Ons Zeeland 1934, Ons Zeeland Panorama, jaargang 1933, nummer 28, 7 december 1934
POLDERVERDRIET
RIJMEN VAN EEN OUDEN HEER
Ick las daer in de krant een lied op Kattendijke,
Daer wilden bose liên met andrer veren prijcken.
Daer wilde men een dorp, ghelegen op het schoonste,
Van oud en ouder her een seer ghesiene woonste,
Uytdelen als de waer, die men in winckels siet;
Ay, wat sulck koopmansspel d'inwoneren verdriet!
Maer nau was 't klaeggheschrei een weinighjen verswonden,
Of siet, weer komt de krant een nieuwe ramp verkonden.. ..
Weer dreigt het wisselspel van vrouw Fortuna's ghunsten,
Een oud en trots bestel met alderhande kunsten.
Nu sijn 't de polderen, die men, ten baet van duyten,
Onsocht en roeckeloos tot één aeneen wil sluyten.
Wat schande komt van dien! Hoe kan men de historie
So tarten onversien, en afdoen aen de glorie
Van ons vermaerd ghewest, dat gans sichself wil blijven,
En, wijl het Zeelant is, als Zeelant wil beklijven!
Zeelant is Zeelant niet, indien niet stoere heren
het polder-wel-en-wee met strenghe hand regeren.
En yeder sijne taeck op sijne wijs volbrenght,
Elck dorp heeft sijn gewoont, dat men deselv' niet menght!
Laet aen het Zeeusche volck den dijkgraef en ghesworen,
Die reê van oud op oud aen Zeelant toebehoren.
Besuynight waer ghe wilt, en spaer op alle dinghen,
Maer laet in Zeelant niet, wat 't Zeeusche is, verdringhen!
Jacoba van Beieren
"De Zeeuwsche schutterskoninginne"
Daar stond in oude tijden te Goes een trotsch kasteel,
Door zijne poorten reden de Ridders, rijk en veel.
De Burchtgravin, zij wuifde hun toe vanuit haar raam,
Haar hart was rein en moedig, Jacoba was haar naam,
En in dat "Slot Oostende", daar dong men naar haar hand.
Met minstreel en geschenken. naar Middeleeuwschen trant.
Daar smeekten vele ridders om hare liefdetrouw.
Want Beierens Jacoba was eene schoone vrouw.
Deze dichtregelen vloeiden uit de pen van een bezoeker, toen hij zich bij het oude Kasteel bevond, even voordat het nog verder werd afgebroken. En waarlijk, hij was niet de eenige, die aan dit kasteel dichtregelen wijdde. Reeds voor ruim 600 jaar schreef de beroemde Melis Stoke er in zijn Rijmkroniek over.
Als heden ten dage een, historiekenner, buiten Goes, die uit oude boeken of gravures het bestaan van dit prachtige kasteel kent, zich begeeft naar de plaats, waar dit eenmaal stond, dan is ongetwijfeld teleurstelling zijn deel en treft het hem, hoe weinig er van dezen Burcht, waar eenmaal Jacoba van Beieren resideerde, over is.
Van de voormalige pracht der zalen en vertrekken is niets meer over. De geheele Burcht rustte op zware en diepe gewelven, thans nog in den kelder te zien. De gebouwen, welke zij onderschraagden, zijn verdwenen. Geslachten bij geslachten, die deze bewoonden, zijn tot het stof teruggekeerd. Op de binnenplaats, waar vroeger de minstreelen de bezetting van den Burcht vermaakten en de stoet der edelen, wanneer hij uit trok, zich opstelde, treft men nu dagelijks een reeks vrachtauto's aan. En menigeen, die hier op dit plein komt, vermoedt niet, welk een historische plaats hij betreedt.
Want groote historische herinneringen zijn aan dit Kasteel verbonden geweest. Herinneringen, niet alleen aan de fiere, machtige Heeren van Borselen, wier doorluchtig stamhuis zich in den nacht der eeuwen verliest en die eeuwen lang aan het hoofd van den Zeeuwschen Adel stonden; niet alleen aan den edelen, ridderlijken held Jan van Beaumont, maar vooral aan die beklagenswaardige Vorstinne, wier avontuurlijk leven en treurig lot haar een onvergankelijke beroemdheid hebben verzekerd, en die nog altijd blijft voortleven in de heugenis des volks, dat althans haar naam in eer houdt, ook waar het van haar daden luttel weet: Jacoba van Beieren.
