Ons Zeeland 1934, Ons Zeeland Panorama, jaargang 1933, nummer 15, 7 september 1934

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

KOEWACHT
Weggedoken en verscholen
in het laag Zeeuwsch-Vlaamsche land,
Kerk en huisjes, toren, molen,
alles ligt zoo bij de hand!
Waar een ieder rustig doorleeft,
ver van 't stedelijk gejacht;
En de sterren helder fonk'len
in een wolkenloozen nacht;
Daar zijn volgens alle kranten
nog geen nood en narigheid;
Daar heeft elke zaak nog klanten,
daar kent men geen werkloosheid.
Heel de maalstroom van ellende,
die zoo menig oord verteert,
gaat voorbij, en 't kleine dorp ligt
liefelijk en ongedeerd.
Geen malaise en geen crisis,
geen misère en geen steun;
't Klinkt te mooi om waar te wezen,
in den dagelijkschen deun.
Hooge Heeren in het Haagje,
zendt toch een commissie uit,
Laat toch daad'lijk onderzoeken,
hoe toch daar het klokje luidt!
Zijn het allen koeiewachters
in dit klein Koewachtsche oord?
Heeft men er heel geheimzinnig
nieuwe bronnen aangeboord?
Helpt ons op de hoogte, Koewacht,
Al is 't dorpje nog zoo klein,
Weten wij 't geheim, wij zullen
trouwe volgelingen zijn!

