Ons Zeeland 1934, Ons Zeeland Panorama, jaargang 1933, nummer 23, 2 november 1934

Vorige nummer Volgende nummer OverzichtOnline zoeken

Smokkelaarsvangst
Zaten eertijds de ministers
rustig aan hun groot bureau;
Gaven ze een telefoontje:
't Moet niet zus, maar het moet zóó;
Werd alom met lange brieven
't land op afstand geregeerd;
Gingen daaglijks de missiven,
ingewikkeld en geleerd;
Thans wordt 't anders in ons landje,
dat modern zich oriënteert;
Afstand doet van theorieën,
maar in de practijk: regeert!
Ook in Zeeland, aan den Heikant,
waar men smokkelt bij de vleet,
kon men kort'lings zien hoe daar een
ministrieele auto reed.
En een practische minister
hield er zelf de auto's aan,
snuffelde in alle hoeken,
was en bleef daar op de baan.
Mogen deze nieuwe zeden
ingang vinden in het land;
Excellentie van justitie
zelf op jacht naar boevenklant!
De minister van den landbouw
eens een dagje aan den ploeg;
En Defensie eens een uurtje
met gamellen aan den zwoeg!
Excellentie, die in Zeeland
zulk een practisch voorbeeld geeft;
Maak dit wet! Practijk voor alles,
en regeer' die dan nog leeft!

De heerlijkheid 's Heer Arendskerke
Een der aardigste en welvarendste dorpen van Zuid-Beveland is 't dorp 's Heer Arendskerke, zoo gunstig aan den Rijksweg Middelburg-Goes gelegen. Dit dorp -oorspronkelijk 'n Heerlijkheid - is reeds van zeer ouden datum. De oude polder van dit ambacht werd later door den tegenwoordigen ver van het water verwijderden dijk beschut.
De overlevering zegt, dat in de 12de eeuw al de omringende landen, die toen zeker goed bewoonbaar waren, hebben toebehoord aan een schatrijken grondeigenaar, dien men om begrijpelijke redenen Arend met den Buik noemde. Deze was waarschijnlijk rijk geworden door landerijen, die hij van de Edelen van Schenge gekregen had, die ze op hun beurt van het Grafelijk Huis hadden ontvangen, omdat zij zulke belangrijke diensten in den oorlog met Vlaanderen hadden bewezen.
Van Hertog Albrecht van Beieren wisten de Heeren van Schenge in 1395 het recht te verkrijgen op allen aanwas, die zou vallen tusschen Walcheren, Borselen en Zuid-Beveland. De voorwaarde, waaraan zij voor dit voorrecht moesten voldoen, was, dat zij den Graaf met 32 gewapende lieden zouden dienen, als er volle heervaart in Zeeland gegeven werd. Meermalen is door den Graaf van dit recht gebruik gemaakt en trokken 32 Arendskerkers ten strijde op.
Deze Arend liet drie zoons na: Arend, Wisse en Hendrik. Heer Arend liet op deze plaats een kerk bouwen en zoo ontstond de naam 's Heer Arendskerke. Wel zijn er nog andere meeningen, doch dit is de meest voor de hand liggende opvatting.
Het zal omstreeks het jaar 1200-1300 geweest zijn, dat deze Arend de gewoonte dier tijden volgde, n.l. het geluk niet alleen in aardsch bezit te stellen, maar ook van zijn vroom gemoed te doen blijken door het bouwen van 'n kerk. Hij wijdde deze toe aan St. Pieter en voorzag haar van vier Vikarijen, n.l. van de H. Maagd, St. Nicolaas, St. Maarten en St. Barbara.
En wat een prachtige kerk heeft hij er laten zetten. Nu, na zooveel eeuwen, trekt de toren nog ieders aandacht en ver in den omtrek beheerscht deze de omgeving. Hij heeft een vierkanten vorm. Met zware, hoogopgaande contreforten van groot formaat baksteen, is hij in vier afdeelingen van verschillend formaat opgebouwd en met een spits afgedekt. De hoogte is circa 50 Meter.
Hoogst schilderachtig is de kerk aan het einde der vrij breede dorpsstraat gelegen op een ruim aangelegd terrein. De kerk is van binnen zeer mooi. De preekstoel met het doophek dateert - volgens een inscriptie -uit het jaar 1649.
