Ons Zeeland 1931, Groot Rotterdam, De Zeeuwsche Editie jaargang 1931, nummer 27, 18 september 1931

Vorige nummer Volgende nummer Overzicht Online zoeken

Als de herfst nadert ...

Ze hangen weer in de lucht, de zilveren herfstdraden. je kunt geen smal weggetje meer doorloopen, of je voelt een naargeestig gekriebel in je gezicht, alsof er een spin over je huid trippelt. Voorteekenen van den herfst. De zomer is voorbij.

Reeds lang begonnen de bladeren van kleur te verschieten; enkele onrustige elementen vielen al af en dwarrelden neer op den vochtigen grond. Nòg bloeien de zonnebloemen en de herfstasters, maar het zal niet lang meer duren of de tuinen zijn leeg, en de boomen kaal.

En dan te denken, dat het ditmaal een herfst is, waaraan geen zomer voorafging! Want een zomer, een tijd van warmte en bloemenweelde, hebben we dit jaar niet gehad. 't Was zelfs zoo ernstig, dat de boeren niet meer mopperden, en als ze daarmee ophouden, dan beteekent dat niet veel goeds!

Een zomer van regen en Novemberstormen; we hoeven hem niet terug te wenschen. En wellicht komen er nu nog dagen van veel zon en bonte kleurenpracht. Ze zijn dan wel wat korter, maar we zullen met weinig tevreden zijn. In de stad merkt men niet veel van de herftstemming. Daarvoor moet je naar buiten, het land in. Overal waar boomen zijn, is herfststemming. Een aankondiging van overrijpheid. van vergaan, dat weemoedig stemt. Zoo is ook ons leven. Maar, als het zoo mooi is, als de herfst kan zijn, dan is het zoo erg niet. We hebben dezen herfst veel mooie plekjes gezocht en gevonden. Stille plekjes met veel boomen; met prachtige kleurcontrasten en geheimzinnige spiegelingen in het water. Het kan soms zijn, op een herfstdag, dat het leven als het ware stilstaat. Het komt te voorschijn en het lijkt alsof het wil zeggen : ziet, hier ben ik nog, maar spoedig is mijn tijd voorbij. En wij voelen dit na.

Volle weelde is er nog in de boomgaarden. Daar hangen nog de zware goudreinetten en ander najaarsooft. Dáár is het leven rijp en wacht het alleen op de hand van den plukker.

Na den zomer een herfst. Na een tijd van rijkdom en bloeien, een tijd van vergaan.

Wel is dit van toepassing op het platteland. Daar is ook voor den arbeider de zomer de beste tijd. De tijd van hard werken, weliswaar, maar ook de tijd van verdienen.

Daarna komt ook de herfst en wat zal deze brengen? De tijden zijn duister, en de malaise wordt steeds meer tot een blijvend kwaad, dat het geheele economische leven bedreigt. Het einde ervan is nog niet te zien, en zoo mag men den winter niet zonder zorg tegernoet zien. Het is een kleine troost, te weten, dat op den winter óók weer een lente volgen zal. Maar toch, een troost is het. Het leven brengt altijd weer vernieuwing aan hen, die de kracht bezitten deze te verwachten. En zoo zullen ook na deze zorgvolle tijden weer lichtere dagen aanbreken. Hierop moeten en kunnen we vertrouwen. Nú moeten we slechts wachten, tot de herfst voorbij is.

GOES.

Goes staat in het blijde teeken

van de drukke winkelweken

(nu zijn ze al haast verstreken)

en een dutk publiek.

Vlaggen waaien allerwege

den bezoekers vroolijk tegen:

overal muziek.

Zangerscorpsen en fanfaren

zinge' en blazen er bij scharen

't winkelfeest ter eer;

winkels stapelen te zamen:

al hun schatten voor de ramen;

wat verlangt men meer?

Ondanks de zoo slechte tijden

laat men zich in Goes verleiden

tot een winkelfeest.

Dit getuigt van dapper strijden,

ondernemingsgeest!

B.P.

 

Piloten-kinderen

Als we binnenkomen, zijn we niet heelemaal gerust op de sensationeele toeren, die de jeugdlge zoon des huizes met een vrindje te aanschouwen geeft boven in een meest fantastisch bouwsel van stoelen, bloemtafeltjes, meccano-deelen, stofzuiger en nog wat van zulke onwaarschijnlijke ingrediënten.

"De machine van vader!" worden we ingelicht, wanneer we wat onthutst blijken. De piloot en de monteur zijn juist bezig, hun plaatsen in te nemen binnen het wankele gevaarte. Daar slaat de motor aan - eerst warm laten loopen - pas nou op dien mast daar - niet te steil, joch ! - Zij vliegen Boedapest - Karatsji - Rangoon - Batavia!