Zeeuwsch-Vlaamsch badleven
Bij het idee badleven gaan onze gedachten onwillekeurig uit naar wijde, zonoverstraalde stranden, breede boulevards en imposante badhotels, vol van een bloeienden zomer, die zijn weerschijn vindt in fleurige toiletten, gebronsde menschen, klaterend gelach.
Maar dit zijn niet de kenmerken van 't Zeeuwsch-Vlaamsche badleven.
Want van daar, waar de Scheldegolven het oude Vlaanderen verlaten en het rollende getij op den stoeren Zeeuwsch-Vlaamschen polderdijk breekt, tot daar, waar de Schelde zich verliest in de oneindigheid der Noordzee, daar vindt men aan haar zuideroever dat badleven met zijn zoo eigen cachet, geheel naar den geest der Zeeuwsch-Vlamingen, eenvoudigen gezellig. Dat badleven, dat bloeit op gunstig-gelegen gedeelten van den Scheldedijk.
De groene hellingen zijn hun badhotels.
Hun kleedhokjes, het is de wapperende witheid der tallooze tenten.
De dijkvoet is hun boulevard, een groeiend schor hun strand. Tusschen twee strekdammen, die met hun armen dit schor-strand beschermen en het warrelend, kleurig gedoe van een zomerschen Zon- of vacantie-dag buiten de gevaarlijke stroomingen der Schelde houden, daar vindt men die een daagsche gezelligheid, dien eenvoud en die losheid, die men tevergeefs zal zoeken in de mondaine bad- plaatsen langs het Noordzeestrand, met hun drukkend décor van machtige seizoen-hotels en hun uitbuitend koopmanschap.
Van den Perkpolder bij Walsoorden tot Breskens leeft dit spontane badleven, dat nog bad-leven is, overstelpt door krabben-visschende Belgen en van paartjes, die zich bescheiden terugtrekken; vol van hengselmandzeulende moeders met levendige kinderen, doorwemeld van plassende vaders en ravottende jeugd in geïmproviseerde badkleeding.
En 's avonds trekt weer een lange schare per fiets of te voet 't polderland in, gebronsd en gesterkt door zon en zee.
Een oude boer staat bij zijn gerijpte tarwe en slaat glimlachend dit nieuwe gade, dat jong en onschuldig is gegroeid uit een steeds winnende liefde voor sport en hygiëne.
Want jong is dit badleven.
Nog slechts enkele jaren terug lag de Scheldedijk op Zondagen eenzaam en verlaten. Slechts enkele schapen graasden op de met lamsoor en zeekraal begroeide schorren.
De heerschende crisis echter zocht nieuwe wegen voor een goedkoop vermaak in de naaste omgeving in den geest van dezen tijd en stichtte de plaatsen als Perkpolder, Koepel, Koude Polder en Crisisstrand.
Zonder vorm van proces werden deze dijkgedeelten tot zwemplaats bevorderd en zoo noodig zorgde de volkshumor voor een passende aanduiding, waarvan bijvoorbeeld de naam "Crisisstrand" bij Bouchoute-haven en met het oog op de wel zeer zuinige kleedij der baders de naam "Paradijs" getuigen.
Men leeft er, zooals men wil, vrij en ongestoord.
Breskens is door voortvarende burgers officieel tot badplaats uitgekreten, doch verheugt zich nog niet in zulk 'n groote belangstelling, als men had verwacht.
Een uitzondering vormt Cadzand. Want achter Breskens zijn de forsche dijken overgegaan in een blonde, groenomwoekerde duinenreeks. De mooie, hooge duinen bij Cadzand en het breede strand vormen er een zoo ideale badplaats in den waren zin des woords, dat zij ongetwijfeld als zoodanig een groote toekomst zal tegemoet gaan.
De menigte, die reeds nu van heinde en ver komt om op mooie dagen duin en strand te bevolken, groeit elk jaar aan.
Een enkel badhotel en een wafelkraam zorgen er voor den innerlijkenmensch, een ezel en paardjes draven het strand op en neer met hun jeugdigen last.
Aan de binnenzijde der duinen scharen zich houten seizoen huisjes. Verderop is een terrein voor tenten beschikbaar gesteld door het polderbestuur, welk kamp zich in een groeiende belangstelling mag verheugen.
Van over de Schelde zelfs komen de jonge trekkers hier hun tenten opslaan aan een strand, dat ze boven Vlissingen, Koudekerke en zelfs Vrouwenpolder verkiezen.
Uit Knocke zelfs komen de badgasten te voet over het historische Swin, om hier een middag van gezellige rust te zoeken in een natuurlijke omgeving, om 's avonds weer terug te keeren naar de mondaine badplaats met haar lichtend nachtleven van danspaleizen en casino's.
En dan ligt Cadzand weer verlaten. Het enkele silhouet van een kampeerder, dat met een duintop is samengegroeid, staart peinzend in de wisseling van golven, schuim en het wazige lichten vaneen donkere zee.
Zoo is n.u nog het Zeeuwsch-Vlaamsche badleven.
Maar binnen afzienbaren tijd zullen ook in Cadzand de duinen slechts nog dienen als onderbouw voor breede boulevards, het rhythmisch gezang der golven zal worden gecorrigeerd door de opwindende klanken van foxtrot en tango en het wondere lichten der zee zal verloren gaan in het uitbundige licht der stralende hotels.
En dan rest niets ons meer van een sportieve uiting van menschen die komen om de natuur, dan de strakke dijken van Perkpolder tot Breskens met aan hun voet het spel van menschen en golven, van schorren en meeuwen.