Evenals haar vader schijnt ook zij voor Goes eea bizondere voorliefde te hebben gekoesterd. Althans reeds in het eerste jaar harer regeering schonk zij aan het open vlek stadsrechten, en, wat geen goede stad mocht ontbreken, muren en wallen. En toen zij later, na een veel bewogen leven, eindelijk den strijd tegen haar overmachtige vijanden moede, van de Regeering afstand had gedaan, hield zij vele malen haar verblijf op den Goeschen Burcht. En al was zij nu geen gebiedende Vorstinne meer, toch haar nog altijd genoeg van den vorstelijken luister, om den Burcht, waar zij vertoefde, tot een hofburcht te maken, die zeer zeker een beeld vertoonde van den schitterenden luister van het hofleven der 15de eeuw. Het bestek van deze schets laat niet toe, een tot in alle bizonderheden afdalende historische beschrijving te geven van haar lotgevallen en die van haren Burcht. Toch voeren wij u in gedachten naar een episode uit haar verleden terug.
't Was op een mooien dag van het jaar onzes Heeren 1428.
Er heerschte een gezellige drukte in de stede Ter Goes, die zich om den Burcht Oostende concentreerde. De vreemdeling, die Goes binnenkwam, werd al spoedig op de hoogte gebracht, wat hiervan de oorzaak was. Er zou n.l. op den Burcht van Gravin Jacoba van Beieren een opschote plaats hebben, en hiervoor was zeer groote belangstelling.
De Graven van Zeeland hadden, teneinde in hunne landen goede boogschutters aan te kweeken, reeds in de vorige eeuw het behandelen van het krijgstuig tot een voorwerp van ontspanning gemaakt, en bij het gaai- en vogelschieten, waaraan zij zelve deelnamen aanmerkelijke prijzen aan de overwinnaars uitgeloofd.
Natuurlijkerwijs gaf dit aanleiding tot herhaalde wedspelen, tot welke de edelen en genoodigden bijeen kwamen. Behalve op de fraaie uitgeloofde prijzen was men bovendien ook zeer gesteld op den titel van "Schutterskoning", welke gold als de hoogste eer, die men behalen kon.
Op genoemden dag was de belangstelling toch grooter dan anders. Het gerucht had geloopen, dat de in Ter Goes zoo beminde Vorstin Jacoba van Beieren zich voor dezen wedstrijd had doen inschrijven als deelneemster. Daar men wist, dat zij zich vaak op het binnenplein oefende, was men zeer belangstellend voor dezen komenden kamp.
Nadat eerst een rondgang door Goes was gemaakt - naar de zede dier dagen, opdat ieder kon zien wie er naar den koningstitel meedongen - kwam men op de kampplaats aan. Daar stelde men zich bij het doel op. De kamp regels werden voorgelezen en de strijd nam een aanvang.
Als het de beurt van de Edelvrouwe is, treedt zij naar voren. Krachtig vat zij den boog, legt met berekend overleg aan, schiet en, onder luide toejuichingen valt de vogel door een welgemikt schot neer Jacoba van Beieren was voor het jaar 1428 Zeeuwsche schutterskoninginne.
Groote vreugde heerschte er in de stede Ter Goes. Thans ging niet een der Hollandsche Edelen met den Koningstitel strijken, maar bleef de titel in het Zeeuwsche gewest. Hartelijk werd de vorstinne gehuldigd, door de aanwezige Edelen en doelgenooten.
Spoedig had zich het gerucht in den omtrek verbreid en een groot aantal vrouwen uit Zuid-Beveland, in korte jakjes en lange rokken met witte voorschoten, naar de zeden van dien tijd gekleed, kwam naar den Burcht Oostende en bood de nieuwe schutterskoninginne huldigingsgeschenken aan. De eenvoudige hulde verrukte Jacoba zeer, en in de blijdschap haars herten beloonde zij de ingezetenen van 's Heer Hendrikskinderen, Wissekerke, Baarsdorp, Sinoutskerke en 's Heer Abtskerke vorstelijk, door hen den rijkdom der Vlas-tienden te schenken. Door deze daad kreeg haar overwinning nog een hoogere beteekenis. Deze dag was een blijde dag voor Jacoba, die steeds sterker aan de Zeeuwen gehecht werd. En in de historie- boeken werd haar titel vastgelegd.