Wel een weinig onderscheiden zich pilotenkinderen van andere. Niet, dat ze met vleugeltjes ter wereld komen. Maar wat dadelijk bij hen opvalt, dat is de merkwaardige, veel voornamere plaats, die vader inneemt in hun primitieve gedachtenleventje, zelfs al bij de allerkleinsten. Want al vroeg leert het vliegerskind met moeder rekenen:

Vandaag start vader uit Yodphur -morgen is vader in Bagdad - nog drie dagen, dan is vader thuis." Zoo gaat het immers week aan week.

"Hu, wat een erge wind, moeder, wat een vreeselijk onweer - arme vader." Dat is de eerste reactie op een dreigende weersgesteldheid. Dat vader een flinken storm, een daverend onweer nog wel zoo sportief en zoo animeerend vindt als den stralendsten zonneschijn, dat ontgaat hun nog.

En dan: hoe minder de piloot rustig te midden der ziinen vertoeven kan, des te aanhankelijker en teerder is de genegenheid. Van beide zijden. Maar bij de kleinen wordt die bovendien nog gevoed door de bewondering, die immers zulk een machtige factor in de liefde is.

Haast alle vliegerskinderen kennen, zoo goed als vader, nauwkeurig de verschillende vliegtuigtypen. En vaktermen rollen een drie-, vierjarige uit den mond, evenvlot als komisch en aandoenlijk. En hoe gretig luisteren die kleine ooren, wanneer een nicuwigheld, een moeilijkheid, een defect, een hachelijk geval besproken wordt. Met wat een trots en een interesse bezien zij het grootschc gevaarte, waar vader zoo juist mee ult Indië kwam. of waarrnee hij dadelijk weer voor weken lang vertrekken moet.

Maar wat we het verassendst terugvinden in optreden en houding, in gedachten en gesprek van onze vliegerskinderen, dat is de eenvoud en de oprechtheid, de kloeke en snelle beslotenheid van den man, die gewoon is, zuiver en onmiddellijk, voorzichtig en behendig te reageeren op al wat het evenwicht verstoort van zijn vernuttige machine in haar ijle element. Die met scherp en waterhelder oog uittuurt door het onmetelijk ruim, van duizelingwekkende hoogte neer op de nietigheid van het beweeg der menschen benêe. Die temidden van zijn strijd met de geweldige natuurkrachten klaarder dan elk ander beseffen leert, wat waarlijk groot is en wat belachelijk klein, in het heelal en in de natuur, in menschen en karakters, in leven en dood, in liefde en in plicht.

F. D'ALBEMARLE.

Het Rotterdamsche Park

Langzaam maar zeker verdween de Zomer, met zijn zon en vooral regen, met zijn vacantieperiodes, zijn vroolijkheid, overdaad en luidruchtigheid. Straks zal de Herfst zijn intrede doen, met zijn stilte en stemmigheid, met zijn ijle licht en zijn bonte bladerenkleuren. Ja, de Herfst is de tijd van stemming, van een zekeren ernst, want de natuur gaat langzaam sterven in schoone kleurenprachten schijnt ze nog ééns fel op te leven, om dan te vergaan. Maar de Herfst is ook de tijd van de frissche, verkwikkende winden, van de staalblauwe luchten, van de typische zoneffecten, van de morgenmisten, koel als een bad. Het Park, dit onvolprezen stuk natuurschoon, dit gemeenschapsoord van Rotterdam en omgeving, heeft ook in het derde jaarseizoen zijn eigen effecten. We hebben deze in enkele fraaie foto's vast trachten te leggen, foto's waaruit de de naderende Herft spreekt, die ons van zelf naar den Winter zal leiden. Men heeft voorspeld, dat die winter streng zal zijn; laten we hopen, dat de voorspellers ongelijk hebben, want we kunnen dezen kouden "koning" missen als kiespijn.

d. H.

 