Kunst in Nood
Dat de kunst in nood is, ook in Zeeland, wie zal het kunnen ontkennen? De kunst is een van die dingen, welke bij economische stagnaties het allereerst uit het spoor plegen te raken. Men kan hierbij het standpunt innemen, dat kunst luxe is, en dat zij in minder voorspoedige tijden maar dadelijk een veer moet laten. Hoewel wij zelf dit standpunt niet innemen, is het nu eenmaal zoo, dat het groote publiek, voor zoover het aan kunst toe is, hiervan zeer gemakkelijk afstand doet.
Zien wij dus deze zaak vanaf een algemeen standpunt, dan moet de kunst wachten tot betere tijden zullen aanbreken.
Zeker is het motto, waaronder vele zaken aantrekkelijk worden gemaakt: Eet meer brood, enz., hier niet misplaatst. "Koopt meer kunst" zou een actueel slagwoord kunnen zijn, maar of het publiek zich er aan storen zal, moeten wij voorhands nog in twijfel trekken.
Blijft over de vraag: Waar moeten we heen met de zoo talrijke kunstenaars, welke toch moeten leven, en die hun producten niet aan den man kunnen brengen?
We raken hier een probleem, dat niet gemakkelijk is op te lossen. Indien het juist is, wat een onzer bladen dezer dagen schreef, n.l. dat in ons land alleen de beeldende kunst reeds 10.000 ingeschreven beoefenaars telt, dan ziet het er inderdaad hopeloos uit.
Wij gelooven dan ook, dat, wil men dit probleem oplossen, men de oplossing thans niet moet zoeken in het baan maken voor een grooter afzetgebied. Op zichzelf moge dit een lofwaardig streven zijn, het getuigt van een niet gebaseerd optimisme, indien men meent, dat propaganda van kunst de kunstenaars voorloopig aan een boterham zal helpen.
De tentoonstelling Kunst in Nood, welke dezer dagen te Vlissingen werd gehouden, heeft, ondanks alle goede bedoelingen, niet meer kunnen zijn dan een sympathiek gebaar. De baten, welke een dergelijke tentoonstelling in het gunstigste geval brengen kan, zullen niet lang kunnen strekken.
Het publiek denkt dan het zijne te hebben gedaan, de zaak gaat den doofpot in, en de kunstenaars blijven in hun armoede.
Hoe moeten we dan met dit probleem? In vroeger eeuwen heeft ons land een periode gekend, waarin de Overheid het zich tot een eer rekende, opdrachten te verstrekken aan kunstenaars. Deze periode is voorbij, helaas, en wij vreezen, dat zij niet spoedig terug zal komen.
En toch zou dit noodig zijn, wil men vele kunstenaars bewaren voor ondergang. Het lijkt ons ook niet onmogelijk. Speciaal die kunstenaars, welke zich eenigszins kunnen aanpassen aan het leven en zijn eischen, zouden toch wel aan het werk kunnen worden gezet, en zoodanig, dat practische dingen tot stand konden worden gebracht.
En anders: voor degenen die het noodig hebben een steunregeling. We geven direct toe, dat er zich hier vele moeilijkheden opdoen. Want men kan de vele tienduizenden, die de kunst beoefenen, toch niet op deze wijze helpen, zonder voet tegeven aan klaplooperij, die onder het mom van kunst gaarne parasiteeren. Zoodat de oplossing van dit toch zoo urgente probleem vele moeilijkheden met zich meebrengt.

Aan de tentoonstelling te Vlissingen hebben Jacobs, van Dijk, Bergsma, om enkele bekende schilders in Zeeland te noemen, medegewerkt, terwijl onder de aanwezige doeken er 7 van Zeeuwsche schilders waren.
Troosteloos waren evenwel de resultaten en de heer van Dort, die als leider met zijn echtgenoote alles deed om de tentoonstelling te doen slagen, voelde zich zeer teleurgesteld. Vooral in Zeeland met zijn vele kunstschilders. De schilderskunst trekt hier niet, zelfs niet onder de intellectueelen. En daarom voelde hij oprechte bewondering voor den kunstkring "Het Zuiden", die onder aanmoediging van den eerevoorzitter, burgemeester van Woelderen, toch hier reeds 15 jaar zijn bestaan wist te bestendigen temidden van een voor kunst bijna ongevoelige omgeving. Mocht hierin spoedig verandering komen.
v. Br.