Is het wonder, dat, toen 85 jaar geleden te Goes een Schuttersgild werd gesticht - na opheffing der z.g. middeleeuwsche schuttershoven - het Jacoba van Beieren tot patrones verkoos? Neen immers, want aan haar, die 's konings vogel schoot, werd eere toegebracht. Goes - Jacoba van Beieren - Slot Oostende, ziedaar èèn onverbreekbaren band.
En Jacoba van Beieren zal in deze Zeeuwsche stad nooit vergeten worden, want:
"Zoo lang Jacoba's naam, in 's lands geschiedenis," Zoo rijk aan roem en deugd, voor 't nakroost blijft geschreven. "Zoo lang zal ook haar naam in onzen boezem leven," En leven als een naam, die allen heilig is.
Goes, 1934. A. M. WESSELS.
Vlissingsche plaatjes bij een Sint Nicolaaspraatje
Het zijn geen prettige omstandigheden, waaronder dit jaar 't St. Nicolaasfeest gevierd moest worden. De "nood der tijden" is nijpender dan op eenig moment sinds den grooten krach in 1929. Ook voor Vlissingen, waar de werkloosheid de laatste weken weer sprongsgewijze toenam en de gemeente-financiën op het critieke niveau der noodlijdendheid zijn aangeland. Maar wie den moed verliest, verliest alles. De wereld leert zoo langzamerhand haar zenuwen beter in bedwang te houden. Men kan althans symptomen aanwijzen, die daarop duiden. En dat is van groot belang. De menschheid schiet er meer mee op, dat zij de tanden op mekaar weet te zetten, dan dat zij zich in 'n wanhoopsstemming laat afglijden. Ten slotte zal toch eens de dageraad van een betere periode weer aanbreken. En wellicht wordt dat proces juist bevorderd door het bijten op de tanden.
Dit waren zoo ongeveer de gedachten, die bij ons opkwamen, toen we een dezer dagen, met het vooropgezette doel wat kopij voor een St. Nicolaasstukje te verzamelen, het vertier in Vlissingens winkelstraten gadesloegen. Het is altijd heel moeilijk ten aanzien van dingen als deze vergelijkingen te trekken; vergelijkingen dan met vorige jaren. Zoo op 't oog leek die drukte niet geringer, eerder grooter dan vroeger wel eens. Maar - flaneeren langs de ramen der etalages met haar keur van allerhande artikelen (eetbare en niet eetbare), geschikt voor St. Nicolaascadeaux, beteekent nog lang niet: koopen. Diverse winkeliers zullen matig tevreden zijn, sommigen bepaaldelijk ontevreden; slechts enkelen - maar ze zijn er dan toch nog - vinden, dat het profijt van de St. Nicolaasdrukte 1934 er mee door kan.
De donkere dagen van eind November en begin December, hoe fleuren ze op door het feest van den goeden Sint. De donkerste periode van het jaar, ze zou eens zoo donker zijn, als daar niet het vertier was rond een schoone legende. Kinderharten in popelende verwachting van den "koek" met bijwijlen - 0, dat slechte geweten - de bange gedachte aan de "gard". Ouders, broers en zusters, vrienden en vriendinnen met duizenderlei geheime verrassingen in verborgen hoeken; geknutsel en geborduur en wat niet al, waar de naasten geen weet van mogen hebben. Eén groote, prettige doening met als grondtoon een onsterfelijke spreuk: het is zaliger te geven dan te ontvangen. Maar hier in volmaakte wisselwerking; die geeft, zal ontvangen, die ontvangt, zal geven.
En niet alleen het traditioneele "suikergoed en marsepein", al zijn dat lekkernijen, die zoo iets als attributen van het Sinterklaasfeest werden. In deze tijden heeft het accent zich verlegd. (De traditie, in welk opzicht dan ook, begint steeds meer terrein te verliezen.) Wij, moderne menschen, hebben de beschikking gekregen over tallooze artikelen, die luttele jaren terug voor de meeste beurzen taboe waren. Ook de inhoud der Sint Nicolaaspakjes geeft daarvan een afspiegeling; ondanks crisis en crisiszorgen. Suikergoed en marsepein: zet er maar voor in de plaats wat u wilt, van saucijsjes tot radiotoestellen; van sinaasappelen tot geëlectrificeerde kinderspoortreinen, met gloeilampen op de locomotief en met ingewikkelde seintoestellen, die men zelf kan maken uit een mecano-doos.