Zeeuwsche Sport

Een sterk gewiizigd Zwaluwen-elftal, waaruit welhaast de geheele internationale tint verdwenen was, heeft den strijd aangebonden tegen een elftal, samengesteld uit Zeeuwsche spelers. We hadden verwacht een eentonigen, eenzijdigen strijd en waarlijk, er heeft slechts één elftal voetbal gespeeld. Met Z.V.B.-elftal heeft danig teleurgesteld en dat wel bijna in alle linies. We zeggen "bijna", want ongetwijfeld stak de keeper Cattair met beide backs, boven de andere spelers uit. Het is naar onze meening een wedstrijd geweest, waarin duidelijk tot uiting kwam, dat het niet mogelijk is, met eenige kans op succes, spelers van diverse vereenigingen naast elkaar te plaatsen en een wedstrijd te doen spelen, zonder eenige oefening. Heel duidelijk werd dit bewezen in de voorhoede, waar Vogel, tusschen twee Terneuzenspelers gepiaatst als midvoor, geen oogenblik heeft kans gezien zijn volle kracht te ontplooien. Dit was niet alleen een gevolg van het feit, dat zijn medespelers hem niet voldoende kenden en verstonden, maar moet ook daaraan worden toegeschreven, dat beide binnenspelers het tempo van den Middelburgmidvoor niet konden bijhouden. De beide vleugelspelers hadden goede momenten, doch konden evenmin het verdedigingstweetal van de Zwaluwen voor moeilijke problemen plaatsen. Met eenige Zeeuwsche doelpunt in dezen wedstrijd, die met 8-1 werd verloren, kwam indirect van de beide spelers, Schrijver en Vogel, die in de voorhoede nog de beste krachten waren, hoewel de bal van den schoen van Dobbelair in 't net belandde. De andere schoten, die niet talrijk waren, konden keeper Odijk geen al te groote moeite veroorzaken. Een ander deel van het elftai, de middenlinle, faalde absoluut. Noch aanvallend, noch verdedigend hebben zij zich van een goede zijde doen kennen. Een futloos spelletje werd over 't algemeen gespeeld. Wanneer er nog één van hen nu

en dan goed werk deed, was de steun der overigen zoover te zoeken, dat alles weer op niets uitliep.Slechts de backs met den keeper hebben zich eenigszins boven het "slecht 2e klasse spelletje" weten te verheffen. We weten niet, wien van dit drietal we als den beste kunnen aanmerken. Zeker is, dat Hulst over een goeden doelverdediger beschikt. De eenige fout, die we hier zagen, was een te veel op één lijn staan der beide backs, terwiji de verdedigers ook niet mogen vergeten, dat aanvallen nog steeds de beste verdediging is.

Tegen den steeds door achterhoede en middenlinie der Zwaluwen opgestuwden aanval waren zij ten slotte niet bestand. Geen wonder, als men ook ziet, hoe een Wels, Opstal, V. Gelder en v. d. Wildt met de ballen goochelen. Over het algemeen hebben de Zwaluwen het evenwel ook niet verder gebracht dan een middelmatigen eerste klas wedstrijd, misschien is deze kwalificatie nog wat te goed. Tegen een elftal als het Zeeuwsche nu was, hoefden de heeren zich evenwel niet al te moe te maken.

Het is onprettig, zoo weinig goede klanken te kunnen laten hooren over ons Zeeuwsche elftal, doch hoe zouden we goed kunnen schrijven, waar zooveel slechts te aanschouwen werd gegeven? We hopen een volgenden keer beter en gelooven, dat de samenstelling van zoo'n elftal er na dezen wedstrijd heel anders zou uitzien. In de competltie zal blljken, dat het elftal van "Middelburg" lang zoo'n kwaad figuur niet zou slaan als nu het Zeeuwsche deed.

 

Bie ons op 't durp

XVI

Vorige weeke à 'k 'et over den dokter. Nie da' 'k ies van de man zou willen zeggen, 'oor, wan 't is 'n beste vent, en 'ie doe vee goed.

Mae ik zegge ik, dà je toch nie te vee mie je mot laeten doen; ze zouwen je glad in stikjes sniejen en wee in mekaere zetten. En dae e'k nie van terug.

Mae 'k bin 't toch glad nie seens mie Flupse, den barbier. Die kwam lest bie m'n en ie zee Pier, zee 't 'n, 'k bin 'ebroken. Zò, zeg ik, 'ei jie 'n breuke? Net, zee 'um, mae da's 't ergste nie. 'k 'En zo'n breukband 'ekocht van dien pastoor, je weet wè. En die 'elp goed, wore 't nie! Mae noe mò je is dienken, noe èk 'n zeer been òk.

E' m àe menschen, Flupse, 'oe kom jie dae noe zò an? zee ik.

Dà weet ik òk nie, zee Flupse. Mae noe mò je is 'oren. Den dokter was vandaege bie m'n en die zee dat 't en d'r in most sniejen. Ik zegge ik: gin gedag van, ik laete nie mie m'n eigen leuren; à jie sniejen wil, dan snie je mae in j'n eige pooten. Nou, toen wier 'n kwaed, en ie is weg'eloapen.

ZÒ,zò, zee ik, jie bin toch òk 'n aorigen.

Neent, glad nie, zee Flupse. Mae ik zegge nog tegen z'n, dokter, zeg ik, à jie zò graeg sniejen wil, dan à je mae slachter motten worren. En toen bin 'k nae dien dokter in Bergen op Zoom 'egaen, je weet wè, en dae kom ik noe net van terug. En die zee, dà 'k 't 'er mae 'n bitje zalleve op most smaeren, en dat è 'k noe 'edaen 'ok.