Zeeuwsche Sport
De eerste dagen van September hebben ons een overvloed van sportgebeurtenissen gegeven, zoo groot; dat hij niet te verwerken is. Er is gezwommen, geloopen, gewandeld en gevoetbald, dat het een lust was. Waaraan moeten we dan onze aandacht schenken? Het is nog zwemseizoen, de athleten kunnen nog enkele weken aanspraak maken op aandacht voor hun sport, terwijl de voetballers zich wapenen voor den komenden strijd en in vriendschappelijke schermutselingen elkaar trachten aan te toonen, waar de zwakke plaatsen in de gelederen der tegenstanders zijn. Als de competitie straks begint, moeten de ploegen definitief in elkaar staan en in staat zijn om den vijand het hoofd te bieden. De uitslagen van deze wedstrijden doen heel weinig ter zake, het zijn de elftalcommissies, wier werk het is, den uitslag van de wedstrijden op te maken, in dien zin, dat zij straks weten, welk materiaal er ter beschikking is. Middelburg heeft na F.C. Brugeois thans Hermes D.V.S. op bezoek gekregen, terwijl Zeelandia en Vlissingen den grooten strijd hebben voorbereid in de Goesche Wapenschouw. De groote strijd kan een aanvang nemen, het is nog slechts een kwestie van dagen en heel Nederland is weer een en al voetbal. Vriendschappelijke en oefenpartijtjes zijn het geweest, welke ons tot heden bezighielden. We hebben er ons niet zoo erg druk voor gemaakt.
Spreek evenwel het tooverwoord "competitie" en onmiddellijk realiseeren we den ernst van de dingen, die komen gaan. Nu gaan de puntjes tellen, het wordt nu noodig, alle kracht te geven en zijn krachten zoo economisch mogelijk aan te wenden om met een minimum aan inspanning een maximum aan resultaat te bereiken. Er zal weer hard gestreden worden om de begeerde winstpuntjes, welke kunnen leiden tot een kampioenschap of hoogere klasseering. De verrassingen van het eerste treffen staan ons weer te wachten en hoewel we niet verlangen naar 't einde, vóór het begin er is, beginnen we toch al na een eerste treffen schuchter eenige gevolgtrekkingen te maken, voorspellingen te doen zelfs. En al naar mate de competitie vordert, weten we met meer en meer zekerheid promotie- en degradatie-candidaten te onderscheiden. Tenslotte verkondigen we al positief, dat A. of B. kampioen wordt of onderaan zal bengelen en dan zar het dit jaar weer gaan, zooals ieder jaar. Koning Voetbal zal ons ongelijk geven en in één wedstrijd onze berekeningen heerlijk door elkaar smijten. We zullen ons roer omgooien en elkaar weer nieuwe voorspellingen doen; voorspellingen, welke raadseltjes met een antwoord zijn en heel vaak een foutief antwoord. Het juiste antwoord is er pas, als de scheidsrechters des Zondags hun laatste fluitsignaal gegeven hebben. Teleurgestelde en opgetogen supporters zien we dan weer van de velden stroomen; vaak in hevige debatten gewikkeld. Allen haasten zich om via radio of op andere wijze de gedragingen van de concurrenten der favorieten in eigen hJme te weten te komen. We zullen weer gretig de verslagen in alle mogelijke bladen verslinden en er zal weer critiek zijn na nederlagen, er zal weer vreugde en optimisme zijn na overwinningen. Over enkele dagen eischt voetbal met zijn vele en velerlei bekoringen, met al zijn ap- en dependenties onze volle aandacht.
Nu hebben we Zaterdag nog onze aandacht besteed aan den Boulevardloop te Vlissingen, het groote pronkstuk in het wedstrijd-arsenaal van de Athletiekvereeniging Marathon, te Vlissingen. Men weet dezen loop voor te bereiden en te organiseeren op een wijze, dat belangstelling van publiek en athleten bij voorbaat verzekerd is. Autoriteiten geven hun belangstelling en werken mee aan de opvoering van een stuk, waaraan een heel jaar hard gewerkt is. Een jaar van werken vindt zijn resultaat in een Boulevardloop van luttele minuten. Maar het werk en de wijze,waaropmen de geheele zaak in elkaar zet, is voor ons maar bijzaak. Het gaat ons in de allereerste plaats om den athleet en zijn prestatie en men moet oppassen om die beide niet op den achtergrond te dringen. Het gevaar bestaat, speciaal bij loopen als deze, waar men zoo heel weinig van de prestaties ziet. Slechts start of aankomst, soms beide maakt men mee, doch van den loop zelve, van het traject, waar de groote strijd wordt uitgestreden, zien we weinig, meestal heelemaal niets, daar de nummers één vaak zoo veel sterker zijn dan hun opvolgers. Onderlinge strijd tusschen de lager geplaatsten vlak voor de eindstreep komt veel meer voor en dien vinden we eigenlijk mooier dan een geheel onbedreigde overwinning, heel dikwijls zonder al te veel inspanning verkregen. De uitslagen, we kennen ze al uit de dagbladen en daarom is een uitvoerige vermelding verder overbodig. Van belang is het, dat de wedstrijd Internationaal was en de Hollanders zich lieten slaan door de Belgen. Voor de Zeeuwsche jongens was de strijd zeker te zwaar en toch sloegen verschillenden van hen geen slecht figuur.
Wanneer zal een Zeeuw eens den Boulevardloop winnen?