Wat staat en ligt er al niet in de duizend-en-één etalages ten toon gesteld. Een formidabele techniek, een tot het uiterste gerationaliseerde industrie heeft een keuze mogelijk gemaakt uit een ontelbare hoeveelheid artikelen, veelsoortig om van te duizelen. Wie er dezer dagen maar eens op uit ging, om voor kinderen of ouders, voor broers of zusters, voor vrienden of vriendinnen iets te koopen, zonder vooraf te weten wàt precies, kan te kust en te keur gaan, natuurlijk naar 't vermogen van zijn portemonnaie. En dezulken zijn er altijd heel wat, naast degenen, die wel zoo ongeveer weten, wat ze willen, doch die dan er op uittrekken, om in een bepaald genre of van het een of andere specimen "het beste tegen weinig geld" op den kop te tikken. Of dit altijd lukt, daarover zullen we 't niet hebben (de verbeelding doet soms ook wat) maar in elk geval dragen zulke speurtochten bij tot (aangename) verhooging van de bedrijvjgheid. Het is vaak een psychologische studie, heimelijk menschen gade te slaan, die in tweestrijd staan over 't koopen van een artikel. Velerlei aandoeningen, al naar gelang van aanleg en karakter, weerspiegelen zich op 't gezicht. De een bijt op zijn vingers, de ander trekt aan zijn oorlel, of voelt zijn neus aanhoudend jeuken. Ach, onze gewoonten, die soms zooveel verraden. ...
St. Nicolaas-bedrijvigheid in haar verschillende aspecten, 't is altijd weer interessant: een troepje kinderen, watertandend voor een etalage met chocolade-lekkernijen; een verloofd paartje, waarvan de hij er maar ten halve in slaagt, belangstelling te huichelen, voor wat zij zoo in-interessant vindt; een klein joggie, vol opgetogen bewondering voor een prentenboek: "Koop 't maar, pappie," een aantal schoonen, die machtig veel pleizier hebben, altijd om een nietigheidje. En zoo kan men doorgaan. 't Is altijd de moeite waard, zijn oogen den kost te geven, ook als het foto's betreft. Zelfs etalage-poppen hebben nog wel iets tezeggen. Men kijke maar eens goed naar de plaatjes hierbij.
Sluische vertelsels door Guust Aernaudts
DE ZOT
Siemke Tijtgat en Arjaan de Vuist waren 's morgens met de tram naar Brugge gereden.
"Naar de markt," hadden ze tegen hulder vrouwen gezeid, maar in de stede van Memlinc liepen ze twintig staminees af en dronken er groote vazen.
"'k Krijg honger," zei Arjaan, die vervelend wierd.
"Ik ook," zei Siemke. Ze traden 'n taveerne in de Steenstraat binnen en zetten hulder aan 'n tafeltje.
"Bestel gij maar drank, Arjaan, ik zal het eten ne keer gaan bespreken. Ze kennen mij hier goed, 't zal nog 'n paar frank profijt zijn."
Hij liep naar achteren, terwijl Arjaan twee bakskes commandeerde. Siemke Tijtgat schoot zich recht naar de keuken. Hier liepen drie, vier serveuzen druk weg-en-weer met schotels en schalen; de slippen van hulder witte schorten waaiden flappend open.
"Roept den patron nen keer," zei Siemke. De kaal-koppigen taveerne-houder kwam. "Zie ne keer!" fluisterde Siemke. "Ik en mijn kameraad willen 'n beetje eten, maar ge zoudt ons best in 'n kamerke alleen steken. Ge moet weten, dat mijn arme vriend niet al te wel in 't hoofd is. Hij doet daarom geen mensch kwaad, maar 't is toch beter dat ik het u zeg. Als de meiskes het eten brengen, moeten ze maar sjuust gebaren of ze hem niet zien. Ze moeten alles maar bij mij zetten; ik zal het dan met hem wel vinden ja, ja, doet er maar 'n fleschke wijn bij; ja, ja, en blomkooltjes!"
In de gelagkamer zaten ze nog tien minuutjes te wachten, tot een van de meiskes hun kwam vragen, of de heeren wilden komen. In 'n kamerke achter de staminee werden ze binnengelaten.
"'t Begost tijd te worden," zei Arjaan. "Voor watte?"
"Ah, van te eten van eigen!"