Flupse, zee ik, ik bin 't nie mie je seens. 'n Dokter is 'n stedeerd man, en zò lang à tie d'r bin, gae ik nie nae den wonderdokter.

En 'k mò je zeggen, ik begriep ik dat nie. Ze loopen op 't durp allegaere nae dien wonderdokter, en onzen dokter is toch 'n bekwaem man.

En de vrouwe is toch òk in 't zieken'uus 'ewist, toen ze d'r been 'ebroken 'eit, en 't is 't 'er goed bekommen. En mien òk, wan dà been is 'n bitje stieve 'ebleven, en noe kan ze mien nie mî zò achter m'n vodden zitten, ee?

Verder è 'k julder noe eigelijk niks te vertellen. Je mò nie dienken, dat dà meevalt, om elleke weeke zò'n brief te schrieven, wan je mò dienken, ik kan ik t'er nie alles in schrieven wà 'k wil. Om noe 's erg eerlijk te wezen, daevoe èk òk mae nie verder over Den 'Aog 'eschreven.

Vleeweeke was de riddakteur bie m'n, en die zee:

Van 't Hof,zee-d-un, je mò mae nie mî over Den 'Aog schrieven, dà briengt de menschen mae in de verleidinge en verzoekingen.

Ik zegge: Dae è 'k noe nog glad nie an 'edocht, mae j'ei gliek en ik zà ik t'r nie mî over schrieven.

Afijn, mae noe is 't bladje tòch awee vol, en 'k scheeë d'r uut.

Tot kommende weeke

PIER VAN 'T HOF

 

Zeeuwsche Omroep

Hallo! Hallo! hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertellen van deze berichten is geoorloofd.

Men meldt ons uit Middelburg, dat een loodgieter uit de goot van het Oost-Indische huis viel, maar het leven er afbracbt omdat hij in het klimop bleef hangen. Algemeen wordt dit feit een wonderbaarlijk iets genoemd, zegt onze berichtgever. Niet overdrijven, beste man. Uit den aard der zaak kan "klimop" zich nu eenmaal niet vereenigen met "val neer"!

Men meldt ons uit Goes, dat de openbare attracties, die de middenstanders gedurende de winkelweken het publiek aanboden, de menschen zoo boeiden, dat 's avonds geen winkelier 'n klant in zijn zaak zag.

Uit Sint Jansteen schrijft men ons, dat daar gedurende dit jaar reeds voor de vierde maal een drieling geboren is. Het musschengilde schijnt te overwegen, ook de ooievaars op de lijst van hinderiijke vogels te zetten. Foei!

Men seint ons uit Philippine, dat de kommiezen dezer dagen een smokkelauto met twee manden (waarin 55 Belgische kippen) aan den haak geslagen hebben. Als dat 'n internationaal conflict wordt, wat zal dat dan een gekakel geven!

Ecn kabeltelegram ult Ierseke maakt met veel ophef gewag van 't succes eens Iersekenaars, die met een zijner duiven, bij den laatst gehouden wedvlucht van Parkstone (Eng.) een eersten prijs, een geldprijs en den Scheldeprijs won.

Wij zouden bet heel wat kraniger gevonden hebben van dien Iersekensar, indien hij geheel en al alleen die prijzen verdiend had. -

Ult Kruiningen meldt men ons, op een fantasieansichtkaart, dat de bestuursvergadering van de Burgerwacht in het gemeentehuis bijeenkwam en tot commandant den veearts benoemde.

Wij hopen niet, dat deze keuze in de toekomst tot tot paardemiddelen zal leiden!

In het land van Cadzand heeft de vermaarde stoomtram weer eens slag geleverd tegen een ander voertuig; ditmaal tegen niemand minder dan een echte dorschmachine. De kamp was ditmaal voor het stoomend monster meer eervol, dan 't vorige gevecht met een kinderwagentje. Ook ditmaal geraakte de locomotief wel uit de rails maar zij smaakte toch de voldoening, dat de dorschmachine in de sloot tuimelde.

Het bemannen der locomotief met zeer zwaarlijvige machinisten, zou in de naaste toekomst misschien tot nog kranigcr prestaties kunnen voeren.

Twee groenteventers te Souburg reden op elkaar in. De een kwam met zijn wagen in het water langs den weg terecht. 'n Hevige ruzie was 't gevolg. Toch komt het meer voor, dat je door 'n concurrent van den wal in de sloot geholpen wordt.

In Zeeuwsch-Vlaanderen houdt de politie zich ledig met het keeren van zigeuners benden. Van bemiddelingspogingen door "Vreemdelingenverkeer" hoorden wij nog niet.

Tot volgende week, dames en heeren!