Zondag concentreerde zich weer de belangstelling rond Brittannia, dat als ontmoetingsplaats van sportmenschen bij allerlei sportieve gebeurtenissen een goeden naam heeft gekregen. De Vroolijke Tippelaars hielden een 40 K.M. marsch, ter gelegenheid van het eenjarig bestaan der vereeniging. Een marsch met een 350 deelnemers en tien uitvallers. In vergelijking met andere marschen is dit een groot aantal. De Vierdaagsche b.v. geeft slechts ongeveer 3% uitvallers gemiddeld, zoodat het percentage van dezen marsch wel hoog te noemen was. Het weer, dat ons een prachtigen na-Zomer Zondag gaf, was voor den marsch niet ZOO gemakkelijk en daarin moet dan ook wel de oorzaak van de vele uitvallers gezocht worden. Er waren als altijd weer keurige groepen, zoowel voor wat uiterlijke verzorging als marschvaardigheid betreft. Een bijzonderen indruk maakte de Marinegroep. De Jantjes hebben onder aanvoering van hun energieken leider sergeant Wolf werkelijk een buitengewoon keurigen indruk gemaakt en verdienen dan ook zeker den verkregen eersten prijs. Wat Achilles presteert is genoegzaam bekend en het is dan ook uitsluitend het verschil in opvatting van het marcheeren tusschen beroepsmenschen (Marine) en alle anderen, welke het punten- verschil kon veroorzaken. Achilles verdiende nummer twee der prijzen te krijgen, hoewel de Z.W.V. met slechts één puntje verschil als derde een geduchte tegenstander is geweest. Achilles en Z.W.V., twee keurige ploegen, welke elkaar niets toegaven. Een volgende maal omgekeerd!

Te Middelburg had de traditioneele ringrijderij plaats op het Abdijplein, het feest, waarvoor H.M. de Koningin ook een wisselbeker beschikbaar heeft gesteld en waarvoor zeer veel belangstelling bestaat. Te Vlissingen had de jaarlijksche parade plaats van de Komnklijke Marine en verder werd dit jaar Koninginnefeest bijna overal zonder uiterlijk vertoon gevierd in onze provincie. Souburg organiseerde kinderfeesten, dank zij de actieve oranjevereeniging en de nog pas opgerichte vereeniging "Uit het volk, voor het volk", jammer dat deze vereemging de propaganda, die er van de geïllustreerde pers ook uitgaat, niet naar waarde wist te schatten, want ze weigerde ons van de prettig georganiseerde kinderspelen ook maar één opname te maken.