De soep werd gebracht, en Siemke Tijtgat voorzag zich rijkelijk, impassant Arjaan zich vergaapte aan 't blozende kriekske van 'n serveusje. Hij bespeurde, dat ze bij de deur nog 'n vluchtigen, vreemden blik naar hem wierp, en dit deed z'n hart van vreugde sneller kloppen. Te laat kreeg hij in de gaten, dat Siemke Tijtgat al de ballekes uit de soep had gevischt.
"Ah, gij sakkerschen slok-op," schold hij.
Achter de soep brachten twee meiskes gebraden haantjes met salade. Ze liepen in nen wijde bocht rond Arjaan's stoel en plaatsten den schotel met de gebruinde boutjes en de fleurige groene sla, bepereld met bloedroode stukskes tomaat en overgoten met goud-gele mayonnaise, neer bij Siemke Tijtgat, die zich weer rap van de beste brokken bediende. Arjaan intusschen zat als betooverd door dat zonnige, hemelsche, wonderschoone serveusje. ...
"Hier!" zei Siemke en hij duwde hem de vleeschschotel onder zijn neus. Arjaan moest zich weer kontent stellen met wat magere stukskes van de karkas. Hij gluurde ne keer kwaad over 't rijkvoorziene bord van Siemke, maar ie zei niks. "Wacht maar, ventje,"
dacht hij, .,'k zal oew straks ook wel ne keer te pakken hebben!" Toen de aardappels met biefstuk en bloemkool werden gebracht, zag Arjaan, dat, het bloedige deerntje ne keer van verre naar hem lachte. Het was 'n braàf meiske met 'n goed hart, en ze had compassie met diejen armen duts en 't was pertanten zoo'n ferme vent. Dit lonkske zette Arjaan in vuur en vlam.
"De die zal ik straks ne keer in mijn arms nemen!" verzekerde hij Siemke, en hij pikte in 'n aangebrand biefstuk.
" Verrekt! vrete gij 't vandage al op!" schoot hij uit.
"Ssst! Sst! Arjaan!" kitste Siemke.
"Ge zijt ne poefzak!" oordeelde Arjaan De Vuist dul.
Toen eindeling het schoone blondje het dessert bracht, moest zij willens of nillens Arjaan's vuil telloortje wegnemen. Bang-weg reikte zij langs hem heen, maar ja! Eer dat Siemke Tijtgat er erg in had, had Arjaan toegegrepen, en daar drukte hij het schruwelende meisje haast halfdood in z'n pezige armen.
"Help! Help!" schreemde het kind.
Op het gerucht verschenen dadelijk de andere serveuzen en de kaalkop van den herbergier.
"Is 't gedaan!" dreigde deze, en hij nam 'n stoel en ging er mee voor Arjaan staan. "Is 't gedaan!" riep ie nog ne keer.
Arjaan liet los en keek betetterd in 't ronde. De herbergier had n kop als n ka1koen en 't blondje begon te snikken.
"Ge moest opgesloten zitten, gij!" snauwde de kaalkop grimmig.
" Tut-tut-tut!" wou Arjaan zachtjes sussen. Dan schoot Siemke Tijtgat in nen daverenden lach.
"Worde gij zot?" vroeg Arjaan koleirig.
Bie ons op 't durp
Ik a d'r glad nie over wille schrieve. D'r bin diengen. dae schrief je nie over, nie omdazze onfersoendetijk bin, wan dae schrief je van eiges nie over, maer alla, omdazze noe nie zo 'eschikt bin, za'kmae zegge. Mae noe twi lezers van Ons Zeeland vraege, waevoe ik vlee weke nie 'eschreve e, noe mo'k t'r toch as fersoenlijk mensch we mie voe den dag komme.
Neent, zieke bin 'k nie 'ewist, liek a dien eenen 'ewogen 'eit. Glad nie ok, Pier is in de beste 'ezondheid.
Neent, en d'r is ok gin ruzie mie in den raed 'ewist, da'k daerdeur nie eschreven zou e.
Das allemaele d'r neven. Mae wat a t'r dan 'ebeurd is' Ik za 't je mae zegge. Kiek is 'ier, die stiksjes voe Ons Zeeland, die schrief ik altied om twi ure. Om drie uur gae ze dan mie de post mee, en da kan persies. Ik kan alleenig mae werke a 't mot, en daevoe wacht ik altied tot op 't leste.
En dat a'k noe ok 'edae, mae toen a'k m'n pempier vol'escbreven a, toen riep t'r iemen an de deure, dust ik gae buten, en dat was een van de buren, Jewannes van Lena, die most m'n even e. Afijn, dat wier a gauw een stief kertiertje, en ineens docht ik an m'n stik da nog mee most, dust ik laete Jewannes stae, en ik gae binnen.