De Heerenbank ter linkerzijde van den kansel dateert uit 1650 en is zeer fraai met pittige details versierd. Ter rechterzijde heeft men de bank van Baarsdorp. Het is heusch de moeite waard om dit bouwproduct der Middeleeuwen te bezien en onder goed geleide de details te hooren uitleggen.
Aan geld ontbrak het deze kerk - die in het laatst der 16de eeuw van haar altaren en beelden ontsaan en voor den Hervormden Eredienst werd ingericht - niet.
De Heerlijkheid Arendskerke zelve was zeer groot.
Sommige rechten, aan- of opwassen betreffende, strekten zich zelfs uit tot in het Nieuwland bij Walcheren.
In 1857 is volhens Kon. Besluit 's Heer Hendrikskinderen - dat een zelfstandige gemeente was - aan deze gemeente toegevoegd, terwijl Nieuwdorp en Lewedorp twee dochters van haar zijn. Naar haar oppervlakte gerekend is 's Heer Arendskerke een der grootste gemeenten in Nederland.
Men heeft wel eens opgemerkt, dat er nooit een kasteel te 's Heer Arendskerke verrezen is. De oorzaak hiervan schijnt te zijn, dat er eenige hechte kasteelen waren te Schenge en te Baarsdorp, zoodat het niet wenschelijk was, dat er nog meerdere in de buurt kwamen.
Het voormalig haventje aan Terluchte trekt niet meer de aandacht, zooals vroeger, toen de schepen binnenvoeren. Het aspect rondom de plaats heeft een groote verandering ondergaan en zal nog meer veranderen, als het viaduct over de spoorlijn klaar is. Een geheel nieuwe wijk zal daar verrijzen, die zich bij het zoogenaamde "Endewegen" volkomen aansluit. Het dorp gaat een goede toekomst tegemoet.
De kerk van Baarsdorp is afgebroken en de leden komen thans te 's Heer Arendskerke ter kerk.
A. M. WESSELS.

Cadzandsche binnenhuisjes
Het land van Cadzand! Met de dorpen Cadzand, Retranchement, Zuidzande, Groede en Nieuwvliet. Waarvan het eerste eenige bekendheid als opkomende badplaats met weidsche perspectieven, en alle te zamen eenige vermaardheid bezitten door hun traditioneele kleederdracht, de witte, landelijke phaëtons en 'n paar oude molens. Meer weet men er u gewoonlijk niet over mede te deelen, tenzij 'n paar oppervlakkigheden over de bevolking, die men niet kent en wier mentaliteit men niet begrijpt. Punt!
Doch de ziel van het land ligt open en bloot in de praal der stille binnenkamers. "Thuis!"
Het huiselijk leven in dezen uitersten westhoek van Zeeuwsch-Vlaanderen is altijd zeer hecht geweest, en algemeen er dan in oude kleederdracht spreekt nog het eigen karakter der bevolking in de traditioneele aankleeding harer binnenhuisjes. Want nu, nog heden ten dage, zoekt het meerendeel der menschen er zijn genoegens bij voorkeur in eigen kring, juist daardoor wellicht zijn de binnenkamers er zoo vol oude familieherinneringen, en lijkt menig huisje op 'n miniatuur-museum vol kostbare antiquiteiten, erfstukken van geslacht op geslacht, devoot en met zorgzaamheid bewaard tot op onze dagen.
Typisch voor de Cadzandsche woning is, dat men er letterlijk met de deur in huis valt. In plaats van in een gang, komt men dadelijk in een soort bakkeet, waar men meestal den haard nog terugvindt. Op veel plaatsen is de haard nog in gebruik, en hangt de zwarte "moor" dampend boven het houtvuur.
Dadelijk als men de woonkamer binnentreedt, doet het getemperd licht, dat binnendringt door de blauwe horretjes voor de ramen, sterk-intiem. De regelmatige tik-tak van de ketting-klok is gemoedelijk en typeert de rust. Opwekkend is de glinstering van het koperwerk aan de olielamp boven de tafel en prettig fonkelt het koffie-keteltje op de heldere buiskachel.