Bie ons op 't durp
Ja, die vremde menschen.
D'r deugede nie vee. Den eesten merrege dazze benee kwamme, was 't a onweer van wa-bi-je-me ! 't Wuuf zag t'r uut, of ze me zo deur d'r keelgat wou 'aele, en 't begon a trek wan ze zee:
Als u niet voor behoorlijke bedden zorgt, vertrekken we morgen weer.
Toen a je de vrouwe motte zie! 't Leken we een kallekoensen 'aen, d'r 'aer gong glad overend op d'r kop stae, en ze stieng op, en ze schreeuwden:
Wat, bin m'n bedden nie goed genog? Dan motte julder mae in je stad bluve, en a je soms dienkt, da je voe ons plezier 'ier bin, dan trek je mae daeken op, begriep je!
Neent, mae da begrepe ze nie, gelokkig, en ze vroge an mien wat a de vrouwe 'ezeid a, en ik zee, dat bedden een bit je 'ard moste weze voe de gezond'eid, en da vonde ze toen ok we, en toen ware m'n 't eens. Ja, een bitje polletiek mo je in 't leven weze, je zit in 't schuutje, en vaere mo je. Dust dat was wee goed, das gezeid, de vrouwe was toen a wee kwaed op mien, om reden ik smoezelemoesjes emaekt a, zee ze, maer ik zee: mensch, 'ou noe je gemak, je zit t'r noe eenmael mee, en dat is noe zo.
Mae de vorige keer e'k je geschreve over m'n geschrief en dat dat wuuf toen zo onbedopt was.
En toen a'k dat ande vrouwe vertelden, zee zie: 'Oor is 'ier, m'n motte mie die gasten praete, wan zo doe 'k 't nie langer, dan gae ze de straete op.
Dust toen a m'n an taefel zatte (wan ze woue ok bie ons ete, dat zeeje ze den twidden dag), begust de vrouwe d'r over. Wan dat wuuf van Christiaan, za 'k mae zegge, was kwaed omreden d'r mae pepiere servetten waere, en ze most demaste e, zee ze.
En toen dee de vrouwe ies, wa prachtig was, dae.
Ze riep Koeba, de meid, en ze Zee: "Koeba, gae jie is even nae Vermaele (das-tie gaeren-en-band-wienkel) en 'ael voe rekenieng van Mevrouw twi demaste servetten.
Noe a je is motte zie, 'oe of dat wuuf noe ineens onze taele kust verstae!
Dat heb ik niet bedoeld, protesteerde ze.
Neent, da.weet ik, zee de vrouwe, mae da bedoel ik noe is, zie je. Wan noe za 'k julder is wat vertelle : julder komme bie ons binnevalle voe een zacht priesje, en noe dienke je, da j'ier alles te vertellen 'eit. A julder j'n eige fersoendelijkgedroege, dan zouwe m'n julder as lesjees b'andele, en de brandewien- flessche op taefel. Maer a julder d'r zo an gae stae, dan doe m'n nie mi dan m'n motte. Uut, en de vrouwe kwakte een dot appelmoes op d'r bord dat 't spetterden.
Ja, zee ik, ik vin da julder vee kemmandjes e, en de vrouwe 'ei gliek. A julder bie de boeren wille weze, dan mo je ze fersoendelijk b'andele. Stand is stand, da kan waer weze, mae a julder zo op ons neerkieke, noe, dan zou ik glad nie bie zukke menschen willen komme. Afijn, 't wuuf a mie een opene mond zitte luustere, en ze zee niks. En 't was lang stille, en toen zee meneer Christiaan: 'Oor is 'ier, van 't Hof, je kust we is een bitje gliek e, mae m'n zu d'r vanaeven nog we is over praete.
En dat e m'n gedae. Mae ik dienke zo, dat dien Christiaen eest nog is mie z'n vrouwe gepraet'eit, da kus je zo merke.
'Oor is 'ier, van 't Hof, zee d'n, ik za 't je is zegge: m'n vrouw die is ok mae van eenvoudige komaf.
Noe! zee ik, wan dat a 'k noe 't leste gedocht.
Ja, zee d'n, en noe is ze altied benauwd, da de menschen op d'r neerkieke, en daevoe doe ze noe altied zo uut d' oogte.
Ja, toen begreep ik 'et. En meneer Christiaan zee: Ik zou 't we anders willen, da begriep je, en noe è ik is mie d'r 'epraet, en noe za't we goed wete.
En vrentig, toen a m'n in den 'of kwamme, zatte de vrouwen in 't priëel te praeten of t'r niks an 't handje was.
En toen most de flessche op taefel, en m'n praetten nergest mee over, en 't was goed.
En ik e d'r wee is van geleerd, dat a t'r ies tusschen de menschen zit, praet t'r dan over, en 't komt meestentieds in order.
En noe bin m'n goeie vrienden, en kommende weke (wan ze bluve langer) gae me nae de Krabbekerksche mart.
Allee, de groetenisse,
PIER VAN 'T HOF