En binnen zit Kees Dummen mie de vrouwe, en ik e zovee jacht, da'k t'n nie eens goeiendag zegge, maer ik vliege nae de taefel, en kiek : 't stik is t'r nie mi.
Vrouwe, 'ei jie m'n stik nie 'ezie"? vroog ik, mae de vrouwe zee: bel neent, 'eit dat dan 'ier 'elege"? en ik zee: bel jaet, en noe is 't 'et vort, en 't mo' mee, en wae kan dat noe weze"?
Afijn, wulder krauwe 't 'eele 'uus omvarre, mae gin stik, nergest nie te vinden.
En 't viel mien op, da Kees glad nie mee zocht, en 'um zee mae niks ok, en 'um zat bie de schouwe, en 'um a zo'n rooije kop, dat ik vertrouwden 't nie, dat 'ei je soms, da ie ineens voelt dat een aer d'r alles van weet.
En ik zegge dus: Kees, 'ei jie da pempiertje ok nie'ezie' Afijn, de vrouwe voelden ok da d'r ies 'ebeure gieng, wan ze zocht nie mi, en m'n keke altebeije oae Kees, en die zag zo rood as een kole, en wis z' n eige nie te draaien of te keeren.
Afijn, eindelienge stotterden zo'n bit je: ja, neent, afijn, noe a je d'r nae vraegt za'k et mae zegge mae 't is t'r toch nie mi. ..ik weet ik ok nie, of dat noe sjuust da pempiertje was dat a je zoeh Afijn, ik wier da beu, en ik schreeuwden: Kees, de post gaet over twi menuten, zei noe in ieder geval waer a je t' elaeten 'eit.
Ja .... ja .... baes, zee Kees, zukke diengen ku j'eigenlijk nie vertelle, maer ik bin d'r net even naer achtere 'ewist, afijn noe begriep je't we.
Ja, wulder begrepen 't, en julder ok we, dienk ik. Ja, en daer a'k noe glad nie over 'eschreve a t' nie naer 'evraegd was, ja, dan mot je, dat is noe zo.
Dust ik a die weke niks mi te stieren, wan 't was toch te laet 'ekomme, en das noe de reden.
Dust je begriept dat ik t'r niks an kust doe, maer alla. waverbie is, is verbie, en ik dienke zo bie m'n eige, da Kees nooit mi tegen den driejen za komme, a t'n ooit nog komt.
Mae die vint is zo stom as 't achterende van een verke, en noe 'ei t'n 't zelfs op 't durp verteld, en noe lacht 't 'eele durp t'r om.
Afijn. 't durp lacht toch, mae 't is kwaed ok, wan dien ousten wet'ouwer 'ei wee is ies nieuws uut'edocht. Die wil altied de centen mae in de kouse 'ouwe, en noe is t'r bie ons een mooi plekje, waer a de vremdeliengen vee komme, en daze vreed mooi vinde, el' 't is ok mooi, en da plekje dat wier van de gemeente, en iedereen was blieje, wan ze dochte: noe komt er we een plensoen van, mae weet je, wat a't geworren is? 't Wier een plekke voe al 't vuul van 't durp!
Je begriept, dae bin de menschen glad nie over te spreken, en d'r is nog vee meer 'ebeurd ok, en dan komme ze bie mien vraege, wat a t'r an te doen is, mae dan zeg ik altied : Maek je toch nie zo drok, d'r komme ommes kommende jaer verkieziengen?
Kiek, das de meniere. Nee, d'r bin menschen 'ier in de gemeente, die d'r alleenig voe voele, al de verruutgang in de wigt te stae, en das erg. En 't is nog dom ok.
Afijn, je kan dae lank over praete, mae 't is bienae drie uren, en m'n slute tot kommende weke. De groetenisse,
PIBR VAN 'T HOF.
Zeeuwsche Omroep
Hallo! hallo ! hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertellen van berichten, in welken vorm ook, is geoorloofd.
Men meldt ons uit Goes, dat op het politie-bureau als gevonden voorwerpen een zwart-bont kalfje, een mandje met bokking, een vleeschmolenlje, een reserve-wiel van een auto, vier portemonnaies met inhoud en een "Vliegende Hollander" zijn gedeponeerd. Na zorgvuldige overwegingen is het vleeschmolentje naast het kalfje gezet; het reserve-autowiel tegen den "Vliegende HolLander" en heeft men het geld bij de visch gelegd!
