijk kwam de groote dag, dat hij zijn intrede deed in den gemeenteraad en nog geen jaar zat hij hierin of zijn collega's benoemden hem tot wethouder. Hij was toen de tachtig al een eindje gepasseerd, bijna blind, stokdoof en suf, maar wist bij elke stemming nog een krachtig "tegen" te laten hooren. Maar ook de taaiste moet het tenslotte afleggen. Eens toen de Raad weer vergaderde en men stemde over een voorstel, was de beurt om onzen wethouder gekomen, die krom en uitgedroogd in een hoekje van zijn leuningstoel hing. Er kwam evenwel geen woord over zijn lippen. Eindelijk stiet de burgemeester hem aan, meenende, dat hij wellicht in slaap was gevallen. En wat er toen gebeurde raadt U nooit! De brave wethouder viel plotseling in poeder uit elkaar! Hij was op zijn zetel vermolmd.