Zeeuwsche Omroep

Hallo! hallo! hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertellen van deze berichten, in welken vorm ook, is geoorloofd.

Men meldt ons uit Middelburg, dat daar een jongeling betrapt is, toen hij geld wegnam uit de lade van een winkel in de Spanjaardstraat. Onze correspondent voegt er aan toe: Den laatsten tijd kwam dit veelbelovende jongmensch veel met de politie in aanraking.
Ja, dan is het niet te verwonderen, dat het misgeloopen is met hem!

Uit Goes bericht men ons, dat er onder de gevonden voorwerpen negen leege portemonnaie's prijken.
De zomerkermis is aldaar dezer dagen geëindigd!

Een matroos te Arnemuiden, die de lier verkeerd hanteerde, moest dit bekoopen met twee deerlijk gehavende pinken.
Het is in de wereld der poëzie daarom zeker gewoonte, dat iemand, die met de lier omgaat, niet bij de pinken is!

Te Westkapelle heeft een raadslid een speech gehouden over de belangen van de plaatselijke ijsbaan en te Zoutelande herinnerde de voorzitter aan de spreuk, dat hij die staat, moet toezien, dat hij niet valle.
Weerkundigen beschouwen een en ander als voorteekenen van een strengen winter.

Voor de Middelburgsche rechtbank heeft deze week terecht gestaan een landarbeider uit Stoppeldijk, die het bestaan heeft om een juffrouw op haar hoofd te slaan met een bezem.
Dit moet de eerste maal geweest zijn, dat de bedrijver van een dergelijke daad het overleefde.
't Carnegie-heldenfonds is verwittigd.

De gemeenteraad van Kattendijke verwierp met algemeene stemmen een beroep tegen den aanslag in de hondenbelasting.
Tusschen hond en kat is het nog altijd water en vuur!

Uit Vlissingen vernamen wij, dat een Zeeuwsche excursie van de Rotterdamsche graanstudie-club, in een hotel aldaar eindigde.
Ook het "pikken van graantjes" behoort natuurlijk tot de studie-objecten van zoo'n club!

De Biezelingsche mondorgelclub heeft een openluchtfeest gehouden ter verkrijging van een muziektent.
Dat is net zooiets als het rondgaan met een hoedje voor de kas van de vereeniging tot het bevorderen van het loopen met ongedekte hoofden!

Een koopman, die in België te diep in het glaasje gekeken had, reed te Koewacht tegen den paal van de electrische leiding en veroorzaakte een Egyptische duisternis.
Komt er van, ais je ook te diep in een Philipslampje kijken wil!

Uit Kapelle deelt men ons mede, dat men daar een fruit- groenten- en bloemententoonstelling zal houden. Prof. Sprenger, zoo schrijft men verder, zal de tentoonstelling openen en het zal drie dagen duren.
Zeer langdradig. Men verwacht zeker, dat de professor in zijn verstrooidheid den goeden sleutel niet zal kunnen vinden!

Hier is nu niets meer aanwezig. Wij sluiten daarom tot de volgende week, dames en heeren!