Tot on~e groote voldoening kunnen wij namens het departement van Binnenlandsche Zaken mededeelen, dat voortaan de Zeeuwsche landarbeiders ook profiteeren mogen van het rundvleesch in blik.
Tot dusver meende men in Den Haag, dat landarbeiders voldoende hadden aan het kijken naar rundvleesch in huid.
De Brabantsche verpleegster, die de laatste weken zich amuseerde met het in de luren leggen van volwassen Zeeuwsche taxi-chauffeurs, is door de Justitie in het Huis van Bewaring te Middelburg opgesloten.
Daar heeft zij nu alle gelegenheid om "verband te leggen" tusschen die eenzame opsluiting en het gezellig uit toeren gaan van voorheen!
De gemeenteraad van Ierseke heeft besloten, de honden- en de straatbelasting te verhoogen. Dit naar aanleiding van den ministerieelen wensch om de burgers niet meer zwaarder te beproeven.
Te Aagtekerke heeft de propagandist van de provinciale vereeniging tot verbetering van het geitenras de voordeelen uiteengezet van het houden van geiten.
Iederen Zeeuw wekte hij op om in deze crisistijden die bron van inkomsten aan te boren.
De handel in melkgieten en drilboren is plotseling buitengewoon levendig geworden.
Met de vereeniging tot bescherming van dieren is men jn onderhandeling, om chloroform voor geringen prijs te bekomen.
Bij de politie te Oost- en West-Souburg is aangifte gedaan van vermissing van een rijwiel, dat het laatst voor een café aan de Kanaalstraat is gezien.
Geen alcohol bij snelverkeer!
Uit de Zeeuwsche hoofdstad vernamen wij, dat verschillende oude mannen- en vrouwenhuizen een nadeelig slot hebben.
Gedeputeerden willen nu een verordening maken, waarbij verboden wordt, dat men bij huiselijke feestjes in die inrichtingen het "Lang zullen ze leven" aanheft.
Men schrijft ons uit Veere, dat j.l. Maandag 3 Dec. voor de laatste maal de gemeenteraad in de Vliegloods vergaderd beeft.
Men begon Last van de Uiverkoorts te krijgen.
Op Sinterklaas heeft Goes zijn nieuwen burgemeester gekregen. Geruchten dat Zijn EdeLachtbare bet eerst waargenomen is in 'n klomp onder de scbouw in 't gemeentehuis zijn onjnist !
Tot de volgende week, dames en heeren!
Zeeuwsche Sport
Regen op een Zondag, welke bestemd was om te worden besteed aan de voetbalsport, geeft meer booze gwchten en slechte humeuren dan zelfs een verregende vacantiezondag zou kunnen veroorzaken. De eerste Zondag van December is totaal verregend. Vele vergeefsche reizen zijn gemaakt, zoowel door clubs als door scheidsrechters. Op alle velden het zelfde beeld. Eenige clubbestuurders omstuwen den scheidsrechter, onderzoekend de consistentie van het veld en negeerend den traag doorsijpelenden regen, zoo af en toe afgewisseld met fel striemende vlagen. Het veld schijnt den doorslag te moeten geven en dat gaat in sommige gevallen, maar de meeste velden zijn ook na den velen regen nog bespeelbaar, omdat we een droge periode gehad hebben. En hoewel men de regenvlagen als niet aanwezig beschouwde, omdat we immers zoo kinderachtig niet zijn. is toch de hoop van menig penningmeester daarop gevestigd, om afkeuring te krijgen. In de meeste gevallen is het gelukt en heeft de scheidsrechter de spelers niet aan dit weer willen blootstellen. 't Resultaat: één lachende partij, de thuisclub, die zich bijna den recettebuit zag ontgaan van een wedstrijd en één huilende partij, de bezoekers, die een dure reis maakten en nog eens terug moeten komen.
De op allerlei beschermde plekjes nog samenscholende supporters, die, ondanks het feit, dat ze het "van tevoren wel geweten hebben", toch maar eens zijn komen kijken, blijven bij de keuringsplechtigheid op eerbiedigen afstand en wachten nat en gelaten het vonnis af. Als de scheidsrechter zegt, dat er gespeeld zal worden. Zullen zij zich nog natter laten regenen, dan ze al zijn. Dat zijn degenen, die men uitscheldt voor voetbaldwazen en die de club zijn trouwste supporters zal noemen. Een verschil van appreciatie.