Decoratief vindt men er allerwegen de rijk-kleurige porceleinen kommen op de degelijke, breede lade-kasten en pralend prijken op de donker-notenhouten commodes glazen stolpen met bloemstukken. De wanden zijn versierd met verbleekte foto's, waartusschen het portret van de Koningin de eereplaats bekleedt. Als de zon door de ramen speelt, wordt het uitgestrooide duinzand op de roode tichelvloeren als korreltjes goud. Pretentieloos staan de stoelen met rieten zittingen langs de wanden gerijd.
Op de tafel en de vensterbanken sieren kleurige potten met kamergroen het geheel; in 'n hoek aan de zoldering tjilpt 'n sijsje of roekoert een mediteerende tortel. Onder de buiskachel snort 'n grijze kater.
Thuis wordt de anders zoo zwijgzame Cadzandenaar een aangenaam verteller, en de Cadzandsche doet zich kennen als een galante gastvrouw, die evengoed als haar zusters elders in Nederland, de kunst verstaat van een lekker "kommetje" koffie te schenken.
De pronkkamers op de oude Cadzandsche hoeven zijn ware heiligdommen, waar men niet zoo maar toegang verkrijgt. Zij zijn dikwijls vol pracht en praal, met schatten aan antiek. Onder de oude massale kasten vindt men schitterende exemplaren van handwerk-meubileering, en wijst men u stukken huisraad, wier waarde op verschillende duizenden wordt geschat. En trotsch toont u de huisvrouw haar rijke verzameling koperen huisraad: glanzende doofpotten, zwaar-massief koperen ketels, gedraaid-koperen haardtangen, blaaspijpen, tondeldoozen, te veel om op te noemen.
't Spreekt vanzelf, dat ook hier de vloed van allerhande nieuwigheden en andere opvattingen meer en meer terrein wint. Mal doet in deze interieurs het moderne kastje aan van den luidspreker of't fel-kleurige zijden kapje rond een electrische gloeilamp. Het zijn de zekere symptomen, dat noodwendig ook hier het oude door het nieuwe wordt verdrongen. En de geesel onzer dagen dwingt hier ook, zelfs in 'n zeer bedenkelijk tempo. Maar over het geheel genomen domineert nog steeds het eigen, Cadzandsche karakter; huiselijk, gemoedelijk en gastvrij!
GUUST AERNAUDTS.

Bie ons op t durp
't Gebeur nie dikkels, da'k over aere diengen schrieve die om zo te zggen 't durp of mien nie anbelange.
Ja, 'oe gaet dat, je leeft in je durp liek as op een eiland, en de butenwaereld daer 'ei je nie vee mie te schaffen, en dat lees je we in de krante, mae da bluuf toch mae pampier voe ons, das waer.
Mae kiek, a je noe zo ies leest as die vlucht nae Melbourne, dan is 't ies anders, en dan leef je d'r toch een stuitje mie mee.
Ja, ze kun zegge wat a ze wille, en ik bin ik glad nie voe die sportoverdrievieng, mae zo ies, das mooi, dae mo je je pette voe ofneme, en den 'eelen dag e'k de radio dan ok an stae, en ik luustere van eiges naer aller'ande diengen die 'k vroeger gauw ofzetten. De diengen waer a'k vroeger niks voe 'evolen e, dae voel ik noe ok niks voe, mae je luustert er toch nae, wan onderdand en d'r tusschen deur komme die berichten of over den Uiver of 'oe dat dienk 'eet, en das zeker betuwsch, zou 'k zo dienke, en dien vint voe den miekerfoon spreekt 'et glad nie goed uut.
Eest was t'r een juffrouw, die a vee vertelden over druven, en alderleije lekkere diengen 'oe a je die most maeke, mae die most uut den eter van de vrouwe, wan dae wou ze glad nie naeluustere. Ik zegge: ja, mae, mensch, ik mo toch nae de vliegtugen luustere, en d'r was net een bericht of'ekomme, dat den Uiver a bienae an den kop zat, mae neent, ze begreep glad nie wat a'k mie dien onzin wou, zee ze, wan mie je gat op een stoel zitte en dan teglieke deur de locht vliege, daer iesden ze van en da dee ze nooit van z'n leven nie, kiek. En wa ze noe ok praetten deur dien radio, 'eur gong d'r nie in, noe nie en nooit. Uut.