Keurt de scheidsrechter de zaak af, dan willen ze dit bericht met vreugde ontvangen, omdat de kachel en de radio tenslotte meer behagen geven, maar toch zal er nog een enkele beweren, dat "het nu wel een beetje regent, maar dat het veld toch wel bespeelbaar is".
Op de traditioneele St. Nicolaasverrassingen moeten we dus wachten tot volgenden Zondag. Daarom zullen we ons vast op de wedstrijden van 9 December concentreeren. Immers, de spelers moeten zich ook al inleven in wat hun a.s. Zondag te wachten staat, waarom zal het voor den supporter niet noodig zijn?
Laat ons ook eens iederen dag enkele oogenblikken in onze gedachten meeleven met, wat we den volgenden Zondag te zien zullen krijgen. Dan zullen we als meer bekwame supporters aan het lijntje verschijnen en zullen we direct in de noodzakelijke sfeer zijn om vanaf de eerste minuut onze favorieten aan te moedigen met al de kracht, welke we bij elkaar geconcentreerd hebben. Neen, lezer, we spotten er niet mee. Kijk maar eens naar onze elf "kerels van Lotsy". We beloven u. dat hiermee heel wat door des heeren Lotsy's concentratie-theorieën bereikt is. "En Milaan dan," zegt een pessimist. Wel, heel eenvoudig. Italië wilde ons niet in Rome hebben, al zongen we het ook nog zoo hard, dat we er heengingen en daarom heeft de almachtige Duce de tegenstanders en den scheidsrechter zoo geweldig geconcentreerd, dat we het in concentratie dezen keer moesten afleggen.
9 December. De dag van de eindwedstrijden om de Z.V.B.-bekers. Terneuzen. Zierikzee en Middelburg zullen elkaar treffen in het Tournooi A. Wie zal de zilveren schaal veroveren dit jaar? Het ligt het meest voor de hand, dat Middelburg de beste kans heeft, maar het kan best zijn, dat Terneuzen, spelend in den goeden vorm van de laatste weken, laat zien een cup-fighter te zijn. En wat zou er voor de Zierikzee-ploeg mooier zijn, dan hier nu eens een beetje roet in het eten van de beide tweede klassers te komen gooien? Hoewel het vergallen van iemands genoegen niet de meest bewonderenswaardige bezigheid is, zou het voor Zierikzee dezen keer een zeer eervolle prestatie zijn en niemand zou het deze ploeg uit sportief oogpunt of wat ook, kwalijk nemen.
In Tournooi B. zijn het Corn Boys (Sas van Gent). Eiland-Boys (Vlissingen) en Zierikzee 2, die strijden om de eer. Het lijkt ons het meest voor de hand liggend, dat Eiland Boys met de eer gaat strijken. De Corn Boys echter vatten het als eerezaak op, om een zoo goed mogelijk resultaat te bereiken. Wie nu eens de sterkste ploegen uit enkele Z.V.B.-districten wil zien spelen, heeft daartoe een schitterende gelegenheid. Zierikzee 2 is één van de sterkste Z.V.B.-ploegen van Schouwen-Duiveland, Eiland-Boys speelt de hoofdrol in de 1e Klasse van Walcheren en Zuid-Beveland, terwijl Corn Boys een woordje meespreekt in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen.
De gewone competitie-wedstrijden in Walcheren zijn geducht ingekrompen in verband met de Z.V.B.-wedstrijden. Vlissingen gaat een lastige klip, naar we hopen, omzeilen in Roosendaal. Alliance moet door Vlissingen overwonnen worden, als we de onderlinge ranglijst-verhouding bekijken, maar toch moet Vlissingen oppassen. Zeelandia geven we in Breda tegen de ploeg van dien naam niet al te veel kans op een overwinning.
Vlissingen 2-De Zeeuwen is weer eens zoo'n derby, waarvan weinig te voorspellen valt. Breskens ontvangt Hulst en kon best de Hulst-ploeg eens een kwaden middag bezorgen. Axel zal Sluiskil weinig kans op winst geven en we verwachten niet anders dan een gemakkelijke Axel-overwinning.
Terneuzen 2 zal Oranje niet veel kans geven en baas in eigen huis blijven, dunkt ons.
De voor de derde klasse B. vastgestelde wedstrijden moeten worden uitgesteld in verband met de Z.V.B.-bekerwedstrijden.