En ze stroopten d'r mouwen op en gieng wee an de waschte. Mae vanzelfs e'k 'n toch wee an'ezet, maer een bit je sochjes, en zo kust ik 'et toch nog 'ooren.
En even laeter kwam Kees Pupe op z'n teejen nae binnen 'eslope, en die stieng d'r van te kieken dat ik zo mae zat te luusteren, wan die z'n vrouwe a 'ezeid : a je da dienk nie ofdraait, dan gaet 'et den 'of in, en jie d'r bie.
Afijn, ik dee ik mae asof de vrouwe d'r alles van wist, en ik zee tegen 'um da'k nie begreep, dat 'n z'n eige zo liet koejeneren, mae toen kwam net de vrouwe binnen.
Zo, zo, zee 'eur, zitte julder wee bie da schreeuwdienk, draait 'n uut, Pier, ik e d'r piene in m'n 'oot van.
Ja, toen most ik m'n eige groot 'ouwe tegenover Kees, dust ik zee niks, alleenig dee ik 'n bit je 'arder speule, wan da mie die piene in d'r 'oot, da kenne m'n a jaeren, die piene kom altied a ze d'r zin mot e.
En Kees die keek mien mie koloogen an, wan die begreep dat nie, da'k zo dust te doe, en de vrouwe zee niks mi en gong weer naer achter. Afijn, je begriept da ze noe op 't durp zegge, da Pier van 't Hof voe niemand uut de wigt gaet.
En om noe op da vliegen vrom te kommen, daer e'k noe toch zovee zinnig'eid in, wan da bin'k noe toch a zo lank van plan.
En da z ok we is 'ebeure, dae ka je vast op rekene, wan as Pier ies in z'n kop 'eit, dan zit 'et er in.
Mae alle menschen bin nie eender.
'Ier op 't durp dienke ze glad nie an die vliegerieje, en loen a'k histere de wet'ouwer Jaep Vreme sprak, toen zee die:
Hu, ik begriepe ik nie, wat a ze in de locht doe. Een mensch 'oor toch nie in de locht, wan dan zou d'n we vleeken 'ekree e.
En m'ó bin toch ok gin visschen, en a je d'r langst den grond kan komme, wa zou je dan in zo'n gevaerlijk dienk doe? Ik bluve ik op den grond, en die z'n nik wil breke, die mot dal mae zonder mien doe.
Ja mae, zee ik, zie jie noe werkelijk 't nut d'r nie van in t Glad gin nut, 'oor, zee 'um. Ik 'ou nie van zukke onverstandige diengen. 'Ier op 't durp zat er histere een jongen op den toren, aUe guus motte noe de locht in en je ziet wat a t'r van terechte komt. En 'um stapten varder.
Ja, a je mie zukke menschen mo rondboesjeneere, da 'ei je 't nie makkelijk. En zo dienke d'r nog mae vees te vee over.
Afijn, ik leve mee mie die kerels, das waer, en de radio gae vandaege nie mi of, a zou 't 'eele durp koppien kriege, dae!
De groetenisse van
PIER VAN 'T HOF.

KOOPDAG
D'echte oude boerenkoopdag
leek ter ziele, en voorgoed;
Zit dan ook het koopdagkoopen
in der Zeeuwen koopsche bloed!
Maar in Axel schijnt de glorie
voor een keer weer opgeleefd,
nu een groote boeren koopdag
duizenden getrokken heeft.
Uit het Noorden, uit het Zuiden,
stroomde staag een koopsch publiek;
Stalling was zeer ruim aanwezig,
en er was ook weer muziek!
Vijftien groote tenten stonden
voor der koopers maag gereed;
't Is behaaglijk om te koopen
terwijl men een broodje eet.
Vijfendertighonderd fietsen
peddelden genoeglijk aan;
En twee honderd auto's eischten
haastig voor hun doel vrij baan.
Dat ~ koopdag levend blijve,
zelfs in dezen crisistijd;
Dat het koopen doe vergeten
alledaagsche narigheid!
Op ten koopdag! Dees traditie
blijve in het Zeeuwsche land;
Toont het allen door te koopen;
Kooplust slechts houdt haar in stand!